Marktberichten, P/edikbeurten. NCIIAOUN, Hervormde Gemeente Barsingerhorn en Haringbuizen. te Anna Paulowna. Doopsgezinde Gemeente Barsingerhorn c. a. Het voorstel van het bestuur wordt nu met algemeene stemmen aangeno men. C. Het beramen van plannen voor het zenden van eene collectie noord- hollandsch vee op de wereldtentoon stelling te Parijs in 1900, in te leiden door den heer H. Fijn Uz. Spr. wees op de schade, die werd ondervonden door de sluiting der grenzen en meende, dat het op den weg lag van Hollands Noor derkwartier, om naar de tentoonstelling teParijs een schoon koppel vee te doen zen den, om zoodoende te laten zien, wat we in Holland hebben, en vraagt daarom machtiging, dat het bestuur plannen make, om een schoone collectie te doen inzenden. Bij acclamatie goedgevonden. d. Het uitschrijven van de volgende pnjsvraag Wat is de meest wensche- lijke inrichting van eene noordholland- sche kaasfabriek, in te leiden door den heer D. Brander. Deze heer wijst op de slechte inrichting der boerderijen met het oog op de kaasbereiding en noemt dit een van de redenen, waarom tot oprichting van kaasfabrieken is overge gaan. Spr. oordeelt, dat de inrichting van kaasfabrieken nog niet is, zooals zij moet wezen en geeft eenige punten aan, die dringend verbetering behoeven, b. v. verwarming in den winter, verkoeling in den zomer en de wijze van bewaring van de avondmelk, en oordeelt het wen- schelijk, dat over de beste inrichting eener kaasfabriek eens een prijsvraag wordt uitgeschreven. Voorzitter vraagt machtiging, voor dit punt voor noodzakelijke uitgaven een kleinen post op de begrooting uit te trekken, dat bij acclamatie wordt goed gevonden. Op voorstel van den heer J. Bree baart Kz. wordt besloten, nu over te gaan tot bespreking van punt 8, van ie door den heer J. Zuurbier gestelde vraagkan de vermindering van de vruchtbaarheid van het weiland ook het gevolg zijn van de verlaging van den waterstand, in te leiden door den Voor zitter. De heer Foreest deelt mede, dat dit punt deel heeft uitgemaakt van lang durige besprekingen van het bestuur en dat de ged. conclusie is geweest, dat het verlagen.van het pijl, het laag houden van het grondwater, niet anders dan gunstig kan zijn voor groenlandbij bouwland is hiervan evenwel geen kwestie. Spr. wijst er op, dat bij land, dat altijd in verzopen toestand heeft verkeerd en plotseling wordt droog gelegd, het ver schijnsel zich zal voordoen, dat de quantiteit der opbrengst wel wat minder zal worden, maar de kwaliteit daaren tegen zal ten goede komen, waar de quan titeit doet verliezen. Maar wanneer derge lijk land een natuurlijke behandeling on dergaat, een weinig bemest wordt, dan zal ruimschoots schadevergoeding worden verkregen. De conclusie van het bestuur was, dat in veenpolders hooggelegen stukken min of meer achteruit gaan bij lagen water stand, maar laag land daarentegen er van zal profiteeren. De heer Zuurbier meent te mogen be weren, dat in de laatste 20 jaar de vruchtbaarheid van het land is afgenomen, of liever minder vee kan dragen dan voorheen. Spr. wijst op het feit, dat als men in zomersche dagen de provincie doorkruist op hooge,zware perceelen grond het bedroevend feit bestaat, dat wei nig gras en slecht drinkwater aanwezig is. Spr. tracht in een uitvoerig betoog te bewijzen, dat veel water onmisbaar is voor een goeden plantengroei en doet zich kennen als een voorstander van een hoog waterpijl, bewerende dat met een hoog pijl beter resultaten van het land te krijgen zijn dan met laag pijl. De heer Waller wijst op het verschil van land, evenals bij den mensch, het eene stuk zal bij hoogen, een ander stuk bij lagen waterstand in vruchtbaar heid toenemen. Spr. toont dit met voor