m IlwMifi- LaiibBiiDM NALE MILITIE. I n w ij d i n g Donderdag 30 September 1897. 41ste Jaargang Ho. 3243. Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel. PLAATSELIJK NIEUWS. Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Zaterdagav ond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden advertentien in het eerstuitkomend nummer geplaatst. ingezonden stukken één dag vroeger. Eurean: SCEAGElï, liaan, 4. UitgeverP. TRAPMAN. Medewerker.1. WIX R E L. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. advertentien van L tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct, Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. GemeenteSchagen. Bekendmakingen. LOTING van de herbouwde, op 29 Au gustus 1895 afgebrande Kerk onzer Hervormde gemeente, op Zondag 26 September 1897. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente SOHAGEN Brengen, ter voldoening aan het tweede gedeelte van Art. 28 der Wet op de Na tionale Militie van den 19den Augustus 1861 (Staatsblad No. 72), voor de eerste maal ter kennisse van de belanghebbenden, dat do loting van de in 1897 voor de Na tionale Militie ingeschrevenen, overeenkom stig de ontvangene aanschrijving van Zijne Excellentie den Heer Commissaris dezer Provincie, dato 2 September 1897, No. 8/2146 M. S., zal plaats hebben op den 18den October a. s., des namiddags ten 121/, ure, ten Raadhuize dezer gemeente, en worden zij, welke daaraan moeten deel nemen, gelast, om op den bepaalden tijd aldaar tot dat einde aanwezig te zijn, of, bij verhindering, zich aldaar door hun va der, moeder of voogd te doen vertegen woordiger). Alsmede dat, overeenkomstig Art. 34 van gemelde Wet, dadelijk na de trekking van het Nummer, de redeuen van vrijstel ling, welke de Ingeschrevene mocht heb ben, moeten worden opgegeven. Indien hij vermeent, vrijstelling te kunnen erlangen wegens Broeder- dienst of op grond van te zijn e eni ge wettige zoon, zsl hij op Vrijdag den 22 October a.s., des voormiddags ten 10 ure, in het Gemeentehuis moeten ver schijnen, vergezeld van twee bij den Bur gemeester bekende en ter goeder naam en faam staande meerderjarige ingezetenen, die de vereischte getuigenis kunnen af leggen en het aldaar op te maken ge tuigschrift onderteekenen. Wanneer hij aanspraak maakt op vrijstelling wegens b r o e d e r d i e n s t, zal hij mede voor zien moeten zijn van zijne geboorte-acte en van de geboorte-acten van al zijne nog in leven zijnde broeders, alsmede van de zakboekjes of paspoorten van gediend heb bende broeders. Bij overlegging van laatstgenoemde stuk ken zullen door den Burgemeester bij den Kommandant van het korps, waarbij zijn broeders dienen of gediend hebben, wor den aangevraagd de bewijzen van werkelij- ken dienst of een uittreksel uit het Stam boek. Schagen, den 28 Sept. 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. Schagen, 29 September 1897. Een buitengewoon talrijke schare, waar onder zelfs belangstellenden uit omliggen de gemeenten, was zondag opgetogen naar ons nieuwe kerkgebouw. Is dit kerkge bouw als bouwstuk uitwendig een siemd onzer gemeente, inwendig getuigt het niet minder tot lof des ontwerpers en der ma kers, en draagt, dank zij zijn sonoren stijl en deftige gewelven, eeD intensief protes- tantsch karakter. Aan den WelEerw. Zeergel. heer Ds. A. "W. van Kluijve, Predikant onzer Her?, gemeente, was het gegeven, ook in deze godsdienstige bijeenkomst, voorname lijk gewijd aan de inwijding van ons Huis, ztjne