Brieven uit fle Maasstad,
SisMiiiije,
Zondag 17 Octotsr 1897.
41ste Jaargang Ho. 3243.
BIJVOEGSEL.
Rotterdam, 12 October 1897.
No. 141.
1>.
Gemengd Nieuws.
COURANT.
Zitten jallie op 't oogenblik weer in
de kermis, amice vroeg me eergisteren
een Ameterdamsche vriend, dien ik op een
fietstochtje in den Haarlemmermeerpolder
ontmoette.
Wel nee', hoe kom je er bij zei
ik. Die vreugde hebban we juist twee
maanden achter den rug. Waarom vraag
je dat zoo
Och, ik dacht het maar, omdat ze
bij jullie weer zoo geducht aan 't moorden
zgo
De kermistijd te Rotterdam heeft in
oude erimineele jaarboeken ook leelijke
bladzijden gevuld, sedert eeuigen tijd heeft
hij zijn bijdragen niet mter geleverd, de
kermis scheen vredelievender van karakter
geworden en ziedaar, acht weken later
hebben we bijna onmiddellijk na elkaar,
twee verschrikkelijke moordgeschiedenissen
en 't geval van een jongen, die zich komt
aangeven met de zelf-beschuldiging, dat
hij een moord heeft gepleegd.
Een kwestie van drie dagen. O, men
geloove niet, dat dit ons stadsleven ook
maar even van de wijs heeft gebrachtwe
praten er over, en zijn terwijl aan ons
gewoon werk, een uur later denken we er
niet meer aan.
Het is niet mijn bedoeling, de geschie
denissen, die in dit blad reeds in den
breede behandeld zijn, nog eens op te
rakelen, als men zulke dingen eenmaal
gehoord heelt ia het al goednabetrach
tingen verlaDgt men niet. Het is mij
daarom niet recht duidelijk, wat de N. R. C.
eigenlijk wil, die naar aanleiding van de
zaak Maller een man, die in waanzin
zijn vrouw en kind vermoordt, door Ber-
lijnsche en Londensche correspondenten
een geregeld politie-onderzoek laat in
stellen en daarvan getrouw en uitvoerig
verslag laat doen. Wat kan het ons
eigenlijk schelen, of de man al dan uiet in
een engelsch gekkenhuis heeft gezeten
daar kan alleen de officier van justitie iets
belangrijks in zien, bij het beoordeelen van
de mate van toerekenbaarheid.
Ik breng deze moordgeschiedenissen in
mijn geregelde kroniek, om er een verband
in te zoeken met de zaak van den jongen,
W. A. Claris, die bij de politie kwam, om
zich als moordenaar te laten arresteeren.
Deze onderneming is gebleken een uiting
van „eerzucht" te wezen. De knaap had
zich warm gemaakt over de plotselinge
beroemdheid van den moordenaar Maller, hij
wilde die beroemdheid deelen. Daarom
schafte hij zich een revolver aan en hij
bad misschien een moord gepleegd ter
wille van den roem als hij gedurfd had,
of een voorwendsel had kunnen vinden.
Nu loog hij een geschiedeoisje samen, gaf
de politie handen vol werks, sleepte haar
in den nacht naar Overschie en eindigde
tenslotte met toe te geven, dat hij alles
verzonnen hadDe bengel ia op vrije
voeten gesteld.
't Geval is zeker heel merkwaardig. Ik
heb me de moeite getroost, bij de familie
van den knaap navraag te doen, om al
thans een motief voor zijn daad te kannen
geven. Heel veel gunstigs heb ik niet
gehoord. De jongen muntte niet uit door
verstaud, evenmin door vlijt, evenmin door
goedhartigheid. Zijn vader vertelde me,
dat hij dom, lni en brntaal was. Io wer
ken tooode hij niet veel zin, hij was on-
handelbaar en men moest voortdnrend goed
op ds hoogte wezen dat hij geen kwaad
uitrichtte. Er is, meen ik, al gemeld, dat
hij niet bijster gunstig stond aangeschreven.
Et was geen huis met den jongen
te honden, zei de vader, een zwak, oud
man. We waren dikwijU bang voor hem
en we gaven hem dan maar zijn sin om
niet het huis vol spectakel te hebben.
In hnn toegevendheid hebben wellicht
de ouders hnn zoon in zijn jongste jaren
bedorven, later is hij hen boven het
hoofd gegroeid en hij heeft straffeloos
knnnea doen en laten wat hij wilde. Nu
heeft hij hnn naam op straat gebracht en,
men kan er zeker van zijn, hij zal, nn
hij op vrije voeten is, nog wel eens van
zich laten hooren. Hopen wij, dat het
althans in een niet-crimineel geval is.
