r a f Zondag 12 December 1897. 41ste Jaargang No. 3235. s. Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Z a t e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. [^GEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Bureau: SCHA6KN, Laan, I) 4. UilgeverP. TRAPMAN. Medewerker J. W1X R E L. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60, Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat twee bladen, uit EERSTE RL AD. Zij, die zicb met I Januari 1898 op dit blad wenschen te abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschei- nende nummers 1 Gemeente S c h a g e n. Bekendnt uk iitgen. Dinsdag 14 December PLAATSELIJK NIEUWS. S1SE1 Niim- RAMT. AflurlBilie- k Openbare vergadering van den Raad der gemeente Schaden, op 1891, des voormiddags te 10 ure. Punten van behandeling Installatie Raadslid. Ingekomen stukken. Benoeming Wethouder. Idem Ambtenaar van den Burger lijken Stand. Idem Leden vaste commissiën. Verordening belasting op de honden. Suppletoir kohier belasting op de honden. Idem Hoofdelijken Omslaar, Schagen, 10 December 1897. De Burgemeester, S. BERMAN. Schagm, 11 December 1897. D onderdagavond j. 1. werd in het locaal van den heer D. v. Iwui- ver alhier eene openbare vergadering gehouden van Geheel-onthouders van alkoholische dranken. De vergadering werd geopend door Ds. Bax van Kolhorn, die, nadat hij het standpunt der geheel-onthouders ten op zichte van het drankvraagstuk in 't kort had uiteengezet en de geheel onthouding het eenige goede middel noemde, den toehoorders hartelijk welkom toeriep, zijn genoegen uitsprekende, dat de zaal zoo stampvol was. In de eerste plaats trad op de heer SBetman, burgemeester onzer gemeen te, die sprak als volgt Geëerde Toehoorders Aan degenen onder U die het nog niet weten, wensch ik in deze bijeenkomst mede te deelen, dat ik zeer onlangs lid ben geworden van den zoogenaamden „Blauwe Knoop," de vereeniging die in ons land is opgericht voor de geheel-onthoudiDg van alkohol- hondende dranken. En van degenen onder U voor wie dit geen nieuwtje meer is, verheugt het mij, dat zij hierheen gekomen zijn om eens te vernemen, wat mij daartoe toch wel bewogen heeft. Laat mij mogen beginnen met U te zeggen, dat, als het anderen gegaan is gelijk mij, het besluit tot de geheel-onthouding niet genomen wordt zonder strijd. Langen tijd heb ik op het punt gestaan onthonder te worden, doch door de hinderpalen die zich op mijn weg voordeden, bleef ik aarzelen. Ik was als die vele menschen, die mogelijkheidshelden, die dit of dat konden, wilden of zonden doen, als er geen .maren" warenprospectussen, die nooit tot de uitgave van het werk zelf komen. Er behoort dan ook inderdaad moed toe, voor altijd afstand te doen van een glas wijn, een grogje of een glas bier, ook al behooit men tot de matige gebruikers. En onwillekeurig stelt men zich vooraf de vraag „wat moet voor die dranken in de plaats treden Verontrust wordt men bij de gedachte, wat toch wel bij een of ander oezoek aan anderen gepresen teerd moet worden. Men kan toch b. v. voor den eten geen kopje soep aanbieden, of een glas gortewater. Bovendien, dat krijgt men er zoo gemakkelijk bjj iedereen niet in. En dan, niet te vergeten, de avondvisites; de partijtjes of andere feestelijke gelegenheden, en voor een Burgemeester last not least, het bezwaar om bij voorkomende gelegenheden den eerewijn op het Baad- huis te moeten aanbieden. Zal men mij voorts niet verdenken van schrielheid en van het bevorderen der saaiheid 1 En