SlEIITYitU
L
Zondag 24 Octoter 1897.
41ste Jaargang No. 3250.
Leven om leven.
BIJVOEGSEL.
Gemengd Nieuws.
FEUILLETON.
HAGER
COURANT.
Een Bismarck-anecdote.
Van de schetsen uit het leven van
Bismarck, die Heinrich v. Ro-
schingen in de Octoberaflevering der
Deutsche Revue naar mededeelingen
van Rudolf Lindau publiceert, is het
volgende ontleend
Het was in het jaar 1866. Graaf
Bismarck keerde van het paleis terug,
waar hij een bezoek had afgelegd bij
den koning. Terwijl hij de breede
straat Unter den Linden passeerde,
hoorde hij plotseling vlak achter zich
een knal van een schot. Hij keerde
zich onmiddellijk om en zag een jon
gen man, die met een rookende re
volver op hem mikte. Dadelijk sprong
hü op den man toe en greep den arm,
die naar hem uitgestrekt was, terwijl
hij met de andere hand den moorde
naar bij den keel greep. Blind had
echter den tijd gehad, zijn wapen in
de linkerhand over te nemen en vuur
de nu snel achter elkander drie scher
pe patronen. Bismarck voelde, dat hij
aan den schouder en aan een der rib
ben gekwetst was, doch hij hield zijn
aanvaller vast totdat er eenige solda
ten toescnoten, die hem arresteerden.
Daarop wandelde Bismarck in een
flinken pas naar huis en bereikte zijn
woning lang voordat iemand daar ver
moeden kon, wat er gebeurd was. De
gravin had juist eenige vriendinnen op
bezoek, toen haar gemaal het ontvang-
salon binnentrad. Hij begroette de
dames vriendschappelijk en excuseerde
zich voor eenige minuten, daar hij een
dringende aangelegenheid af te hande
len had. In een aangrenzend vertrek,
waar zijn schrijfbureau stond, schreef
hij daarop een kort bericht omtrent
den aanslag aan den koning.
Hierna keerde hij naar het salon
terug en vroeg aan zijn vrouw op de
hem eigen grappige manier om zija te
laat komen te ignoreeren „Nu, krijgen
we vandaag nog wat te eten Je laat
mij altijd wachten1" Hij zette zich
aan tafel en sprak de opgediende ge
rechten geducht aan. Eerst na het di
ner trad hij op de gravin tqe, kuste
haar op het voorhoofd, wenschte vol
gens de oud-duitsche traditie „geseg-
nete Mahlzeit* en merkte op„Je
ziet het, dat ik heel wel ben." Ze
keek hem aan. „Ja, ging hij voort, je
moet niet ongerust zijn, mijn kind,
iemand heeft op mij geschoten, maar
het is niets zooals je ziet 1"
Twee liedjeszangersvan
den Parijschen Chat Noir hebben om
20,000 francs een weddenschap aange
gaan, dat zij in een jaar tijds, uitge
gaan zonder een cent op zak, een reis
door de wereld zouden doen en op dien
tocht 10.000 francs uitdeelen aan de
armen. De Zwerverslust, met méér dan
de zekerheid van altoos wel een dak
en een stuk brood te vinden.
Verleden zaterdag hebben zij alles,
wat zij bij zich hadden, op het bureau
van La Réforme te Brussel afgegeven.
Zondagavond traden zij op in het Thé-
atre des Nouveautés. Gisteren waren
zij te Antwerpen, daarna zijn Gent,
Namen en Luik aan de beurt.
De heer Matthieu Hoefnagels zal zich
te Luik bij hen aansluiten en hen op
hun tocht als manager terzij staan.
Van Luik gaat de reis naar Duitsch-
land, Zwitserland, Italiö, Egypte, enz-
In April a.s. hoopt het drietal in Ne
derland te zijnom van daar over En
geland naar Amerika te vertrekken.
17 October 1898 moeten ze te Brus
sel terug zijn.
De wraak van een trom-1
petter.
Een italiaansch blad verhaalt de
volgende anecdote van de wraak eens
trompetters. Een trompetter was weg
gezonden uit het orchest van een the
ater; om zich te wreken nam hij op
een avond, dat Carmen gespeeld werd,
een plaats vlak nabij het orchest, zoo
dat hij door al zijn oude collega's goed
kon worden opgemerkt. Toen het tee-
ken om te beginnen gegeven was, nam
onze trompetter een citroen uit zijn
zak en begon die langzaam op te eten.