Het is overigens de onde geschiedenis.
Een jongmensch met beperkte verstande
lijke vermogens is zonder behoorlijk toe
zicht. Heele dagen en halve nachten
zwerft hij door de straten van de groote
stad. Op de marktdagen loopt hij met
orgels mee, in gezelschap van allerlei
schunnige heertjes. Hij gaat ook wel
naar de kaden, maakt er vrienden onder
losloopende sjouwerlui, leert van hen bor-
relsdrinken en vloeken en doet er allerlei
gemeene opvattingen op, blindelings over
genomen en in zijn leeg hoofd nog wat
aangedikt, 's Avonds gaat hij naar dans
huizen, om ei met meiden van slecht al
looi te dansen. Hij zit ook wel in kleine
kroegjes, waar bedelaars en kaartspelers ko
men. Niets dan slechte voorbeelden
heeft hij voor zich en het wordt lang
zamerhand een eerzucht in hem zijn mees
ter te evenaren en kan het zelfs te overtreffen.
Hij probeert, en het gelukt hem, ge-
meener te vloeken, meer te drinken, lie-
derlijker taal uitte slaan dan zijn kornui
ten. Hij wordt een heele baas. Die
Willem, zeggen da kameraads, is toch een
kerel, hoor 1 Daar moet je respect voor
hebben.
Hij wordt geprezen, de meiden in de
danshnizen vleien hem. Steeds hooger
klimt zijn naam. Het wordt als een idés-
flxe in hemhij wil ze allen volkomen
overtreffen
Men houde in het oog, dat niemand
iets beters in hem tracht te ontwikkelen,
dat hij zijn eigen heer en meester is, dat
hij door bedreigingen en door daden zijn
ouders den grootsten angst inboezemt,
dat hij hen geld afperst, dat zij zuchtend,
maar toch willen geven, om van hem at
te zijn
Hij wil ze allen overtreffen Daar hoort
hij van Muller, die in koelen bloede zijn
vrouw en zijn dochtertje den hals afsneed.
Hij hoort van rreeselijke wonden, allerlei
kleine bijzonderheden komen tot hem. In
zijn kringen wordt over het geval gespro-
keu, minder met afschuw dan met verba-
zing.
Z66 aldus besluit hij, zullen ze ook
over hem apreken.
O, hij is in staat een moord te begaan.
Als er een tegenstander op zijn weg komt,
schiet bij hein neer. Dagen lang peinst hij
op iets gruwzaams, op iets ongehoords
Maar hij is te laf, hg heeft te weinig
ondernemingsgeest (gelukkigom iets te
gaan zoeken.
Toch zullen ze over hem spreken
En hij gaat naar de politie en discht een
ijselijk verhaal op. De kranten vertellen
ervan, noemen zijn naam en, ziedaar, hij
heeft de beroemdheid, die hij wenschte
Ik heb getracht, naar aauleiding van
mijne gegevens mij eenigszins in deze psy
FEU1LLETON.
van M. J. Mordlmann.
10.
Zarnow wachtte te vergeefs op een ant
woord van Ca9cile. Zij bad haar band alt
de zijne bevrijd en zag met starren blik voor
zich heen. Geen woord, 't zij vragend of
afkeurend, kwam er over baarlippen; maar
bare hondiog reide meer dan eenig woord.
„Zie, geliefde,* ging Zarnow voort, ter
wijl hij een bij hem opkomenden onwil on
derdrukte, .men vordert van mij, dat ik
aommige godsdienstige zaken nog geheel
volgens de onde opvatting zal loeren. Ja,
ik moet de leerlingen voorhouden en doen
gelooven, wat mijn eigen gezond verstand
me verbiedt.*
„Verder niet En daarom hebt gij alles
opgegeven
„Daarom. Ik ben tot ieder offer, maar niet
tot een teugen bereid.*
„Die oude manier, om alles even hoog
op ie nemen,* zeide Csecile bitter. „In
woorden is men steeds tot ieder offer be
reid, maar slechts niet tot datgene, wat
geeischt wordt. Dat noemt men nn liefde I*
Zij lachte toornig.
Zarnow's voorhoofd rimpelde zich.
„Gij praat maar in 't wilde voort,* zei
de hij mismoedig, „tonder den samenhang
der zaken te kennen. Laat mij n ten
minste dan eerst eens alles vertellen.*
En hij gaf haar een getronw overzicht
van zijn gesprek met den hoofdpastoor Rut-
zan en hetgeen daarop gevolgd was.
