SlEIITYitU L Zondag 24 Octoter 1897. 41ste Jaargang No. 3250. Leven om leven. BIJVOEGSEL. Gemengd Nieuws. FEUILLETON. HAGER COURANT. Een Bismarck-anecdote. Van de schetsen uit het leven van Bismarck, die Heinrich v. Ro- schingen in de Octoberaflevering der Deutsche Revue naar mededeelingen van Rudolf Lindau publiceert, is het volgende ontleend Het was in het jaar 1866. Graaf Bismarck keerde van het paleis terug, waar hij een bezoek had afgelegd bij den koning. Terwijl hij de breede straat Unter den Linden passeerde, hoorde hij plotseling vlak achter zich een knal van een schot. Hij keerde zich onmiddellijk om en zag een jon gen man, die met een rookende re volver op hem mikte. Dadelijk sprong hü op den man toe en greep den arm, die naar hem uitgestrekt was, terwijl hij met de andere hand den moorde naar bij den keel greep. Blind had echter den tijd gehad, zijn wapen in de linkerhand over te nemen en vuur de nu snel achter elkander drie scher pe patronen. Bismarck voelde, dat hij aan den schouder en aan een der rib ben gekwetst was, doch hij hield zijn aanvaller vast totdat er eenige solda ten toescnoten, die hem arresteerden. Daarop wandelde Bismarck in een flinken pas naar huis en bereikte zijn woning lang voordat iemand daar ver moeden kon, wat er gebeurd was. De gravin had juist eenige vriendinnen op bezoek, toen haar gemaal het ontvang- salon binnentrad. Hij begroette de dames vriendschappelijk en excuseerde zich voor eenige minuten, daar hij een dringende aangelegenheid af te hande len had. In een aangrenzend vertrek, waar zijn schrijfbureau stond, schreef hij daarop een kort bericht omtrent den aanslag aan den koning. Hierna keerde hij naar het salon terug en vroeg aan zijn vrouw op de hem eigen grappige manier om zija te laat komen te ignoreeren „Nu, krijgen we vandaag nog wat te eten Je laat mij altijd wachten1" Hij zette zich aan tafel en sprak de opgediende ge rechten geducht aan. Eerst na het di ner trad hij op de gravin tqe, kuste haar op het voorhoofd, wenschte vol gens de oud-duitsche traditie „geseg- nete Mahlzeit* en merkte op„Je ziet het, dat ik heel wel ben." Ze keek hem aan. „Ja, ging hij voort, je moet niet ongerust zijn, mijn kind, iemand heeft op mij geschoten, maar het is niets zooals je ziet 1" Twee liedjeszangersvan den Parijschen Chat Noir hebben om 20,000 francs een weddenschap aange gaan, dat zij in een jaar tijds, uitge gaan zonder een cent op zak, een reis door de wereld zouden doen en op dien tocht 10.000 francs uitdeelen aan de armen. De Zwerverslust, met méér dan de zekerheid van altoos wel een dak en een stuk brood te vinden. Verleden zaterdag hebben zij alles, wat zij bij zich hadden, op het bureau van La Réforme te Brussel afgegeven. Zondagavond traden zij op in het Thé- atre des Nouveautés. Gisteren waren zij te Antwerpen, daarna zijn Gent, Namen en Luik aan de beurt. De heer Matthieu Hoefnagels zal zich te Luik bij hen aansluiten en hen op hun tocht als manager terzij staan. Van Luik gaat de reis naar Duitsch- land, Zwitserland, Italiö, Egypte, enz- In April a.s. hoopt het drietal in Ne derland te zijnom van daar over En geland naar Amerika te vertrekken. 17 October 1898 moeten ze te Brus sel terug zijn. De wraak van een trom-1 petter. Een italiaansch blad verhaalt de volgende anecdote van de wraak eens trompetters. Een trompetter was weg gezonden uit het orchest van een the ater; om zich te wreken nam hij op een avond, dat Carmen gespeeld werd, een plaats vlak nabij het orchest, zoo dat hij door al zijn oude collega's goed kon worden opgemerkt. Toen het tee- ken om te beginnen gegeven was, nam onze trompetter een citroen uit zijn zak en begon die langzaam op te eten. Zijn kameraden, die hem verwonderd aankeken, voelden