Zijn kameraden, die hem verwonderd
aankeken, voelden langzamerhand hun
mond als 't ware overstroomd worden
door speeksel. Terstond daarop werden
slechte intonaties, valsche noten, enz.
hoorbaar, en dit werd zóó erg, dat het
publiek eindelijk zijn ontevredenheid
begon te luchten door fluiten, tot groo-
te vreugde van den ontslagen trompet
ter, die innerlijk genoegdoening had
over zijn welgelukte wraakneming.
Te Weenenis zaterdag
der afgeloopen week wegens moord op
eene oude vrouw een zekere Dolezal
opgehangen, ondanks zijne verklaring,
dat hij geen moordenaar was. Zelfs in
een afscheidsbrief aan zijne ouders
schreef hij, dat hij, hoewel een slecht
mensch geweest zijnde, toch geen
moordenaar was en den dood niet ver
diend had. Die tot op het laatste vol
gehouden ontkentenis maakt, naar
men uit Weenen schrijft, nog al
sensatie.
De eenige, die wellicht in deze duis
tere zaak opheldering zou kunnen ge
ven, maar niet mag spreken, is de
biechtvader, die wel alles weten zal,
omdat de delinquent zoo berouwheb
bend gestorven is. Door de justitie
wordt aangenomen, dat de door de ju
ry ter dood veroordeelde oorspronkelijk
niet de bedoeling gehad heeft, de oude
vrouw te dooden, maar haar te be
dwelmen om te stelen, en dat Dolezal
eerst de vrouw om het leven bracht,
toen het niet anders meer ging, en
daarom in zijn afscheidsbrief schreef,
niet den dood verdiend te hebben en
geen moordenaar te zijn.
Wreedheid op Cuba,
Niet alleen door de Spanjaarden, ook
door de cubaansche opstandelingen
wordt groote wreedheid bedreven op
de parel der Antillen. De amerikaan-
sche pers, in dezen zeker een niet
vooringenomen partij, ontwerpt van de
wreedheid der insurgenten een vreese-
lijk tafereel. Bü de inneming van Las
Tunas wierpen de benden der opstan
delingen zich na de plundering der
winkels en huizen op de weerlooze
inwoners. De eerste offers van hun
wilde woede waren de zusters van
Vicente Garcias, den man, die in den
vorigen opstand beroemd werd als leider
der insurgenten, maar later vredesloot
met Spanje. De verminkingen,, die de
98 vrijwilligers in de stad van de op
standelingen hadden te lijden, waren
ontzettend. Pedro Suarez zag zijn drie
zoons voor zijn oogen dooden, vóórdat
men hem den genadestoot gaf. Evenzoo
verging het een zekeren Ramon Rubia,
van M. J. Mordimann.
wiens bloedjonge kinderen als slacht
dieren gedood werden. De vrouw van
Santa Ana werd opgehangen en langzaam
doodgemarteld. Een mevrouw Fernandez
en haar beide kinderen sneed men het
hoofd van den romp. Den commissaris
van politie Ramon Diaz Machado sneed
men eerst de beenen af, daarna de ar
men, de ooren, enz. De weduwe van
den geneesheer dr. Tristan werd ter
vuurdood veroordeeld en half verbrand,
toen bekende zij, waar haar geld was
verborgen en mocht zij den brandsta
pel verlaten. De talrijke misdaden, te
gen vrouwen en meisjes bedreven, kun
nen niet verteld worden.
Novelle uit het volksleven.
Wat mankeert hem toch, dien trouwen
mensch, die haar zoogoed heeft bijgestaan,
al de dagen van de laatste zes weken. Haar
arbeid werd haar moeilijker sedert den dag,
dat hij niet meer naast haar staat en
menigen zwaren greep voor haar niet uit den
weg neemt. De stille gezel met het bleeke,
ernstige gelaat en de treurige oogen, die nooit
lacht en nooit een overvloedig woord wis
selt, wordt door de vroolijke Ernestine met
de guitige oogen gemist.
Ja, vroolijk en goed lachs ondanks het
zware noodlot, dat haar op haar twee-en-
twintig-jarigen leeftijd tot weduwe maakte.
Trots haar leven vol zwaren arbeid, dat
zij sedert den dood van haar man moest
lijden. Trots het zwoegen en ploeteren
om het stukje brood voor haar eenigen I
jongen en de oude moeder.
Zij kan niet anders, het is hare natuur.
