Zondag 21 November 1897. 41ste Jaargang No. 3259. De Liberale Dé en k uggt- INGEZONDEN. Zijn er zoo Politiek overzicht der wei Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Z a t, e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Bureau: SCKAGEX, Laan, I) 4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. WIXKEL, Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 6 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 6 ct, Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. EERSTE BLAD. GemeenteSchagen. Bekend makinge n. STEMMING voor den Gemeenteraad. Caarls H. P. en Schenk J. Pz. Verleent Vergunnin X. Baitenlandsch Nieuws. (1(11 RAAIT. Aiurtsiiiü- k LiilliiTllai De BURGEMEESTER der gemeente SCHAGEN brengt ter algemeene kennis, dat op dinsdag, den 23 November aanstaande, van des morgens acht tot des namiddags vijl uren, de stemming zal geschieden ter vervulling van één plaats in den Gemeenteraad van Schagen. De candidaten, in alphabetische volgorde, zijn Tevens wordt de aandacht gevestigd op artikel 128 van het wetboek van Stral- recht, luidende „Hij die opzettelijk zich voor een aa- der uitgevende aan eene krachtens wette lijk voorschrift uitgeschreven verkiezing deelneemt, wordt gestraft met gevangenis straf van ten hoogste een jaar.* Schagen, den 17 November 1897. De Burgemeester voornoemd, S. BERMAN. De BURGEMEESTER der gemeente SCHAGEN Gezien de artt. 8, 10 en 145 van de Politieverordening dezer gemeente aan de tappers, om bij gelegenheid der Veulenmarkt op Donderdag 25 Novem ber a. s. te tappen, muziek te laten ma ken en danspartijen te doen houden tot des nachts één ure. Schagen, 19 November 1897. "Wij hebben de vorige week een arti kel gewijd aan bet hoofdonderwerp, dat de algemeene vergadering der Liberale Unie ter behandeling koos. Eenigszins incidenteel kwam daar ook nog ter sprake de verhouding van bet Hoofdbestuur tot de aangesloten vereeni- gingen. Dat incident had een bevredigend verloop, en levert op zichzelf geen grond tot bespreking. Maar, daar zulke inciden ten zich telkens en in allerlei tegenstrij- digen vorm voordoen, kan bet geen kwaad thans,nu geen staatkundige strijd de harts tochten aanblaast, nog eens een kalm woord over die verhouding in het alge meen te zeggen. Het tegenstrijdige van den vorm, waar in het verzet tegen de houdiDg van het Bestuur zich veelal openbaart, hangt on middellijk samen niet met een juiste beschouwing van de onderlinge verhou ding, maar met hetgeen deze of gene zich in een gegeven geval van die verhouding denkt. Nu eens hoort men beweren, dat het bestuur als het ware eensklaps uit zijn wolk komt dalen, met besluiten, voor schriften, programma's, manifesten, waar van men tot dusver niets vernam en die de geheele liberale partij in al haar scha- keeringen tot haar gehoorzame dienares moeten maken, terwijl integendeel het bestuur niet anders behoort te zijn dan de protocolvoerder en voltrekker der besluiten van de partij. Op een anderen dag en in andere omstandigheden hoort men daarentegen het verwijt weerklinkendat het be stuur stil zit, dat men er niets van hoort dat het geen leiding heeft, en geen leiding geeft, en dat het zich laat voortstuwen in allerlei richting, naar gelang van de personen, die wat wen- schen of wat tegenhouden. En dwars door al die verwijten heen hoort men nu eens, dat het bestuur de afdeelingen met hare candidaten maar laat tobben en ze eigenlijk er door moest sleepen terwijl in een ander geval elke bemoeiing met dis- trictscandidaturen uit den booze wordt geacht. Het tegenstrijdige van al die verwij ten veroordeelt natuurlijk zichzelf en doet onwillekeurig vragen naar de on loutere bron, waaruit zij voortkomen. Maar de meer gewichtige, en meer ern stige vraag is; welke de juiste verhou ding van bestuur en afdeelingen is. Het doel van de Unie is in hoofdzaak tweeledig. Het eerste