langzamerhand hun mond als 't ware overstroomd worden door speeksel. Terstond daarop werden slechte intonaties, valsche noten, enz. hoorbaar, en dit werd zóó erg, dat het publiek eindelijk zijn ontevredenheid begon te luchten door fluiten, tot groo- te vreugde van den ontslagen trompet ter, die innerlijk genoegdoening had over zijn welgelukte wraakneming. Te Weenenis zaterdag der afgeloopen week wegens moord op eene oude vrouw een zekere Dolezal opgehangen, ondanks zijne verklaring, dat hij geen moordenaar was. Zelfs in een afscheidsbrief aan zijne ouders schreef hij, dat hij, hoewel een slecht mensch geweest zijnde, toch geen moordenaar was en den dood niet ver diend had. Die tot op het laatste vol gehouden ontkentenis maakt, naar men uit Weenen schrijft, nog al sensatie. De eenige, die wellicht in deze duis tere zaak opheldering zou kunnen ge ven, maar niet mag spreken, is de biechtvader, die wel alles weten zal, omdat de delinquent zoo berouwheb bend gestorven is. Door de justitie wordt aangenomen, dat de door de ju ry ter dood veroordeelde oorspronkelijk niet de bedoeling gehad heeft, de oude vrouw te dooden, maar haar te be dwelmen om te stelen, en dat Dolezal eerst de vrouw om het leven bracht, toen het niet anders meer ging, en daarom in zijn afscheidsbrief schreef, niet den dood verdiend te hebben en geen moordenaar te zijn. Wreedheid op Cuba, Niet alleen door de Spanjaarden, ook door de cubaansche opstandelingen wordt groote wreedheid bedreven op de parel der Antillen. De amerikaan- sche pers, in dezen zeker een niet vooringenomen partij, ontwerpt van de wreedheid der insurgenten een vreese- lijk tafereel. Bü de inneming van Las Tunas wierpen de benden der opstan delingen zich na de plundering der winkels en huizen op de weerlooze inwoners. De eerste offers van hun wilde woede waren de zusters van Vicente Garcias, den man, die in den vorigen opstand beroemd werd als leider der insurgenten, maar later vredesloot met Spanje. De verminkingen,, die de 98 vrijwilligers in de stad van de op standelingen hadden te lijden, waren ontzettend. Pedro Suarez zag zijn drie zoons voor zijn oogen dooden, vóórdat men hem den genadestoot gaf. Evenzoo verging het een zekeren Ramon Rubia, van M. J. Mordimann. wiens bloedjonge kinderen als slacht dieren gedood werden. De vrouw van Santa Ana werd opgehangen en langzaam doodgemarteld. Een mevrouw Fernandez en haar beide kinderen sneed men het hoofd van den romp. Den commissaris van politie Ramon Diaz Machado sneed men eerst de beenen af, daarna de ar men, de ooren, enz. De weduwe van den geneesheer dr. Tristan werd ter vuurdood veroordeeld en half verbrand, toen bekende zij, waar haar geld was verborgen en mocht zij den brandsta pel verlaten. De talrijke misdaden, te gen vrouwen en meisjes bedreven, kun nen niet verteld worden. Novelle uit het volksleven. Wat mankeert hem toch, dien trouwen mensch, die haar zoogoed heeft bijgestaan, al de dagen van de laatste zes weken. Haar arbeid werd haar moeilijker sedert den dag, dat hij niet meer naast haar staat en menigen zwaren greep voor haar niet uit den weg neemt. De stille gezel met het bleeke, ernstige gelaat en de treurige oogen, die nooit lacht en nooit een overvloedig woord wis selt, wordt door de vroolijke Ernestine met de guitige oogen gemist. Ja, vroolijk en goed lachs ondanks het zware noodlot, dat haar op haar twee-en- twintig-jarigen leeftijd tot weduwe maakte. Trots haar leven vol zwaren arbeid, dat zij sedert den dood van haar man moest lijden. Trots het zwoegen en ploeteren om het stukje brood voor haar eenigen I jongen en de oude moeder. Zij kan niet anders, het is hare natuur. Het was een machtige aantrekkingskracht, die de beide mensehen, den