is de totaal-afschaffing goed beschouwd, ei genlijk geen bespottelijk uiterste Heeft aikobol, hij een kleine hoeveelheid gebruikt, op sommige levensverrichtingen zelfs geen weldadige uitwerking Hoe vaak beweert men b. v. niet, dat arbeiders znlk een opwekking noodig hebben, om hun dikwerf zware taak te knnnen blijven verrichten. Deze en nog verschillende andere gedachten heb ben mij langen tijd bezig gehouden. Hoe ernstiger ik echter overal die dingen peinsde, hoe meer de verschillende bezwaren voor mij ver vielen, hoe dieper ik tevens doordrongen werd van de noodzakelijkheid der geheel-onthouding. Kn van weiken kant ik de zaak ook bezag, verdient, vrijwillig afstand te doen van zekere genotmiddelen en aan verschillende bezwaren het hoofd te bieden, om, nit liefde tot den naaste, den strijd aan te binden tegen een reeds al te langen tijd bestaande en telkens meer voortwoekerende volkszonde. Tot deze overtuiging eenmaal gekomen, vond ik het niet geraden verder iets tegen het geweten te doen, en besloot derhalve mij aan te sluiten bij hen, die den volke de blijde boodschap brengen der mogelijkheid eener gelukkige samenleving, die niet wortelt in het verderf van velen, van hen, die door te trachten het „sluit Schiedam" in toepassing te bren- fen, het er op toeleggen de wereld te verlossen van e dronkenschap. Dronkenschap I Onwillekeurig rijst voor mijae herinnering op het beeld van den oogelukkigen vader, door een onzer letterkundigen ons geschetst in „Tijs de drinker." Tijs ging als gewoonlijk nit. Het was zondag. „Och Tijs," zei zijn vrouw, „ga nn, wat ik je bidden mag, toch niet weèr naar de kroeg." „Neen!" was zijn antwoord, „dat zal ik niet; ik loop inaar eens een straatje rond." „Mag Bram dan met je meegaan?" vroeg de vronw. „Och, ja wel," was het antwoord. En Bram, een aardig jongelje van tnsschen de zevea en acht jaar, ging m<.êeigenlijk, om op vader te passen. Ongelukkig kind, een kind, dat op zijn vader passen moet. Maar nauwelijks was Tijs uit de steeg, waar hij woonde, of hij ging de stoep van een drankhuis op. „Vader, vader I» zei Bram, „doe het toch nietga daar niet inje hebt het moeder beloofd.„Och, jongen, zanik nietkom maar uieê." „Neen," zei Bram, .ik ga niet naar binnen „Nou, dan laatje 'tl' zei Tijs en hij ging in het huis. En het knaapje bleef op de stoep staan wachten. En er was een mengeling van verachting eu van medelijden in zijn jonge ziel, terwijl hij aan vader dacht, en droevig en meewarig was 't gevoel, waarmeê hij dacht aan zijn moeder. Eindelijk kwam de drin ker weêr buiten, en de uitwerking van het belsche vocht, dat hij weêr had ingedronken, was maar al te duidelijk te zieu. Met den onvasten en zwaaienden gang, die aan dronkaards eigen is, trok hij zijn zoontje naast zich mede, nu eens langzaam voort- schoffelend, dan op eens weêr drie, vier snelle stappen doende, sneller dan hij wilde of wist. Daar komt hij weêr bij een kroeg, en weèr wil hij naar binnen. „Vader! och vader I" roept de jongen met tranen in zijne oogen en tranen iu zijne stem, „ga daar niet in; moeder wacht; kom toch voort.'" „Laat je moeder van mijn part wachten zei de dronkaard„ik moet hier even binnen wezen en jij gaat meê En hoe het kind ook tegenspartelt, zijn ontaarde vader dringt hem naar binnen en neemt weêr een borrel, en nog een en eischt met bedreigingen en vloeken, dat Bram ook zal proeven. „Die niet drinkt, is geen kerel I" zegt Tijs. Maar de jongen wil niet drinken en poogt ziju vader te ontvluch ten. Hij heeft de deur