GEMENGD NIEUWS.
LAF
K.
D. KUILMAN. Direc- 1«i-0
iauuuuu\Tsocieieii „u e r e s« AimiKlItinnflP.DUfi flrMfill I w "VI
recorps en tcegewuifd door duizenden ver
lieten wij Antwerpen.
Gedmende den tijd, dien wij langs en
door de Scheldestad voeren, wuifde een
menigte ons toe. En ook wij brschten
onzen tegengroet. Al was den meesten on
zer die menschen menig te geheel
vreemd, toch voelden we verknochtheid op
het oogenblik, dat we de reis naar het
zwarte werelddeel begonnen.
Al spoedig begon een nieuw leven voor
ons. Een slaan op de „gong" duidde het
begin der lunch aaD. Die nitnoodiging
werd door allen volgaarne aanvaard, daar
ook op een «zeekasteel" de maag hare
rechten doet gelden. Hij, die onbewust op
het schip was gekomen en dan in het eet
salon eens een kijkje nam, zou zich on
mogelijk kunnen verbeelden, door de gol
ven te worden gedragen. Hij zou zoo'n
pracht, zoo'n comfort op de zee niet ver
wachten. Het eetsalon is een zaal van
p. m. 17 M. lang, 11 M. breed en 4
M. hoog. In het midden daarvan staat
een lange tafel, waaraan ter weerszijden
plaats voor 12 personen is, terwijl asn
het einde de plaats van den kapitein wordt
aangetroffen. Langs beide zijden bevinden
zich tafels, plaats aanbiedende voor 7 per
sonen. Daar er ter weerszijden vijf derge
lijke tafels zijn, is er in het eetsalon alzoo
plaats voor 105 le klas-passagiers. De
tafels ter weerszijden zijn omgeven door
oanapés, terwijl om die io het middenge
deelte stoelen u tot zitten nitnoodigen.
Alles is «zeevast". De stoelen zijn aan
den vloer vastgeschroefd, zoodat men bij
het slingeren van Het schip geen vrees voor
omvallen behoeft te hebben.
Eb nu de lunch, het diner, en het dé
jeuner. Om een denkbeeld te geven van
de rijke voeding, kan dienen, dat op elk
menu minstens twee soorten vleesch en
één visch of ook wel diie soorten vleesch
voorkomen. Voor een oningewijde is hel
déjeuner, diner en de lunch niet te on
derscheiden, daar gebakken, gebraden en
gekookte aardappelen op elk menn voorko
men. 's Middags krijgt elk passgier een
flesch wijn of twee flesschen bier, naar
verkiezing. Met geheelonthouders houdt
men geen rekening. Wijc of bier of
niets, even goede vrienden.
Beneden het eetsalon bevinden zich de
hutten. Een breede gang in het midden
geeft toegang tot kleine zijgangetjes, waar
op onze hutten nitloopen. Een zijgangetje
met de daarop uitkomende hutten is ingeno
men door de empl< yé's der Nieuwe Afri-
kaacsche Handels Vennootschap. Met ous
zevenen bewonen wij vier hutten. Aan de
eene zijde der hutten bevinden zich twee
kribben boven elkaar, terwijl aan de an-
rIk ben alleen met juffrouw Jullie ihuis,"
verleide Joanita. „Zij heeft mij toegestaan,
een wandeling hierheen te makenik zit
hier zoo gaarne en Leo past op, dat mij
geen leed geschiedt niet, Leo P* vrooljjk
kwispelen met den staart gal hierop antwoord,
,de anderen sijn met vecantie naar huis."
„Zco en gij niet, Jnanita vroeg Zar-
now.
„NetB. Tante Csecile mag mij niet lij
den en ik ben nu ook maar liever bier
dan daar, waar ik toch niet meer muziek ma
ken kan zocals vroeger en geregeld stand
jes aanfcooren meet van mama, die in 't
geheel mijne mama niet is. Hier zijn we
bij mijn geliefkoosde bank, tullen we hier
eerst een poosje gaan zitten, of direct naar
huis gaan Wellicht hebt ge ergens trek
in wij kunnen u wel iets te eten ge
ven
„Dat betwijfel ik Diet," zeide Zarnow
lachend, „maar eerst zou ik wel een poos
je met je willen praten. Ik beb eerst in
Reinbeck mijn ontbijt gehad. En zie eens,
wat ik voor u heb meegebracht
Hij overhandigde baar de sneeuwklokjes
en woudbloemen.