vroolijken, op- gewekten Trits Schulz en de altijd lustige Stine tot elkander bracht. Zeker, bij hem ging de liefde voor genot en plezier bijna tot de grens van lichtzinnigheid en had haar dikwijls met zorg voor de toekomst vervuld. Wanneer hij haar met zijn kool zwarte oogen toelachte en alle zorgen voor den volgenden dag weg schertste, dan liet haar impulsieve natuur zich meesleepen en zij gaf zich over aan het genot van het oogenblik. Zoodoende was het gekomen, dat, trots zijn hoog inkomen als opzichter in de groote granietfabriek, geen penning ter zijde was gelegd en nood en zorgen met den dood van Fritz Schulz hun intrede deden in het aardige huishoudentje van het jonge paar. Dan was de blonde, stille Zweed een ander manDie hield de penningen zorgvuldig bij elkander, leefde bedaard, kleedde zich goed, maar niet overmatig. Maar bij dans of spel zag niemand hem. Boeken had bij vele en hij las den beiden vrouwen zondags aardige geschiedenissen voor. Of hij nam Kareltje bij de band en wandelde met hem naar buiten, of naar de zee, en daar verklaarde hij het opmerkzaam luisterende kind alles, wat hij zelf wist van bloemen, planten en dieren. Hij had blijkbaar altijd met het geen de natnnr hem te aanschouwen gaf, medegeleefd, want hij wist er zooveel van en zijne zwaarmoedige oogen zagen er altijd zoo uit, als waren zij meer met het hoogere bezig, dan met het gedwarrel en gescharrel der menschen. „Een komiek mensch', had Stine eens schouderophalend tegen eene bnurvronw gezegd, nadat hij ongeveer een viertal we ken bij haar had gewoond en hare goede kamer met bedstede had gehunrd. „Een stille, bedaarde jonkman,* voeg de de moeder er met een tevreden hoofd 12. Juanita droeg een aan den hals laag uitge sneden, korte witte jurk, met roode strepen, eu rood lint in bet haar, en zag er in dese dracht met haar koolzwart haar en de door lange zijden wimpers beschaduwde blauwe oogen zoo schoon uit, dat Zarnow dacht „Wanneer die nog een paar jaar ouder ia, steekt zij de heele mannenwereld in brand.* En GerardWie had in dezen beer, wiens hand aan bet instrument tnlke scboone tonen ontlokte, den directeur der firma Mau- villou en Co. gezocht Wie bad het voor mogelijk gehouden, dat dit de beroemde koopman was, in staat zich in de kleinste kansberekening te verdiepen, die nn zoo geheel in Paginini's geestesgaven opging, als bestond er bniten dat niets anders op de wereld. Ja, dat was een wonderlijk en toch zoo heerlijk gezicht en geheel in overeenstem ming met al dit eigenaardige was het ge drag van het derde levende wezen, dat in de rol van toehoorder het concert mede- maakte nl. Nero, de St. Bernhardhond. Koerend en comisch tegelijk was het om aan e r.ien, hoe hij ten prooi wbb aan den tusschen de gehoorzaam heide, die hij „gn meester toe- e onaangename gewaarwording, muziek bg hem verwekte. Blnk- -j hg uit bittere ervaring het naar dikwS66 ^ü*e'|he muriekstuk want zoo S8 een hgwnder schrikkelijke passage naderde, werd hg onmatig, kwispelde zacht met den staart, om daD, wanneer de cello en viool werkelgk de verwachte buitensporig heid begingen, in luid gejank los te breken. Maar dat duurde niet lang, want Gerard's gemoedelgk lachen, dat dadelijk weerklonk zoodra de hond begon te janken, scheeneen 1 twijfel heid en droeg, en welke de baar kon kalmeerenden invloed op het hondenhart uit te oefenen. Eindelijk was het stnk ten einde uitge speeld. Nero draaide sich eens en nog eens, vlijde sich neder en sloot de oogen, om in een liehte sluimering de pijniging van zooeven te vergeten. Nu eerat konden Ju anita 6D Gerard zioh geheel aan hun be zoeker wijden. Bet zakelijke van bet bezoek was zeer spoedig afgeloopen. Zarnow zon driemaal in de week komen en Jnanita telkens twee