Brieven uit fle Maasstad, SisMiiiije, Zondag 17 Octotsr 1897. 41ste Jaargang Ho. 3243. BIJVOEGSEL. Rotterdam, 12 October 1897. No. 141. 1>. Gemengd Nieuws. COURANT. Zitten jallie op 't oogenblik weer in de kermis, amice vroeg me eergisteren een Ameterdamsche vriend, dien ik op een fietstochtje in den Haarlemmermeerpolder ontmoette. Wel nee', hoe kom je er bij zei ik. Die vreugde hebban we juist twee maanden achter den rug. Waarom vraag je dat zoo Och, ik dacht het maar, omdat ze bij jullie weer zoo geducht aan 't moorden zgo De kermistijd te Rotterdam heeft in oude erimineele jaarboeken ook leelijke bladzijden gevuld, sedert eeuigen tijd heeft hij zijn bijdragen niet mter geleverd, de kermis scheen vredelievender van karakter geworden en ziedaar, acht weken later hebben we bijna onmiddellijk na elkaar, twee verschrikkelijke moordgeschiedenissen en 't geval van een jongen, die zich komt aangeven met de zelf-beschuldiging, dat hij een moord heeft gepleegd. Een kwestie van drie dagen. O, men geloove niet, dat dit ons stadsleven ook maar even van de wijs heeft gebrachtwe praten er over, en zijn terwijl aan ons gewoon werk, een uur later denken we er niet meer aan. Het is niet mijn bedoeling, de geschie denissen, die in dit blad reeds in den breede behandeld zijn, nog eens op te rakelen, als men zulke dingen eenmaal gehoord heelt ia het al goednabetrach tingen verlaDgt men niet. Het is mij daarom niet recht duidelijk, wat de N. R. C. eigenlijk wil, die naar aanleiding van de zaak Maller een man, die in waanzin zijn vrouw en kind vermoordt, door Ber- lijnsche en Londensche correspondenten een geregeld politie-onderzoek laat in stellen en daarvan getrouw en uitvoerig verslag laat doen. Wat kan het ons eigenlijk schelen, of de man al dan uiet in een engelsch gekkenhuis heeft gezeten daar kan alleen de officier van justitie iets belangrijks in zien, bij het beoordeelen van de mate van toerekenbaarheid. Ik breng deze moordgeschiedenissen in mijn geregelde kroniek, om er een verband in te zoeken met de zaak van den jongen, W. A. Claris, die bij de politie kwam, om zich als moordenaar te laten arresteeren. Deze onderneming is gebleken een uiting van „eerzucht" te wezen. De knaap had zich warm gemaakt over de plotselinge beroemdheid van den moordenaar Maller, hij wilde die beroemdheid deelen. Daarom schafte hij zich een revolver aan en hij bad misschien een moord gepleegd ter wille van den roem als hij gedurfd had, of een voorwendsel had kunnen vinden. Nu loog hij een geschiedeoisje samen, gaf de politie handen vol werks, sleepte haar in den nacht naar Overschie en eindigde tenslotte met toe te geven, dat hij alles verzonnen hadDe bengel ia op vrije voeten gesteld. 't Geval is zeker heel merkwaardig. Ik heb me de moeite getroost, bij de familie van den knaap navraag te doen, om al thans een motief voor zijn daad te kannen geven. Heel veel gunstigs heb ik niet gehoord. De jongen muntte niet uit door verstaud, evenmin door vlijt, evenmin door goedhartigheid. Zijn vader vertelde me, dat hij dom, lni en brntaal was. Io wer ken tooode hij niet veel zin, hij was on- handelbaar en men moest voortdnrend goed op ds hoogte wezen dat hij geen kwaad uitrichtte. Er is, meen ik, al gemeld, dat hij niet bijster gunstig stond aangeschreven. Et was geen huis met den jongen te honden, zei de vader, een zwak, oud man. We waren dikwijU bang voor hem en we gaven hem dan maar zijn sin om niet het huis vol spectakel te hebben. In hnn toegevendheid hebben wellicht de ouders hnn zoon in zijn jongste jaren bedorven, later is hij hen boven het hoofd gegroeid en hij heeft straffeloos knnnea doen en laten wat hij wilde. Nu heeft hij hnn naam op straat gebracht en, men