en hoofddoel is het vor men van eene gemeenschappelijke over tuiging over punten van algemeen be lang, over welker uitvoering tusschen de vooruitstrevende elementen genoeg zame overeenstemming kan worden ge kregen om ze tot een punt van een vooruitstrevend vrijzinnig program te maken. Uit den aard der zaak beweegt dit streven zich in den regel op prac- tisch terrein. In een enkel geval kan het nuttig blijken eens een min of meer wetenschappelijk-theoretisch onder werp te behandelen, met het doel om de merkpalen uit te zetten, waarlangs men ook in dergelijke aangelegenheden met tertijd tot elkander kan komen. Maar in den regel bepaalt men zich tot onderwerpen, voor behandeling en op lossing rijp, en die als zoodanig ver schijnen in verkiezingsmanifesten, pro gramma's van hervorming of van urgen tie, enz. Maar hoe komt men aan deze dingen Komt het bestuur daarmede uit de lucht vallen, zonder dat de af deelingen er iets van weten Of decre- teeren de afdeelingen zoo iets zonder dat het bestuur er zeggen in heeft P Men weet wel beter. Langdurige voor bereiding en geregeld overleg gaan aan de vaststelling vooraf, en wanneer ten slotte de definitieve vaststelling nage noeg onveranderd plaats heeft, dan vindt dat haar oorzaak daarin, dat reeds lang van te voren alle punten van verschil langs den eenigen goeden weg, die van onderling overleg, uit den weg zijn ge ruimd. Daarbij vervullen noch het be stuur, noch de afdeelingen eene overwe gende rol, maar rust op ieder de taak, die de aard van zijn werkkring me debrengt. Gewoonlijk begint het bestuur met vragen te stellen aan de afdeelingen. Die worden daar behandeld. Uit de in gekomen antwoorden, de beschouwingen van de pers, en het oordeel van het be stuur zelf over een en ander, worden dan nadere, scherper geformuleerde voorstellen opgemaakt, die weder naar de afdeelingen gaan, daar weder een on derwerp van overweging uitmaken en het bestuur aanleiding geven, om nog maals eene eind-redactie te ontwerpen. Dat stuk komt dan in behandeling in de algemeene vergadering, en deze, als de eenig bevoegde macht, verleent daaraan verbindende kracht. Het is echter niet voldoende, pro gramma's te ontwerpen, over welker uitvoering men het eens is, men moet ook mannen in de Kamer brengen, die tot de uitvoering ervan kunnen en willen medewerken. Daarbij treedt ech ter het 7/»»'e-bestuur op den achtergrond en hebben de afdeelingen het eerste woord te spreken. Men heeft bij verkie zingen zoo niet in de eerste, dan toch in een zeer voorname plaats te rekenen met plaatselijke invloeden en omstandig heden. Vandaar, dat het candidaatstellen aan de afdeelingen wordt overgelaten, altijd in de meening, dat zij candidaten zullen kiezen, die met de Unw-programs instemmen. Instemmen niet onder- schrijviDg van a tot zzonder afwijking in tittel of jota. Integendeel. Men is tevreden met de eerlijke overtuiging, dat de candidaat het program als het zijne aanvaardt, maar zal er niet op uit zijn om hem op woorden en letters te vangen. Eerst als het afdeelingsbestuur met de candidaat- stelling gereed is, komt het ï/«»e-bestuur met zijn steun, voor zoover het daartoe in staat is, en voor zoover die verlangd wordt. Het verleent geldelijke bijdragen het zendt sprekers, het verspreidt druk werken, kortom, het doet al hetgeen het binnen den kring zijner middelen doen kan, om eene candidatuur te doen slagen. Dat dit te meer en te beter ge schieden kau, naarmate het bestuur zelf krachtiger gesteund wordt, spreekt van zelf. En het is daarom een betreurens waardig verschijnsel, dat sommige afdee lingen zich om ondergeschikte redenen afscheidenwant door de inkomsten van de Hoofdkas te verzwakken, komt men noodwendig in den ODgelukkigen toe stand, dat men zwakke districten niet genoeg ter zijde kan staan en daar dus de tegenpartij niet krachtig genoeg we- derstaan kan. Al is het