nor les geven in de talenandere leer aars en onderwijzeressen zouden andere vakken voor bunue rekeniog nemen. Want Gerard wilde zijne dochter niet aan een in stituut toevertrouwentegen derge lijke inrichtiogen, beweerde hij op zijn ge wonen krsssen toon, was bjj zeer gekant. Juanita had op de lagere school, die zij tot dnaverre bezocht had, zeer goed dnitsch geleerd en alle andere vakken in den begin ne goed behandeld na zon zij een meer algemeene opvoeding ontvangen. Toen dit alles besproken was, stond Zar now op, om heen te gaan, maar daarme de was hg aan een verkeerd kantoor. Het was immers niet meer dan oatonrljjk dat hg eten bleefiederen zondag aten Mauvilloo, Gerard en HartmaDn te zaaien afwisselend bij een der deelhebbers der firma en wie voor den middag in dit gezelschap aanlandde, die moest zioh aan de genade of ODgenade overgeven en was verplicht ten eten te blijven. Dat was eene uitgemaakte zaak en Gerard verwonderde er sich over, dat een man met inlk een algemeene kennis als Dr. Zarnow daarvan niets wist. Wanneer Zarnow nog lost gevoeld moehl hebben, om na deze hartelijke woorden te bedanken, de smeekende oogen van Juanita zouden hem dan wel spoedig tot andere gedachten ge bracht hebben. Het jonge meisje liet hem vlnehtig hare sohooi boeken zien, met stralende oogen echter toonde zij hem hare muziek en Zar now bemerkte ras, dat zg met lgf en «iel aan de muziek gehecht was.Hg vroeg baar, of zij al reeds lang speelde. „Eerst sedert ik bij oom Gerard ben,* antwoordde zij en deze voegde er aan toe: „Ja, dat moet ik u eens eventjes vertel len. Dat is een dwaze geschiedenis, waar over een door tandpijn geplaagde olifant uog schik zon hebben. Boe die kleine heks niet lachen, Jnanita ik bedoel, hoe die kleine zeenimf tot de muziek gekomen is, dat zon ik niet gelooven, wanneer ik het niet zelf gezien en meegemaakt bad. Gij hebt vandaag kannen tien, hoe dwaas veel ik van mnsiek hond, ik speel den gan- schen dag en den halven nacht. Toen Ju anita met mg mee naar hnis gegaan was, heb ik haar voorgespeeld, zoolang het haar lustte, om haar op te vroolijken eu ik be merkte spoedig, dat zij daarin veel genoe gen bad. „Zij liep bij haar poppenwagen vaDdaan, zoodra mijn cello in beweging kwam en keek mjj bij het spelen onophoudelijk op de viDgers. Zoo verliepen er een paar we ken, en toen stadeerde ik een stnk in, dat buitengewoon zwaar was. Bg die gelegen heid viel het mij op, dat zg, toen ik het voor de tweede maal speelde, elke font be merkte. Daarnit trok ik nog niet dadelijk de gevolgtrekking, dat sij een ongehoord muzikaal genie was, maar dat sij een goed gehoor bad en daarom wilde ik haar on derricht doen geven. Ik kocht een viool voor haar, omdat de cello geen instrument is voor zulke kleine vingers, en leerde haar de noteD, wat zij zoo handig begreep, dat ik reedt weldra merkte, hoe het met haar gesteld was. En den volgenden dag thuis komend, hoorde ik reeds bij de deur, dat er viool gespeeld werd en wat speelde zij denk je i Mijn sonate, en dat zonder fou ten „Dat was geen kaast 1* riep Jnanita, „ik had het stak reeds viermaal gehoord.* „Nu 1 wat segt ge daarvan P En nn ma ken wij alles met elkander, alles wat ons onder de vingers komt, üeht of swaar. Dat Nero zijn verstand niet verliest, is een waar wonder.