Juanita nam de bloemen met scbuchte-
ren dank aan. Zij rook er lang aan. Had
Zarnow nenwkenriger toegekeken, zoo zou
hij bemerkt hebben, dat het bocquet tegen
de lippen werd gedrukt.
Beiden zetten zich naast elkander op de
bark neder en no eerst kon Zarnow bet
meisje op rijn gemak bekijken. Een gevoel
van ernst, dat haar snders vreemd was,
gaf aan haar gelaat een uitdrukking, die
nieuwe schoonheid daaraan verleende.
De zon tooverde een blauwen weerschijn
op baar diep-zwart baar, dat zij van den
stroohoed bevrijd bad, en verspreidde een war
men gloed over baar andera bletke wangen.
In de anderhalf jaar, dat Zarnow haar niet
had gezien, was Juanita, die altijd
mooi geweest was, tot een waarlijk konin
klijke schoonheid opgegroeid en van ter zijde
gezien, was de scherpe lijn ven het profil
van een klassieke reinheid, die iederen schil
der en beeldbouwer in verrekking zou heb
ben gebracht. Zarnow's blikken vestigden
der« zijde een canapé staat, die met een
wascbtafel bel ameublement uitmaakt.
Booken is in de huttan niet geoorloofd,
evenmio als in het eetsalon, die op overi
ge tijden is ingericht tot lees- en schrijf-
zsal.
Het geheele schip is electrisch verlicht.
Zoodra de duisternis is ingetreden hebben
we maar op een knopje te drukken en
onze lamp gloait.Practischer verlichting voor
passagiersschep in kan moeilijk uitgedacht
wordeD. Het brandgevaar is gereduceerd
tot nihil en men heeft beter en meer
licht dan op eenige andere wijze aange
bracht zou kannen worden, en dat boven
dien geen hinder van het slingeren
vsn het schip heef:.
Op het oogenblik hebben we 6 X 24
nar gevaren. Het is vrijdag; de klok wijst
12 uur in Holland half twee.
Morgeuochtend 5 uur kunnen we Las
Palmas bereiken, zoodat dan gelegenheid
bestaat om brieven te verzenden. We
vertoeven 6 nur op het eiland. In een
volgenden brief zal ik het een en ander
meedeelen omtrent mijn bezoek aan dit
eiland en de reis tot Matadi. Over 14
dagen dus weer.
Beste vriend, gij hebt mij de eer aan
gedaan te vragen, of ik uw vrouw wilde
worden. Gij hebt mij herinnerd, dat ik
nog jong ben dat ik lang genoeg we
duwe ben geweest en een eenzaam
leven leid. Ik heb u geantwoord«Wat
gij verlangt, is onmogelijk". Ik zeide u
nog meer: «De vrouw, die gij vereert,
is ncch uw liefde, noch uw achting waard.
Want zij is laf".
«Dat is niet mogelijk" riept gij uit.
Maar het is toch zoo, geloof mij.
Eu nu gij zijt vertrokken, en ik hier
alleen achterblijf, nu voel ik mij gedwon
gen, u mijn woorden te verklaren.
Ik wil dat gij mij znlt begrijpen en
dat gij hieruit leert, hoe trouw en toch
hoe verachtelijk iemand zijn kan.
Zooeven heeft de dienstbode een ruiker
hyacinten neergezet, op de tafel, waar
aan ik zit te schrijven.
Zij zijn mij door iemand gezonden,
door wien weet ik niet, maar haar geur
vervult de kamer.
Balzac bad recht toen bij zeide, dat
een geur ons soms levendiger aan iets
herinnert dan woorden.
Wanneer ik bloemen ruik, denk ik te
rug aan de heerlijkste dagen mijner jeugd,
zich op de spitsen der voeten, die van onder
de japon te voorschijn kwamen, en voor de
sierlijkheid van dit voetje moest zelf Cae-
cile het veld mimen, wier voetjes toch haar
trots waren. Ja, Zarnow begreep maar al
te goed, waarom de stiefmoeder dit heerlijke
sneeuwwitje niet in hare nabijheid duldde.