waar, dat het Bestuur zichzelf op den achtergrond houdt, het vertegenwoordigt de solidari teit der partij en juist door alle krach ten, ook financiëele, zooveel mogelijk in zijne handen samen te trekken, beant woordt men het best aan het belang der geheele vooruitstrevende partij. Het is best mogelijk, dat de partij in district A. B. C. zonder eenige bestuurshulp hare can didaten kan doen slagen, maar dan moeten zij, om van die overwinning eenig genot te hebben, in D. E. F. het bestuur in staat stellen, om de overwin ning te bevechten van candidaten, die daar zwak staan. Uit dit een en ander volgt, dat voor alle bovenvermelde verwijten hoege naamd geen grond bestaatdat inte gendeel de Liberale Unie den eenigen practischen weg bewandelt, om op den duur eene krachtige, flink aaneengeslo ten vooruitstrevende partjj te vormen. Dit blijkt wel het allermeest daaruit, dat hare programma's, hoe ook aangevoch ten en uit allerlei oogpunt be- en ver oordeeld, ten slotte dan toch de meest vernietigende critiek zegevierend heb ben doorstaan, en dat alle nommers van die programma's ze mogen nu nog niet tot het regeeringsplan behooren in een of anderen vorm na korteren of langeren tijd ongetwijfeld aan de orde zullen komen, in hoofdzaak zooals zij door de Unie geformuleerd zijn. Den een waren zij te radicaal, den ander te be nepen, hier vond men, dat zij te ver links gingen, daar, dat zij te veel rechts bleven staan. Hier sprak men van on rijpe en onbekookte plannen, en elders van al te groote ouderwetsche voorzich tigheid kortom, er was niet veel goeds aan, en wat er goeds aan was, nu ja, daarvoor had men zoo'n ruzie-stokende linie niet noodig, dat kon men zonder haar wel maken De Unie heeft onvervaard al die ver wijten over zich heen laten gaan. Zij be treurt het, dat zoodoende de staatkundi ge hartstochten zijn opgewekt en dat zoo de uitslag der verkiezingen een an dere geworden is dan hij had kunnen zijn, indien men van den aanvang af zijne kalmte bewaard en de programma's naar haar inhoud beoordeeld had. Maar nu dat niet zoo heeft mogen zijn, is haar wel de tijdelijke zegepraal ontgaan, al zal zij in dit vierjarig tijdperk des niettemin eene hoogst belangrijke rol te vervullen hebben, maar inmiddels blijven hare programma's, vallen wellicht velen de blinddoeken van de oogen en zullen steeds meerderen tegen den aanstaanden verkiezingsstrijd zich scharen om de ba nier der Unie, die door zelfstandig on derzoek en gemeenschappelijk overleg tot de samenstelling van een program ma is geraakt, dat niet in ééne wetge vende periode heeft uitgediend. (Niet geplaatste ingezonden, stukken worden nimmer teruggegeven Bij gelegenheid van Vorst Bismarck's verjaring, zoo verhaalt een duitsch blad, had een officier aan zijne recru- ten, elk afzoudtrlijk, gevraagd wat zij van Bismarck wiaten. De antwoorden waren zeer verrassend, tot in het ongelooflijke zelfs. De een meende, dat Bismarck yin den tijd van den grooten vrijheidsoorlog had geleefd," een ander, dat hij „predikant* was, een derde, dat hij „Keizer van Frankrijk" was. Sommigen wisten alleen, dat B. „een oud man* was en anderen alleen, dat hij den titel van «Vorst* voerde. Er waren er, die verklaarden, dat hij al jaren dood* was, dat hij «gepensioneerd* was, dat hij «te Berlijn woonde', dat hij »in Parijs' was. „Hij is generaal bij de Knraasiers" geweest,' zei de een, „generaal-veldmaar- schalk* verbeterde een ander. Hij was «een gedacht krijgsheld,* hij was een van de «Grooten aan het Koninklijke Hof,* hij was „President van den Rijksdag,* hij was het «opperhoofd van het Huis van Afge vaardigden.' «Hij stamt af van Qohenzol- leru en is op een len April geboren' werd ei gezegd. Het derde deel derreciu- ten verklaarde, in het geheel niets van de zen man te weten, en de beste onder heD, herinnerde zich, den naam Bismarck wel eens gehoord te