* Nero splitste de ooren en stond op, om twee nieuwe gasten, die jnist aankwamen, op bedaarde wijze welkom te beeten. Het waren Manvillon en Hartmann. knikje bij. „Ja bedaard, maar ook vol strekt niet amusant,* voegde de jonge weduwe er aan toe. Dat was een half jaar geleden gebeurd, drie volle jaren, nadat Fritz' dood Stine eensklaps op het ziekbed geworpen had. Haar wilskracht had haar er evenwel we der boveaop geholpen. Maar wat was dat toen een hondenleven geweest, onder dien voormaligen opzichter. Hoe had hij haar tot gek wordens toe gemarteld en ge kweld, met werk overstelpt en dat alleen om zich te wrekeD, dat zij hem had af gewezen. God zij dank, dat was nn anders ge worden ouder dezen Erik Sweuson. Streng zeer streng, maar toch goedig en menscbe- lijk en altijd bezig door eigen hnlp haar den last te verlichten. Opgewekter was hij zeker niet gewor den, maar hoe goed, hoe vol kleine op lettendheden Stine zncht zacht, terwijl zij met nij vere hand het bleekblauwe van het granieten grafkrnis met smergel po lijst. Zij mist die oogen roet dien trou wen hondenblik, die steeds op baar roet ten. Hoe lang zou hij Dog weg blijven Wie hij daar boven over 't wijde water wel bezoeken zou Of hij een verloofde heeft, die hij eens een keer zien wil P Hij bewaart ook steeds over alles het stil zwijgen. Nadenkend staart zij op het krais, dat onder hare handen een spiegelend schoon roodgeaderd vlak vertoont. Zij spaart al reeds lang alle halve centen en legt van haar loon elk over schotje weg, om haar Fritz ook eens zoo'n mooi krais te knnnen schenken, op zijn graf, dat daar boven in Zweden is. Of zij zijn graf ooit te zien zal ko men Óf zij met Kareltje de plaats be zoeken zal waar de vroolijke, levenslusti ge Fritz zoo gruwelijk om het leven ge komen is Waarom heeft zij dien Swenson niet gevraagd om op zijn reis alle bijzonder heden na te vorschen, die den dood van haar man, als een eeuwig geheim omzweven. Swenson had haar ter wille dat wel ge daan, hij leest hare wenschen steeds in hare oogen Plotseling schrikt zij nil hare overpein zingen op en wordt bloedrood. Groot, breedgeschouderd, met bewuste kracht in bonding en manieren, staat hij voor haar, aan wien zij zooeven heeft gedacht. Hij is in zijn zondagspak en ziet er zeer statig nit met zijn gouden ringbaard en met het met zorg gekamde blonde haar. Hij reikt haar tot groet de beide handen toe. „Daar zijn we weer, vrouw Schulz,* zegt hij in vloeiend dnitsch, met een wei nig bnitenlandsch dialect. „Vlngger te rug dan ik dacht.* Zij vraagt niets. Zij is een weinig ge pikeerd over zijne geslotenheid. „Het is juist zaterdagavond en das vrijaf, vronw Schnlz.' Zij knikt. „Waarom zijt gij dan nog teruggekomen, mijnheer Swenson P* Hij kauwt verlegen op de pnnt van zijn snor. „Ik had je iets te vragen, vrouw Stine.' „Wat zulk een haast heeft, dat ge dsar- om nog den verren weg naar de fabriek gegaan zijt P* zegt zij wel eenigszins be schaamd. „Wacht een oogenblik, ik zal mij klaar maken, om met n mee te gaan.' Binnen een paar minnten staan zij beiden bniten op de straat. Vronw Stine, die de orde zelve is, heeft haar bruinen mantel glad gestreken eu een katoenen Dr.Zarnow werd voorgesteld en men onderhield zich een poos over algemeene zaken, maar spoedig werd het gesprek door ieder der heeren in die richting gestaard, die bem het aangenaamst was. „Stel je eens voor,* riep Manvillon zijn zwager toe, „wat een gelnkje ik gehad heb. Daar koopt me die kunsthandelaar in Keulen op mijn opdracht een prachtige Madonna van een onbekenden ouden meester eu heden morgen beb ik ontdekt, dat het een echte MabuBe is „Oljal* Gerard doet alle moeite om be langstelling aan den dag te leggen. „Een Mabuse. Die stierf immers, meen ik, voor eenige jaren geleden in Weimar.