Terwjjl Zarnow deze waarnemingen deed
en meer naar Juanita's lief gelnid luister
de, dan op hare woorden lette, had Jnanita
onafgebroken voortgebabbeld. Was het de
scboone natonr, die Zarnow in zulk eenon-
beschrjjfliken gemoedstoestand bad gebracht,
of kwam er nog iets anders bij, dat bet hem
deed toeschijnen, alsot er meer
achter hem was verzonken dan de
winter alleenP Htj bed zonder zeil
te spreken, nren lang naar het on
schuldig gebabbel van Juanita kunnen luis
teren-
Eindeljjk hield rjj, diep ademend, op; zij
had van de brieven gesproken en verteld,
hoe zij vurig naar deze boden uit het ver
re Amerika verlangde en met luid jubelen
begroette.
„Met uwe brieven ging het mij ook zoo,"
vertelde Zaroow. „Zij waren voor mij al
toos vau die lieve herinneringen aan de ver-
loopen seboone tijden."
„Hebt ge dat ook ondervonden Wanneer
ik die brieven las, was het mij altijd zoo,
als zaten wij beiden bij oom Gerard en ik
hoorde uw stem. Op de dagen, ais ik brieven
van n ontving, was ik nrenlacg ater onop
lettend en verstrooid maar de leeraressen
wisten bet reeds en hebben mij er niet om
bestraft o, zij zijn allen hier zeer goed
voor mij
„Wie zou nu niet goed iegeo u zijn,
JuaDita P Herinnert gij u niet, hoe wjj
zamen in de sprookjes van Andersen van
de sneeuw-koningin hebben gelezen wat
die leeljjke Fionin van de kleine Gerda zegt
Menseben en dieren moeten haar dienen,
omdat zij een lief, onecbnldig kind ia P Ik
kan mij nauwelijks voorstellen, hoe iemaiid,
die niet een boos mensch is, u kwaad zou
kuDnen doen."
„En mama Gerard ia die sleeht vroeg
Joanita.
dan denk ik aan de lente, toen ik 17
jaar was en nog monsselieuen jurken droeg
en in de bosschen dwaalde met hem
den man, dien gij mij vraagt te ver
geten.
Nu ben ik niet langer alleen. De
geur der bloemen brengt mij het verleden
voor den geest.
Het is mij, alsof Lucien uit zijn graf
is herrezen, en mij met verwijtende blikken
aanziet, op de plaats, waar gij mij heden
nw liefde verklaardtt.
Maar toch, ik zsl trachten u geregeld
alles te vertellen. Ik zal mij zelf niet spa
ren.
Ik leefde in een klein engelsch dorpje,
mei een tante, die mij kort geleden haar
vermogen naliet.
Wij leefden uiterst eenvoudig, want
hoewel mijn taute rijk was, waren haar
behoefien zeer gering. Bovendien hield zij
er niet van, anderen te overbluffen.
Hoe dor en eentonig schijnt mij dat
leven toe wanneer ik erop, terugzie.
Maar eens, in Mei, kwam een jonge
schilder in ons dorp, hij wilde daar nog
eenigen tijd blijven om te schilderen en
bracht een brief van aanbeveling voor een
onzer baren mee.
Hij maakte er ditmaal gebruik van,
hoewel, zooals hij mij later zeide, dit niet
zijn gewoonte was.
Want, zeide hij, die brieven zijn dik
wijls slechts vervelend voor hem, die ze
krijgt en voor hem, die ze aanbiedt.
En toch moet men ze dankbaar aannemen
omdat ze uit vriendschap worden gegeveD.
Het duurde niet lang of de buurman,
die een goed vriend mijner tante was, noo-
digde hem uit. En als goede vrienden wa
ren ook wij van de partij. Dat was onze
eerst) ontmoeting. Ik zal niet in bij
zonderheden treden omtrent onze kennis
making.