al open, hij is al op de stoep, maar zijn vader grijpt hem en valt daarbij met het logge lichaam over en op het tengere kind De schreeuwende knaap wordt opgetildzijn beentje is gebroken, hij wordt door anderen thuis gebracht. En den volgenden dag stond Tijs voor het bedje van zijn kind, dat felle pijn had en zware koorts, en toen was het hem vreeselijk, toen huilde hij 't was geen weenen, hij huilde, met een diepe hel vol wee in zijn ziel. En hij kon, hg durfde niet anders zeggen, dan: „Bram! mijn lieve Bram! vader kon het niet helpen; o God! mijn engel, vader heeft er zoo'n spijt van „Vader!" zei het jongetje, „ik ben er niet boos om je wist toen niet wat je deedtmisschien word ik wel weêr beter, en dan wil ik wel weêr met je meegaan, vader maar dan gaan we nergens in, niet waar? En mocht ik eens niet beter worden, denk dan maarniet meer om mij, vader/maar denk om motder en drink niet meerbeloof je me dat en zult ge woord houden En Tijs hield zich de handen voor 't gezicht, en hij brulde van hartzeer en hij kon geen woord meer spreken. En de koorts van het knaap je nam loe, en die koorts werd zijn dood. En den zondag daarop, ging Tijs met zijn vrouw naar de begraafplaats, en zij liepen de graven, die namen en opschriften hebben, voorbij, naar het hoekje waar de armen liggen, de naamlooze dooden, en zij stonden stil bij het plekje, waar de lieve blonde Bram rustte. Wat ze toen voelden, was te veel om uitte spreken. En Tijs hield zich sinds dien tjjd goed, te weten, ongeveer een maanden toen, toen gaf hij, weêr op de onde wijze zich over aan dien drank, waardoor hij de moordenaar van zijn kind was geworden en waardoor nu hg voortging de levensvreugd zijner vrouw te vermoorden en het heil zijner ziel. Dergelijke drama's, toehoorders, het is U zoo goed als mij bekend, zijn niet eenig. Met verschillende variaties worden zij, bijna dagelijks, afgespeeld in de kringen, waartoe Tijs behoort. Niet beter is het echter gesteld onder de hoogere standen, waar wijn geheel of gedeeltelijk de plaats van jenever vervangt. Wanneer men eens een tipje van den sluier op lichten kon, die de wanden der zalen iu de deftigste huizen voor het publiek verbergt, wat zou men ook daar vele heete tranen kunnen zien schreien, wat bit ter leed zien lijden, wat verwoest levensgeluk aan schouwen, als gevolg van het dienen van god Ëacchns En om te weten tot welk misbruik het bierdriuken kan leiden, behoeft men slechts eeu blik te slaan op het naburige Dnitschland, waar volgens zeer ver trouwbare mededeeling, per jaar voor een bedrag van l*/s duizend millioen Mark aan bier, de dor stige kelen passeert. Hoerden dezer drinkers zullen voorts door dit Cambrinus-vocht tot den sterken drank of tot erger zijn vervallen Alkohol in den vorm van jenever, wyn of bier gebruikt, heeft een invloed zóó ontzettend, dat men zijn wederga niet vindt. Is de pen reeds gemaakt en de hand reeds ge vormd, die in staat is zijn verschrikkelijke macht behoorlijk te beschrijven Is hij niet de vloek der aarde? Gansche legers van kranige jongelieden, die met schitterende vooruitzichten het leven intraden, zijn weggemaaid door den alkohol, dien koning der verschrikking. En wij zagen het aan Tijs niet alleen worden jonge mannen ten verderve gevoerd, maar helaas, onder hen die het slachtoffer van den alkohol worden zijn, wie zal zeggen hoeveel hoofden van gezinnen, wier leven grijpt in dat der viouwen en kinderenin dat der geheele maatschappij. Met ieder glas dit werd zoo juist in bet licht