* Manvillon was ontzet over zulk eene dwaling. Hij stond sprakeloos van ontzetting en vooraleer hij sich hersteld had, viel Hartmann in „Dat heer beeft voor mij eenige munten medegebracht waaronder eenige zeer in teressante Brakteaten „Jawel gallisehe munten, jawel Gallia braeteata merkte Gerard op, dit maal Harrmann's ontevredenheid opwek kend. „Heeft hg u niet verteld, wat er met Hiller is voorgevallen P* „Met Hiller P* vroeg Hartmann weife lend. „Is dat de Generaal „Jij, wat generaal 1 Jij, mnnten-byena! Dat komt ervan, wanneer men zoo eenzij dig is als een eenoogige Zebra Muziekdirec teur is bg, een beroemde nog op den koop toe. Wat er op het laatste concert in GurzeDich gebeurd is, klinkt ongelooflijk en toeh is bet waar. Hiller dirigeerde eene symphonie, die bg zelf gemaakt heeft en waar bij de 80ste of 90ste maat de trom petten moeten invallen stel n nn eens voor, in de 60ste maat daar gaan de violen over in vlngge zestiende noten dididdellit dididdellit en de dwars fluiten komen daar ook even aan het woord en daar verkijkt Hilier sich, vergist zieh in zijn eigen symphonie, geeft den blaas instrumenten een wenk en te midden van het zacht gefluisterd gefluit, weerklinkt tara bombam trara trara traratte- rok over haar werkjurk aangetrokken. Zij sieter altoos net nit in haar nauwsluitend kleed, met den ronden hoed op het hoofd ▼an waaronder een blozend gelaat met heldere oogen te voorschijn komt. Goede manieren en altoos vriendelijk, geven der jooge vrouw een groote bekoorlijkheid. Met groote, zachte, grijze oogen ziet de forsche arbeider op de kleine sierlijke vronw neder, terwijl zij Daast elkander in den stillen zomeravond voortwaDdelen. Over hunne hoofden gieten bloeiende lindeboomen een see van geuren nit en io het nabijzijnde bosch kweelen allerlei vogels. „Vrouw Stine,* begint de man. „Toen ik vandaag thuis kwam, sprong de jongeD mij luid jubelend te gemoet en moeder heeft mij gekust en gij, vronw Stine, hebt gebloosd zoo alsof ik eenvoudig mensch n een beetje na aan het harte lag. „En ik, ik heb het daar boven niet langer kannen nithonden, zoo verlangde ik naar hnis. Dat wil zeggen, naar den jongen en moeder en jon. Dat mijn eigen moedertje ten laatste boos werd op die vreemden, die mij altjjd zoo ver van haar ge houden hadden, is te begrijpen en ten laatste zeide zij dan ook Reis liever maar weer terug, als ge hier geen rust hebt, en breDg ze de volgende maal dan allen maar mee. „En nu, vrouw Schulz, en lieve, lieve Stine, zou ik u wel willen vragen, of ge genoeg van mij houdt. Ik bedoel zooveel, dat ge met mij mede wilt naar mijn onde moeder „Om 's hemels wil,* riep de jonge vronw verschrikt nit. „Wat zouden zij allen op de fabriek wel zeggen, wanneer ik vrouws persoon alleen met u op reis ging. En geld heb ik er ook niet voor, en aan genomen heb ik van een vreemden man nog nooit iets, daartoe heb ik.te veel eergevoel. Wat komt u in de gedachten. Ik verdien hier mijn brood en neem niets van vreemden aan, niets t" „Ach, Stine, het behoeft immeis ook geen vreemde te zijd, ik heb u zoo lief, zoo lief, als ik n niet zeggen kan.' „En dat weet ge eerst vandaag lacht zij vroolijk. Zijn gelaat blijft even ernstig en op denzelfden toon gaat hij voort „Neen, vrouw Stine, dat weet ik lang reeds. Maar ik had voor iets thuis te zorgen en kon er niet aan denken, een ei gen huisgezin op te richten. Want trouw ik, dan moet mijne vrouw het goed heb ben en mag niet meer werken. Dat is niet goed voor het huishouden en de kin deren, als de vrouw mee het huis uit gaat. Ziet ge, Stine, au is die zaak afge daan, en ben ik een vrij man en kan u wat aanbieden. Maar voor ge antwoordt moet ik n nog iets zeggeD, iets iets Hij werd doodsbleek en het angstzweet trad hem op het voorhoofd. „Wellicht dst ge mij dan niet meer lij den moogt en neen zegt.' En met op eengeklemde tanden, klinkt het heesch „Ik heb het leven van een mensch op mijn geweten er een dood geslagen." Stine deinst terug. „Gij behoeft niet voor mij terug te dein zen, een moordenaar ben ik niet en op dat ge alles te weten zult komen, lnister Ik bad een verloofde in Zweden. Ik weet niet recht, of ik haar