Ik giog dien avond naar hnis met een
heerlijk gevoel van bewondering voor den
begaafden jongen schilder, dien ik had lee-
ren kennen. Maar hoe waa dat anders moge
lijk, bij een meisje, dat zooals ik nooit in
de wereld was geweest. Meer was het
toen nog niet, maar toch het begin
van die innig groote liefde, die later
tusschen ons ontstond. Bovendien, vrou
wen zijn niet zoo gauw verliefd als man
nen, want bij haar is liefde dikwijls meer
verstands- dan gevoelszaak, terwijl zij bij
mannen meer zinnelijkheid is, en bij hen
dus 't verstind eerst later spreekt. Ik zal
u niet vervelen, met u te vertellen van
al die kleinigheden, die 't leven voor ons
zoo heerlijk maakten. Ik wil n slechts
vertellen, dat onze liefde zoo groot was,
dat wij niet van elkaar konden scheiden
Zarnow ironste de wenkbrauwen en zeide
ontwijkend, daar bij geen ander antwoord
wist
„Van mevrouw Gerard beb ik voor juf
frouw Winkelmann een brief meegenomen,
die vele dingen wtder goed maakt. Gij
zult muziekonderwijs krijgen en muziek mo
gen maken en naar den sobonwbnrg gaan,
evenals de anderen.'
Joanita sprong jobelend op, zoodat Leo
uit zijn slaapje ontwaakte en verschrikt
opvloog.
„Ik mag weder muziek maken I" riep zij.
„Leo, ik mag vioolspelen. En gij naoogt
dan met den staart kwispelen, gjj goed dier. Nu
zullen wij eens zien, hoe bet met je is 1"
En zij sloeg de armen om den bals van het
schoone dier, als had zij behoefte iemand in
haar groote vreogdo te doen deelen en er dank
voor te zeggen. Weder losgelaten sprong
de hond in groote sprongen om het schoo
ne kind rond en zij joeg met hem op en
neer, totdat beiden geheel buiten adem op
hun plaats terugkeerden.
Zarcow bad er lachend naar zitten kij
ken. De verrukkelijke lieftalligheid, die ér
van dit fooneelfje uitging, onderdrukte ieder
boos gevoel tegeo Caecile. Het was nu al
les goed, waartoe dan nog te toornen
over datgene, wat reeds achter den ros
lag P
Toen Juanita, stralende van vreugde en met
hoogroode wangen, weder naast Zarnow zat,
gevoelde hij zich zeer gelukkig, dat het hem
beschoren was geweest, de bode te mogen
zijn van een tijding, die zooveel vreugde
bereidde. In merkwaardige tegenstelling
en tocb als het gevolg eener onmiddellijke
verbinding der gedachten, keerde in zijn
brein de herinnering terug aan den nacht, toen
hij van plan was geweest, de band aan
zichzelf te slaan.
Dan hed hij den dag van heden niet meer
beleefdEu wie zon dan Joanita zoo spoe
dig deze henglijke tijding hebben gebracht P
Zarnow was niet ijdel, maar hij voelde, dat
het bericht van zijn dood een sluier over
haar vreugde zou hebben geworpen en voor
altijd zou hebben vergald.
Zoodoende kwam het hem ook weer in de
en dat hij wij vroeg, zijn 'vrouw te wor-
den.
Het was op den dag, voor hij naar
Parijs zon vertrekken, wij stonden samen
voor zijn ezel, want hij was aau het schil
deren geweest, ia 't bosch, dat aan ons
hais grensde. En toch was hetgeen er op
't doek sto&d geen landschap, maar 't por
tret van een meisjs en dat meisje was
ik. „Het is af* zeide hij, „en ik vtr-
trek'.
En toen „Spijt het u, dat ik van u
weg ga
Wat ik antwoordde, weet ik niet. Hoe
zon 't toch komen, dat de woorden van
anderen ons zooveel langer in 't geheugen
blijven dan 't geen wij zelve zeiden?
Ik herinner mij( hoe wij samen naar
mijn tante gingeo. Ik zie nog, hoe zij
daar stond, haar gezicht door de zon be
schenen. Zij lachte ons van uit 't venster
toe, toen wij samen nader kwamen.
De geur der hyacinten is bedwelmend.
Het wordt benauwd in de kamer. Wacht,
mijn vriend, ik moet lacht scheppen...
Vijf jaren waren wij verloofd. Ik heb
u gezegd, dat Lucien nog jong was en
schilderer bij te voegen, dat hij arm
was, zou een pleonasme zijndaarbij was
hij te trotsch, veel van mijn tante aan te
nemeD. Lange verlovingen worden in 't
algemeen niet goed geacht. Maar de onze
was een tijd van onuitsprekelijk geluk..
Wij leerden elkander zoo volkomen ken
nen, dat het trouwen geen groote stap
voor ons was slechts een vervulling
onzer droomen.