gesteld op het nationaal congres der geheel-onthouders, dat in November 1896 te Utrecht is gehouden verzwelgt de dronkaard niet alleen zooveel percent aan alkohol, maar een oneindig groote percentage aan vrouwentranen en kindersmart, terwijl hij daareu zaak ook bezsg, ik -■ - ®&oest erkeoiitn dat het w&ardeeriug en toejuichiog j boven nog het peil der nationale zedelijkheid neer- drnkt en afbreuk doet aan de gezondheid, het intellect en den zedelijkheidszin van het nageslacht. In de avond-editie van de TelegTaaf van j 1. maandag, deelt iemand nit zijn 25-jarige ondervinding als onderwijzer aan de gevangenis het een en ander van de gevangenen mede Deze achrijft daarin o. m. het volgende Veel heb ik met de gevangenen gesproken. Doch als ik vroegwat is de reden dat ge hier zijt, van de 10 gevallen was 7 malen de oorzaakde sterke drank. Dat vond ik steeds een bedroevend verschijnsel. Was de drank niet in de wereld, hoeveel minder veroordeelingen zonden er zijn. Hij sticht méér leed, verdriet en rampen over de menschen, dan eenige andere verkeerde en slechte eigenschap in den mensch. Minnenijd, mijneed, diefstal en welke andere zondige misdaad men ook noemen moge, de sterke drank maakt de meeste slachtoflersméér, dan die allen met elkander. Steller dezes behoort niet tot de geheel-onthonders, niet tot de afschaffers, niet tot de matigheids genootschappen, maar toch, wanneer het om waarheid te doen is, heeft mijne ondervinding mij geleerd, dat de drank de menschen naar de gevangenis voert en de meesten ongelukkig en diep rampzalig maakt. Een treurige bekentenis, niet waar. Gewichtig in ieder opzicht is voorts de invloed, welke de alkohol laat ik ook dit terloops even mogen memoreeren op de krankzinnigheid uitoefent. Om een enkel voorbeeld te noemen dient', dat dr. Legrain op 215 dronkaards 106 gevallen van krankzinnigheid constateerde. Tal van mannen van naam en gezag (iu ons land o. a. professor Stokvis) zijn tot het resultaat gekomen dat alkoholische dranken absoluut geen voedingswaarde hebben; in plaats van den eetlust of de spijsvertering te bevorderen, belemmerend daarop inwerkeneen zeer nadeeligen invloed uitoefenen op den spier arbeid en verschillende andere storingen op onze licbaamsfunctiën er het gevolg van zijn. Invloed ten goede gaat van alkohol nimmer uit. En tochhoe geeft men er zich aan over 1 Mevrouw van Kol, op het straks genoemde geheel-onthouders-congres zich nitead over de verwoestingen, die de sterke drank aanricht, zeide „In ons kleine Nederland alleen worden jaar in jaar nit millioenen geofferd op dit altaar der schande en der ellende. Waar het nederlandsche volk ta samen gerekend, 75 millioen'sjaars uitgeeft aan brood en 25 millioen aan verwarming, daar besteedt het 89 millioen aan drank. Negen en tachtig millioen aan iets, dat niet alleen overtollig, maar dat van onberekenbare schade is voor de gezondheid der individuen en het geluk hunner nakomelingen. „Verbeeld U, deze 89 millioen beschikbaar gesteld voor nuttige doeleinden Voor de ontginning van heidegronden en de drooglegging van poelen; voor volksscholen met voeding en kleedingvoor frissche, gezonde arbeiderswoningen; voor luchtige, aan gename verblijven ten gebruike van de in validen van den arbeid of van afgetobde vrouwen met ziekelijke kleinen, wat een perspec tief van blijden arbeid, van lachende jeugd, van rust voor zieken en vermoeiden, waar wij thans niets zien dan hopelooze ellende, chronischen honger, jammer en verdriet zonder einde En zoo ia