heb liefgehad zoo als ik u liefheb, zoo heb ik Maren, geloof ik, nooit bemind. Ik was toen een paar weken naar een vreemde fabriek geweest. Toen ik terugkwam, scheen mij Maren veranderd. Ik dacht nog niets bijzonders daarover. Als wij 's avonds in de dans zaal zijn, bemerk ik, dat zij met iemand knipoogjes wisselt. „Die dronk veel en wilde met haar dan sen, hetgeen ik weiger. Toen werd hij ra zend en begint met mij te twisteD. Ia den beginne blijf ik bedaard en verbijt mijn toorn. Maar toenmaals was ik niet die bedsarde mensch van thans. Als bij Ma- ren om haar middel vat en meetrekken wil, loopt mij de gal over. Wij geraken naodgemeeD. De anderen werpen ons de danszaal uit. Hij heeft woedend zijn mes getrokken en dringt op mij aan en ik grijp naar een gaffel, die daar aan de deur hing en weer hem af. Water toen zoo recht geschied i», weet ik niet, de mensch lag plotseling met bebloed hoofd op den grond en ik staar hem geheel bniten mijn zinnen aan. „Het gerecht heeft het verweer van ei gen lijf en leven genoemd en mij vrijge sproken.' „En dan vorscht Stine bijna ademloos. „Den volgenden dag benik heengegaan en heb ergens anders werk gezocht en toen ik hoorde, dat Maren bevallen was van een kind, en in grooten nood war, heb ik tot heden ten dage toe voor haar en het kind gezorgd, dat door mijne hand vaderloos geworden was. Eer gisteren heb ik beiden helpen begraven en nu ben ik vrij.* Hare net eelt bedekte, kleine hand legt zij in de zijne en haar hoofd vlijt zich tegen zijn schouder. „Gij zijt toch een goed mensch, Swen son, en ik wil uw vronw worden,' fluistert zij, en met een jubelenden uitroep sluit hij haar in zijne armen. H Mejuffrouw Swenson had jnist den laat- sten brnilofstgast de denr uit gelaten. Moe dertje ia met kleine Kareltje verdwenen in het kamertje, dat Swenson als vrijgezel bewoonde. Het jonge, sedert vandaag getrouwde echtpaar is alleen, vronw Stine heeft het zwartzijdje haar bruidsjapon hoog opge speld en staat er op, eerst den boel in de keuken nog wat op te redderen, eer zü zich ter raste begeett. De jonge echtgenoot overschrijdt voor de eerste maal den drempel van de slaap kamer, die de kleine vrouw tot dusverre met haar moeder en Kareltje deelde. De resolute jonge weduwe weet, hoe het behoort en hield zich streng aan de rege len van goed fateoen. Geen blik heeft hij tot op dit nor in dit heiligdom geslagen. Hij gaat nu naar binneD, om zijn brui- gomsrok uit te doen en het zich nog eens een oogenblik in het overhemd gé i lijk te maken. Hoe helder heeft zijn vrouwtje het hier gehouden. Hoe sierlijk geplooid zijn die helder witte goidijnen. Daar over het ka binet een witte doek met kanten rand, zoo wit als sneeuw. Aan den waad, over haar bed, de photografieën harer ouders eu in het midden een grootere waaromheen een immortellen-kraDS hangt. Het zal Stine's man zaliger zijn ge weest. Swenson wordt door een onaange name nieuwsgierigheid gedreven, om zijn veelgeroemde voorganger ook eens van aan gezicht tot aangezicht te leeren kennen. Hij heft de lamp op hij Wie gilt daar zoo vreeseüjk, als ten doode gedoemd Stine laat van schrik de dnre koffiekan vallen. Zij vliegt door de mooie kamer naar de hare. Zij ziet haar man met de handeD voor de oogen op den rand van het bed zitten. Doodsbleek is de kleur van zijn gelaat, en van zijne lippen kliakt een dof en ang stig steunen. Zij trekt hem de handen van het gelaat en dringt en dwingt hem met ang- etig viagen. Zijne oogen etaren voor zich uit, als was hem een geest verschenen. Hij wijst met uitgestrekten arm op het rada „En wat heeft Hiller toen gedaan P* vroeg Jnanita levendig belangstellend. „Hg moest aftikken er bleef bem niets anders over hij heeft zicb vervolgens bi) bet publiek verontschuldigd. De Keule naars en Hiller kennen elkander, das het liep nogal genadig af, maar bet was een prachtige grap.