Het was een machtige aantrekkingskracht,
die de beide mensehen, den vroolijken, op-
gewekten Trits Schulz en de altijd lustige
Stine tot elkander bracht. Zeker, bij hem
ging de liefde voor genot en plezier bijna
tot de grens van lichtzinnigheid en had
haar dikwijls met zorg voor de toekomst
vervuld. Wanneer hij haar met zijn kool
zwarte oogen toelachte en alle zorgen voor
den volgenden dag weg schertste, dan liet
haar impulsieve natuur zich meesleepen en
zij gaf zich over aan het genot van het
oogenblik.
Zoodoende was het gekomen, dat, trots
zijn hoog inkomen als opzichter in de
groote granietfabriek, geen penning ter
zijde was gelegd en nood en zorgen met
den dood van Fritz Schulz hun intrede
deden in het aardige huishoudentje van
het jonge paar.
Dan was de blonde, stille Zweed een
ander manDie hield de penningen
zorgvuldig bij elkander, leefde bedaard,
kleedde zich goed, maar niet overmatig.
Maar bij dans of spel zag niemand hem.
Boeken had bij vele en hij las den beiden
vrouwen zondags aardige geschiedenissen
voor. Of hij nam Kareltje bij de band
en wandelde met hem naar buiten, of
naar de zee, en daar verklaarde hij het
opmerkzaam luisterende kind alles, wat
hij zelf wist van bloemen, planten en
dieren. Hij had blijkbaar altijd met het
geen de natnnr hem te aanschouwen gaf,
medegeleefd, want hij wist er zooveel
van en zijne zwaarmoedige oogen zagen er
altijd zoo uit, als waren zij meer met het
hoogere bezig, dan met het gedwarrel en
gescharrel der menschen.
„Een komiek mensch', had Stine eens
schouderophalend tegen eene bnurvronw
gezegd, nadat hij ongeveer een viertal we
ken bij haar had gewoond en hare goede
kamer met bedstede had gehunrd.
„Een stille, bedaarde jonkman,* voeg
de de moeder er met een tevreden hoofd
12.
Juanita droeg een aan den hals laag uitge
sneden, korte witte jurk, met roode strepen,
eu rood lint in bet haar, en zag er in dese
dracht met haar koolzwart haar en de door
lange zijden wimpers beschaduwde blauwe
oogen zoo schoon uit, dat Zarnow dacht
„Wanneer die nog een paar jaar ouder ia,
steekt zij de heele mannenwereld in brand.*
En GerardWie had in dezen beer,
wiens hand aan bet instrument tnlke scboone
tonen ontlokte, den directeur der firma Mau-
villou en Co. gezocht Wie bad het voor
mogelijk gehouden, dat dit de beroemde
koopman was, in staat zich in de kleinste
kansberekening te verdiepen, die nn zoo
geheel in Paginini's geestesgaven opging, als
bestond er bniten dat niets anders op de wereld.
Ja, dat was een wonderlijk en toch zoo
heerlijk gezicht en geheel in overeenstem
ming met al dit eigenaardige was het ge
drag van het derde levende wezen, dat in
de rol van toehoorder het concert mede-
maakte nl. Nero, de St. Bernhardhond.
Koerend en comisch tegelijk was het om aan
e r.ien, hoe hij ten prooi wbb aan den
tusschen de gehoorzaam
heide, die hij „gn meester toe-
e onaangename gewaarwording,
muziek bg hem verwekte. Blnk-
-j hg uit bittere ervaring het naar
dikwS66 ^ü*e'|he muriekstuk want zoo
S8 een hgwnder schrikkelijke passage
naderde, werd hg onmatig, kwispelde zacht
met den staart, om daD, wanneer de cello en
viool werkelgk de verwachte buitensporig
heid begingen, in luid gejank los te breken.
Maar dat duurde niet lang, want Gerard's
gemoedelgk lachen, dat dadelijk weerklonk
zoodra de hond begon te janken, scheeneen 1
twijfel
heid en
droeg, en
welke de
baar kon
kalmeerenden invloed op het hondenhart
uit te oefenen.
Eindelijk was het stnk ten einde uitge
speeld. Nero draaide sich eens en nog
eens, vlijde sich neder en sloot de oogen,
om in een liehte sluimering de pijniging van
zooeven te vergeten. Nu eerat konden Ju
anita 6D Gerard zioh geheel aan hun be
zoeker wijden.
Bet zakelijke van bet bezoek was zeer
spoedig afgeloopen. Zarnow zon driemaal
in de week komen en Jnanita telkens twee
nor les geven in de talenandere leer
aars en onderwijzeressen zouden andere
vakken voor bunue rekeniog nemen. Want
Gerard wilde zijne dochter niet aan een in
stituut toevertrouwentegen derge
lijke inrichtiogen, beweerde hij op zijn ge
wonen krsssen toon, was bjj zeer gekant.