kan er zeker van zijn, hij zal, nn hij op vrije voeten is, nog wel eens van zich laten hooren. Hopen wij, dat het althans in een niet-crimineel geval is. Het is overigens de onde geschiedenis. Een jongmensch met beperkte verstande lijke vermogens is zonder behoorlijk toe zicht. Heele dagen en halve nachten zwerft hij door de straten van de groote stad. Op de marktdagen loopt hij met orgels mee, in gezelschap van allerlei schunnige heertjes. Hij gaat ook wel naar de kaden, maakt er vrienden onder losloopende sjouwerlui, leert van hen bor- relsdrinken en vloeken en doet er allerlei gemeene opvattingen op, blindelings over genomen en in zijn leeg hoofd nog wat aangedikt, 's Avonds gaat hij naar dans huizen, om ei met meiden van slecht al looi te dansen. Hij zit ook wel in kleine kroegjes, waar bedelaars en kaartspelers ko men. Niets dan slechte voorbeelden heeft hij voor zich en het wordt lang zamerhand een eerzucht in hem zijn mees ter te evenaren en kan het zelfs te overtreffen. Hij probeert, en het gelukt hem, ge- meener te vloeken, meer te drinken, lie- derlijker taal uitte slaan dan zijn kornui ten. Hij wordt een heele baas. Die Willem, zeggen da kameraads, is toch een kerel, hoor 1 Daar moet je respect voor hebben. Hij wordt geprezen, de meiden in de danshnizen vleien hem. Steeds hooger klimt zijn naam. Het wordt als een idés- flxe in hemhij wil ze allen volkomen overtreffen Men houde in het oog, dat niemand iets beters in hem tracht te ontwikkelen, dat hij zijn eigen heer en meester is, dat hij door bedreigingen en door daden zijn ouders den grootsten angst inboezemt, dat hij hen geld afperst, dat zij zuchtend, maar toch willen geven, om van hem at te zijn Hij wil ze allen overtreffen Daar hoort hij van Muller, die in koelen bloede zijn vrouw en zijn dochtertje den hals afsneed. Hij hoort van rreeselijke wonden, allerlei kleine bijzonderheden komen tot hem. In zijn kringen wordt over het geval gespro- keu, minder met afschuw dan met verba- zing. Z66 aldus besluit hij, zullen ze ook over hem apreken. O, hij is in staat een moord te begaan. Als er een tegenstander op zijn weg komt, schiet bij hein neer. Dagen lang peinst hij op iets gruwzaams, op iets ongehoords Maar hij is te laf, hg heeft te weinig ondernemingsgeest (gelukkigom iets te gaan zoeken. Toch zullen ze over hem spreken En hij gaat naar de politie en discht een ijselijk verhaal op. De kranten vertellen ervan, noemen zijn naam en, ziedaar, hij heeft de beroemdheid, die hij wenschte Ik heb getracht, naar aauleiding van mijne gegevens mij eenigszins in deze psy FEU1LLETON. van M. J. Mordlmann. 10. Zarnow wachtte te vergeefs op een ant woord van Ca9cile. Zij bad haar band alt de zijne bevrijd en zag met starren blik voor zich heen. Geen woord, 't zij vragend of afkeurend, kwam er over baarlippen; maar bare hondiog reide meer dan eenig woord. „Zie, geliefde,* ging Zarnow voort, ter wijl hij een bij hem opkomenden onwil on derdrukte, .men vordert van mij, dat ik aommige godsdienstige zaken nog geheel volgens de onde opvatting zal loeren. Ja, ik moet de leerlingen voorhouden en doen gelooven, wat mijn eigen gezond verstand me verbiedt.* „Verder niet En daarom hebt gij alles opgegeven „Daarom. Ik ben tot ieder offer, maar niet tot een teugen bereid.* „Die oude manier, om alles even hoog op ie nemen,* zeide Csecile bitter. „In woorden is men steeds tot ieder offer be reid, maar slechts niet tot datgene, wat geeischt wordt. Dat noemt men nn liefde I* Zij lachte toornig. Zarnow's voorhoofd rimpelde zich. „Gij praat maar in 't wilde voort,* zei de hij mismoedig, „tonder den samenhang der zaken te kennen. Laat mij n ten minste dan eerst eens alles vertellen.