Srieven nit de Maasstad- Zondag 12 December 1897. 41ste Jaargang No. 3265. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Rotterdam, 7 December 1897. y No. 145. - n* Psychologie en reclame! Hoe zonderling is de klank dezer combinatie, niet waar Welk verband kan er immers bestaan tusschen ziel kunde, de meest beoefende philosophie van dezen tijd en de winstmakerij die, ook in dezen tijd,een storm over ons heen jaagt? Toch is dat verband uit de Maasstad aan te toonen. En dat niet naar aan leiding van den Sinterklaas, dien we juist eenige dagen achter den rug heb ben. Er is geen aanleiding, te zoeken naar het psychologisch raadsel vaneen opgezweepten lust tot onderlinge goed- doenerij op dezen Decemberdag, aan den goeden Sint gewijd te zoeken naar het andere raadsel van een even plotseling ontstane vindingrijkheid in de mid delen tot aanprijzing van zijne waren. Het is bekend dat in de week, die achter ons ligt, de moordenaar Gustave Muller, die kort geleden zijn vrouw en kind vermoord had, van rechtsver volging is ontslagen en opgesloten werd in het gesticht te Medemblik. De twee doktoren Halbertsma en Scbreve, van wie de laatste een zeer bekende psy choloog is, hebben, na een uitvoerig on derzoek, tot die opsluiting geadviseerd. Ik heb bier en daar in juridische kriDgen hooren spreken van reclame in psychologie. De heereD juristen dwe pen volstrekt niet met het resultaat van dit onderzoek. Zij zien er een po ging in tot reclame voor psychologie, die bedoelt, voor de toekomst 6en vinger wijzing te geven. De leer is niet nieuw, dat feitelijk het meerendeel der boosdoeners psychologi sche afwijkingen vertoonen en dat dus veel meer de arts dan de rechter tot oordeelen geroepen moest worden. En Geen wonder, dat heeren advocaten over 't geheel niet dwepen met het psychologische onderzoek, en geen won der ook, dat enkelen hunner in het ge val Muller een reclame voor de psycholo gie zien. Toch, ondanks der advocaten mee ning, durf ik het geval Muller met zijn wel verwacht einde hóógst belang rijk vinden. De bovenbedoelde leer vindt in mij een warm voorstander. Uit mijn ervaring van de rechtBzaal durf ik mee- zeggen, dat de terechtgestelden voor een groot deel ziekelijke afwijkingen ver toonen. Maar het geval Muller is zóó klaar, zóó zuiver, zóó wetenschappelijk ge formuleerd, dat tegen de reclamebeschul diging een woord van protest past. Het is den lezer bekend, dat in hun onderzoek genoemde doktoren een groot aantal afwijkingen van den normalen toestand vonden. Muller heefi den moord op vrouw en kind gepleegd in een toestand van verdooving. Hij her innert zich alleen wat vóór en na den moord gebeurde, maar van den moord zelf heriunert hij zich Diets, alleen weet hij, dat hij zich verlicht gevoelde toen alles gebeurd was. Hij ging een sigaar zitten rooken en kreeg trek in mosse len. Ze waren in huis en hij gevoel de spijt, dat zijne vrouw ze Diet meer koken kon. Toen ging hij het oor, dat hij van het hoofd van zijn vrouw afge sneden had, bij de waterleiding was- schen, stak het in een taschje en liep de straat op, om in een café op de Rijnstraat een portie mosselen te gaan eten. Hij dronk er een glas bier bij, dacht er toen in groote kalmte over na, ot hij niet naar het Ziekenhuis zou gaan om to zeggen, dat hij zijn vrouw en zijn kind vermoord had. Maar hij vond het gemakkelijker dit aan een politie agent mede te deelen en hij werd ge arresteerd. Dit alles is mijn lezer