hebben, maar wist er ver der niets meer van hij had het vergeten. Het zon interessant zijn, voegt het blad er aan toe, eens te weten, waar dat exa men heeft plaats gehad en onder welk recruten materiaal 1 Zeker, Dailschland bezit in vorst Bis marck een burger, zooals misschien geen ander land in Europa onder zijne verdien stelijke mannen er een kan aanwijzen. Wie kent Bismarck nietDuizenden buiten het duitsche Rijk kennen hem meer dan bij naam l Maar na onze jongelui bij hunne in diensttreding eens onder handen genomen. Zouden die beter zijn Of zou er ook wel één of anderhalf onder loopen, die het bij zulk een examen er al niet beter af bracht, dan zijn duitsche collega's? Als onze hollandsche jongens hunne lummelachtige brooddronkenheid van den lotingsdag uitgeslapen hebben en «uit gaan,8- hoevelen van hen weten dan, wie in ons land Minister van Oorlog, van Marine of van Binnenlandsche Zaken is Laat hun, voor de aardigheid, eem gevraagd worden, wie Prins Erederik en Prins Hendrik der Nederlanden waren, wie Anna Panlowna was en hoe de eersfe gemalin van Koning Willem III heette? En dat zijn toch geen onbekende namen. Of om meer in onzen tijd te blijven, vraag hun. eens, hoe onze Koningin heet en waar en wanneer zij geboren is? Welken titel hare moeder draagt eo waarom En wat die laatst gehouden collecte voor het huldeblijk beteekent Zouden onze jonge miliciens deze vra gen goed kunnen beantwoorden, niet de hesten er uit, maar allen nonder onderscheid Ja, zoudt ge denken Laat ods het althans hopen Wie om een hoekje heeft staan luiste ren als bij de vrijwillige oefeningen in den wapenhandel voor toekomstige miliciens, de onderofficier-instructeur met onze jon gens die zaken behandelde, heeft anders dwaze antwoorden kunnen hooren, waarop dan natuurlijk eene aandoenlijke berisping volgde van den kant des leeraars. Stel u voor, met welke zachtmoedig vriendelijke blikken de luitenant in dienst zoo'n twintigjarig milicien zal aankijken, die toont nog niet precies te weten, of onze Koningin Wilhelmina, Victoria of Emma heet Och arme 1 Zon het ons verwonderen, als die overste alle namen van lompe, logge, domme beesteD nit Artis bij elkaar haaide, om daaruit den eersten den besten toe te voegen ann een even fraaien titel voor zoo'n kerel P De kazernelitteratnnr nit alle lauden schijnt hij zonder rijk te zijn aan de meest onteerende scheldwoorden en uitdrukkingen en het toppunt van vindingrijkheid in het uitdenken van ongehoord ijselijke ver- wenschingen en dreigementen schijnt daar wel bereikt te zijD. «Ik ben soldaat geweest, en dus voor geen klein geruchtje vervaard," zei zeker man, toen een ander hem, hoewel te vergeefs, met beleedigende uitdrukkingen uit het veld meende te slaan. Dit phit voorzeker niet voor eene doeltreffende wijze van optreden met het woord in de kazerne. Maar na vergete men niet, dat de jonge soldaat geen schooljongen meer is. Immershij wil man zijnhij komt althans voor als een man, hij slaat een toon aaD als een man, hij stelt vaak te genover de wereld eischen als een man, die, als het er op aankomt, met een ander niets te maken heeft en als een man op zijn eigen beenen staal, zoo goed als ieder bnrger. Daar komt dan de tijd, dat de joDge man te weten zsl komen, dat er naast burgerrechten ook burgerplichten bestaan hij moet dienen voor de nationale militie. Hij moet gewennen aan orde en aan nauw gezette plichtsbetrachting en aan onbepaal de gehoorzaamheid aan heD, die over hem gesteld zijn. Hij moet leeren en weteD, waar hij staan moet, fiin* en waardig. Menige suffer en menig verwaand stand je is dan ook heel wat opgeknapt nit de oefenschool van het garnizoen ternggekomeD. En als na bij gelegenheid een overste van een zijner roeraten, om iets te noemen, ten antwoord kreeg, dat Goeman Borgesius, commissaris des Konings van Amsterdam is, moest zulk een antwoord dan