Juanita had op de lagere school, die zij
tot dnaverre bezocht had, zeer goed dnitsch
geleerd en alle andere vakken in den begin
ne goed behandeld na zon zij een meer
algemeene opvoeding ontvangen.
Toen dit alles besproken was, stond Zar
now op, om heen te gaan, maar daarme
de was hg aan een verkeerd kantoor.
Het was immers niet meer dan oatonrljjk
dat hg eten bleefiederen zondag aten
Mauvilloo, Gerard en HartmaDn te zaaien
afwisselend bij een der deelhebbers der firma
en wie voor den middag in dit gezelschap
aanlandde, die moest zioh aan de genade of
ODgenade overgeven en was verplicht ten
eten te blijven. Dat was eene uitgemaakte
zaak en Gerard verwonderde er sich over,
dat een man met inlk een algemeene kennis
als Dr. Zarnow daarvan niets wist. Wanneer
Zarnow nog lost gevoeld moehl hebben, om
na deze hartelijke woorden te bedanken, de
smeekende oogen van Juanita zouden hem
dan wel spoedig tot andere gedachten ge
bracht hebben.
Het jonge meisje liet hem vlnehtig hare
sohooi boeken zien, met stralende oogen
echter toonde zij hem hare muziek en Zar
now bemerkte ras, dat zg met lgf en «iel
aan de muziek gehecht was.Hg vroeg baar,
of zij al reeds lang speelde.
„Eerst sedert ik bij oom Gerard ben,*
antwoordde zij en deze voegde er aan toe:
„Ja, dat moet ik u eens eventjes vertel
len. Dat is een dwaze geschiedenis, waar
over een door tandpijn geplaagde olifant
uog schik zon hebben. Boe die kleine heks
niet lachen, Jnanita ik bedoel, hoe
die kleine zeenimf tot de muziek gekomen
is, dat zon ik niet gelooven, wanneer ik
het niet zelf gezien en meegemaakt bad.
Gij hebt vandaag kannen tien, hoe dwaas
veel ik van mnsiek hond, ik speel den gan-
schen dag en den halven nacht. Toen Ju
anita met mg mee naar hnis gegaan was,
heb ik haar voorgespeeld, zoolang het haar
lustte, om haar op te vroolijken eu ik be
merkte spoedig, dat zij daarin veel genoe
gen bad.
„Zij liep bij haar poppenwagen vaDdaan,
zoodra mijn cello in beweging kwam en
keek mjj bij het spelen onophoudelijk op
de viDgers. Zoo verliepen er een paar we
ken, en toen stadeerde ik een stnk in, dat
buitengewoon zwaar was. Bg die gelegen
heid viel het mij op, dat zg, toen ik het
voor de tweede maal speelde, elke font be
merkte. Daarnit trok ik nog niet dadelijk
de gevolgtrekking, dat sij een ongehoord
muzikaal genie was, maar dat sij een goed
gehoor bad en daarom wilde ik haar on
derricht doen geven. Ik kocht een viool
voor haar, omdat de cello geen instrument
is voor zulke kleine vingers, en leerde haar
de noteD, wat zij zoo handig begreep, dat
ik reedt weldra merkte, hoe het met haar
gesteld was. En den volgenden dag thuis
komend, hoorde ik reeds bij de deur, dat er
viool gespeeld werd en wat speelde zij
denk je i Mijn sonate, en dat zonder fou
ten
„Dat was geen kaast 1* riep Jnanita, „ik
had het stak reeds viermaal gehoord.*
„Nu 1 wat segt ge daarvan P En nn ma
ken wij alles met elkander, alles wat ons
onder de vingers komt, üeht of swaar. Dat
Nero zijn verstand niet verliest, is een waar
wonder.*
Nero splitste de ooren en stond op, om
twee nieuwe gasten, die jnist aankwamen,
op bedaarde wijze welkom te beeten.
Het waren Manvillon en Hartmann.
knikje bij. „Ja bedaard, maar ook vol
strekt niet amusant,* voegde de jonge
weduwe er aan toe.
Dat was een half jaar geleden gebeurd,
drie volle jaren, nadat Fritz' dood Stine
eensklaps op het ziekbed geworpen had.
Haar wilskracht had haar er evenwel we
der boveaop geholpen. Maar wat was dat
toen een hondenleven geweest, onder dien
voormaligen opzichter. Hoe had hij haar
tot gek wordens toe gemarteld en ge
kweld, met werk overstelpt en dat alleen
om zich te wrekeD, dat zij hem had af
gewezen.