gemeente te leiden en toe te spreken. Wij begrijpen het, dat de heer t>. Kluijve bet zich tot eeue vreugde toerekende, dat em deze dag geschonken was. Zeker, den Vorst zijn paleis, den Tribuun zijn spreek gestoelte, den Leeiaar zijn kerkgebouw. e plaats, waar jje eel)e8 geestes zijn, samenkomen ooi door des Leeraars woord naar den geest opgevoed te worden. De toespraak, welke de heer v. Kluij ve vastknoopte aan dan tekst van het door het mannenkoor, gezongen lied van Von Beethoven, luidde als volgt Het is M. H.in een opgewekte stem ming, dat wij heden morgen herwaarts zijn gekomeD. Een gevoel van vreugde doorstroomt ons, nu wij ons eindelijk mo gen nederzetten binnen de muren van 't gebonw, naar welks voltooiing wij reeds lang met verlangen hebben uitgezien. Wij begeerden terng te keeren naar de plek, van waar 't vuur, dat onze oude kerk ver teerde, ons onbarmhartig had verdreven. En geen wonder! Want wij zijn gehecht aan de plaats, waar ons oude kerkgebouw meer dan vierhonderd jaren had gestaan en ook onze vadereu hebben aangebeden en al zullen er op dit oogeoblik velen in uw midden zijn, die met weemotd terug denken aan bet oude gebouw, dat hnn zoo lief was, omdat er zoovele dierbare herinneringen voor hen aan verbonden waren en zij er menig uur van hongen ernst hebben doorleefd, zij deelen nochtans in onze voorliefde voor de plek, die voor ons de wijding heeft der eeuwen. Intusschen, als wij uiting geven aan ons gevoel van vreugde, willen wij nochtans niet ondankbaar zijn. Wanneer wij terug zien op de twee jaren, die achter ons liggen, dan geschiedt dit niet met een zucht van verlichting, als waren die jaren een tijd van groote ontberiug voor ons geweest. O neen 1 Hoe eenvoudig ons hulplokaal in zijn uiterlijke verschijning ook w.s het beett gadurende die twee jaren op uitstekende wijze aan de behoeften van ons godsdienstig samenzijn voldaan. Wij gevoelden er ons thuis en dat gevoel kwam over ons van den eersten dag af, dat wij het in gebruik mochteD nemen. Niets was er, dat ons belette om er te komen in die gewijde stemming, waar naar 't godsdienstig gestemde hart ver langt en bij al 't goede, dat er gewerkt is en moge 't veel zijn geweest, o Godis daar zeker versterkt onze protestantsch-christelijke overtuiging, dat onze vereering van God aan tijd noch plaats gehouden is; dat de Allerhoogste niet woont in tempelen, met menschen- aanden gemaakteu is 't levendig lot ons besef doorgedrongen, dat onze aan bidding van God een aanbidding in geest en waarheid moet zijn. Wij konden er arbeiden aan den bouw van ons inuerlijk geloofsleven, aan de versterking van den band van persoonlijke gemeenschap met Goden er de overtuiging wekkeD, dat niet in plichtplegingen en ceremoniën, maar in een rtiaen levensw.\ndel en in liefdevolle overgave van ons zeiven aan de menschheid eu onze levenstaak de vroomheid des harten aan 't licht moet treden. Nochtans wij verkeeren in een feestelijke stemming, nu wij voor de eer ste maal iu ons nieuwe, schoone kerkge bouw zijn saamgekomen. Zeker, wij hou den verre van ons elke gedachte aau de bizoudere heiligheid dezer plaats't is niet Gods huis, maar ons huis, dat aan onze behoeften moet voldoenmaar toch zoover gaat de nuchterheid van onze opvat ting niet, of wij erkennen 't vertoont een bepaalden stempel't heeft een zeker gewijd karakter, dat 't aau zijn bestemmiog, aan zijn doel ontleent. Wanneer wij er ons ver zamelen, dan worden wij vervuld met eerbie dige