GEMENGD NIEUWS. LAF K. D. KUILMAN. Direc- 1«i-0 iauuuuu\Tsocieieii „u e r e s« AimiKlItinnflP.DUfi flrMfill I w "VI recorps en tcegewuifd door duizenden ver lieten wij Antwerpen. Gedmende den tijd, dien wij langs en door de Scheldestad voeren, wuifde een menigte ons toe. En ook wij brschten onzen tegengroet. Al was den meesten on zer die menschen menig te geheel vreemd, toch voelden we verknochtheid op het oogenblik, dat we de reis naar het zwarte werelddeel begonnen. Al spoedig begon een nieuw leven voor ons. Een slaan op de „gong" duidde het begin der lunch aaD. Die nitnoodiging werd door allen volgaarne aanvaard, daar ook op een «zeekasteel" de maag hare rechten doet gelden. Hij, die onbewust op het schip was gekomen en dan in het eet salon eens een kijkje nam, zou zich on mogelijk kunnen verbeelden, door de gol ven te worden gedragen. Hij zou zoo'n pracht, zoo'n comfort op de zee niet ver wachten. Het eetsalon is een zaal van p. m. 17 M. lang, 11 M. breed en 4 M. hoog. In het midden daarvan staat een lange tafel, waaraan ter weerszijden plaats voor 12 personen is, terwijl asn het einde de plaats van den kapitein wordt aangetroffen. Langs beide zijden bevinden zich tafels, plaats aanbiedende voor 7 per sonen. Daar er ter weerszijden vijf derge lijke tafels zijn, is er in het eetsalon alzoo plaats voor 105 le klas-passagiers. De tafels ter weerszijden zijn omgeven door oanapés, terwijl om die io het middenge deelte stoelen u tot zitten nitnoodigen. Alles is «zeevast". De stoelen zijn aan den vloer vastgeschroefd, zoodat men bij het slingeren van Het schip geen vrees voor omvallen behoeft te hebben. Eb nu de lunch, het diner, en het dé jeuner. Om een denkbeeld te geven van de rijke voeding, kan dienen, dat op elk menu minstens twee soorten vleesch en één visch of ook wel diie soorten vleesch voorkomen. Voor een oningewijde is hel déjeuner, diner en de lunch niet te on derscheiden, daar gebakken, gebraden en gekookte aardappelen op elk menn voorko men. 's Middags krijgt elk passgier een flesch wijn of twee flesschen bier, naar verkiezing. Met geheelonthouders houdt men geen rekening. Wijc of bier of niets, even goede vrienden. Beneden het eetsalon bevinden zich de hutten. Een breede gang in het midden geeft toegang tot kleine zijgangetjes, waar op onze hutten nitloopen. Een zijgangetje met de daarop uitkomende hutten is ingeno men door de empl< yé's der Nieuwe Afri- kaacsche Handels Vennootschap. Met ous zevenen bewonen wij vier hutten. Aan de eene zijde der hutten bevinden zich twee kribben boven elkaar, terwijl aan de an- rIk ben alleen met juffrouw Jullie ihuis," verleide Joanita. „Zij heeft mij toegestaan, een wandeling hierheen te makenik zit hier zoo gaarne en Leo past op, dat mij geen leed geschiedt niet, Leo P* vrooljjk kwispelen met den staart gal hierop antwoord, ,de anderen sijn met vecantie naar huis." „Zco en gij niet, Jnanita vroeg Zar- now. „NetB. Tante Csecile mag mij niet lij den en ik ben nu ook maar liever bier dan daar, waar ik toch niet meer muziek ma ken kan zocals vroeger en geregeld stand jes aanfcooren meet van mama, die in 't geheel mijne mama niet is. Hier zijn we bij mijn geliefkoosde bank, tullen we hier eerst een poosje gaan zitten, of direct naar huis gaan Wellicht hebt ge ergens trek in wij kunnen u wel iets te eten ge ven „Dat betwijfel ik Diet," zeide Zarnow lachend, „maar eerst zou ik wel een poos je met je willen praten. Ik beb eerst in Reinbeck mijn ontbijt gehad. En