het inderdaad. Geen wonder dan ook, dat de strijd tegen dien vijand van het menschelijk geslacht niet van vandaag of gisteren is. Jaren lang werd hij met onver- moeiden ijver door vereenigingen van onbaatzuchtige mannen gevoerd. De matigheids- en afschaffings— genootschappen, sedert 1808 in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika verrezen, telden in 1835 reeds l'/a millioen leien in 8000 afdeelingen en hebben even als die in het Britsche Rijk, met bewonderenswaardige volharding de openbare meening omtrent den invloed van sterken drank voorgelieht. Ook in Duitschland zijn hier en daar afschaffings- genootschappen ontstaan. In ons vaderland heeft men ze desgelijks aange wend in de verschillende vormen van afschaffings— en matigheidsgenootschappen, van een Multa- patiorbond enz., doch zonder de gewenschte gevolgen. Het toenemend gebruik van sterken drank is oorzaak geweest, dat men zich in verschillende landen daarover zoo oogerust begon te maken, dat de Regeering er zich mede begon te bemoeien. Dit was ook in ons land het geval en als gevolg daarvan werd in 1881 de wet uitgevaardigd, houdende bepalingen tot regeling van den kleinhandel in sterken drank en tot beteugeling van de openbare dronkenschap, meer algemeen bekend onder den naam van „de drankwet Evenmin als elders, beantwoordde evenwel ook hier de genomen maatiegel aan het oogmerk. De Regeenngsvoorschriften brachten weinig veraadering te weeg. Wat volgt hieruit? Dat noch door de matiglieids- beweging, noch door de wet, het kwaad wordt gekeerd. De oorzaak, de alkohol, blijft binnen het bereik der menschen en door de wet verbeteren noch de zeden, noch de gewoonten. Wat mij aangaat, is het dan ook mijne perioonlijke overtuiging, dat zelfs verbodsmetten niet zullen helpen. Onder de verdrukking bloeit de boom. Het nooit te keeren clandestine- gebruik wordt er door in de hand gewerkt. Eén middel is er slechts tot afdoende verbetering en dat is: dat de publieke opinie gewonnen worde voor de geheel-onthouding van allen alkohol. De overtuiging moet veld winnen en gevestigd worden, dat het beneden de waardigheid van den mensch is, zich te g> ed te den aan een drank, die de oorzaak is van zooveler diepen val, van zooveel nameloos wee en jammer onder de menschen. Men moet zelf willen breken met hetgebruik en daar mede willen voorgaan in huis en in maatschappij. Het reeds vóór 18 eeuwen uitgesproken gebod „hebt uwe naasten lief als Uzelf" zette men om in een daad. Niet langer zegge degene, dia prijs atelt op den naam van Christen, op den naam van mensch„ben ik mijns broeders hoeder?" Dat ieder dit meer en meer beseffe! En vanneer men zich eenmaal tot gewoonte heelt gemaakt, vóór den eten geen bittertje meer te gebrui ken 's avonds te nemen, wat de tijd van deD dag medebreDgt, thee of koffie, en bij bezoek van anderen, nog etn kop melk- of waterchccolade, een glas heeteu of konden kwast, als op partijtjes en feestelijke gelegenheden kwast, vruchtendranken en ciders voor den wijn plaats maken, zal men er hensrh niet ongezelliger op behoeven te worden 's Rijks schat kist zal niet langer met vloek- en schandegeld ge- vnld zijn; de Burgemeesters zullen den eerewijn door eerekwast vervangen de arbeiders rollen meteen warm kop thee of koffie even blijd kijken als nu bij den borrel (voor zooverre de arbeiders daar thans ten minste nog prijs op stellen, want velen hüDuer hebben, door afsehafler te worden, reeds getoond, dat zij dien zweepslag niet verkiezen, noch noodig hebben) de