beelden aan. Spr. gelooft de vraag, kan de vruchtbaarheid vermeerderen door verhooging van pijl, te moeten beant woorden in enkele gevallen niet, in veel andere zeer zeker. De Voorzitter gelooft, dat hij de vraag, heeft een betere bemaling de vrucht baarheid van het land verhoogd, met ja mag beantwoorden. Spr. beweert, dat het wegmalen van water overdreven kan worden en noemt het onverstandig, om in de maanden Mei en Juni, wanneer de planten hare volle groeikracht ont wikkelen, den grond zoo leeg te halen, maar spr. gelooft toch, dat de vruchtbaarheid van den grond vermeer dert, als in den natten tijd het water ge lijkmatig kan worden weggehaald. De mogelijkheid van de landerijen in droge maanden te begieten, zou volgens spr. de vruchtbaarheid ten zeerste ver meerderen, maar het regenwater, dat men wel eens den besten mest noemt, mag niet te lang blijven staan en den bodem koud maken, en moet dus worden weg- gemalen en daardoor zal de vrucht baarheid van den grond toe nemen. De heer Zuurbier wil volstrekt de schuld der waardevermindering van den bodem niet geven aan water- machines etc., maar is het toch niet eens met den heer Foreettom in den winter al het overtollige water weg te malen, want daardoor geeft men den grond te veel gelegenheid, om geheel uit te druipen, en spr. heeft vrees, dat als de plant zich ontwikkelt en de zon hare rechten doet vangen, wijst er op, dat ook het land- geiden, het vocht te spoedig verteerd bouwcomité deze zaak niet dient, en dat tal zijn. personen, die op gebied der sociale De heer Nobel acht het 't grootste kwestiën zich bewegen, beweren, dat de consument den accijns betaalt, maar Spr. geeft als zjjne meening te kennen, dat bezwaar, dat het land zoowel hoog als laagt ligt, en als men van het lage land het water weghaalt, zal dit spoedig voor de boer de heffing betaalt. het hooger gelegene te veel zijn. Volgens spr. zou men dan het hooge land in den zomer van water moeten voorzien en beveelt het slaan van nortonputten aan. De heer W. C. FUser zoekt den achter uitgang in het te weinig cultiveeren van het groenland en voert den goeden groei op bouwland bij een warmen zomer als bewijs daarvoor aan. D^ heer Zuurbier ziet er tegen op, om het groenland geheel om te scheuren en gelooft dan nog minder daarvan te zullen trekken. Met een voorbeeld tracht spr. duidelijk te makeD, dat hooge waterstand een goede opbrengst levert. De heer L. Pisser beweert, dat die goede opbrengst moet worden toege schreven aan den heerlijken, voordeeligen zomer, dien wij dit jaar hebben gehad en doet zich kennen als een voorstander van greppelen op hoog land. De heer W. C. Fisser wijst den heer Zuurbier op den z. g. weideploeg en be pleit de goede voordeelen daarvan. De heer Zuurbier dankt voor die in lichtingen en geeft te kennen, ook een voorstander van greppelen te zijn, daar daardoor het water beter gelegenheid zal hebben, door het land te circuleeren. De heer Nobel meent, dat de goede groei niet aan het greppelen of niet grep pelen mag worden toegeschreven. In den winter en in het voorjaar is er in den grond veel water en zoo het pijl dan hoog was, zou het gewas minder goed groeien, in den zomer gaat een massa wa ter den grond uit, dus zouden bij een laag pijl de planten spoedig last krijgen van te weinig water. Spr. wijst ook op het groote verschil in de wortels van gras sen en granen en schrijft daaraan toe het beter groeien van de laatste bij een drogen zomer. Spr. gelooft, dat wil men op dit gebied het ideaal bereiken, men dan in den zomer nortonputten zal moeten slaan. De heer K. Jonker beweert, dat de weideploeg in de practijk nogal wat moeilijkheden oplevert en te veel kracht vereischt, en dan nog den grond