bewondering bij de gedachte aan de heer lijkheid en de majesteit Godswij doen er onze lofzangen klinken, als een niting van den drang der vereering, die in ons is wij verlangen te dezer plaatse naar de telkens terngkeerende herinnering aan de waarde, den adel onzer menschelijke na tuur de geest der gemeenschap wordt er vaardig over ons, die ons onze onderlin ge verantwoordelijkheid indachtig maakt en de groote plicaten, die wij jegens el kander hebben te vervullen. Bovenal één stem, die luider dan elke andere klinkt en die roept tot eenheid en gemeenschap met God. Wij zien met vreugde, dat ons nieuw kerkgebouw een waardige plaats inneemt onder die gebouwen, die reeds in hunne uiterlijke verschijning de richting aanwij zen, waarin hun bezoeker zich bewegen moet. De kerk-symboliek heeft ook voor oas beteekeDis en waarde en machtig trekt ons aan het steengevaarte, dat in zijn vormen en groepeering de vertolker van grootsche gedachten is. Op bescbeidene wijze doet dat ook ons sierlijk, slank oprijzend kerkgebouw. Het voert onwillekeurig den geest op boven de stoffelijke dingen; 't vertolkt in zijn gan- sche verschijning een ^'t oog naar boven omboog 't hart* en predik, iu zijn geheel en al zijn deelen de schoonheid en teer heid van 't leven der eenheid en gemeen schap met God. Laat ons over 't laatste heden morgen met elkander nadenken. Voorgelezen werd nu Ps. 84, naar aanlei ding waarvan de voorganger de gemeente als volgt toesprak M. H. 't Is ongetwijfeld iets zeer belangwekkends om in de godsdienstige letterkunde van het Israëlietische volk op te merken, hoezeer gedurende den loop der eeuwen bij de edelste mannen onder dat volk 't Godsbegrip zich heeft opgeheven en verhelderd Van Jahveh, den joodscheD stamgod, die woonde in de tent der samen komst en wiens macht zich niet verder uitstrekte, dan de grenzen van 't ingenomen gebied tot den God des Hemels en der Aarde welk een afstaudDie afstand hebben de profeten doorloop ;n en alles moest medewerken, uuocite en ontbering, tegenstand en strijd, om de Majesteit te verhoogen van dien God, die zich aan hun zienersoog vertoonde. Eindelijk is de grens bereikt. De God, die aauvankelijk opgesloten was geweest in 't nationale Heiligdom, is de Oneindige geworden, de Machtige Heerscher over al wat leeften als die indruk hem heeft aangegrepen en overweldigd, dan kent zijn zielsverrukking geen perken en jubelend klinkt 't van zijne lippen God, wat zijt gij grootDe Hemelen kunnen hem niet omvatten, de Aarde strekt zich uit tot een voetbauk voor zijne voeten. Eu hiermede verbond zich iets anders. Zie, het is eeu feit, dat de geschiedenis ons herhaaldelijk vertoont, dat bij elke schrede, die de meuschLeid vooruit zet op deu weg vaa ontwikkeling en be schaving, ook do vormeu, waarin het maat schappelijk leven zich uit, ruimer worden, minder stijf, minder knellend. Dit springt terstond ia 't oog bij een vergelijking van 't maatschapp lijk leven uit den vroegeren en den nieuweren tijd. En ook in onze dagen is dat verschil waar te nemen, al naarmate men den blik naar 't westen of naar 't oosten wendt. Overal waar de volken zich nog bewegen op een lage trap van ontwikkeling en beschaving, daar acht men nog altijd 't onderhouden van een stijf en uitgebreid ceremonieel onmis baar om orde en rust te bewaren, daar moeten de vorst en zijn grooten door pracht eu praal eu vertooning iudruk maken op 't volk. Eu vau de andere zijde't volk onderwerpt er zich aanja sterker, 