God zij dank, dat was nn anders ge
worden ouder dezen Erik Sweuson. Streng
zeer streng, maar toch goedig en menscbe-
lijk en altijd bezig door eigen hnlp haar
den last te verlichten.
Opgewekter was hij zeker niet gewor
den, maar hoe goed, hoe vol kleine op
lettendheden
Stine zncht zacht, terwijl zij met nij
vere hand het bleekblauwe van het
granieten grafkrnis met smergel po
lijst. Zij mist die oogen roet dien trou
wen hondenblik, die steeds op baar roet
ten.
Hoe lang zou hij Dog weg blijven
Wie hij daar boven over 't wijde water wel
bezoeken zou Of hij een verloofde
heeft, die hij eens een keer zien wil P Hij
bewaart ook steeds over alles het stil
zwijgen.
Nadenkend staart zij op het krais, dat
onder hare handen een spiegelend schoon
roodgeaderd vlak vertoont.
Zij spaart al reeds lang alle halve
centen en legt van haar loon elk over
schotje weg, om haar Fritz ook eens zoo'n
mooi krais te knnnen schenken, op zijn
graf, dat daar boven in Zweden is.
Of zij zijn graf ooit te zien zal ko
men Óf zij met Kareltje de plaats be
zoeken zal waar de vroolijke, levenslusti
ge Fritz zoo gruwelijk om het leven ge
komen is
Waarom heeft zij dien Swenson niet
gevraagd om op zijn reis alle bijzonder
heden na te vorschen, die den dood van
haar man, als een eeuwig geheim omzweven.
Swenson had haar ter wille dat wel ge
daan, hij leest hare wenschen steeds in
hare oogen
Plotseling schrikt zij nil hare overpein
zingen op en wordt bloedrood. Groot,
breedgeschouderd, met bewuste kracht in
bonding en manieren, staat hij voor haar,
aan wien zij zooeven heeft gedacht. Hij is
in zijn zondagspak en ziet er zeer statig
nit met zijn gouden ringbaard en met
het met zorg gekamde blonde haar. Hij
reikt haar tot groet de beide handen toe.
„Daar zijn we weer, vrouw Schulz,*
zegt hij in vloeiend dnitsch, met een wei
nig bnitenlandsch dialect. „Vlngger te
rug dan ik dacht.*
Zij vraagt niets. Zij is een weinig ge
pikeerd over zijne geslotenheid.
„Het is juist zaterdagavond en das
vrijaf, vronw Schnlz.'
Zij knikt. „Waarom zijt gij dan nog
teruggekomen, mijnheer Swenson P*
Hij kauwt verlegen op de pnnt van
zijn snor.
„Ik had je iets te vragen, vrouw
Stine.'
„Wat zulk een haast heeft, dat ge dsar-
om nog den verren weg naar de fabriek
gegaan zijt P* zegt zij wel eenigszins be
schaamd. „Wacht een oogenblik, ik zal mij
klaar maken, om met n mee te gaan.'
Binnen een paar minnten staan zij
beiden bniten op de straat. Vronw Stine,
die de orde zelve is, heeft haar bruinen
mantel glad gestreken eu een katoenen
Dr.Zarnow werd voorgesteld en men onderhield
zich een poos over algemeene zaken, maar
spoedig werd het gesprek door ieder der
heeren in die richting gestaard, die bem het
aangenaamst was.
„Stel je eens voor,* riep Manvillon zijn
zwager toe, „wat een gelnkje ik gehad heb.
Daar koopt me die kunsthandelaar in Keulen
op mijn opdracht een prachtige Madonna van
een onbekenden ouden meester eu heden
morgen beb ik ontdekt, dat het een echte
MabuBe is
„Oljal* Gerard doet alle moeite om be
langstelling aan den dag te leggen. „Een
Mabuse. Die stierf immers, meen ik, voor
eenige jaren geleden in Weimar.*
Manvillon was ontzet over zulk eene
dwaling. Hij stond sprakeloos van ontzetting
en vooraleer hij sich hersteld had, viel
Hartmann in
„Dat heer beeft voor mij eenige munten
medegebracht waaronder eenige zeer in
teressante Brakteaten
„Jawel gallisehe munten, jawel
Gallia braeteata merkte Gerard op, dit
maal Harrmann's ontevredenheid opwek
kend. „Heeft hg u niet verteld, wat er met
Hiller is voorgevallen P*
„Met Hiller P* vroeg Hartmann weife
lend. „Is dat de Generaal
„Jij, wat generaal 1 Jij, mnnten-byena!