„Ziet ge, zoo is het geschied,* eindigde
hij zjjn vertelling. „Gij snit nn begrijpen,
dat ik niet anders kon.*
„Dat deokt gij, maar dat ben ik volstrekt
niet met u eens. Ik kan slechts zeggen,
dat ik uwe handelwijze zeer dwaas en over
ijld vind.*
„Dat is hard en onrechtvaardig. Maar
't zij zoo ook ter wille van u kan ik
mijne overlniging geen geweld aandoen en
een leugenaar worden, zoodat ik mij zelf
zon moeten verachten.*
Caecile beet zich op de lippen. Een hef
tige boosheid stormde in haar en het kostte
haar moeite, de driftige verwijten, die haar
op de lippen zweefden, terug te hoaden. Maar
zg begreep duidelijk, dat hier ook haar in
vloed op Zarnow tekort schootio het hart
van dien man was iets anders, dat meer
invloed besat dan hare liefde.
Beiden zaten een peesje stilzwijgend naast
elkander. Ieder van hen beiden was met
toorn vervuld op den ander.
„Ea wat zult gij nu beginnen?* vroeg
Caecile eindelijk.
Zarnow vertelde haar van zijne uitzichten
in Brazilië, en de gedachten van Caecile
vlogen terug naar den avond, toon Helene
haar gevraagd had, of «ij haar geliefde wel
overal volgen ion en alle ontberingen en
strijd met hem zou willen deelen.
„In Oetober,* zeide Zarnow, „zal ik
wel afreizen, en het sou mij ontzettend zwaar
vallen, u hier te moeten aehterlaten. Word
mijn vrouw en volg mij, gij salt zien,
I welk een vroolijke toekomst onze liefde
ons daar zal opbouwen. Daar zijn lands
lui van ons, daar roept ona een behaaglijk
thuis en voor alles, wat wij mochten
ontberen, wij vinden in ons zelf rijke scha
deloosstelling.*
„Het mag zijn, dat het zoo komt," ant
woordde Caecile. Haar koel antwoord viel j
als een koude rijm op Zarnow's opgewekt-
i heid. „Maar ik wil zeggen, dat gij bet
niet zondt kanoën verantwoorden, mij naar
een dergelijke onzekere toekomst mede te
nemen, al gelooft ge ook nog zulke goede
dingen daarvan. Ik moet zeggen, dat ik
mij in een blokhut en midden in een bosoh
alles behalve op mijn plaats gevoelen zon.*
„Blokhut, midden in het boseh I De
doitsohe kolonisten bewonen mooie kleine
dorpen en steden.*
„De huizen zulten wel Diet veel mooier
dan blokhutten zgn wellicht even beter
bewoonbaar maar wat zon dat zeggeu
chologische tragedie in te denken. Zóó moet
het met den jongen W. A. Claris gegaan zijn.
Maar, de jonge schavuit is weer op vrije
voeten. Weer is hij aan het vagabondee-
ren. Nn kannen we gemakkelijk
verder denken en we hebben het geheel
verloop van het drama voor ons. Tenmin
ste, wannver er geen bijzondere maatrege
len genomen worden.
Hij is op vrije voeten. Hij komt weer
in zijn danshuizen en zijn kroegen. Met
een gemompel van bewondering is hij ont
vangen. Hij glimlacht en verhaalt trotsch
van zijn wedervaren op het politiebureau,
hoe hij de politie bij den neus beeft
gehad, hoe zij hem gelooft beeft, hoe zi;
met hem midden in den nacht naar den
burgemeester van Overschie trok. Hoe hij
telkens nieuwe gruwelen verzon. Hij ver
telde, dat hij zijn vijand in de Konings
haven gegooid heeft en de politie is gaan
dreggen, waarachtig, zij meende dat hij
waarheid sprak.
En waar hij het vertelt lacht men er
om. Men prijst hem, omdat hij den al-
gemeenen vijand, de politie, heeft bela
tafeld 1
Maar na eenigen tijd zal de glorie min
deren. Men zal er niet meer zóó over
spreken. Misschien z»l deze of gene zeg
gen, dat er toch niet veel kunst aan is,
om de politie wat voor te liegen, dat kan
iedereen.
Zijn glorie raakt versleten en men zal
hem nitlacheD.