waarschijnlijk bekend. Ik kan aan dat bekende een en ander onbekends toevoegen. Muller is weken lang onder medisch toezicht geweest en telkens bleken bij hom al lerzonderlingste tegenstrijdigheden. Eén der doktoren, die bet toezicht leidde, vertelde me dat Muller een zeer zachtmoedige en vreedzame inborst heeft. Hij zou er van rillen, als men hem bijvoorbeeld een mes aanbood en zei: „steek eens naar me." Maar een volgend oogenblik zou hij onder den in vloed kunnen komen van een woeste, hartstochtelijke begeerte om te dooden en hij zou treffen wien hij ontmoette, bout portant, zonder eenige reden. Waarom zou de man, die onder de Amsterdamsche vrouwen reeds zoovele slachtoffers zocht, niet een dergelijk lij der zijn Indertijd is van Jack the Ripper immers hetzelfde verklaard I Muller was bij het onderzoek zeer kalm, maar ook dikwijls woest en kwaadaardig. Eigenlijk géén oogenblik heeft hij zich rekenschap gegeveD, noch spijt of berouw gevoeld over het ge beurde. Hij herinnerde het zich niet meer en zal het zich niet meer herinne ren. Nu en dan, maar heel vaag, zal h\j nog wel eens denken aan vrouw en kind, maar van het vreeselijk feit dat hij ze vermoord heelt, zal hij zich nim mer bewust worden. Zoo vertelde mij de deskundige dok ter. Ik heb een brief gezien, door Muller aan den duitschen consul geschreven. Het is het zonderlingste schrijven, dat ik ooit onder de oogen heb gehad. Fransche, duitsche en hollandsche zin nen wisselen elkaar af. „O, hoogedele heer," schreef Muller, „red me, ik word hier opgesloten in een moordhol, in een gierennest, en ik ben onschuldig. Ik word gemarteld. Kom, i o kom me belpen." En dan ineens breekt hij los in woes te zinnen, geschreven met hartstochte lijk bevende hand, de letters uitgetrok ken in vreemde strepen „Ik zal u bijten, bijten, bijten, u verscheuren met mijn tanden, vernielen, bijten, bijten...." Het was een afschuwelijk briefje van een ijlend mensch in nimmer-eindigen- de koorts. Die man was waanzinnig. Hij kon niet in handen gesteld worden van een rechter om gevonnist te wor den, want deze misdadiger was aan zijn eigen misdaad even onschuldig als U en ik. Maar hij blijft ontzettend gevaarlijk voor de maatschappij en geen mensch zou het kunnen verantwoorden hem eenmaal weder vrij in die maatschap pij te zetten. Geen rechter kon zich met het geval bemoeien. Nu is de ongelukkige in Medemblik en hij zal daar de jaren, die hem nog resten, moeten doorbrengen. En de ee nige herinnering, die van hem blijven zal, kan gevonden worden in een ge schiedenis der moderne psychologie, die hem noemen zal als één der grootste mysteriën in deze wetenschap in de laatste jaren der negentiende eeuw. Van dit sombere geval uit de psy chologie, gaan mijn lezers en ik thans over in een meer alledaagsch geval van reclame. In deze dagen viert de echte reclame op onze straten hoogtij. We hebben al lang vergeten ons over een vondst in dit vak te verbazen. Nu de beste dagen van hot jaar voor winkeliers en zakenmenschen gekomen zijn, staan we voor de dolste dingen in de reclame. Alsof we in een der buitenlandsche hoofdsteden waren, zien we de malste optochten over onze straten gaan. Vijf, zes man, in zestiende eeuwsche herauten costuum, met wapperende flambarts, die op hun rug biljetten dra gen met aanprijzingen vao stuiverszeep. Een stoet van ezels met gebaarde ke rels er op, dragend waaiende vaandels met reclames voor een speelgoedfabriek. Eerewagens met witgejaste