dronkenschap verdwijnt eu de menachheid ul er wel bij varan. Zal die tijd komen De geheel-onthoudera gelooven in den invloed van den eenen mensch op den anderen En zij hoHden zich overtuigd van de zegepraal hunner beginselen, omdat de zaakdie zij voorstaan, goed is, en het goede het kwade overwint. De sociaal-democratenwerkliedenverenigingen professoren doctoren onderwijzers geestelijken predikanten en andere overheidspersonen als zedelijke voorgangers, zelfs studenten sluiten zich reeds bij de geheel-onthonding aan. De gelederen worden al meer en meer versterkt. Niet onvermald mag ik bovendien laten het henglijk feit, dat onze tegenwoordige regeering de inzichten der drankbestrijders deelt eu dat door haar bij eene nota van wijziging der begrootiug van het Ministeris van Binnenlandsche Zaken voor het jaar 1898 een bedrag van f 10.000 is uitgetrokken voor het steunen der pogingen van particuliere vereenigingen tot bestrijding van den alkohol. Wel meen ik dus te mogen zeggen, dat het daagt in het Oosten en de morgenschemering van een nieuwen dag zich aan de kim vertoont. Zal spoedig ook in Schagen en omstreken de geheel- onthonding baan breken en de gelukkige toekomst,waarvan ik heb gewaagd, daar geene belemmering ondervinden I Ik wil het hopen. Ieder voor zich overwege ernstig, of hij de verantwoordelijkheid wil blijven dragen van het ontzettende euvel, waardoor zoo velen in de wereld als overheid hun gezag; als leider hun leiding; als echtgenoot hun naam als echtgenootals vader den eerbied hnnner kinderen en wat zooveel erger ia, ook den eerbied vóór hunne kinderen verliezen waardoor de geeat beneveld, het hart ontadeld, de gezondheid verwoest, het huisgezin ontbonden en de misdaad geteeld wordt. Ik heb gezegd I Na den heer Berman kwam de heer v. d- Woude van Amsterdam aan het woord. Dames en heeren Zooals u daar straks door Ds. Bax is ver teld ben ik onderwijzer en ik zou wel een heel bijzondere ondorwjjzer moeten zijn, wanneer het mij niet wat in het bloed zat, dat ik u gaarne iets zou willen leeren dat is een schoolmeester eigen. Ik ben dan ook hier gekomen om u inderdaad iets te leeren. Dat het getal diergenen, die met de ge heel onthouders spotteD, nog zoo heel groot is, komt voort uit onkunde. Velen weten niet te zeggen, wat onthouders zijn, velen weten niet te zeggen, waarom het de ont houders te doen is, waarom onthouding noodig is. Maar weten noemt spr. niet alleen noodig, het doen, dat is de hoofdzaak, ofschoon weten een der eerste vereischten is. En uit dit oogpunt eischt spr. het zoo noodig en nuttig, dat de onderwijzers zich aansluiten, daar zij toch in de gelegenheid zijn de jeugd te leeren hoe afschuwelijk drinken is. Spr. dringt er op aan, dat de onderwijzers de zaak der geheelonthouding zullen bestudee- ren en verklaart zich gaarne bereid, diegenen die daar lust toe gevoelen, van lectuur te voorzien. Spr. wil beginnen mot uit de naaste om geving der hoorders eens iets mede te deelen. In Schagen en omstreken, (waaronder spr. verstaat de dorpen: Barsingerhorn, Haring- carspel, St. Maarten, N. Niedorp, O. Niedorp, Oudkarspel, Warmenhuizen, Wieringerwaard, Winkel en Zijpe,) is in het jaar 1895, dus in één iaar, opgedronken voor een bedrag van f193.000 aan sterken drank. Dat komt ongeveer op f 9 per hoofd, zuigelingen en oude menschen, die de deur niet meer uit kunnen, meegerekend, dus dat is ongeveer per gezin f36. Heel veel gezinnen, zegt spr., zijn er, waar voor geen f36 aan drank wordt verorberd, maar ook