zie eens, wat ik voor u heb meegebracht Hij overhandigde baar de sneeuwklokjes en woudbloemen. Juanita nam de bloemen met scbuchte- ren dank aan. Zij rook er lang aan. Had Zarnow nenwkenriger toegekeken, zoo zou hij bemerkt hebben, dat het bocquet tegen de lippen werd gedrukt. Beiden zetten zich naast elkander op de bark neder en no eerst kon Zarnow bet meisje op rijn gemak bekijken. Een gevoel van ernst, dat haar snders vreemd was, gaf aan haar gelaat een uitdrukking, die nieuwe schoonheid daaraan verleende. De zon tooverde een blauwen weerschijn op baar diep-zwart baar, dat zij van den stroohoed bevrijd bad, en verspreidde een war men gloed over baar andera bletke wangen. In de anderhalf jaar, dat Zarnow haar niet had gezien, was Juanita, die altijd mooi geweest was, tot een waarlijk konin klijke schoonheid opgegroeid en van ter zijde gezien, was de scherpe lijn ven het profil van een klassieke reinheid, die iederen schil der en beeldbouwer in verrekking zou heb ben gebracht. Zarnow's blikken vestigden der« zijde een canapé staat, die met een wascbtafel bel ameublement uitmaakt. Booken is in de huttan niet geoorloofd, evenmio als in het eetsalon, die op overi ge tijden is ingericht tot lees- en schrijf- zsal. Het geheele schip is electrisch verlicht. Zoodra de duisternis is ingetreden hebben we maar op een knopje te drukken en onze lamp gloait.Practischer verlichting voor passagiersschep in kan moeilijk uitgedacht wordeD. Het brandgevaar is gereduceerd tot nihil en men heeft beter en meer licht dan op eenige andere wijze aange bracht zou kannen worden, en dat boven dien geen hinder van het slingeren vsn het schip heef:. Op het oogenblik hebben we 6 X 24 nar gevaren. Het is vrijdag; de klok wijst 12 uur in Holland half twee. Morgeuochtend 5 uur kunnen we Las Palmas bereiken, zoodat dan gelegenheid bestaat om brieven te verzenden. We vertoeven 6 nur op het eiland. In een volgenden brief zal ik het een en ander meedeelen omtrent mijn bezoek aan dit eiland en de reis tot Matadi. Over 14 dagen dus weer. Beste vriend, gij hebt mij de eer aan gedaan te vragen, of ik uw vrouw wilde worden. Gij hebt mij herinnerd, dat ik nog jong ben dat ik lang genoeg we duwe ben geweest en een eenzaam leven leid. Ik heb u geantwoord«Wat gij verlangt, is onmogelijk". Ik zeide u nog meer: «De vrouw, die gij vereert, is ncch uw liefde, noch uw achting waard. Want zij is laf". «Dat is niet mogelijk" riept gij uit. Maar het is toch zoo, geloof mij. Eu nu gij zijt vertrokken, en ik hier alleen achterblijf, nu voel ik mij gedwon gen, u mijn woorden te verklaren. Ik wil dat gij mij znlt begrijpen en dat gij hieruit leert, hoe trouw en toch hoe verachtelijk iemand zijn kan. Zooeven heeft de dienstbode een ruiker hyacinten neergezet, op de tafel, waar aan ik zit te schrijven. Zij zijn mij door iemand gezonden, door wien weet ik niet, maar haar geur vervult de kamer. Balzac bad recht toen bij zeide, dat een geur ons soms levendiger aan iets herinnert dan woorden. Wanneer ik bloemen ruik, denk ik te rug aan de heerlijkste dagen mijner jeugd, zich op de spitsen der voeten, die van onder de japon te voorschijn kwamen, en voor de sierlijkheid van dit voetje moest zelf Cae- cile het veld mimen, wier voetjes toch haar trots waren. Ja, Zarnow begreep maar al te goed, waarom de stiefmoeder dit heerlijke sneeuwwitje niet in hare nabijheid duldde. Terwjjl Zarnow deze waarnemingen deed en meer naar Juanita's lief gelnid luister de, dan op hare woorden