jongens, die biljetten uitstrooien ter aanbeveling van een barbier. In de laatste dagen maken niet minder dan vijf Sint Ni- colazen onze straten vroolijkSint Nicolazen, die, o gruwel, in dienst zijn van margarinefabrieken De halve stad liep uit om het on-legendarisch geval te bewonderen. Zie onze muren overdekt met kleu rige biljetten. Zie des avonds op vele plaatsen tegen muren vunrletters, die dan rood, dan geel, dan wit zijn, eeD reclame waarachtig met iets levends er in. Zie de tallooze karren met witte wanden, beschilderd met reuzenletters zie dit alles en zeg dan nog, dat Hol landers ni9t aan reelame doen, of de reclame niet verstaan. Het tegendeel blijkt waar. Nu wil ik niet ontkennen, dat al dit moois is afgekeken van het buitenland, maar het ontneemt aan de reclame voor het publiek haar waarde niet, en bet staat wel aardig in de stad. Meer practisch dan al deze soorten reclame is misschien wel die, welke haar kracht zoekt in beloften van al lerlei aard. Het toppunt in dit laatste is bereikt door de margarine fabrikanten in onze stad. Innig vermakelijk is het, die heeren te hooren beloven, en loftrompetten zelden is er de gelijke van te zien en het is waard geboekstaafd te worden. Ziehier dan de reclame der margarine- verkoopers Op den lsten avond zet fabrikant A. in de krant een reuzenadvertentie met het opschrift: 300:000 gulden cadeau. „Het lste jaar is besloten 120 dui zend gulden te verliezen, het tweede jaar 100 duizend gulden,het derdejaar 80 duizend guldenAlleen om het Rot- terdamsche publiek te overtuigen, dat SCHA6E COURANT SÏÏÏÏÏÏÏÏR van M. J. Mordtmann. 26. Haastig schaarde Zarnow bet coovert los en doorvloog met begeerigen blik de eerste re gelen. „God zij dank 1' Dat was een zeer 'zonderlinge uitroep van Dr. Zarnow, wanneer men in oogen- schouw neemt, dat de mededeeliog van Jaaoita daarop neer kwam, dat wij hevig verkonden was geweest en drie da gen te bed was moeten blijven en daarom niet eerder had kannen schrijven. Vervol gens drnkte Zarnow zijne lippen op de laa'ste regelen van den brief, waarin het heette: „Ik heb mij in bed niet verveeld, want het waa zoo heerlijk, zoe heel kalmpjez lig gend, mij voor den geest te halen, hoe aar dig het zon zijn, wanneer wij weder eens aamen op die plaats safeD, waar wij met Pinkster soo prettig hebben sitten babbe len. Dat is het kostelijkste unr mijns le vens geweest." Zarnow was philoloog, en het mag daarom geene verwondering baren, dat hg de ze weinige regelen met groote scherpzin nigheid onderzoobt. Hij vroeg tioh af, of wel een waarlijk beminnend meisje deze re gelen evenzoo of nog teederder geschre ven zon hebben, en daar de nitalag hem niet bevredigde, zoo maakte hg een tegen- proef met de vraag, of de regelen werkelijk anders souden luiden, wanneer zij nit een voudige dankbaarheid, zonder andere gevoe len* tot drjjlveer, neergeschreven waren ge worden. Ook hier kwam hij niet tot een overtuigende slotsom, wel tot een be sluit: hg wilde zijn verblijf in de pausen- ■tad bekorten en nog ilecbts weinige dagen in Napels doorbrengen, om Pompeji, waaraan als dit aangenomen werd tot leer, waar bleef dan het advocaten-werk Waar bleef de noodzakelijkheid tot vervolging en tot verdediging, als de psycholoog buiten alle wetteD om ging uitmaken, dat de boosdoener verpleegd behoorde te worden in een gesticht, in stede van opgesloten in een gevangenis? hem zeer veel gelegen was, te zien, om den vervolgeni Daar