niet ge noeg los woelt. De heer F as Fisser had verwacht en gevreesd, de vraag beantwoord te zien of de vermindering van vruchtbaarheid kan worden geweten aan de verlaging van het pijl. Spr. ziet in al het ge sprokene de min of meerdere ontevre denheid met plaatselijke toestanden en acht zich gelukkig, dat die gestelde vraag niet bevestigend is beantwoord. De Voorzitter zegt den heer Zuurbier dank, dat door hem deze belangrijke kwestie is ter sprake gebracht. Voorzitter deelt mede, dat nog één persoon als lid der vereeniging is opge geven en het getal dus nu 182 bedraagt. e. Welke gebruikswaarde heeft turf- strooisel, in te leiden door den heer Dr, v. d. Zande. Spr. kwam na een belangrijk betoog over mest in 't algemeen en na te hob- ben aangetoond, dat van de vloeibare uitwerpselen juist het meeste verloren gaat en daarin toch de meeste groei kracht zit, tot de opmerking, of het niet noodzakelijk was, dat in het licht werd gesteld, hoe het stond met het opzuigingavermogen van turfstrooisel, hoe turfstrooisel zich in waarde verhoudt tot ander goed strooistroo. Spr. wilde dat niet zien gebeuren op groote schaal en eerst zou daarom een plan moeten worden opgemaakt, 't Was nu alleen maar de kwestie, de zaak aan een onderzoek te onderwerpen. De heer R. Fisser deelt mee, wel eens vernomen te hebben, dat bemesting met turfstrooisel een harde korst geeft, waaronder het ge was zuur wordt. De heer Krusemann gebruikt turfstrooi sel en beweert, dat van korst of zuur gewas geen sprake is. Bij acclamatie wordt het voorstel van den heer v. d. Zande goedgekeurd. f. Een wedstrijd in het bijhouden van melklijsten, in te leiden door den heer ff. fF onder. Door Spr. wordt de noodzakelijkheid en doeltreffendheid van melklijsten in het licht gesteld en hij be weert, dat een vertrouwde controle van veel waarde genoemd mag worden. Na mens het bestuur stelde Spr. voor, een wedstrijd uit te lokken van in te leveren melklijsten, in dien zin, dat het bestuur de lijsten inricht. Hierna geeft Spr. in bijzonderheden de inrichting dier lijsten aan en vraagt f200 aan ter bestrijding der onvermijdelijke kosten. Bij acclamatie goedgekeurd. g. Om een adres aan de regeering te richten tot afschaffing van den vleesch accijns, in te leiden door den heer G. Groot. De heer Groot wjjst er op, dat die vleeschaccijns eene belasting is, die den boer dubbel drukt en dat de 10°/0, die geheven wordt, door den boer moet wor den betaald. Spr. noemt deze heffing eene averechtsche bescherming tegeno ver den vreemdeling en eindigt met na mens het bestuur voor te stellen, een adres aan de regeering te richten met verzoek, den vleeschaccijns af te schaffen. De heer Wijdenes heeft met groote in genomenheid dit voorstel gehoord, gaat vervolgens na, hoe ongastvrij dit voorstel door het hoofdbestuur van de Holland- sche Maatschappij van Landbouw isont- De heer Baron vindt de zaak van zoo ingrijpend belang, dat hij voorstelt, dit voorstel bij acclamatie aan te nemen. De heer A. Prins wijst er op, dat naar zijn oordeel niet de boer, maar de con sument den accijns betaalt. Spr. is evenwel sterk voor afschaffing, De heer J. Breebaart Kz. is het volkomen met den heer Prins eens, waar hij het oog heeft op het betalen van den accijns; ook spr. is van meening, dat de consument dit betaalt. Spr. acht evenwel het oogenblik, om met een adres bij den minister aan te komen, al heel ongunstig, spr. gelooft, dat er weinig kans op slagen bestaat, en dat door den minister de 3 millioen, die deze accijns opbrengt, niet gemist kan worden. Deze regeering, zegt spr., heeft versterking der middelen noodig. De heer Breebaart wijst er op, dat door de ze regeering herziening der tarieven is beloofd, dus wil dat liever afwachten, want hij acht het oogenblik, om een adres in te dienen, al heel ongunstig. De heer Wijdenes blijft het een feit noemen, dat de boer den accijns betaalt. Spr.zegt: als een boer een magere koe koopt voor f 120 en koopt voer, en verkoopt het beest daarna voor f 200, dat is f 80 meer, dan moet die boer dus van die f 80. 