lette, had Jnanita onafgebroken voortgebabbeld. Was het de scboone natonr, die Zarnow in zulk eenon- beschrjjfliken gemoedstoestand bad gebracht, of kwam er nog iets anders bij, dat bet hem deed toeschijnen, alsot er meer achter hem was verzonken dan de winter alleenP Htj bed zonder zeil te spreken, nren lang naar het on schuldig gebabbel van Juanita kunnen luis teren- Eindeljjk hield rjj, diep ademend, op; zij had van de brieven gesproken en verteld, hoe zij vurig naar deze boden uit het ver re Amerika verlangde en met luid jubelen begroette. „Met uwe brieven ging het mij ook zoo," vertelde Zaroow. „Zij waren voor mij al toos vau die lieve herinneringen aan de ver- loopen seboone tijden." „Hebt ge dat ook ondervonden Wanneer ik die brieven las, was het mij altijd zoo, als zaten wij beiden bij oom Gerard en ik hoorde uw stem. Op de dagen, ais ik brieven van n ontving, was ik nrenlacg ater onop lettend en verstrooid maar de leeraressen wisten bet reeds en hebben mij er niet om bestraft o, zij zijn allen hier zeer goed voor mij „Wie zou nu niet goed iegeo u zijn, JuaDita P Herinnert gij u niet, hoe wjj zamen in de sprookjes van Andersen van de sneeuw-koningin hebben gelezen wat die leeljjke Fionin van de kleine Gerda zegt Menseben en dieren moeten haar dienen, omdat zij een lief, onecbnldig kind ia P Ik kan mij nauwelijks voorstellen, hoe iemaiid, die niet een boos mensch is, u kwaad zou kuDnen doen." „En mama Gerard ia die sleeht vroeg Joanita. dan denk ik aan de lente, toen ik 17 jaar was en nog monsselieuen jurken droeg en in de bosschen dwaalde met hem den man, dien gij mij vraagt te ver geten. Nu ben ik niet langer alleen. De geur der bloemen brengt mij het verleden voor den geest. Het is mij, alsof Lucien uit zijn graf is herrezen, en mij met verwijtende blikken aanziet, op de plaats, waar gij mij heden nw liefde verklaardtt. Maar toch, ik zsl trachten u geregeld alles te vertellen. Ik zal mij zelf niet spa ren. Ik leefde in een klein engelsch dorpje, mei een tante, die mij kort geleden haar vermogen naliet. Wij leefden uiterst eenvoudig, want hoewel mijn taute rijk was, waren haar behoefien zeer gering. Bovendien hield zij er niet van, anderen te overbluffen. Hoe dor en eentonig schijnt mij dat leven toe wanneer ik erop, terugzie. Maar eens, in Mei, kwam een jonge schilder in ons dorp, hij wilde daar nog eenigen tijd blijven om te schilderen en bracht een brief van aanbeveling voor een onzer baren mee. Hij maakte er ditmaal gebruik van, hoewel, zooals hij mij later zeide, dit niet zijn gewoonte was. Want, zeide hij, die brieven zijn dik wijls slechts vervelend voor hem, die ze krijgt en voor hem, die ze aanbiedt. En toch moet men ze dankbaar aannemen omdat ze uit vriendschap worden gegeveD. Het duurde niet lang of de buurman, die een goed vriend mijner tante was, noo- digde hem uit. En als goede vrienden wa ren ook wij van de partij. Dat was onze eerst) ontmoeting. Ik zal niet in bij zonderheden treden omtrent onze kennis making. Ik giog dien avond naar hnis met een heerlijk gevoel van bewondering voor den begaafden jongen schilder, dien ik had lee- ren kennen. Maar hoe waa dat anders moge lijk, bij een meisje, dat zooals ik nooit in de wereld was geweest. Meer was het toen nog niet, maar toch het begin van die innig groote liefde, die later tusschen ons ontstond. Bovendien, vrou wen zijn niet zoo gauw verliefd als man nen, want bij haar is liefde dikwijls meer verstands- dan gevoelszaak, terwijl zij