Maar hij wil beroemd zijn, hij wil, wat
het ook kosten moge. Hij wil in zijn
kringen voor een held doorgaan, een
durf-al, een kraan I
En wat dan Ja, wat dan
Zal, wat hij verzon nu, dan ernst en
waarheid worden Hij is er toe in staat,
in zijn slechte zucht naar roem, zijn zie
kelijk streven naar bewondering. Wees
er zeker van, men zal meer van Claris
hooren als er niet voor gezorgd wordt,
dat hij onder bewaking is.
Kan hier een pogen naar verbeting met
eenig succes bekroond worden.
Ik geloot het niet, deze jonge man is
reeds te ver, hem acht ik onherroepelijk
aan de zoade overgeleverd.
Er is in dit drama toch wel een ver
schrikkelijke tendentie. Het is een drama
van het einde der negentiende eeuw, de
opzet is de zwakte de domheid der ou
ders, de outknooping is de misdaad van
den zoon. Verschrikkelijker voorbeeld voor
oudera dan dit is wel niet denkbaar, als
tucht in het huisgezin ontbreekt, als de
ouderlijke macht vergaan ia in dom men
angst, moet zóó de toekomst worden.
In onze lagere standen staat dit voor
beeld niet alleen, al blijft het zichzelve
niet altijd tot het einde zoo volkomen
getrouw, gelukkig ze zijn te tellen, de
gevallen, waarin de kinderen, verloten gaan
door de schold der ouders. Drankmis
bruik van vader zal meestal de eerste
oorzaak wezen van het verval, ook wel
slecht levensgedrag van moeder.
Oadanks alle vereenigiDgen, wier doel
is de moreele verbetering van den minde
ren stand te bewerken, blijft het kwaad
bestaan en voortwoekeren- Misschien
brengt een geval als dat van Claris en
kelen tot inkeer, doet het hen inzien,
waartoe zij noodwendig komen zullen.
Als dit het geval is, dan heeft de
zaak, hoe treurig ook, toch nog een goede
zijde. Dan kan net ter waarschuwiug
dienen en dan is althans iets gewonnen.
Eén verlorene kan dan misschien anderen
reddenWe hopen het allen.
Uit en voor de Pers.
Tegen alcoliol.
Wij deelden reeds mede, dat de minis
ter van binnenlandsche zaken het plan
koestert, te beginnen met den nieuwen
cnrsns in 1898, het leerplaD der kweek
en normaalscholen nit te breiden met les
sen over de physiologische invloeden van
dan alcoholischen drank op het menschelijk
lichaam, en zijn gevolgeD, ook ten opzich
te van de maatschappelijke toestanden. In
verband daarmee vraagt het Schoolblad
wie san de zeven rijkskweekscholen en de
honderd of meer rijksnormaallessen dit on
derwijs zon moeten geven.
„Vooreerst dient in het oog gebonden
te worden, zegt het bhd, dat de kweeke-
lingen door dit onderwijs moeten worden
voorbereid om latar, beter dan thans het
geval is, de school dienstbaar te kannen
maken tot het aankweeken van matigheid als
eene der maatschappelijke dengden, waartoe
de wet eischt dat het onderwijs zal opleiden.
Het geldt dos hier in de eerste plaats
eene ethische quaestie, en geen onderwijs
aan eene kweek- of normaalschool zal daar
om het vereischte doel bereiken, als de
leeraar niet deze zijde van de zaak op den
voorgrond stelt en zelf met geheel zijn
hart ook ia zijn particnlier leven toont
van het verderfelijke van den sterken drank
overtuigd te zijn.
„In de tweede plaats geldt het hier ee
ne wetenschappelijke qnaestie en wel eene,
waarbij de scheikunde ea de physiologie bei
de eene groote rol speleD. Eenig niet al
te beperkt onderricht in de scheikunde
schijnt ons, voor het recht begrijpen van
hetgeen alcohol en alcoholische dranken
zijd, volstrekt noodig en daarnaast behoort
te staan de keünis van het samenstel en
de werking van het menschelijk lichaam.
Deze laatste kennis wordt reeds nn op
kweek- en normaalscholen onderwezen, hoe
wel niet door een medicus, die daarvan
een bijzondere studie heeft gemaakt, doch
de scheikunde komt op de normaallessen
in het geheel niet op het programma
voor. Toch zal men wel doen voor dit onder
werp chemie en physiologie bIs de hoofd
zaken te beschouwen en dus óf aan
een leeraar in de scheikunde, die
nog al veel aan physiologie heeft gedaan,
het onderwijs op te dragen, óf aan een
geneeskundige, die goed physioloog is,
doch bovendien veel ambitie voor sehei-
knnde heeft en in staat is, de noodige
chemische proeven op de les te nemen.