't wil 't z66, 't kan er niet buiten, omdat het geen anderen maatstaf ter beoordeeling kent. In onze westersche maatschappij daarente gen zou men 't niet willen en er zich niet aau onderwerpen, niet omdat men niet gaarne een welverdiende hulde brengt, maar omdat die hulde op eeu andere wij ze moet worden afgedwongen. Niet met geweld en betoond volgens eeu zeker voor schrift, maar vrijwillig gebracht als een schatting aan karakter en bekwaamheden. Van wair nu die verandering Ik zei- de 't n reedszij is een gevolg van den vooruitging der menschheid, van hare meer dere beschaving, hare geestelijke ontwik keling waardoor men er toe gekomen is, om voor alles een geestelijken maatstaf te nemen, zoodat nu slaafsche onderdanigheid niet langer bewijst voor erkenning van meerderheid, noch uiterlijk dienstbetoon voor gehoorzaamheid, maar men een ande reu weg inslaat, als meD dat alles betoo- nen wil. Liefde eu geestelijke vereeriug zijn daarvoor in de plaats getreden. EeD ieder geven, wat hem naar zijn verdienste toekomt, die men zelfstandig erkent. Toe passing bij ons zeiven van hetgeen ons door anderen als deugdelijk is getoond en geschonkenkortom, een zich vormen naar hem, dien men als zijn meerdere er kent en zich tot voorganger en leidsman kiest. En ziet want hierom is 't mij eigenlijk te doen zou dit op 't gebied van den godsdienst niet evenzoo zijn Zou 'l ook daar niet een feit zijn, geschre ven door de geschiedenis op elke bladzij de, die ons ts lezen geeft, dat men de aanbidding in geest en waarheid wederom een schrede is nader gekomen, dat als de omgang des menscnen met God vertrouwelijker en inniger is geworden, hij ook langzamer hand meer heeft laten wegvallen van de vormen en plichlplegingeu, die hij vroeger handhaafde. O zeker, dst feit bestaat. Steeds als wij van vocruitgaDg spreken op 't gebied van den godsdienst, kunnen wij 't opmerken. Wij noemen 't een hoo- ge vlucht, die de Profeet neemt boven 't gros van zijn volk, als hij ge uigt, dat Jahveh verzadigd is van 't bloed der of fers ea dat de getrouwe viering der ge zette feestdagen hem tot een last is, en hij 't volk in Jahveh's naam aanspoort om de boo3heid hnnner handelingen weg te doen van voor zijn oogen. En als de schrijver van 't Johannes Evangelie, van den Christelijken geest bezield, aau Jezus de woorden iu den mond legt, dat de tijd zal komen, w,arin God noch op den berg Gerizim, noch te Jeruzalem zal aangebe den worden, maar in geest en in waarheid, dan getuigen wij, dat wij in dit opzicht nooit iets verheveners hebben vernomen. Het is dan ook wel 't hoogste, dat be reikt kan wordeD, de-vervulling der pro fetie van Jeremia deu profeet, dat nie mand tot zijn naaste zal behoeven te zeg gen ken den Heer, want allen zullen van God zeiven geleerd zijn. M. H.tot die hoogte was onze dich ter nog niet opgeklommen. Zijn uitdruk kingen geven recht om te zaggen, dat de Tempel te Jeruzalem nog altijd voor hem is de plaats der aanbidding bij uitnemend heid, 't huis zijns Gods, waar Jahveh woont tusichen de keroebim, en bij voor keur den meusch nabij is. En toch, ais wij den Psalm lezen, dan voelen wij, dat, al z gt hij ook, dat hij brandt van ver langen, om de voorhoven des Hoeren te betr-den, daar achter wegschuilt een die per verlangen, een machtiger begeerte, 't verlangen naar persoonlijke gemeenschap met God. Dat is 't eigenlijk, wat hij ou der woorden brengt in beelden en uitdrol- kicgen zijns tijds. Tot God roept zijn hart, tot