Dat komt ervan, wanneer men zoo eenzij
dig is als een eenoogige Zebra Muziekdirec
teur is bg, een beroemde nog op den koop
toe. Wat er op het laatste concert in
GurzeDich gebeurd is, klinkt ongelooflijk en
toeh is bet waar. Hiller dirigeerde eene
symphonie, die bg zelf gemaakt heeft en
waar bij de 80ste of 90ste maat de trom
petten moeten invallen stel n nn eens
voor, in de 60ste maat daar gaan de
violen over in vlngge zestiende noten
dididdellit dididdellit en de dwars
fluiten komen daar ook even aan het woord
en daar verkijkt Hilier sich, vergist
zieh in zijn eigen symphonie, geeft den blaas
instrumenten een wenk en te midden van
het zacht gefluisterd gefluit, weerklinkt tara
bombam trara trara traratte-
rok over haar werkjurk aangetrokken. Zij
sieter altoos net nit in haar nauwsluitend
kleed, met den ronden hoed op het hoofd
▼an waaronder een blozend gelaat met
heldere oogen te voorschijn komt. Goede
manieren en altoos vriendelijk, geven der
jooge vrouw een groote bekoorlijkheid.
Met groote, zachte, grijze oogen ziet de
forsche arbeider op de kleine sierlijke vronw
neder, terwijl zij Daast elkander in den
stillen zomeravond voortwaDdelen.
Over hunne hoofden gieten bloeiende
lindeboomen een see van geuren nit en
io het nabijzijnde bosch kweelen allerlei
vogels.
„Vrouw Stine,* begint de man. „Toen
ik vandaag thuis kwam, sprong de jongeD
mij luid jubelend te gemoet en moeder
heeft mij gekust en gij, vronw Stine, hebt
gebloosd zoo alsof ik eenvoudig
mensch n een beetje na aan het harte lag.
„En ik, ik heb het daar boven niet
langer kannen nithonden, zoo verlangde
ik naar hnis. Dat wil zeggen, naar den
jongen en moeder en jon. Dat mijn eigen
moedertje ten laatste boos werd op die
vreemden, die mij altjjd zoo ver van haar ge
houden hadden, is te begrijpen en ten laatste
zeide zij dan ook Reis liever maar weer
terug, als ge hier geen rust hebt, en breDg
ze de volgende maal dan allen maar mee.
„En nu, vrouw Schulz, en lieve, lieve
Stine, zou ik u wel willen vragen, of ge
genoeg van mij houdt. Ik bedoel zooveel,
dat ge met mij mede wilt naar mijn onde
moeder
„Om 's hemels wil,* riep de jonge vronw
verschrikt nit. „Wat zouden zij allen op
de fabriek wel zeggen, wanneer ik vrouws
persoon alleen met u op reis ging.
En geld heb ik er ook niet voor, en aan
genomen heb ik van een vreemden man nog
nooit iets, daartoe heb ik.te veel eergevoel.
Wat komt u in de gedachten. Ik verdien
hier mijn brood en neem niets van vreemden
aan, niets t"
„Ach, Stine, het behoeft immeis ook
geen vreemde te zijd, ik heb u zoo lief,
zoo lief, als ik n niet zeggen kan.'
„En dat weet ge eerst vandaag lacht
zij vroolijk. Zijn gelaat blijft even ernstig
en op denzelfden toon gaat hij voort
„Neen, vrouw Stine, dat weet ik lang
reeds. Maar ik had voor iets thuis te
zorgen en kon er niet aan denken, een ei
gen huisgezin op te richten. Want trouw
ik, dan moet mijne vrouw het goed heb
ben en mag niet meer werken. Dat is
niet goed voor het huishouden en de kin
deren, als de vrouw mee het huis uit
gaat. Ziet ge, Stine, au is die zaak afge
daan, en ben ik een vrij man en kan u
wat aanbieden. Maar voor ge antwoordt
moet ik n nog iets zeggeD, iets iets
Hij werd doodsbleek en het
angstzweet trad hem op het voorhoofd.
„Wellicht dst ge mij dan niet meer lij
den moogt en neen zegt.' En met op
eengeklemde tanden, klinkt het heesch
„Ik heb het leven van een mensch op
mijn geweten er een dood geslagen."
Stine deinst terug.
„Gij behoeft niet voor mij terug te dein
zen, een moordenaar ben ik niet en op
dat ge alles te weten zult komen, lnister
Ik bad een verloofde in Zweden. Ik weet
niet recht, of ik haar heb liefgehad zoo
als ik u liefheb, zoo heb ik Maren, geloof
ik, nooit bemind. Ik was toen een paar
weken naar een vreemde fabriek geweest.