* En hij gaf haar een getronw overzicht van zijn gesprek met den hoofdpastoor Rut- zan en hetgeen daarop gevolgd was. „Ziet ge, zoo is het geschied,* eindigde hij zjjn vertelling. „Gij snit nn begrijpen, dat ik niet anders kon.* „Dat deokt gij, maar dat ben ik volstrekt niet met u eens. Ik kan slechts zeggen, dat ik uwe handelwijze zeer dwaas en over ijld vind.* „Dat is hard en onrechtvaardig. Maar 't zij zoo ook ter wille van u kan ik mijne overlniging geen geweld aandoen en een leugenaar worden, zoodat ik mij zelf zon moeten verachten.* Caecile beet zich op de lippen. Een hef tige boosheid stormde in haar en het kostte haar moeite, de driftige verwijten, die haar op de lippen zweefden, terug te hoaden. Maar zg begreep duidelijk, dat hier ook haar in vloed op Zarnow tekort schootio het hart van dien man was iets anders, dat meer invloed besat dan hare liefde. Beiden zaten een peesje stilzwijgend naast elkander. Ieder van hen beiden was met toorn vervuld op den ander. „Ea wat zult gij nu beginnen?* vroeg Caecile eindelijk. Zarnow vertelde haar van zijne uitzichten in Brazilië, en de gedachten van Caecile vlogen terug naar den avond, toon Helene haar gevraagd had, of «ij haar geliefde wel overal volgen ion en alle ontberingen en strijd met hem zou willen deelen. „In Oetober,* zeide Zarnow, „zal ik wel afreizen, en het sou mij ontzettend zwaar vallen, u hier te moeten aehterlaten. Word mijn vrouw en volg mij, gij salt zien, I welk een vroolijke toekomst onze liefde ons daar zal opbouwen. Daar zijn lands lui van ons, daar roept ona een behaaglijk thuis en voor alles, wat wij mochten ontberen, wij vinden in ons zelf rijke scha deloosstelling.* „Het mag zijn, dat het zoo komt," ant woordde Caecile. Haar koel antwoord viel j als een koude rijm op Zarnow's opgewekt- i heid. „Maar ik wil zeggen, dat gij bet niet zondt kanoën verantwoorden, mij naar een dergelijke onzekere toekomst mede te nemen, al gelooft ge ook nog zulke goede dingen daarvan. Ik moet zeggen, dat ik mij in een blokhut en midden in een bosoh alles behalve op mijn plaats gevoelen zon.* „Blokhut, midden in het boseh I De doitsohe kolonisten bewonen mooie kleine dorpen en steden.* „De huizen zulten wel Diet veel mooier dan blokhutten zgn wellicht even beter bewoonbaar maar wat zon dat zeggeu chologische tragedie in te denken. Zóó moet het met den jongen W. A. Claris gegaan zijn. Maar, de jonge schavuit is weer op vrije voeten. Weer is hij aan het vagabondee- ren. Nn kannen we gemakkelijk verder denken en we hebben het geheel verloop van het drama voor ons. Tenmin ste, wannver er geen bijzondere maatrege len genomen worden. Hij is op vrije voeten. Hij komt weer in zijn danshuizen en zijn kroegen. Met een gemompel van bewondering is hij ont vangen. Hij glimlacht en verhaalt trotsch van zijn wedervaren op het politiebureau, hoe hij de politie bij den neus beeft gehad, hoe zij hem gelooft beeft, hoe zi; met hem midden in den nacht naar den burgemeester van Overschie trok. Hoe hij telkens nieuwe gruwelen verzon. Hij ver telde, dat hij zijn vijand in de Konings haven gegooid heeft en de politie is gaan dreggen, waarachtig, zij meende dat hij waarheid sprak. En waar hij het vertelt lacht men er om. Men prijst hem, omdat hij den al- gemeenen vijand, de politie, heeft bela tafeld 1 Maar na eenigen tijd zal de glorie min deren. Men zal er niet meer zóó over spreken. Misschien z»l deze of gene zeg gen, dat er toch niet veel kunst aan is, om de politie wat voor te liegen, dat kan iedereen. Zijn glorie raakt versleten en men zal hem nitlacheD. Maar hij wil beroemd zijn, hij wil, wat het ook kosten moge. Hij wil in zijn kringen voor een held doorgaan, een durf-al, een kraan I En wat dan Ja, wat dan Zal, wat