„Bedenkt men, dat bovendien aan een
derden eisch, het bezit van paedagogiscbe
bekwaamheid, moet voldaan worden, dan
is het te begrijpen, dat het niet gemak
kelijk zal zijn, voor eene reeks van in
richtingen de geschiktste leeraars te vinden,
en dat het hier en daar zelfs vooreerst
onmogelijk zal wezen.
„Daarom hopen wij, dat, hoezeer wij
ook spoedige invoering van dit onderwijs
wenschelijk achten, men niet ovet haast
zal te werk gaan met het invoeren op
alle normaallessen. Laat men aanvangen
op de kweekscholen en op normaallessen,
waar een zeer geschikt docent te verkrij
gen is, en laat men met de invoering op
de andere normaallessen wachten, tot
zich ook daar een in alle opzichten ge
schikt leeraar aanbiedt en men bovendien
van de op de eerstgenoemde scholen op
gedane ervaring kan profiteeren.
„De zaak gaat ons zoo zeer ter harte,
dat wij het zonden betrsureD, indien zij
hier of daar door eene niet in alle opzichten
goed te keuren toepassing schade leed.'
Het is er toch eeD halve wildernis. Hebt
gij er werkelijk al reeds over nagedacht,
wat ge van mij eiscbl?'
„Ik had soo bij mi) zelf gedacht, dat het
meisje, dat mij liefheeft, het als iets vreese-
lijks zoo opnemen, als zij van mij had moe
ten scheiden-*
„Wanneer zij een arm fabrieksmeisje of
een dienstmeisje was wellicht. Yoor die zou
het wel iets vreeselijks geweest zijn, om
baar hier te laten, voor mij niet.*
„Gij weigert dus
„Wees toch verstandig, Fritz," smeekte
Caecile. „Ziet ge dan niet in, welk een
dwaasheid bet zon zgn, wanneer ik n zoo
maar naar een vreemd land zon volgen
Ik zon u als een klis aan de voeten hangen.
Is het niet beter, dit gij alleen heengaat; zie
eens, hoe de zaakjes daar slaan, en dan, wan
neer gij n overtuigd hebt, dat het leven daar
werkelijk dragelijk is, haal mij dan
Fritz dacht na. Hij gevoelde wel, dat eeD
diepe en waarachtige neiging bij zgn lieveling
haar vroolijk en zonder nadenken zijn zin
gegeven zon hebben, maar zijne liefde voor
dit trotscbe en verwende meisje was zoo
groot, dat hij gaarne nog een aohterdenrije
open liet, eer bij haar verloor. Zgn eigen
hart sprak voor haar. Had hij er
recht op, zulk een offer als het opgeven van
alle genot van een prettig leven van baar
te vorderen. Mocht hij van baar eischen,
dat zij hem naar die moderoe wildernis
volgde? Was het inderdaad niet wat beter,
dat hij eerst de baan daar aan den over
kant wat effende en zijne vronw een
warm nestje bereidde, waarheen hij haar
dan later geleiden kon? Wanneer zij hem
kond en ternghondend voorkwam, zoo kon
hg daar ook zelf schold aan hebben, door
iets onmogelijks van haar te verlangen.
Hjj vatte hare hand weer en zeide op
milderen toon.
„Gy hebt gelgk. Van u mag ik niet
verlangen, wat ik van een gewoon meisje
verlangd zou hebben. Ik zal eerst heengaan
en alles inrichten, zoodat ge u in uw nieuw
vaderland behagelijk en wel gevoelen
zult. Is het dan goed
Caecile knikte verstrooid. Zij kou juist
niet veel behagen scheppen in die toekomst
beelden, die voor haar oog ontrold werden.
Maar zij zag geen anderen uitweg.
„Dat is das afgesproken,* ving Zarnow
weder aan. „Nu echter, mijn lieve, moet ge
mij iets toegeveD, Laat ons, eer ik vertrek,
trouwenHoe ook dat niet
Caecile had krachtig met het hoofd ge
schud.
Nu zeide zij„Neen Fritz. Het is dwaas
heid, wat gij van mij vordert. Ik begrijp
n in 't geheel niet. Niets is belachelijker
en treuriger te gelgk, dan voor onbestorven
weduwe te moeten spelen. Dat moest ge
toch in zien. Hoe gedwongen en onaange
naam zon het voor mij zijn, wanneer gij
naar Brazilië giDgt onmiddellijk na de brui
loft, en ik bleef hier als jODge vronw achter.