Hamburg terug te keeren. Daaidoor werd aijn var blij t in Italië met meer dan een week bekort. Hij telegrafeerde sijn besluit aan Jaaoita; bijna had hij sioh laten verleidan, den bepaalden datum, waarop hij haar in Bergedorf wilde opzoeken, aan te geven en haar Ie verzoeken, op dezelfde baak beat af te wachten, waar hij haar met Pinkster had aangetroffen. Maar bij liet het achterwege bjjgeloovig ais vele beminnenden, wilde hg nit bet feit, dat Juaniia hem daar zen wach ten of niet, een vootteekeo voor zichzelf afleiden. Was zij deer, dsn had zg hem lief, anders Anders I Hij soc'atte diep e, de vreugde over een met goeden uitslag bekroonde dsad en vervulden plicht was wel iets heel moois, maar die zou hem voor een tweede ont goocheling niet schadeloos s'ellen. Zonder Juaoita zon zijn leren van den scboonsten factor beroofd zijn, en aao zulk een donkere toekomst te moeteo denken vergalde reeds het schoona tegenwoordige. Zoo dwong Zarnow zich, iedere gedachte aan de mogslgkbeid van een andere toe komst dan hij sioh voorstelde, ver van zieh te houden en hg genoot r6eds bij de ge dachte aan bet wederzien dat h m waobtte. Dat hg zoogenaamd vast besloten waa, niet zijn bust te doen, om de rgke Juaoita lot vroaw te krjjgen, was een van die inwendige tegenspraken, waarover een verliefd gemoed liever niet nadenkt. Ook Zarnow sohoof die gedachte ter zijde, evenals men een onbruikbaar stak ter zijde schuilt, wanneer men er eerst uit geput heeft, wat men weten wil en er dan absoluut niets meer in ia te vinden, wat maar eenige waarde bezit. In die stemming genoot hg van de schoonheid van de paradijsehe golf van Napels, vao den onbesohrgflgken indruk, dien de uitgegraven stsd Pompeji op deu geleerden menseh uit oefent. Zarnow zag het scheiden vau al dat schoons evenwel niet met weemoed, maar met vroolijke verwachting naderen. Eindelijk was het dan soo ver. Vroolijk en opgewekt nam Zarnow in den trein plaats. Hg stoomde bgaa zander oponthoud door over Müoehen, en Frankfort naar Hamburg terug. Laat op een zomeravond kwam bij daar aan. Den volgenden morgen vroeg wilde hij den- zel'den weg langs gaan naar Bergeiorf, om dien ganacben Pinkster-voormiddag in gedachten nog eens te doorleven. Met verrukking begroette hij bij zijn ont waken den vroolgken zonneschijn wanneer bet geregend had, zon hij niet hebben dur ven hopen, Jaanita bniten te vinden en zijn ganache liefdeaorakei sou in 't water ge vallen zijn. Het eerste teekon voor een ge lukkigen afloop was dus reeds gegeven. Of hij al de bgzoaderhedea sgner Pinks'er- waadaling nog wist P Hier was de plaats, waar bg dat takje bloemen van het dienst meisje had gekregen vin dat boompje had hij zelf een bloem geplakt; daar had hij bet eekhorentje genenbet waren seker de- aelfde vogels van toen, die na op den grond rondbappelden, om bg tjjne nadering do vlacht to nemen zij zongen ech'er niet meer, maar pikten en wroetten, aeker om ban haisge«in, dat sg in dien tuesobentijd gekregen hadden, van vosdsei te voorcien. De hyaeinten en de tulpen wareo uitgebloeid, maar de eers'e rozen stuurden hare heerlijke gearen de vrije laoht in. Ook van nit de dorpen klonk als toen het vredig- stemmend kerkklokgel ui. Een diebt dak van loover gaf een wel kome schaduw, waar bg de vorige maal had gelegen eu naar bet frissebe groen en de heldere lacht had gekeken na viel maar met moeite een plekje hemel te aansohonwen eo de wind veroorsaakte een deftig ruisohen door de