hij verzon nu, dan ernst en waarheid worden Hij is er toe in staat, in zijn slechte zucht naar roem, zijn zie kelijk streven naar bewondering. Wees er zeker van, men zal meer van Claris hooren als er niet voor gezorgd wordt, dat hij onder bewaking is. Kan hier een pogen naar verbeting met eenig succes bekroond worden. Ik geloot het niet, deze jonge man is reeds te ver, hem acht ik onherroepelijk aan de zoade overgeleverd. Er is in dit drama toch wel een ver schrikkelijke tendentie. Het is een drama van het einde der negentiende eeuw, de opzet is de zwakte de domheid der ou ders, de outknooping is de misdaad van den zoon. Verschrikkelijker voorbeeld voor oudera dan dit is wel niet denkbaar, als tucht in het huisgezin ontbreekt, als de ouderlijke macht vergaan ia in dom men angst, moet zóó de toekomst worden. In onze lagere standen staat dit voor beeld niet alleen, al blijft het zichzelve niet altijd tot het einde zoo volkomen getrouw, gelukkig ze zijn te tellen, de gevallen, waarin de kinderen, verloten gaan door de schold der ouders. Drankmis bruik van vader zal meestal de eerste oorzaak wezen van het verval, ook wel slecht levensgedrag van moeder. Oadanks alle vereenigiDgen, wier doel is de moreele verbetering van den minde ren stand te bewerken, blijft het kwaad bestaan en voortwoekeren- Misschien brengt een geval als dat van Claris en kelen tot inkeer, doet het hen inzien, waartoe zij noodwendig komen zullen. Als dit het geval is, dan heeft de zaak, hoe treurig ook, toch nog een goede zijde. Dan kan net ter waarschuwiug dienen en dan is althans iets gewonnen. Eén verlorene kan dan misschien anderen reddenWe hopen het allen. Uit en voor de Pers. Tegen alcoliol. Wij deelden reeds mede, dat de minis ter van binnenlandsche zaken het plan koestert, te beginnen met den nieuwen cnrsns in 1898, het leerplaD der kweek en normaalscholen nit te breiden met les sen over de physiologische invloeden van dan alcoholischen drank op het menschelijk lichaam, en zijn gevolgeD, ook ten opzich te van de maatschappelijke toestanden. In verband daarmee vraagt het Schoolblad wie san de zeven rijkskweekscholen en de honderd of meer rijksnormaallessen dit on derwijs zon moeten geven. „Vooreerst dient in het oog gebonden te worden, zegt het bhd, dat de kweeke- lingen door dit onderwijs moeten worden voorbereid om latar, beter dan thans het geval is, de school dienstbaar te kannen maken tot het aankweeken van matigheid als eene der maatschappelijke dengden, waartoe de wet eischt dat het onderwijs zal opleiden. Het geldt dos hier in de eerste plaats eene ethische quaestie, en geen onderwijs aan eene kweek- of normaalschool zal daar om het vereischte doel bereiken, als de leeraar niet deze zijde van de zaak op den voorgrond stelt en zelf met geheel zijn hart ook ia zijn particnlier leven toont van het verderfelijke van den sterken drank overtuigd te zijn. „In de tweede plaats geldt het hier ee ne wetenschappelijke qnaestie en wel eene, waarbij de scheikunde ea de physiologie bei de eene groote rol speleD. Eenig niet al te beperkt onderricht in de scheikunde schijnt ons, voor het recht begrijpen van hetgeen alcohol en alcoholische dranken zijd, volstrekt noodig en daarnaast behoort te staan de keünis van het samenstel en de werking van het menschelijk lichaam. Deze laatste kennis wordt reeds nn op kweek- en normaalscholen onderwezen, hoe wel niet door een medicus, die daarvan een bijzondere studie heeft gemaakt, doch de scheikunde komt op de normaallessen in het geheel niet op het programma voor. Toch zal men wel doen voor dit onder werp chemie en physiologie bIs de hoofd zaken te beschouwen en dus óf aan een leeraar in de scheikunde, die nog al veel