Geen vrouw beminde ooit vuriger dan
ik, geen vrouw ontving meer liefde. Hij
vertelde mij alles. Ik deelde hoop en
vrees met hem, niets van zijn verleden
bleef voor mij verborgen. Ik las zijn lie
velingsboeken, en geDoot ze met hem. Ja,
soms zelfs antwoordde hij mij op onuit
gesproken gedachten.
Wij weren naar Venetië vertrokken, en
werkten daar. Ik zegwij werkten. En
begrijpt gij dit niet, dan ben ik niet bij
machte geweest u te zeggen, wat wij voor
elkander waren. Door mij werd hij geïn
spireerd, ik begreep zijn knust volkomen
en beoordeelde zijn werk. Zes maanden
waren wij in Venetië. Toen werd ik ziek,
ernstig ziek.
Spoedig bleek het, dat ik door een be-
vigtD typhu? was aangetast. Hartroerend was
het, den angst van myn armen Lucien te
zien. Hij smeekte den dokter heua gerast te
stellen, maar cok deze vreesde 't ergste
en wilde hem niet met ijdele hoop vleien.
Nu deed hij zich verwijten, dat hij mij
in het land der koortsen had gebracht.
Met wanhoop in het hart zat hij bij
gedaohten, waarom bij eigenlijk gekomen
was en wat bij in zijn gesprek met Juanita
tot dusverre geheel bad vergeten.
Hij vatte de hand van het meisje en be
gon, eenigszins onzeker naar een inleiding
zoekend
„Nu moet ik o eerst met het groote ge
luk feliciteeren, dat u te beurt is gevallen
Zij begreep hem Diet eD zag hem met
bare schitterende kjjkers seer verwonderd aan.
„Mij een groot geluk ten deel gevallen
vroeg zij. „Welk P Daarvan weet ik niets."
„NeeD, gij weet het niet, maar ik weet
het wel, en ik ben gekomeD, om het u te
vertellen. Luister nu eens opmerkzaam
naar mij."
Nu vertelde hij haar van het groote ver-
mogen, dat haar toegevallen was en hoe
bjj op het eenzame eiland van den vaartoren
deze ontdekking had gedaan. Juanita bad
de banden in den schoot gelegd, geen se
conde, dat bare oogen van zijn gelaat af
gewend waren.
„Zie zoo, Juanita, dat is alles," eindigde
hij „Gij sijt na vrij en onafhankelijk, en
wanneer gij de school verlaten hebt, moogt
ge doen en laten wat ge wilt."
„Mag ik alles doen, wat ik wil P" vroeg zjj.
„Alles maar met eeu kleine beperking.
Bij ons kannen de vrouwen niet geheel zelf
standig over baar vermogen beslissen; zij
moeten een voogd hebben. Zoo wil de
wet het."
„Dat is een zeer domme wet," verklaarde
Juanita met grappige openhartigheid. „Wan
neer men nu eens een slechten voogd bad P"
„Die kan ook niet doen, wat hij wil. Maar
wat zoudt ge doen, als ge naar vrijen wil
over uw vermogen kondet beschikken
„O, ik sou maar neen eerst moet
ge mij zeggeD, wie mijn voogd zal worden P
Wellicht mag ik het hem dan zelf wel
vertellen."
„En wien zondt ge kiezen P"
Juanita greep, door een plotselinge inge
ving gedreven, zijn haod en legde die te
gen haar wang. Een warm gevoel door
tintelde zijn aderen bij deze zachte aanra
king. Ook Juanita werd een weinig verle
gen en liet de hand los.
mijn bed. En ik zig niet, wat er om
heen gebeurde, bewusteloos lag ik tem
tot ik eindelijk, na een hevige ciisj, T'
het bewustzijn kwam, dat het einde
was. 'J
Het schemerde in de kamer d'
slechts flauw verlicht werd door den bcK'"
eener lamp. Plotseling zig ik, dat Luci!°
bij mij zat en schreide.
Of ik toen voelde dat ik sterven moe
of dat ik het reeds eerder had gehoof(|
herinner ik mij niet.
Wel weet ik, dat hij mijn hand in i
zijne nam en met heete kussen bedekt'
Met mijn door uitputting verzwakt
stem, trachtte ik hem te troosten.
Toen kon hij zich niet langer bedwin
gen hij sloeg zijn arm om mij heen en
bad en smeekte, dat ik voor hein gespaard
mocht blijven. Liever wilde hij Sterven
dan mij te moeten missen.