den levenden God; hij wil Gods nabijheid gevoelen, ervaren met Hem wil hij zijn altijd, onafgebroken in innige ge meenschap des Geestes. Want God is zijn stenn, zijn kracht. Door God zich als omarmd te gevoelen't hoofd te kunnen nederleggen aan zijn van liefde kloppend hart in dagen van moeite en strijduit zijn kracht te put ten in dagen van somberheid eu zwaar moedigheid tot vernieuwde opgewektheid en verhoogden levenslust, dat is 't begee- ren vau zijn ziel. Niet den marmeren tempel heeft hij op 'toog, als hij dicht eu zingt, maar het groote Vader huis, 't verheven beeld, dat zijn verbeel ding nog niet vermocht te vormen, maar waaronder Jezus met een enkel woord 't gemeenschapsleven met God heeft voor gesteld. De ziel des menschen verlangt naar God en ia 't leven der gemeenschap met God vindt de mensch zijn hoogste gelak, zijn zaligheid. Zij is als 't ware op God aangelegd en trillende van verrukking is zij, als de echo, wanneer voor haar 't beeld verrijst van vlekkelooze Majesteit bd teedere, alles omvattende liefde. Haar heer lijkste oogenhlikken doorleeil zij, wanneer zij, of door 't grootsche overweldigd, 6f door 't rein-liefJevolle beroerd, zich bewast wordt, dat dit alles ook haar samenstel is, tot haar wezen behoort, en de begeerte ontvlamt, om zich aan Hem, die van dat alles voor haar de samenvatting is, gausch eu al te mogen overgeven. 01 wij weten 't, er zijn er velen in onze dagen, die bewèren, dat zulk een ont boezeming voor hen onverstaanbaar is zij is hnn een dwaasheid, ijdel woorden spel. Zij weten niets van God, hoe zou den zij naar Hem kunnen verlangen P Zij kannen zich van God geen begrip vormen zich geen voorstelling van Hem maken. In deze wereld van orde en regelmaat, waarin alles in elkander grijpt als 't raderwerk der machinein die wereld, door vaste wetten beheerscht, is voor God geen plaats. Hoe zonden wij dan met verlangen naar Hem kannen uitzien en naar een leven der gemeenschap met Hem? Aan de wereld der zichtbare en tastbare dingen hebben wij genoeg. Alles, wat ons aantrekt en bekoort, wat onze ziel beweegt en ons verlangen prikkelt, dat is in die wereld overvloedig te vinden. En daarom is dat verlangen naar God zeUbedrog; een ziekelijk verschijnsel, dat deu gezondeu, krachtigen, levenslastigen mensch onmogelijk kan voldoen. Zelibedrog en ziekelijke sentimentaliteit Maar bij wie moeien wij haar zoeken, bij u of bij ons P Laat eens voor een wijle de voorstelling rusten. Zie af voor een oogenblik van een juist begrip. Liat u leiden door uw hart en luister naar de stem, die ook daar roept om den levenden GodZon 't werkelijk de ervaring van uw leven zijn, dat gij in de wereld der zichtbare eu tastbare dingen om u heen alles hadt gevonden, wat uw hart volkomen bevredigt Maar dan kent gij u zeiven niet, ja meer, dan lastert gij tegen n zeiven. Want van tweeën eeD, óf 't kan n nieta schelen en gij zijt de vleeschgeworden onverschilligheid óf ook gij hebt maar al te dikwerf uitgezien naar hoogere en betere dingen dan de werkelijkheid om u heen, naar een wereld van hoogere schoonheid, dan binnen bereik onzer waarneming valt gedroomd vaa een edeler geluk dan 't genot, dat 't vergankelijke ous schenken kan. Zelfs 't schoonste en heerlijkste, dat de aarde ons biedt, de eenheid en de liefde tusschen verwante zielen, is ook voor u gebleken geen duurzame voldoening voor 't innigste begeeren uws harten te zijn. Wij meenen wel meermalen, dat datgene, wat op een bepaald