aan physiologie heeft gedaan, het onderwijs op te dragen, óf aan een geneeskundige, die goed physioloog is, doch bovendien veel ambitie voor sehei- knnde heeft en in staat is, de noodige chemische proeven op de les te nemen. „Bedenkt men, dat bovendien aan een derden eisch, het bezit van paedagogiscbe bekwaamheid, moet voldaan worden, dan is het te begrijpen, dat het niet gemak kelijk zal zijn, voor eene reeks van in richtingen de geschiktste leeraars te vinden, en dat het hier en daar zelfs vooreerst onmogelijk zal wezen. „Daarom hopen wij, dat, hoezeer wij ook spoedige invoering van dit onderwijs wenschelijk achten, men niet ovet haast zal te werk gaan met het invoeren op alle normaallessen. Laat men aanvangen op de kweekscholen en op normaallessen, waar een zeer geschikt docent te verkrij gen is, en laat men met de invoering op de andere normaallessen wachten, tot zich ook daar een in alle opzichten ge schikt leeraar aanbiedt en men bovendien van de op de eerstgenoemde scholen op gedane ervaring kan profiteeren. „De zaak gaat ons zoo zeer ter harte, dat wij het zonden betrsureD, indien zij hier of daar door eene niet in alle opzichten goed te keuren toepassing schade leed.' Het is er toch eeD halve wildernis. Hebt gij er werkelijk al reeds over nagedacht, wat ge van mij eiscbl?' „Ik had soo bij mi) zelf gedacht, dat het meisje, dat mij liefheeft, het als iets vreese- lijks zoo opnemen, als zij van mij had moe ten scheiden-* „Wanneer zij een arm fabrieksmeisje of een dienstmeisje was wellicht. Yoor die zou het wel iets vreeselijks geweest zijn, om baar hier te laten, voor mij niet.* „Gij weigert dus „Wees toch verstandig, Fritz," smeekte Caecile. „Ziet ge dan niet in, welk een dwaasheid bet zon zgn, wanneer ik n zoo maar naar een vreemd land zon volgen Ik zon u als een klis aan de voeten hangen. Is het niet beter, dit gij alleen heengaat; zie eens, hoe de zaakjes daar slaan, en dan, wan neer gij n overtuigd hebt, dat het leven daar werkelijk dragelijk is, haal mij dan Fritz dacht na. Hij gevoelde wel, dat eeD diepe en waarachtige neiging bij zgn lieveling haar vroolijk en zonder nadenken zijn zin gegeven zon hebben, maar zijne liefde voor dit trotscbe en verwende meisje was zoo groot, dat hij gaarne nog een aohterdenrije open liet, eer bij haar verloor. Zgn eigen hart sprak voor haar. Had hij er recht op, zulk een offer als het opgeven van alle genot van een prettig leven van baar te vorderen. Mocht hij van baar eischen, dat zij hem naar die moderoe wildernis volgde? Was het inderdaad niet wat beter, dat hij eerst de baan daar aan den over kant wat effende en zijne vronw een warm nestje bereidde, waarheen hij haar dan later geleiden kon? Wanneer zij hem kond en ternghondend voorkwam, zoo kon hg daar ook zelf schold aan hebben, door iets onmogelijks van haar te verlangen. Hjj vatte hare hand weer en zeide op milderen toon. „Gy hebt gelgk. Van u mag ik niet verlangen, wat ik van een gewoon meisje verlangd zou hebben. Ik zal eerst heengaan en alles inrichten, zoodat ge u in uw nieuw vaderland behagelijk en wel gevoelen zult. Is het dan goed Caecile knikte verstrooid. Zij kou juist niet veel behagen scheppen in die toekomst beelden, die voor haar oog ontrold werden. Maar zij zag geen anderen uitweg. „Dat is das afgesproken,* ving Zarnow weder aan. „Nu echter, mijn lieve, moet ge mij iets toegeveD, Laat ons, eer ik vertrek, trouwenHoe ook dat niet Caecile had krachtig met het hoofd ge schud. Nu zeide zij„Neen Fritz. Het is dwaas heid, wat gij van mij vordert. Ik begrijp n in 't geheel niet. Niets is belachelijker en treuriger te gelgk, dan voor onbestorven weduwe te moeten spelen. Dat moest ge toch in zien. Hoe gedwongen en onaange naam zon het voor mij zijn, wanneer gij naar Brazilië giDgt onmiddellijk na de brui loft, en ik bleef hier als jODge vronw achter. Neen, dat gaat onmogelijk. Is het dan Diet hetzelfde, of de trouwplechtigheid volgt voor ge gaat, ot bij nwe terngkomat Wees toch wat wijzer, Fritz.