bij mannen meer zinnelijkheid is, en bij hen dus 't verstind eerst later spreekt. Ik zal u niet vervelen, met u te vertellen van al die kleinigheden, die 't leven voor ons zoo heerlijk maakten. Ik wil n slechts vertellen, dat onze liefde zoo groot was, dat wij niet van elkaar konden scheiden Zarnow ironste de wenkbrauwen en zeide ontwijkend, daar bij geen ander antwoord wist „Van mevrouw Gerard beb ik voor juf frouw Winkelmann een brief meegenomen, die vele dingen wtder goed maakt. Gij zult muziekonderwijs krijgen en muziek mo gen maken en naar den sobonwbnrg gaan, evenals de anderen.' Joanita sprong jobelend op, zoodat Leo uit zijn slaapje ontwaakte en verschrikt opvloog. „Ik mag weder muziek maken I" riep zij. „Leo, ik mag vioolspelen. En gij naoogt dan met den staart kwispelen, gjj goed dier. Nu zullen wij eens zien, hoe bet met je is 1" En zij sloeg de armen om den bals van het schoone dier, als had zij behoefte iemand in haar groote vreogdo te doen deelen en er dank voor te zeggen. Weder losgelaten sprong de hond in groote sprongen om het schoo ne kind rond en zij joeg met hem op en neer, totdat beiden geheel buiten adem op hun plaats terugkeerden. Zarcow bad er lachend naar zitten kij ken. De verrukkelijke lieftalligheid, die ér van dit fooneelfje uitging, onderdrukte ieder boos gevoel tegeo Caecile. Het was nu al les goed, waartoe dan nog te toornen over datgene, wat reeds achter den ros lag P Toen Juanita, stralende van vreugde en met hoogroode wangen, weder naast Zarnow zat, gevoelde hij zich zeer gelukkig, dat het hem beschoren was geweest, de bode te mogen zijn van een tijding, die zooveel vreugde bereidde. In merkwaardige tegenstelling en tocb als het gevolg eener onmiddellijke verbinding der gedachten, keerde in zijn brein de herinnering terug aan den nacht, toen hij van plan was geweest, de band aan zichzelf te slaan. Dan hed hij den dag van heden niet meer beleefdEu wie zon dan Joanita zoo spoe dig deze henglijke tijding hebben gebracht P Zarnow was niet ijdel, maar hij voelde, dat het bericht van zijn dood een sluier over haar vreugde zou hebben geworpen en voor altijd zou hebben vergald. Zoodoende kwam het hem ook weer in de en dat hij wij vroeg, zijn 'vrouw te wor- den. Het was op den dag, voor hij naar Parijs zon vertrekken, wij stonden samen voor zijn ezel, want hij was aau het schil deren geweest, ia 't bosch, dat aan ons hais grensde. En toch was hetgeen er op 't doek sto&d geen landschap, maar 't por tret van een meisjs en dat meisje was ik. „Het is af* zeide hij, „en ik vtr- trek'. En toen „Spijt het u, dat ik van u weg ga Wat ik antwoordde, weet ik niet. Hoe zon 't toch komen, dat de woorden van anderen ons zooveel langer in 't geheugen blijven dan 't geen wij zelve zeiden? Ik herinner mij( hoe wij samen naar mijn tante gingeo. Ik zie nog, hoe zij daar stond, haar gezicht door de zon be schenen. Zij lachte ons van uit 't venster toe, toen wij samen nader kwamen. De geur der hyacinten is bedwelmend. Het wordt benauwd in de kamer. Wacht, mijn vriend, ik moet lacht scheppen... Vijf jaren waren wij verloofd. Ik heb u gezegd, dat Lucien nog jong was en schilderer bij te voegen, dat hij arm was, zou een pleonasme zijndaarbij was hij te trotsch, veel van mijn tante aan te nemeD. Lange verlovingen worden in 't algemeen niet goed geacht. Maar de onze was een tijd van onuitsprekelijk geluk.. Wij leerden elkander zoo volkomen ken nen, dat het trouwen geen groote stap voor ons was slechts een