levensmoment door ons wordt begeerd, ons volkomen zal be vredigen, maar de werkelijkheid overtuigt ons spoedig van 't tegendeel. ,De witte broodsweken*, ziedaar de eigenaardige uit drukking, waarin de mensch die ervaring heeft neergelegd. Eu wittebroodsweken doorleeft men op elk gebied, op iederen leeftijd, bij eiken nieuwen toestand, waatiu men treedt. Maar straks komt de ont nuchtering. En daarom, vonden wij dat gene wat ons hart bevredigt in de wer kelijkheid, die ons omringt, gij zondt ge lijk hebben, uwe bewering zon de ware zijn maar als een juiste zelfkennis ons 't tegendeel leert, dan is 't noch zieke lijkheid, noch zelfbedrog uittezien naar een verborgen heerlijkheid, waarheen de draDg van ons hart ons wijst. O zeker M. H. ik denk er niet aan om de voortroffelijkheid te ontkennen van vee', dat ons omringt en 't leven rijk en heerlijk maakt; de teedere banden, die ons aau enkelen binden en voor den mensoh de bron zijn van rein en innig geluk de schoone, dikwijls verheven taak, waar aan wij met liefde onze krachten wij den het nut, dat wij kunueu stichten door ingespannen werkzaamheid en den zegen, dien wij door arbeid, liefde en zelfverloochening kunnen brengen in rui mer kring. Integendeel, wij zijn er o zoo dankbaar voor aan Hem, Die 't ons schook. En is 't niet juist een heerlijke vrucht van 't leven der gemeenschap met God, dat zij onze waardeering vaD dat alles verhoogt, onze liefde onhaatzuchtiger maakt, ons plichtbesef dieper, onze ge trouwheid grooter, onze toewijding duur zamer maar ook, als een stroom, die tot zijn oorsprong terugkeert, door de erva ring van de heerlijkheid des levens als een gevolg van zooveel goeds, odzo liefde tot den Oneindige inniger maakt. Maar dat kan niet te niet doen de waarheid, dat de mensch, die van deze vergankelijke zaken uitfluitend zijn heil verwacht, is een arme, bedrogene menschdat die ver wachting op teleurstelling moet uitloopen, omdat zij miskent en niet tot zijn recht doet komen 't meest natuurlijke in den mensch'l verlangen naar eenheid en gemeenschap met God. O, gelukkig, dat er duizenden en dui zenden waren, di<v er zich van bewust zijn geweest en onder die duizenden zeer edelen, zeer voortrrffelijken, die op de aangrijpend ste wijze van die ervarÏDg hebben getnigd. Al wat er aan gloed en geestdrift in hen was door de macht der taal, in den klank der tonen, door 't beeldend kunst- genie zij hebben er zich van bediend, om hunne ervaring te teekenen, om hun ne ixedemenschen te overtuigen van hnn innig, wegsleepeud geluk ocb,of ook dezen tot dit bewustzijn gebracht en een gelijke er varing mochten deelachtig worden. En niemand deed 't schijnbaar eenvoudiger, maar inderdaad op de meest aangrijpende wijze, dan Jezus van Nazareth, toen hij 't leven der eenheid met God teekende als 't inwonen in 't groote Vaderhuis. M. H. Er zijn er zeker niet veleD, die met gelijk vunr en gelijke innigheid met den Psalmdichter uitroepengelijk 't hert dorst naar de walerstroomen, zoo verlangt mijn ziel naar U, o Godmaar dat hijgend verlangen is in kiem bij al len aanwezig, 't slnimert in de diepten van 't gemoed en blijft sluimeren tot de tijd van ontwaken gekomen is. Maar zoo lang 't niet is ontwaakt, voelt de meusch zich niet t'huishij verkeert als in den vreemde en het onbestemde verlangen, dat hem drijtt, meent hij door de gewone genietingen des levens te kun nen bevredigen. Met onzichtbare draden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 1