Toen ik terugkwam, scheen mij Maren
veranderd. Ik dacht nog niets bijzonders
daarover. Als wij 's avonds in de dans
zaal zijn, bemerk ik, dat zij met iemand
knipoogjes wisselt.
„Die dronk veel en wilde met haar dan
sen, hetgeen ik weiger. Toen werd hij ra
zend en begint met mij te twisteD. Ia
den beginne blijf ik bedaard en verbijt mijn
toorn. Maar toenmaals was ik niet die
bedsarde mensch van thans. Als bij Ma-
ren om haar middel vat en meetrekken
wil, loopt mij de gal over. Wij geraken
naodgemeeD. De anderen werpen ons de
danszaal uit. Hij heeft woedend zijn
mes getrokken en dringt op mij aan en
ik grijp naar een gaffel, die daar aan de
deur hing en weer hem af. Water toen
zoo recht geschied i», weet ik niet, de
mensch lag plotseling met bebloed hoofd
op den grond en ik staar hem geheel
bniten mijn zinnen aan.
„Het gerecht heeft het verweer van ei
gen lijf en leven genoemd en mij vrijge
sproken.'
„En dan vorscht Stine bijna ademloos.
„Den volgenden dag benik heengegaan en
heb ergens anders werk gezocht en toen
ik hoorde, dat Maren bevallen was van
een kind, en in grooten nood war, heb ik
tot heden ten dage toe voor haar
en het kind gezorgd, dat door mijne
hand vaderloos geworden was. Eer
gisteren heb ik beiden helpen begraven
en nu ben ik vrij.*
Hare net eelt bedekte, kleine hand legt
zij in de zijne en haar hoofd vlijt zich
tegen zijn schouder.
„Gij zijt toch een goed mensch, Swen
son, en ik wil uw vronw worden,' fluistert
zij, en met een jubelenden uitroep sluit hij
haar in zijne armen.
H
Mejuffrouw Swenson had jnist den laat-
sten brnilofstgast de denr uit gelaten. Moe
dertje ia met kleine Kareltje verdwenen in
het kamertje, dat Swenson als vrijgezel
bewoonde.
Het jonge, sedert vandaag getrouwde
echtpaar is alleen, vronw Stine heeft het
zwartzijdje haar bruidsjapon hoog opge
speld en staat er op, eerst den boel in de
keuken nog wat op te redderen, eer zü
zich ter raste begeett.
De jonge echtgenoot overschrijdt voor
de eerste maal den drempel van de slaap
kamer, die de kleine vrouw tot dusverre
met haar moeder en Kareltje deelde.
De resolute jonge weduwe weet, hoe het
behoort en hield zich streng aan de rege
len van goed fateoen. Geen blik heeft hij
tot op dit nor in dit heiligdom geslagen.
Hij gaat nu naar binneD, om zijn brui-
gomsrok uit te doen en het zich nog eens
een oogenblik in het overhemd gé i
lijk te maken.
Hoe helder heeft zijn vrouwtje het hier
gehouden. Hoe sierlijk geplooid zijn die
helder witte goidijnen. Daar over het ka
binet een witte doek met kanten rand,
zoo wit als sneeuw. Aan den waad, over
haar bed, de photografieën harer ouders eu
in het midden een grootere waaromheen
een immortellen-kraDS hangt.
Het zal Stine's man zaliger zijn ge
weest. Swenson wordt door een onaange
name nieuwsgierigheid gedreven, om zijn
veelgeroemde voorganger ook eens van aan
gezicht tot aangezicht te leeren kennen.
Hij heft de lamp op hij
Wie gilt daar zoo vreeseüjk, als ten
doode gedoemd Stine laat van schrik
de dnre koffiekan vallen. Zij vliegt
door de mooie kamer naar de hare. Zij
ziet haar man met de handeD voor de
oogen op den rand van het bed zitten.
Doodsbleek is de kleur van zijn gelaat,
en van zijne lippen kliakt een dof en ang
stig steunen.
Zij trekt hem de handen van het
gelaat en dringt en dwingt hem met ang-
etig viagen. Zijne oogen etaren voor zich
uit, als was hem een geest verschenen.
Hij wijst met uitgestrekten arm op het
rada
„En wat heeft Hiller toen gedaan P*
vroeg Jnanita levendig belangstellend.