zeer vele gezinnen, waar voor meer dan f36 wordt opgedronken, en dat geschiedt in hoofdzaak door papa alleen. De belasting, zoo gaat spr. voort, is overal hoog, natuurlijk, waar is die niet hoog, en alom hoort men verkondigen, dat onmogelijk meer kan worden betaald, en in die zooeven genoemde gemeenton wordt een heel vrij willige belasting opgebracht van f 72000, waartegen nooit iemand heeft gemopperd, ja, dat zelfs met een blü gelaat wordt geofferd, en die belasting is de jeneverbelasting. Die belasting is de accijns en het vergunnings recht, dat door ongeveer 21000 menschen wordt betaald. Spr. noemt 't geen kleinig heid, dat in Schagen en naaste omgeving ongeveer 4 millioen borrels worden opge dronken, spr. kan er niet voor instaan dat dit c\jfer niet een 100000 te weinig zal blij ken, maar volgens hem komt het er opeen paar niet aan. In diezelfde plaatsen zijn 134 kroogen groote en kleine. Volgens de drankwet zouden er 80 mogen zijn, hetgeen een cijfer is, dat behoorlijk toe kan. Schagen alleen zou 11 kro&gen mogen hebben en telt er 37. In 1882 waren er 41 en in het jaar, waar van het laatste verslag is verschenen, waren er 37zoodat er in die dertien jaren maar 4 gelegenheden zijn verdwenen dus moeten er nog 26 verdwijnen. Volgens de vader van de drankwet zou in 1901, dus over vijfjaar het minimum moet worden bereikt, dus zou den er in die 5 jaar 26 kroegen moeten worden opgeruimd, tegen 5 in een dertiental jaren. Blijft spr. zich alleen bepalen tot Schagen, dan wordt er in Schagen alleen opgedronken voor ongeveer f 49000, maar omdat ook de be zoekers, die hier ter markt komen, hun portie gebruiken, bepaalt spr. zich liever tot de gege vens van Schagen en omstreken. Nadat spr. zijne hoorders aldus een klein inzicht had gegeven van het kwaad in hun ne eigene omgeving komt h\j tot hen met de vraag: Wie is in staat één voordeel op te noemen, aan al deze ellende verbonden. Spr. maakt zich sterk van niemand. Inte gendeel, er is veel nadeel, veel ellende aan verbonden. Bleef het er nog maar bij, dat die f 193000 in het water gegooid geld was, neen, men werpt dat geld weg en koopt daarvoor in de plaats ziekte, vroeg sterven on meer dergelijke ontzettende dingen. Dat juist noemt spr. het kwaad. In den laatsten tijd, zegt spr., is de invloed van sterken drank op misdaad, krankzin nigheid, vroeg sterven, ziekteduur enz. na gegaan en is men tot de overtuiging gekomen, dat de drank daarop een zeer nadeeligen in vloed heeft. Spr. noemt do jeneverdrinkers en bier drinkers even slecht. Het zit hem volgens spr. in den alcohol, dien deze dranken bevatten, en of men nu een groote dosis vocht naar binnen slaat of weinig, de hoeveelheid alco hol krijgt men binnen en daarom is het te doen. De heer v. d. Woude wil een paar voor beelden aanhalen over den nadeeligen invloed, dien drank heeft en het voorbeeld, dat spr. gaat aanvoeren, is niet genomen met het oog op de geheelonthouding. In 1891 zijn in Zürich 141 gevallen van mishandeling gepleegd en is aan het eind van dat jaar eens aangeteekend. op welke dagen dat alzoo is geschied. Er waren 141 gevallen, waarvan 60 plaats hadden op zon dag, 18 op zaterdagavond en 22 op maandag morgen, dus bij elkaar 100, zoodat er nog 41 gevallen overbleven voor de 4 overige da gen. Spr. vraagt, of dat toevallig genoemd mag worden. Neen immers, ieder die de oo gen open heeft, zal moeten erkennen, dat het kroegbezoek daarop is geweest van grooten invloed. Spr. wjjst nu op den allerontzettendsten kant van het drinken