niet onuit staanbaar zijn voor den officier Zou het niet te vergeven zijn, als daar een hartig woordje op volgde aan het adres van die van twintig jaar Doch wij weten beter 1 Onze jongelui hobben gelegenheid ge noeg om vóór hunne indiensttreding te zorgen, dat zij bekend zijn met de aller eerste beginselen onzer staatsinrichting en met de eerste regeeringspersonen uit den laatsten en voorlaatsten tijd. Couranten zijn onder ieders bereik en politieke le zingen, die ia onze dagen heel niet meer vreemd zijn, zijn ook voor hen toeganke lijk. Aan boeken en tijdschriften is tegen woordig geen gebrek. Kortom, zij behoe ven in dat opzicht geen vreemdelingen meer te zijn in hun eigen land en ouder hun eigen volk. Zou het wel waar zijn werd er ge dacht, toen het relaas van die gekke antwoorden op de vraag van den duit- scheu officier aau zijne recruten in het publiek bekend gemaakt werd. Zouden er nog zoo zijn onder onze hollandsche jongens, die weldra als man in uniform voor den dag komen mogen wij vragen. Stel u gerust; 't is maar eene vraagt Door een oorlogje hier, een oproertje daar, een kleine verwikkeling elders, vermeerderd met wat extra zorgen in Zuid-Afrika en Zuid-Europa, begint men in Engeland te bemerken, dat zijn leger niet meer in de steeds klimmende be hoeften kan voorzien. Het zal onzen le zers bekend zjjn, dat het actieve leger in Engeland uitsluitend uit vrijwilligers bestaat. In 't geheel telt dit leger 142 infanterie-bataljons ter sterkte van 720 man elk. Yan deze bataljons dienen er 78 in de koloniën, waarvan 52 in En- gelsch-Indië, terwijl de overige troepen over de verschillende bezittingen verdeeld zijn. Nu worden de koloniale bataljons aan gevuld uit de reserve-bataljons uit het moederland, terwijl de zieken van het koloniaal bataljon bij het bataljon in Engeland worden geplaatst. Daardoor heeft elk engelsch bataljon jaarlijks 273 recruten noodig om zijn sterkte van 720 man te kunnen behouden. Deze zijn niet zoo gemakkelijk te krijgen en het ge volg is, dat reeds jongens als soldaat worden aangenomen. Recruten mogen echter niet naar In- dië worden gezonden voor zij anderhalf jaar in Engeland gediend hebben en den leeftijd van 20 jaren hebben bereikt, zoodat het vaak onmogelijk is, zelfs met de bestaande gunstige condities voor de vrijwilligers de aanvullingen van de in- dische en afrikaansche bataljons uit be hoorlijk geoefende en gezonde menschen te doen bestaan. Een engelsch soldaat verbindt zich voor 12 jaar. Naafloop van den dienst tijd ontvangt hij eene gratificatie van 36 pond 432 gld., benevens de noo- dige kleeding om in het burgerleven terug te kunnen treden. Het moet gezegd worden, dat de en- gelsche regeering tijdens den diensttijd zeer goed voor de vrijwilligers zorgt. De kazernen zijn ingericht om het den soldaten zoo aangenaam mogelijk te maken. Leeszalen, uitspanningsloca- len, benevens eene zeer doelmatige voe ding, behooren tot de aantrekkelijkheden van den vrijwilliger-krijgsman. Boven dien ontvangt hij een wekelijksche soldij van 2.70 gld. Toch is de toevloed met al deze schijnbare voordeelen niet zoo danig. als de noodzakelijkheid eischt. Yan de 12 dienstjaren brengt de en- gelsche soldaat er minstens vijf van in de tropen door, zoodat niet weinigen, de sta tistiek heeft het uitgemaakt, met een geschokte gezondheid en oud voor hun jaren in het moederland terugkeeren. Te verwonderen is het dus niet, dat de stroom van vrijwilligers met de jaren zwakker wordt en dit, vermeerderd met de steeds stijgende behoeften naar weer bare manschappen, heeft der engelsche re geering aanleiding gegeven, de invoering van de conscriptie in 't verschiet te stellen. De engelsche bladen beschouwen dit nog als een bangmakerij om voldoen de geld voor de uitbreiding van het le ger te kunnen krijgen. Toch kon er

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 3