„Hg moest aftikken er bleef bem
niets anders over hij heeft zicb vervolgens
bi) bet publiek verontschuldigd. De Keule
naars en Hiller kennen elkander, das het
liep nogal genadig af, maar bet was een
prachtige grap.*
„Die Mabuse hangt bg mij in de studeer
kamer, Pbiiip, komt ge morgen eens kijken P*
„En mjjn Brakteaten moet ge ook eeDB
zien, mijnbeer Gerard. Er is een Phokos on
der, in Berljjn zijn ze er rasend over
„Ja, k propos, Berlijn hebt ge het niet
gehoord, dat men Kenlen zgn zaDggod
afhandig maken wil P Wat kannen de men
schen zich toch aanstellen, men ton haast
meenen, dat men een huis met gekken voor
zicb had en dat om zoo'n luttel tenortje
naar Cayenne, waar de peper groeit, moest
men ben zenden.'
Zoo ging het door ieder; der heeren be
reed met blijkbaar groot genoegen zgn stok
paardje en geen van hen stoorde er zich
aan, dat de antwoorden, die weerklonken,
een ander thema behandelden dan waarover
sij het persoonlijk hadden.
Zarnow babbelde in dien tnsschentgd met
Jnanita, en nam het den anderen niet kwa
lijk, dat eg hem aan zgn lot overlieten. De
bij meisjes van dien leeftijd zoo merkwaardige
onbevangenheid en openhartigheid was aan
trekkelijk, en bijna tegen zijn zin moest
Zarnow sich bekennen, dat Caecile's stralen
de schoonheid door de lieftalligheid van dit
meisje in de schaduw werd gesteld.
Eerst toen een der bedienden meldde, dat
de tafel gereed was, hield de spraakverwarring
op en kwam er een meer geregeld gesprek
in gaDg. Men bewees de voortreffelijke
keuken van mijnheer Gerard veel eer en de
algemeene vroolijkheid werd niet weinig
verhoogd door de potsierlijke gezegden vaD
den gastheer.
HOOFDSTUK VIH.
YERAN DERINGEN.
De winter ging prettiger voorbij, wat de
eerste helft tot Kerstmis betrof, dan Zarnow
□a het vertrek van Caecile gedacht had.
Dese was als geselschapsdame met een oude
mevrouw naar Kalro gegaan, waar deze deD
winter gewoonlijk doorbracht. Zarnow was
de scheiding van baar zeer zwaar gevallen,
daar bij met het begin van bet nieuwe jaar
zgn betrekking in Brazilië zon gaan ver
vallen en niet mocht hopen, Caecile voor
dien tijd nog eens te sollen ontmoeten-
Intnsschen, de treurige eenzaamheid, die
hij na haar vertrek verwaeht had, trad niet
in. Naar de Friedriehsen ging hg niet zoo
dikwijls, daar de bescheiden woning, die zij
betrokken hadden, voor hem te ver afge
legen was, maar daarvoor in de plaats had
hij eene aDdere afleiding gekregen, n.1. zijn
omgaog met den heer Gerard en diens bois-
genooten, die zich welda tol een zeer ver-
trouwelijken omgang bad ontwikkeld.
Dat alles hing door verschillende dingen
samen; in de eerste plaats echter was het
't gevolg van de grondige algemeene ken
nis, die Zarnow naast de speciale vakken
de tijne mocht noemen en hem zoo
doende stempelde tot een buitengewoon ge
schikt leeraar. Daardoor was hij ook als
weinigen geschikt, in het wonderlijke trio
Manvillon Gerard Hartmann het even
wicht te bewaren en als bemiddelaar op te
treden, een ieder aan te hooren, op ieders
belangen en liefhebberijen apart in te gaan
en hnn onderbond, dat tot dusverre veel
geleken had op een driestemmige alleen
spraak tot een werkelijken gedaehtengang te
maken'. Dat begrepen de andere drie met
groote dankbaarheid en sedert dien eersten
zondag, dat zij gezamenlijk bij Gerard gege
ten hadden, was Zarnow de vierde aan de
gemeenschappelijke tafel-
Daarbij kwam nog, dat Jnanita al zees
spoedig haar leeraar met groote toegenegen
heid aanhing. Hij behandelde het lieve
kind volstrekt niet met verschoo-
ningwat zij bij hem leerde,
moest grondig geleerd worden en
sleohts hoog zelden kwam er e<>nige lof
over zijne lippenmaar wanneer het ge
schiedde, dan was Jnanita daarop ook soo
trotscb als een jonge hni -7 pl^e^
Gerard te zeg' ■- u« ,t den ee?—
mera.
is, die