10°/o of f8.betalen, en, zegt spr., als de boer een paard had gekocht en dat had gevoerd, dan had hij die f 8 niet behoeven te betalen, dus is het wel de gelijk de boer, die den accijns betaalt. De heer Nobel beweert, dat de consu ment den accijns betaalt en zegt, dat de consument bij gesloten grenzen degene is, die den prijs regelt. De heer Dr. v. d. Zande wijst er op, dat als de f 8 belasting er niet was ge weest op dat beest, de boer dan maar f 72 meer zou hebben gekregen. De heer Wijdenes beweert, dat als de accijns wordt afgeschaft, niet de slagers, maar de boer daarvan zal profiteeren, daar de onderlinge concurrentie onder de slagers het vleesch niet lager in prijs zal doen worden, omdat anders de waarde van het vleesch in botsing zou komen met andere voedingswaarden. De heer A. Prins wijst er op, dat de prijs van het vleesch alleen is een kwes tie van vraag en aanbod en zich ook al leen daarnaar zal regelen. Het voorstel van het bestuur, een a- dres te zenden tot afschaffing van den vleeschaccijns, wordt met 46 tegen 5 stemmen aangenomen. De heer K. Jonker komt nog eens op den weideploeg terug en hoopt niet, dat werktuig in eens te hebben vermoord. Spr. acht het nut van het werktuigje zeer hoog, maar de toepassing ervan moet nog eenigszins worden veranderd, daar de bovenlaag grond, die op ongeveer 30 c. M. wordt afgesneden, te vast ineen blijft en niet genoeg wordt verkruimeld. De heer Nobel geeft in overweging, of het niet wenschelijk zou zijn, aan dit werktuig nog een schijf te verbinden, op dat de zoden wat meer los worden ge sneden. zijn ge- De heer Baron wijst op het werktuig, in het bezit van den heer Boeke, waaraan veel verbetering schijnt te bracht. Ds heer G. Groot brengt iets onder de aandacht der vergadering, dat hem van uit Daitschland is ter oore gekomen. Daar, aan de grenzen bij Emmerik, is een boer, die 40 hollandscne beesten melkt, en die daar maakt natuurlijk duitsche kaas, maar naar Edammer model. Voorts laat die boer kaas uit Holland komen, goede, beste E- dammer, en mengt die kaas door de zijne, en die kazen worden dan bij kleine stapel tjes door Daitschland verzonden. Dus zal men hier goede Edammer kaas krijgen en daar de slechte duitsche kaas, die voor E- dammer doorgaat, en zoodoende, zegt spr., wordt de naam van onze ka&s er ook al weer niet beter op. Daarom zou spr. willen voorstellen, of het niet op den weg ran Hollands Noorderkwartier lag, om voor de kaas te verkrijgen een gedeponeerd handelsmerk. De heer A. Prins wijst er op, dat ook in Friesland Edammer modellen worden gemaakt van melk aan de boterfabrieken, waar de room uit de melk is, wat dus r ooit goede kaas kan zijn. Die kaas gaat als echte Edammer naar Londen en Spr. weet bij ondervinding, dit onze kaas in Engeland niet meet gewild is. De heer Keestra wijst er op, dat dit punt reeds in bespreking is geweest op het Landbouwkundig coDgres en dat de zaak in handen i3 gesteld van het landbouw- comité, welk lichaam die zaak zeer zeker wel ter hand heeft genomen. De heer P. van Foreett zegt, nadat niemand meer het woord verlangde, dat op hem de taak rustte, de vergadering te slui ten. 3 Jaren, zegt spr., heb ik de eet gehad, voorzitter van Noorderkwartier te zijn en nu die S jaren bijna ten tiode waren en hij naar gewone omstandigheden wel de laatste maal als voorzitter zou op treden, wilde Spr. met een enkel woord