* Maar hoe vast Zarnow er ook van over tuigd was, dat Caecile hem ook zonder dat zij huwden trouw zou blijven, zoo was het voor hem toch zeer pijnlijk, dat zij zoolang zeker blijven wilde van hare vrijheid. Hij deed alle moeite, om haar tot andere ge dachten te brengen. Maar ook ditmaal stiet hij op niet te vermurwen standvastigheid, alle zijne beden en klagen of verwijten, er volgde niets dan een onverzettelijk neen op. Eiiideljjk stond Zarnow op. Geheel anders dan hij gehoopt had, was deze samenkomst afgeloopenmaar hjj wist niets te antwoorden, als op zijne bemerking daarover door Caecile geantwoord werd „En meent gij dat ik van dit gesprek dan eenig denkbeeld gehad heb Met bitterheid en boosheid in het harte stonden zij tegenover elkander. ZoDder een woord te zeggeD, ging Zarnow naar de deur. Het was niet de eerste maal, dat hg onge noegen met Caecile gehad had en onver- zoend was heengegaan, maar bet was de eerste maal, dat de twist zoo ernstig was en met zulk een wanklank eindigde. Toen hij de hand op den dearknop legde, om zonder om te zien heen te gaan, hoor de bij Caecile roepen: „Fritz I* Over de uitwerking der grensmaatregelen tegen buitenlandsch vee en vleesch bevat het jaarbericht van den directeur van het Berlijnsche abattoir we tenswaardige mededeelingen. De invoer van runderen is gedaald vaD 291025 tot 204555 stuks, die van var kens van 347814 tot 108091 stuks. Maar het buitenland is, nn het op koeien en varkens niet mocht binnenrijden, op schapen naar buiten geredeD. Met wol zijn de borstels en hniden gewroken.... De nitvoer van achapen verminderde van 342813 tot 215015 stnks. Dat was de revanche van het buiten land I Te recht merkt de NationaUZeitung op, dat hiernit weer eens duidelijk blijkt, hoe zeer de landbouw en de veeteelt den han del noodig hebben. Luchtig. Mevrouw (tot dienstmeisje, dat de wasch te drogen heeft gehangen). Heeft de wind nn genoeg speling, zoodat het linnen spoe dig kan drogen Dienstmeisje. O ja, mevrouw, er sijn gaten genoeg in I Een blad, gewijd aan de pennen-, papieren en inktindnstrie, deelt me de, dat over de geheele wereld gerekend, er op eiken werkdag 3,500.000 stalen pennen worden gebruikt. Brandstichtingen te Keu len. Ten gevolge van de vele brandstichtin gen, die te Keolen in den laatsten tijd heb ben plaats gehad, zonder dat het der overheid mocht gelukken, de schuldigen te ontdekken hebben de bewouers van een der wijken in de stad de handen ineengesloten tot het nemen van voorzichtigheidsmaatregelen. Wel ke die maatregelen zullen zijn, zal besproken worden op een openbare vergadering. Onder de bewoners van de bedoelde wijk heerscht groote schrik, daar nog dagelijks eenigen hnnner dreigbrieven ontvangen. Wel zijn in de laatste dagen een paar aanhou dingen gedaan, maar de arrestanten moes ten wegens het ontbreken van voldoende gronden voor verdenking, weer op vrije voeten worden gelaten. Kunsthout. In Duitscbland heeft men tegenwoordig een fabriek, en wel te Leipzig-Qohlis, die zich toelegt op de vervaardiging van hout langs knnstmatigen weg. Volgens het daarover in het Tijdschrift der Ne- derlandsche Maatschappij ter bevordering van nijverheid voorkomend artikel, ont leent aan het prospectus der fabriek, o- vertreft dit kunsthout verreweg het na- tuurhout in goede eigenschappen. Het springt niet, wordt niet breukig, scheurt of trekt niet en is van volkomen gelijk matige structuur. Hel heeft voorts geen