Neen, dat gaat onmogelijk. Is het dan Diet
hetzelfde, of de trouwplechtigheid volgt voor
ge gaat, ot bij nwe terngkomat Wees toch
wat wijzer, Fritz.*
Maar hoe vast Zarnow er ook van over
tuigd was, dat Caecile hem ook zonder dat
zij huwden trouw zou blijven, zoo was het
voor hem toch zeer pijnlijk, dat zij zoolang
zeker blijven wilde van hare vrijheid. Hij
deed alle moeite, om haar tot andere ge
dachten te brengen. Maar ook ditmaal stiet
hij op niet te vermurwen standvastigheid,
alle zijne beden en klagen of verwijten, er
volgde niets dan een onverzettelijk neen op.
Eiiideljjk stond Zarnow op. Geheel anders
dan hij gehoopt had, was deze samenkomst
afgeloopenmaar hjj wist niets te antwoorden,
als op zijne bemerking daarover door Caecile
geantwoord werd
„En meent gij dat ik van dit gesprek
dan eenig denkbeeld gehad heb
Met bitterheid en boosheid in het harte
stonden zij tegenover elkander. ZoDder een
woord te zeggeD, ging Zarnow naar de deur.
Het was niet de eerste maal, dat hg onge
noegen met Caecile gehad had en onver-
zoend was heengegaan, maar bet was de
eerste maal, dat de twist zoo ernstig was
en met zulk een wanklank eindigde.
Toen hij de hand op den dearknop legde,
om zonder om te zien heen te gaan, hoor
de bij Caecile roepen: „Fritz I*
Over de uitwerking der
grensmaatregelen tegen buitenlandsch vee
en vleesch bevat het jaarbericht van den
directeur van het Berlijnsche abattoir we
tenswaardige mededeelingen.
De invoer van runderen is gedaald vaD
291025 tot 204555 stuks, die van var
kens van 347814 tot 108091 stuks.
Maar het buitenland is, nn het op koeien
en varkens niet mocht binnenrijden,
op schapen naar buiten geredeD. Met wol
zijn de borstels en hniden gewroken....
De nitvoer van achapen verminderde
van 342813 tot 215015 stnks.
Dat was de revanche van het buiten
land I
Te recht merkt de NationaUZeitung op,
dat hiernit weer eens duidelijk blijkt, hoe
zeer de landbouw en de veeteelt den han
del noodig hebben.
Luchtig.
Mevrouw (tot dienstmeisje, dat de wasch
te drogen heeft gehangen). Heeft de wind
nn genoeg speling, zoodat het linnen spoe
dig kan drogen
Dienstmeisje. O ja, mevrouw, er
sijn gaten genoeg in I
Een blad, gewijd aan de
pennen-, papieren en inktindnstrie, deelt me
de, dat over de geheele wereld gerekend, er
op eiken werkdag 3,500.000 stalen pennen
worden gebruikt.
Brandstichtingen te Keu
len.
Ten gevolge van de vele brandstichtin
gen, die te Keolen in den laatsten tijd heb
ben plaats gehad, zonder dat het der overheid
mocht gelukken, de schuldigen te ontdekken
hebben de bewouers van een der wijken
in de stad de handen ineengesloten tot het
nemen van voorzichtigheidsmaatregelen. Wel
ke die maatregelen zullen zijn, zal besproken
worden op een openbare vergadering.
Onder de bewoners van de bedoelde wijk
heerscht groote schrik, daar nog dagelijks
eenigen hnnner dreigbrieven ontvangen. Wel
zijn in de laatste dagen een paar aanhou
dingen gedaan, maar de arrestanten moes
ten wegens het ontbreken van voldoende
gronden voor verdenking, weer op vrije
voeten worden gelaten.
Kunsthout.
In Duitscbland heeft men tegenwoordig
een fabriek, en wel te Leipzig-Qohlis,
die zich toelegt op de vervaardiging van
hout langs knnstmatigen weg. Volgens
het daarover in het Tijdschrift der Ne-
derlandsche Maatschappij ter bevordering
van nijverheid voorkomend artikel, ont
leent aan het prospectus der fabriek, o-
vertreft dit kunsthout verreweg het na-
tuurhout in goede eigenschappen. Het
springt niet, wordt niet breukig, scheurt
of trekt niet en is van volkomen gelijk
matige structuur. Hel heeft voorts geen
poriën en kan gemakkelijk gepolijst wor
den, is zeer vast eu maakt het mogelijk
um er allerlei figuren in te drukken. Ein
delijk kan het met olie- of aquarelverven
beschilderd worden en ook voor brand
schilderen worden gebezigd.