dank brengen in de lejplaats aan de leden van het bestuur, die zoo aangenaam met Spr. hebben saamgewerkt, en in 't bij zonder aan den zoo ijverigen en geachten secretaris, die het een voorzitter zoo gemakkelijk weet te makeD, daar hjj zijne taak zoo precies, accuraat en getrouw waarneemt. In de Se plaats be tuigde spr. zijn daDk aan alle leden van de vereenigiDg, die het een voorzitter zoo gemakkelijk maken, een vergadering te leiden. Spr. zegt, met een ledental als dit jg het geen kunst, eene vergadering te leiden en heeft dan ook nooit anders dan aangename diDgen mogen ondervinden. Doarom is het met leedwezen, dat de heer Foreest voor de laatste maal den ha mer neerlegt, die evenwel bij den hesr Wonder, zijn opvolger, in de rechte handen komt, en zegt Spr., al treed ik met Januari uit het bestuur, ik geef de verzekering, dat de vereeniging mij steeds na aaD het hart zal blijven liggen en ik gaarne tot haren bloei zal medewerkeD, om de belangen van den landbouw te beharti gen. Spr. gevoelde zich ook nog gedrongeD, zijn medebestuursleden, de heeren D. Bran der en Jé. Groot, die eveneens met Janu ari uit het bestuur treden, hartelijk lank te zeggen voor alles, wat zij hadden ge daan. Spr. herinnerde den heer Brander als de vraagbaak van het bestunr waar het 't kaasvak gold, den heer Groot, waar er zakeD omtrent bloembollen aan de orde waren, en geloofde ook van hen te mogen verzekeren, dut zij ijver hadden getoond voor alles wat den landbouw betrof. Vooraleer de voorzitter de vergaderiog 8 loot, vroeg de heer J. Breebaart Kz. het woord en Spr. meende nit naam van allen te spreken, als hij den voorzitter dank zeide voor de uitstekende wijze, waarop hq altoos de vergaderingen had geleid, maar niet alleen daarvoor, maar ook voor hetgeen de vereeniging in de laatste 8 jaar had tot stand gebracht, waarvan de heer Foreest zich wel de voornaamste eer mocht toerekenen. En Spr. geloofde te mogen ver wachten, dat de heer Foreest, al was hij geen voorzitter meer, toch de belangen van landbonw en Noorderkwartier krachtig zal behartigen. De heer G. Wonder acht zich verplicht, om den voorzittel, dq hij de vereeniging als zoodanig gaat verlaten, hartelijk dank te zeggen, niet alleen voor hetgeen hij die 3 jaar heeft gedaan, maar voor alles gedurende de lange jaren van het bestaan der vereeniging, en verwaoht, dat de heer Foreest zal blijven toonen, dat hij het wel meende met de vereeniging en den volgen den voorzitter (ff. Wonder), wanneer die zijn stenn za] behoeven. Hierna wordt de vergadering gesloten. 8CHAGEN, 11 NOV- 1897. Aangev. 11 Paarden f 50.- a 160.— Veulens a 28 Oasen 80.- a 140— 10 Stieren „150— a 170— 255 GeldeKoeien(magere), 80. a 160— 35 Vette Koeien ,160- a 230— 20 Kalfkoeien ,150;— a 210— Vaarzen a 60 Graskalveren l 25— a 45 30 Nuchtere Kalveren 6— a 18— 6 Rammen 14 - a 23 60 Schapen (magere) 10— a 16— 325 Idem (vette) 20-- a 25.50 396 Overhouders 10 50 a 14— 8 Bokken en Geiten 1— a 4— 30 Varkens (magere) 11." a 15.- 8 Idem(vette) per K.G. —.38 a —.44 40 Biggen 6.- a 9— 150 Konijnen -.10 a —.80 60 Kippen —.40 a 1— 100 Eenden -.50 a —.90 400 Kilogr. Boter 1.- a 1.20 150 Kaas —.20 a 30— 1800 Kipeieren 5.- a 6.— Eend-Eieren 1 a De Godsdienst-oefeningen beginnen om ÏO ure, des voormiddags. 14 Nov. Ds. v. Klnijve. 21 Nov. Ds. v. Klnijve. 14 Nov. Bareicgerhorn vm. Ds. v. Deursen. 21 Nov. Barsingerhorn n.m. Ds. Bai, Predikbeurten bij de Herv. Gemeente. Gedurende de maanden Novem ber en December geen dienst op 28 November, 12 en 26 December. Overigens telkens 's morgens te half tien. 14 Nov. Barsingerhorn Ds. Kooiman. 21 Nov. Kreil Ds. Kooiman. Snelpersdruk van P. Trapman te Schagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 6