vervulling onzer droomen. Geen vrouw beminde ooit vuriger dan ik, geen vrouw ontving meer liefde. Hij vertelde mij alles. Ik deelde hoop en vrees met hem, niets van zijn verleden bleef voor mij verborgen. Ik las zijn lie velingsboeken, en geDoot ze met hem. Ja, soms zelfs antwoordde hij mij op onuit gesproken gedachten. Wij weren naar Venetië vertrokken, en werkten daar. Ik zegwij werkten. En begrijpt gij dit niet, dan ben ik niet bij machte geweest u te zeggen, wat wij voor elkander waren. Door mij werd hij geïn spireerd, ik begreep zijn knust volkomen en beoordeelde zijn werk. Zes maanden waren wij in Venetië. Toen werd ik ziek, ernstig ziek. Spoedig bleek het, dat ik door een be- vigtD typhu? was aangetast. Hartroerend was het, den angst van myn armen Lucien te zien. Hij smeekte den dokter heua gerast te stellen, maar cok deze vreesde 't ergste en wilde hem niet met ijdele hoop vleien. Nu deed hij zich verwijten, dat hij mij in het land der koortsen had gebracht. Met wanhoop in het hart zat hij bij gedaohten, waarom bij eigenlijk gekomen was en wat bij in zijn gesprek met Juanita tot dusverre geheel bad vergeten. Hij vatte de hand van het meisje en be gon, eenigszins onzeker naar een inleiding zoekend „Nu moet ik o eerst met het groote ge luk feliciteeren, dat u te beurt is gevallen Zij begreep hem Diet eD zag hem met bare schitterende kjjkers seer verwonderd aan. „Mij een groot geluk ten deel gevallen vroeg zij. „Welk P Daarvan weet ik niets." „NeeD, gij weet het niet, maar ik weet het wel, en ik ben gekomeD, om het u te vertellen. Luister nu eens opmerkzaam naar mij." Nu vertelde hij haar van het groote ver- mogen, dat haar toegevallen was en hoe bjj op het eenzame eiland van den vaartoren deze ontdekking had gedaan. Juanita bad de banden in den schoot gelegd, geen se conde, dat bare oogen van zijn gelaat af gewend waren. „Zie zoo, Juanita, dat is alles," eindigde hij „Gij sijt na vrij en onafhankelijk, en wanneer gij de school verlaten hebt, moogt ge doen en laten wat ge wilt." „Mag ik alles doen, wat ik wil P" vroeg zjj. „Alles maar met eeu kleine beperking. Bij ons kannen de vrouwen niet geheel zelf standig over baar vermogen beslissen; zij moeten een voogd hebben. Zoo wil de wet het." „Dat is een zeer domme wet," verklaarde Juanita met grappige openhartigheid. „Wan neer men nu eens een slechten voogd bad P" „Die kan ook niet doen, wat hij wil. Maar wat zoudt ge doen, als ge naar vrijen wil over uw vermogen kondet beschikken „O, ik sou maar neen eerst moet ge mij zeggeD, wie mijn voogd zal worden P Wellicht mag ik het hem dan zelf wel vertellen." „En wien zondt ge kiezen P" Juanita greep, door een plotselinge inge ving gedreven, zijn haod en legde die te gen haar wang. Een warm gevoel door tintelde zijn aderen bij deze zachte aanra king. Ook Juanita werd een weinig verle gen en liet de hand los. mijn bed. En ik zig niet, wat er om heen gebeurde, bewusteloos lag ik tem tot ik eindelijk, na een hevige ciisj, T' het bewustzijn kwam, dat het einde was. 'J Het schemerde in de kamer d' slechts flauw verlicht werd door den bcK'" eener lamp. Plotseling zig ik, dat Luci!