poriën en kan gemakkelijk gepolijst wor den, is zeer vast eu maakt het mogelijk um er allerlei figuren in te drukken. Ein delijk kan het met olie- of aquarelverven beschilderd worden en ook voor brand schilderen worden gebezigd. Eigenaardige aanbeste- dingec. Het riddergoed van een „koninklijk ambtsraad' in Hannover, de man is een paar dozijn maal miilionnair en bezit on geveer 10.000 morgen bouwland, werd on langs aangewezen voor de inkwartiering van een aantal aan de manoeuvres deelne mende militairen. De inspecteur van het i landgoed belastte zich met de bestellingen voor de verwacht wordende manschap pen, doch kreeg van den eigenaar last, al le reeds uitgegeven orders in te trekken. Den volgenden dag plaatste de landhter de volgende advertentie in een plaatselijk blad Aanbesteding. Prijsopgave verzocht van 105 'orooden van 2000 gram, leverbaar den lOen Sep tember 's avonds; 105 X 3 versche ka detjes, leverbaar op zondag den 12en September, 's morgens te 5 nar en maan dagmorgen te 4 nar, onder opgave van het gegarandeerd gewicht; 420 stnks komkommers, beste kwali teit, 600G gram gedroogde pruimen, 12500 gram linzen (blanxkokend), lever baar vrijdag 10 September." De lezers waren niet weinig verbaasd te zien, dat de ambtsraad 12 poDd prui men en 25 pond linzeD, die iedere kleine burger in zulk een geval van zijn kruide nier betrokken zou hebben, door openbare aanschrijving zoo goedkoop mogelijk tracht te op te doen. Ef werd braaf om den e- delen ridder gelachen, maar in adellijke kriDgen schijnt men zich aan het gevM buitengewoon geërgerd te hebbeD, waot een lid eener oud-adellijke familie greep naar de pen en schreef de volgende ad vertentie, die den volgenden dag in den Hannoverschen Gen. Anz. verscheen Aanbesteding. Door een opvallende aanbesteding op merkzaam gemaakt, wil ook ik beproeven, mijn behoefte aan levensmiddelen dooreen openbare aanbesteding zoo goedkoop moge lijk te bevredigen. Daar ik zondagavond te 7 unr een kleermakersbiefstuk met ga- bakken aardappelen en komkommers eten wil, verzoek ik prijsopgave van I. Een haring, niet beneden de leng te van 450 millimeter en minstens 400 gram zwaar. Dezelve moet blank, .pp vlee- zig zijn en mag niet scheel kijken. (Lever baar, daar hij 24 uren onder water moet staan, zaterdagavond te 7 unr, onder ga rantie van vooromschreven eigenschappen). II. 2000 gram aardappelen (Mühlhau- ser wolkammers) niet kleiner dan 4 cM. in doorsnede. (Leverbaar zondagavond 6 uur.) lil. 2000 gram komkommers van bes te qualiteit, zoo mogelijk zonder pitten en niet korter dan 300 millimeter. (Le verbaar zondagavond te 7 nui) Hg aarzelde vervolgens werden piot twee blaDke armen om zgn hals ge slagen en eer hg het had verwacht, voelde bg warme kassen op zijne lippen branden; nog nooit bad Caecile bem zoo hartstoch telijk geliefkoosd. Na was dr. Zarnow weliswaar een zeer geleerd man, verstandig en zeer ervaren, Daar Caecile kende bg toch Diet grondig. Anders was hg niet tot ds dwaasheid ver vallen om verlangen naar verzoening te houden voor, wat bg Caecile slechts den oor sprong vond in het gevoel, dat zij slecht tegenover hem gehandeld had. Hoe meer zij gevoelde, dat de redenen barer weige ring eigenlijk bet licht niet verdragen kon den, zooveel te sterker verlangde zjj er naar, op eene andere manier weer goed te maken, wat zg innerlijk zondigde. Doch zij bereikte baar doel en Zarnow Iniaterde maar al te gewillig naar hare zach te verwytingen, dat bg aan haar twijfelde en daarom hare weigering zoo boos opnam. Op bet ernstige onderhoud volgde een half uurtje van liefkozen, zoodat alle duistere wolken van Zarnow s liefdehemei verdwe nen wareo. Gelukkiger dan Zarnow was Paal Mau- villon bg zgn geliefde