Eigenaardige aanbeste-
dingec.
Het riddergoed van een „koninklijk
ambtsraad' in Hannover, de man is een
paar dozijn maal miilionnair en bezit on
geveer 10.000 morgen bouwland, werd on
langs aangewezen voor de inkwartiering
van een aantal aan de manoeuvres deelne
mende militairen. De inspecteur van het
i landgoed belastte zich met de bestellingen
voor de verwacht wordende manschap
pen, doch kreeg van den eigenaar last, al
le reeds uitgegeven orders in te trekken.
Den volgenden dag plaatste de landhter
de volgende advertentie in een plaatselijk
blad
Aanbesteding.
Prijsopgave verzocht van 105 'orooden
van 2000 gram, leverbaar den lOen Sep
tember 's avonds; 105 X 3 versche ka
detjes, leverbaar op zondag den 12en
September, 's morgens te 5 nar en maan
dagmorgen te 4 nar, onder opgave van het
gegarandeerd gewicht;
420 stnks komkommers, beste kwali
teit, 600G gram gedroogde pruimen,
12500 gram linzen (blanxkokend), lever
baar vrijdag 10 September."
De lezers waren niet weinig verbaasd
te zien, dat de ambtsraad 12 poDd prui
men en 25 pond linzeD, die iedere kleine
burger in zulk een geval van zijn kruide
nier betrokken zou hebben, door openbare
aanschrijving zoo goedkoop mogelijk tracht
te op te doen. Ef werd braaf om den e-
delen ridder gelachen, maar in adellijke
kriDgen schijnt men zich aan het gevM
buitengewoon geërgerd te hebbeD, waot
een lid eener oud-adellijke familie greep
naar de pen en schreef de volgende ad
vertentie, die den volgenden dag in den
Hannoverschen Gen. Anz. verscheen
Aanbesteding.
Door een opvallende aanbesteding op
merkzaam gemaakt, wil ook ik beproeven,
mijn behoefte aan levensmiddelen dooreen
openbare aanbesteding zoo goedkoop moge
lijk te bevredigen. Daar ik zondagavond
te 7 unr een kleermakersbiefstuk met ga-
bakken aardappelen en komkommers eten
wil, verzoek ik prijsopgave van
I. Een haring, niet beneden de leng
te van 450 millimeter en minstens 400
gram zwaar. Dezelve moet blank, .pp vlee-
zig zijn en mag niet scheel kijken. (Lever
baar, daar hij 24 uren onder water moet
staan, zaterdagavond te 7 unr, onder ga
rantie van vooromschreven eigenschappen).
II. 2000 gram aardappelen (Mühlhau-
ser wolkammers) niet kleiner dan 4 cM.
in doorsnede. (Leverbaar zondagavond 6
uur.)
lil. 2000 gram komkommers van bes
te qualiteit, zoo mogelijk zonder pitten
en niet korter dan 300 millimeter. (Le
verbaar zondagavond te 7 nui)
Hg aarzelde vervolgens werden piot
twee blaDke armen om zgn hals ge
slagen en eer hg het had verwacht, voelde
bg warme kassen op zijne lippen branden;
nog nooit bad Caecile bem zoo hartstoch
telijk geliefkoosd.
Na was dr. Zarnow weliswaar een zeer
geleerd man, verstandig en zeer ervaren,
Daar Caecile kende bg toch Diet grondig.
Anders was hg niet tot ds dwaasheid ver
vallen om verlangen naar verzoening te
houden voor, wat bg Caecile slechts den oor
sprong vond in het gevoel, dat zij slecht
tegenover hem gehandeld had. Hoe meer
zij gevoelde, dat de redenen barer weige
ring eigenlijk bet licht niet verdragen kon
den, zooveel te sterker verlangde zjj er
naar, op eene andere manier weer goed te
maken, wat zg innerlijk zondigde.
Doch zij bereikte baar doel en Zarnow
Iniaterde maar al te gewillig naar hare zach
te verwytingen, dat bg aan haar twijfelde
en daarom hare weigering zoo boos opnam.
Op bet ernstige onderhoud volgde een half
uurtje van liefkozen, zoodat alle duistere
wolken van Zarnow s liefdehemei verdwe
nen wareo.
Gelukkiger dan Zarnow was Paal Mau-
villon bg zgn geliefde geweest. Van haar
bad bij bet jawoord en van mevrouw Del-
mar een vriendelyke toestemming ontvangen,
nadat zij hem nog eenmaal dringeed verzekerd
had, dat Anna een arm meisje was.