Ik vroeg hem, boslang ik nog te ]9ven
had, maar kon mijzelf bet antwoord
ven. Eenige uren en alles was voorbij
Ik zag nog, hoe hij naar een fleschje
greep, dat bij mijn bed stond. Ik had
morphine moeten innemen.
Ik hoorde hem flaisteren, dat niets ons
zou scheiden, dat wij samen het onbeken-
de leven tegemoet zonden gaan.
Maar alles was zoo vaag. Ik vroe?
hem: „Wat zegt gij? Ii versta uniet?"
„Lietste, ik zal bij u blijven, samen
gaan wij het nieuwe leven in". Toen wierp
hij zien naast mij op het bed, en kuste
mij. Ik kon in zijn adem de morphine
ruiken.
Stil lagen wij naast elkander en vau
tijd tot tijd drukte hij mij vaster tegen
zich aan en kuste mij. De schaduw der
lamp nam vreemde fantastische vormen
aan.
Ik voelde mij steeds zwakker en zwak
ker worden, en het scheen mij toe, alsof
zijn stem van verre kwam toen hij zeide:
«Liefste, wij sterven samen. Hoe zal het
nieuwe leven zijn
Ik wilde antwoorden, maar de kracht
outzonk mij. Toen werd het donker in de
kamer de lamp was nitgegaan.
Toen ik tot mijzelve kwam, lag ik in
een andere kamer. Ik vroeg, of men hem
bij mij wilde brengen. Men zeide mij, dat
hij de stad had verlaten, maar dat hij bin
nen eenige dagen terug zou zijn.
Ik hoorde, dat een wonder mijne crisis
had doen doorstaan, toen alle hoop op
herztel verloren was.
Ik zou dus beter worden.
Toen liet men mij alleen. Plotseling
hoorde ik een vreemd geluid in huis.
Met groote inspanning richtte ik mij op
in bed. Van uit het venster zag ik dat
„Dus mij P" vroeg hjj, zijn verlegenheid
op zijde zettend.
Zij knikte hem toe.
„Ik had dat reeds gedacht,ging hjj
voort. „Een zeker rechtop dit eerepostje
heb ik, als ontdekker van het geheim, toch
ook wel eenigszins."
Zij zweeg.
Zarnow zag haar van terzijde
aan. Welk een merkwaardig meisje was
zij toch.
Uitgelaten van vreugde over het verlof,
weder te mogen mueieeeren, bed zij met de
grootete bedaardheid de veranderingen in
baar omstandigheden opgenomen. Wellicht
had zij alle vrooljjkheid bij zijn komst en
bij het hooren van de tijding, dat zij weer ma-
ziek mocht maken, aan den dag gelegd, of
ook mogeljjk was het, dat hare liefde voor de
mnziek al bet andere, dat een mensch be
treffen kan, in de schaduw stelde. Zjj
mocht verheugd zijn over hare onafhanke
lijkheid, hare blijdschap daarover was niet
grooter dan waDneer haar een vrije middag
op zcbool was aangekondigd geworden.
„Ik heb met mijnheer Gerard besproken,"
zoo begon Zarnow weder, „dat wij drieën,
Gerard, Manvillon en ik, gemeenschappelijk
de voogdijschap over u zonden voeren. Is
dat goed P"
„Ja, dat is te zeggen, wanneer mama
Caecile er niets in te zeggen zal hebben. Maar
die is zelve eene vrouw, niet waar, die kan
zich daarmede niet bemoeien P"
„Niet het minst. Wanneer zjj haren invloed
op Gerard kan aanwenden, dan zijn wj) 0f
ook Dog. En wjj zoiien u vrjje handen la-
ten, wanneer gij niets onverstandigs doet."
„Dat doe ik zeker niet. Ik zou slechts
spoedig van de school willen ik leer
daar toch nieta meer."
„Tot de zomervacantiën moet ge er nog
big ven. Dunrt u dat te lang P"
„Neen zoolang bond ik het er nog
wel uit. Dan huur ik mjj een huisje, neem
een gezelschapsdame, die goed piano spelen
kan en abonneer mg op den scboawborg
want ik moet alle opera's booren eD
concerten wil ik bezoeken en in den zomer
ga ik reizen en en dat is alles,