geweest. Van haar bad bij bet jawoord en van mevrouw Del- mar een vriendelyke toestemming ontvangen, nadat zij hem nog eenmaal dringeed verzekerd had, dat Anna een arm meisje was. Toen bg de blozende Anna in de armen sloot en zgn bruid kuste, gingen door zgn hoofd alles behalve prettige gedaobten. Hg ver geleek de seboone Helene met Anna, die, al zag zij er nn door hare opgewondenheid niet onaardig uit, toch die vergelgking niet doorstaan kon. En wanneer ze nu toch werkelijk eens geen geld had. „Ja, waarigk zeide bg tot zichzelf, toen bg weder op straat stond, „er zou mij recht geschieden 1 Maar het zou een verduivelde geschiedenis zgn. Het zou heel goed zgn als ik de zaak eens dadelyk onderzocht.* J Hg sloeg den weg in naar Nenenbnrg, om by zgn oom iels naders daarvan te we ten te komeo. Had hij zich eigenlyk niet aan een groote overgling schuldig gemaakt, Langlevende n. De be- vroners van het dorp Sournia bij Prades in Frankrijk slaan zeker het record der langlevendheid. Van de nauwelijks 600 inwoners, die deze gemeente telt, is er eeD, een vrouw, 95 jaar ond, een man is 94 jaar, een andere vronw 89, drie andere 82, twee mannen 85 jaar, twee andere 84, twee van 82 en twee van 80 jaar. Van de 600 inwoners zijn dus 14 boven de 80 jaar, dat is d ns 21/» pCt. En in geen een der elf gemeenten van het kanton, waartoe Sournia behoort, is een dokter, apotheker of een vroedvrouw. Dochter: Ja, ik heb eind- examen gedaan en ik wil me nu gaan toeleggen op psychologie, philologie, bibli- o Practische moederDat heeft geen baast. Ik heb het hier nn zoo ingericht, dat je eerst een cursus kan maken in kokologie, bradelogie, waschelogie, strijke- logie, knippelogie en alle huishoudelijke werkelogie. En ga nn eerst je japon in orde maken zich zoo maar op de woorden van den kashooder te verlaten? Niet eigenlijk! Hij riep zich nog eens alles voor den geest eene dwaliDg was niet mogeljjk 1 Mynheer Mauvillon was Diet thuis, slechts mijnheer Gerard was er en jnist bezig, de brieven, die per post verzonden moesten wor- den, te onderteekenen. „Zoo, laat gij n bier ook nog eens we derzien riep hij den binnentredenden neef toe. „Gij maakt, doordat wij u soo zelden zien, dat wij bijna nwe aanwezigheid op den aardbol zonden vergeten. Toen ik u de laatste maal zag, droegt ge de korte broek met den kiel nog.* „Dat geloof ik niet, oom," zeide Paul lachend, terwijl hij gÏDg zitten en de aan geboden sigaar aanstak. „Zulk een kleedij zou gisteren bij de Delmars, waar wg el kander het laatst ODtmoet bebben, wel eenig opzien gebaard hebben." „Ja, juist, gistereD 1" bromde Gerard ,.Boe men zoo vergeetachtig kan zgn I Maar aoo'n oude verschrompelde kerel als ik ben kan ook niet zoo lang onthouden als boo'd joDge hekkenspringer, die niets anders te doen heeft dan zieb al het aangename te herinneren." „Bij de Delmars was het zeer aardig, niet waar?" vroeg Panl, naar goed geluk een aanknoopingspunt zoekend. „Prachtig. En voor al die schoone jonge dames alle achting. Vooral die joDge dame, die aan de piano zat, juffrouw Friedrichsen, was eene kDappe meid. SappremeutMijn hart ging er van open l Haar zuster is ook lief, maar naast jntfrouw Caecile is zjj niets waard, neem mij niet kwalijk Panl hoe Kondt gy nit de beide zusters jnist die kiezen „Dathiog niet van mij a( de oudste wilde mg niet en de tweede ook, „Ja jnist, daar bezin ik mij, gij praat"**" daar niet gaarne van ook Gerard was door Panl in de dwaling gelaten, dat Hele- ne de verhonding bad afgebroken bemerkt wel, ik ben heden zoo verslrooMJ1 „Juffrouw Caecile zon zeer trotsch als zij dat wist." „Praat geen onzin, Panl,* schold G >- ■Ji'-QjH. cii eet—

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 5