* „Die Mabuse hangt bg mij in de studeer kamer, Pbiiip, komt ge morgen eens kijken P* „En mjjn Brakteaten moet ge ook eeDB zien, mijnbeer Gerard. Er is een Phokos on der, in Berljjn zijn ze er rasend over „Ja, k propos, Berlijn hebt ge het niet gehoord, dat men Kenlen zgn zaDggod afhandig maken wil P Wat kannen de men schen zich toch aanstellen, men ton haast meenen, dat men een huis met gekken voor zicb had en dat om zoo'n luttel tenortje naar Cayenne, waar de peper groeit, moest men ben zenden.' Zoo ging het door ieder; der heeren be reed met blijkbaar groot genoegen zgn stok paardje en geen van hen stoorde er zich aan, dat de antwoorden, die weerklonken, een ander thema behandelden dan waarover sij het persoonlijk hadden. Zarnow babbelde in dien tnsschentgd met Jnanita, en nam het den anderen niet kwa lijk, dat eg hem aan zgn lot overlieten. De bij meisjes van dien leeftijd zoo merkwaardige onbevangenheid en openhartigheid was aan trekkelijk, en bijna tegen zijn zin moest Zarnow sich bekennen, dat Caecile's stralen de schoonheid door de lieftalligheid van dit meisje in de schaduw werd gesteld. Eerst toen een der bedienden meldde, dat de tafel gereed was, hield de spraakverwarring op en kwam er een meer geregeld gesprek in gaDg. Men bewees de voortreffelijke keuken van mijnheer Gerard veel eer en de algemeene vroolijkheid werd niet weinig verhoogd door de potsierlijke gezegden vaD den gastheer. HOOFDSTUK VIH. YERAN DERINGEN. De winter ging prettiger voorbij, wat de eerste helft tot Kerstmis betrof, dan Zarnow □a het vertrek van Caecile gedacht had. Dese was als geselschapsdame met een oude mevrouw naar Kalro gegaan, waar deze deD winter gewoonlijk doorbracht. Zarnow was de scheiding van baar zeer zwaar gevallen, daar bij met het begin van bet nieuwe jaar zgn betrekking in Brazilië zon gaan ver vallen en niet mocht hopen, Caecile voor dien tijd nog eens te sollen ontmoeten- Intnsschen, de treurige eenzaamheid, die hij na haar vertrek verwaeht had, trad niet in. Naar de Friedriehsen ging hg niet zoo dikwijls, daar de bescheiden woning, die zij betrokken hadden, voor hem te ver afge legen was, maar daarvoor in de plaats had hij eene aDdere afleiding gekregen, n.1. zijn omgaog met den heer Gerard en diens bois- genooten, die zich welda tol een zeer ver- trouwelijken omgang bad ontwikkeld. Dat alles hing door verschillende dingen samen; in de eerste plaats echter was het 't gevolg van de grondige algemeene ken nis, die Zarnow naast de speciale vakken de tijne mocht noemen en hem zoo doende stempelde tot een buitengewoon ge schikt leeraar. Daardoor was hij ook als weinigen geschikt, in het wonderlijke trio Manvillon Gerard Hartmann het even wicht te bewaren en als bemiddelaar op te treden, een ieder aan te hooren, op ieders belangen en liefhebberijen apart in te gaan en hnn onderbond, dat tot dusverre veel geleken had op een driestemmige alleen spraak tot een werkelijken gedaehtengang te maken'. Dat begrepen de andere drie met groote dankbaarheid en sedert dien eersten zondag, dat zij gezamenlijk bij Gerard gege ten hadden, was Zarnow de vierde aan de gemeenschappelijke tafel- Daarbij kwam nog, dat Jnanita al zees spoedig haar leeraar met groote toegenegen heid aanhing. Hij behandelde het lieve kind volstrekt niet met verschoo- ningwat zij bij hem leerde, moest grondig geleerd worden en sleohts hoog zelden kwam er e<>nige lof over zijne lippenmaar wanneer het ge schiedde, dan was Jnanita daarop ook soo trotscb als een jonge hni -7 pl^e^ Gerard te zeg' ■- u« ,t den ee?— mera. is, die

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 5