° bij mij zat en schreide. Of ik toen voelde dat ik sterven moe of dat ik het reeds eerder had gehoof(| herinner ik mij niet. Wel weet ik, dat hij mijn hand in i zijne nam en met heete kussen bedekt' Met mijn door uitputting verzwakt stem, trachtte ik hem te troosten. Toen kon hij zich niet langer bedwin gen hij sloeg zijn arm om mij heen en bad en smeekte, dat ik voor hein gespaard mocht blijven. Liever wilde hij Sterven dan mij te moeten missen. Ik vroeg hem, boslang ik nog te ]9ven had, maar kon mijzelf bet antwoord ven. Eenige uren en alles was voorbij Ik zag nog, hoe hij naar een fleschje greep, dat bij mijn bed stond. Ik had morphine moeten innemen. Ik hoorde hem flaisteren, dat niets ons zou scheiden, dat wij samen het onbeken- de leven tegemoet zonden gaan. Maar alles was zoo vaag. Ik vroe? hem: „Wat zegt gij? Ii versta uniet?" „Lietste, ik zal bij u blijven, samen gaan wij het nieuwe leven in". Toen wierp hij zien naast mij op het bed, en kuste mij. Ik kon in zijn adem de morphine ruiken. Stil lagen wij naast elkander en vau tijd tot tijd drukte hij mij vaster tegen zich aan en kuste mij. De schaduw der lamp nam vreemde fantastische vormen aan. Ik voelde mij steeds zwakker en zwak ker worden, en het scheen mij toe, alsof zijn stem van verre kwam toen hij zeide: «Liefste, wij sterven samen. Hoe zal het nieuwe leven zijn Ik wilde antwoorden, maar de kracht outzonk mij. Toen werd het donker in de kamer de lamp was nitgegaan. Toen ik tot mijzelve kwam, lag ik in een andere kamer. Ik vroeg, of men hem bij mij wilde brengen. Men zeide mij, dat hij de stad had verlaten, maar dat hij bin nen eenige dagen terug zou zijn. Ik hoorde, dat een wonder mijne crisis had doen doorstaan, toen alle hoop op herztel verloren was. Ik zou dus beter worden. Toen liet men mij alleen. Plotseling hoorde ik een vreemd geluid in huis. Met groote inspanning richtte ik mij op in bed. Van uit het venster zag ik dat „Dus mij P" vroeg hjj, zijn verlegenheid op zijde zettend. Zij knikte hem toe. „Ik had dat reeds gedacht,ging hjj voort. „Een zeker rechtop dit eerepostje heb ik, als ontdekker van het geheim, toch ook wel eenigszins." Zij zweeg. Zarnow zag haar van terzijde aan. Welk een merkwaardig meisje was zij toch. Uitgelaten van vreugde over het verlof, weder te mogen mueieeeren, bed zij met de grootete bedaardheid de veranderingen in baar omstandigheden opgenomen. Wellicht had zij alle vrooljjkheid bij zijn komst en bij het hooren van de tijding, dat zij weer ma- ziek mocht maken, aan den dag gelegd, of ook mogeljjk was het, dat hare liefde voor de mnziek al bet andere, dat een mensch be treffen kan, in de schaduw stelde. Zjj mocht verheugd zijn over hare onafhanke lijkheid, hare blijdschap daarover was niet grooter dan waDneer haar een vrije middag op zcbool was aangekondigd geworden. „Ik heb met mijnheer Gerard besproken," zoo begon Zarnow weder, „dat wij drieën, Gerard, Manvillon en ik, gemeenschappelijk de voogdijschap over u zonden voeren. Is dat goed P" „Ja, dat is te zeggen, wanneer mama Caecile er niets in te zeggen zal hebben. Maar die is zelve eene vrouw, niet waar, die kan zich daarmede niet bemoeien P" „Niet het minst. Wanneer zjj haren invloed op Gerard kan aanwenden, dan zijn wj) 0f ook Dog. En wjj zoiien u vrjje handen la- ten, wanneer gij niets onverstandigs doet." „Dat doe ik zeker niet. Ik zou slechts spoedig van de school willen ik leer daar toch nieta meer." „Tot de zomervacantiën moet ge er nog big ven. Dunrt u dat te lang P" „Neen zoolang bond ik het er nog wel uit. Dan huur ik mjj een huisje, neem een gezelschapsdame, die goed piano spelen kan en abonneer mg op den scboawborg want ik moet alle opera's booren eD concerten wil ik bezoeken en in den zomer ga ik reizen en en dat is alles,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 6