en noemt dien den na deeligen invloed, dien de drank op kinderen heeft. Niet alleen hebben die kinderen aan leg om een dronkaard te worden, neen zi) hebben ook heel veel last van vallende ziek ten, aanleg tot krankzinnigheid en stuipen. Alleen de gedachte aan de vreeselijke misdaad, die de ouders op de kinderen begaan, moest in staat zijn die gruwelijke drankellende t« uoen verdwijnen. Spr. wekt vervolgens op door persoonlijk voorbeeld anderen van het drinken terug te houden. Niet matig drinken, maar geheel niet drinken noemt spr. het ware. Door op zichzelf te kunnen wijzen en te kunnen zeggen; ben ik niet flink, doe ik niet mijn werk, kijk naar mij en ge kunt zien, dat men niet behoeft te drinkendat is hetgeen wat spr. ernstig aanbeveelt- Maar er zijn zooveel bezwaren aan verbonden, als men niet meer drinkt, men kan zijne visite niet meer onthalen. Spr. gelooft, dat achter al deze beweringen het feit staat, dat men detidrank zoo lekker vindt. Ook andere bezwaren worden opgenoemd; men vraagt, waar zullen die menschen, die met den drankverkoop tot dusverre hun brood verdienden, een bestaan vinden? Dat is meer een maatschappelijk bezwaar. Maar geheeleaf- schaffing gebeurt niet eensklaps vandaag of mor gen maar die nieuwe toestand past langzaam aan! Maar al was het, zoo eindigt spr., dat zoo iets plotseling kon, dan nog zou ik zeg gen, het moet, want wat het zwaarste is, moet het zwaarste wegen en voor mij weegt zwaarder het geluk en het heil van de ge heele gemeenschap, dan de broodkwestie van enkele menschen. Ikhebgezegd! Als derde spreker trad op de heer Ds. Sckerrperhorn van Nieuwe Niedorp. Dames en heeren! zoo begon Spr., het doet mij genoegen u in de allereerste plaats te kunnen meedeelen, dat de zooeven gehouden collecte bijna f 10 heeft opge bracht, nl f 9.70 wij danken u allen zeer. Wanneer ik tot u zal spreken over hetgeen algemeen is kunnen worden ge constateerd, dat er bestaat wat wjj i n 't algemeen noemen een drankellende, dan behoef ik daar zeer zeker niet over uit te wijden, want een ieder, die de oogen open heeft, kan daarvan rondom zich genoeg waarnemen. Gewoonlijk, zoo zegt Spr., bestaat er te dien opzichte een misopvatting. Drankellende is niet alleen het leed dier arme slachtoflers, die als dronk aards bekend staan, hoewel hun aantal zeer respectable is, want alleen in ons lieve vaderland hebben wij er 60000. Maar die 60000 vertegenwoordigen niet de drankellende. Yeel grooter is de ellende dan alleen de zedelijke onder gang dier 60000 rampzaligen. Daar achter hen staan vrouwen en kinderen, die lijden door het miserabel leven hunner echtgenooten en vaders. Daarover mag men niet te min denken. Zeker, er is medelijden. Men heeft medelijden met die arme vrouwen, wier mannen het geld naar de kroeg brengen, medelijden met de hemeltergende toe standen, die er in dergelijke huishoudens bestaan. Denk n eens in in het leven dier vrou- wen en kinderen en u slaat de schrik om het hart. O, wij geheelonthouders, zegt spr., kunnen daarover zoo goed oor- deelen. Omdat wjj geen drank drinken, vertrouwen dergelijke vrouwen ons meer toe dan aan anderen. Zulk een vronw is ten prooi aan een voortdurende vrees, weg is alle rust en vrede uit haar le ven. Maar, zoo zegt spr., ik ben hier niet gekomen om u te roeren door u hart treffende tafreelen te schilderen, ieder voor zich weet, dat zij bestaan. Spr. doet evenwel de vraag, gaat ons die ellende onzer iuecemenschen aan, of

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 1