Toen bg de blozende Anna in de armen
sloot en zgn bruid kuste, gingen door zgn hoofd
alles behalve prettige gedaobten. Hg ver
geleek de seboone Helene met Anna, die, al
zag zij er nn door hare opgewondenheid
niet onaardig uit, toch die vergelgking niet
doorstaan kon. En wanneer ze nu toch
werkelijk eens geen geld had.
„Ja, waarigk zeide bg tot zichzelf, toen
bg weder op straat stond, „er zou mij recht
geschieden 1 Maar het zou een verduivelde
geschiedenis zgn. Het zou heel goed zgn
als ik de zaak eens dadelyk onderzocht.* J
Hg sloeg den weg in naar Nenenbnrg,
om by zgn oom iels naders daarvan te we
ten te komeo. Had hij zich eigenlyk niet aan
een groote overgling schuldig gemaakt,
Langlevende n. De be-
vroners van het dorp Sournia bij Prades
in Frankrijk slaan zeker het record der
langlevendheid. Van de nauwelijks 600
inwoners, die deze gemeente telt, is er
eeD, een vrouw, 95 jaar ond, een man
is 94 jaar, een andere vronw 89, drie
andere 82, twee mannen 85 jaar, twee
andere 84, twee van 82 en twee van 80
jaar. Van de 600 inwoners zijn dus 14
boven de 80 jaar, dat is d ns 21/» pCt.
En in geen een der elf gemeenten van
het kanton, waartoe Sournia behoort, is
een dokter, apotheker of een vroedvrouw.
Dochter: Ja, ik heb eind-
examen gedaan en ik wil me nu gaan
toeleggen op psychologie, philologie, bibli-
o
Practische moederDat heeft geen
baast. Ik heb het hier nn zoo ingericht,
dat je eerst een cursus kan maken in
kokologie, bradelogie, waschelogie, strijke-
logie, knippelogie en alle huishoudelijke
werkelogie. En ga nn eerst je japon in
orde maken
zich zoo maar op de woorden van den
kashooder te verlaten? Niet eigenlijk!
Hij riep zich nog eens alles voor den geest
eene dwaliDg was niet mogeljjk 1
Mynheer Mauvillon was Diet thuis, slechts
mijnheer Gerard was er en jnist bezig, de
brieven, die per post verzonden moesten wor-
den, te onderteekenen.
„Zoo, laat gij n bier ook nog eens we
derzien riep hij den binnentredenden
neef toe. „Gij maakt, doordat wij u soo zelden
zien, dat wij bijna nwe aanwezigheid op
den aardbol zonden vergeten. Toen ik u
de laatste maal zag, droegt ge de korte
broek met den kiel nog.*
„Dat geloof ik niet, oom," zeide Paul
lachend, terwijl hij gÏDg zitten en de aan
geboden sigaar aanstak. „Zulk een kleedij
zou gisteren bij de Delmars, waar wg el
kander het laatst ODtmoet bebben, wel eenig
opzien gebaard hebben."
„Ja, juist, gistereD 1" bromde Gerard
,.Boe men zoo vergeetachtig kan zgn I
Maar aoo'n oude verschrompelde kerel als ik
ben kan ook niet zoo lang onthouden als
boo'd joDge hekkenspringer, die niets anders
te doen heeft dan zieb al het aangename te
herinneren."
„Bij de Delmars was het zeer aardig, niet
waar?" vroeg Panl, naar goed geluk een
aanknoopingspunt zoekend.
„Prachtig. En voor al die schoone jonge
dames alle achting. Vooral die joDge dame,
die aan de piano zat, juffrouw Friedrichsen,
was eene kDappe meid. SappremeutMijn
hart ging er van open l Haar zuster is ook
lief, maar naast jntfrouw Caecile is zjj niets
waard, neem mij niet kwalijk Panl
hoe Kondt gy nit de beide zusters jnist
die kiezen
„Dathiog niet van mij a( de oudste
wilde mg niet en de tweede ook,
„Ja jnist, daar bezin ik mij, gij praat"**"
daar niet gaarne van ook Gerard was
door Panl in de dwaling gelaten, dat Hele-
ne de verhonding bad afgebroken
bemerkt wel, ik ben heden zoo verslrooMJ1
„Juffrouw Caecile zon zeer trotsch
als zij dat wist."
„Praat geen onzin, Panl,* schold G >-
■Ji'-QjH.
cii eet—