toppen der boomen. Zarnow sette sioh neder, luisterde naar de sproekjes- achtige tonen van het wond en sag door bet altoos bewegende bladerdak boven zijn hoo'd witte wolkjes langs den blauwen hemel trekken. Doch lang had bij daarvoor geen geduld. Hg baalde zijn horloge uit den zak en verwonderde er sieh seer over, dat hij bjjna een vol nor vroeger op desa plaats was, dan met Pinkster. Hij meest seer ving hebben geloopen, of bg had wellicht sieh onderweg niet soo laten ophouden. Wacueer hg nu naar Bergedorf ging, soa Jaanita welljoht nog niet op de plaats hunner sanen- komst zijn maar dan sou hg nog eens kannen omkeeren Hij sprong op; wanneer hij niet in be weging was, werd bg vao ongeduld verteerd. Hij moe«t iels doen om niet ie vroeg te komen keerde hij eens om en wandelde een heel eind van den weg lerng. Toen hg echter zoover terug gegaan was, dat hij meen de genoeg tijd te hebban verzuimd, toonde sijn horloge hem, dat nanweljjks 10 minuten verloopen waren. Hij stond eenige oogen- blikken stil, maar een poosje later draaide hij vastbesloten om. Een vorig verlangen naar de zodenbank bad hem aangegrepen en hg wilde die onzekerheid over sijn lot niet langer laten voortduren. De brug werd overaohreden en jaist van plan, hit bosch om te wandelen, bleef Zarnow p'otaeling staan, omdat sijn hart onstuimig bezon te kloppenwant het was hem toegeschenen, als had hij het blaffen van een hond gehoord. dat dan mogelijk Wist de brave Leo, met welk een inner- lijken jubel zijne verscbyning begrost werd, dat hg met znlke groote sprongen en zoo luid en vroolijk blaffend nit het bont te voorschijn, en op den doctor kwam losstormen? Het moest wel soo zyrf, dst de hond be greep, welk een vroolijke tijding bg bracht, omdat bg zoo pardoes op deo doctor toe snelde en desen met zijne luidruchtige bewij zen van aanhankelijkheid overlaadde eo bgoa omwierp. „Ja, Leo, ouwe jongen, beat jg bet?" riep Zarnow verheugd. „En waar is de vrouw P* Leo «prong vooruit, als had hg de vraag begrepen, op bet hout toe en Zarnow volgde met haastige schreden. Een halve minuut was maar noodig om de buiging van den weg te bereiken daar stond sg, want reeds zag hg bet witte kleed door de boo men sohemeren nog eenige seceoden en dan Dan stond Zarnow, met bovenmensche- lijke inspanning sijn hartstocht bedwin gend, voor Jaanita; hg bad hare beide banden vastgegrepen en sag met schitterende oo gen in hoor vrooljjk-opgewekt gelaat. Leo moeht er zich over verwonderen, dzt die beiden zoo ternghondend warentoen hg na itjne groote pooten op de ■chooders van Zarnow legde en daarbjj dan eens hem, dan weder haar aaniag, ichenen zgee oogen te willen vragen, waarom zij zgn verstan dig voorbeeld maar niet volgden. „Leo heeft n niet Tergeten," was het eerste, wat Jaanita teide. „En gij, Jaanita P" Zg nntn igne hand en legde die zacht- kens tegen haar wang. „Hoadt ge mij dm voor zoo ondank baar P* vraagt zg terng. ,Ea waarom ban ik hier?' Hand in h«nd eigenlijk zoo, als het niet voor voogd en pupil past, liepen zij verder. Leo liep vooruit en legde zich, tjjne beide vrienden wachtende, voor de zo denbank neder. Toen igne meesteres en dr. Zarnow daar hadden plaats genomen, strekte hij zieh tevreden iangait en sloot de oogen voor dst die twee heengingen, kon hij Dog gsmskkelijk een slaapje doen, dat wiat hjj. Jaanita deed geene poging, hare hand te bevrijden, en vrij willig liet Zarnow die niet los Het was wellieht het laa'ste soboone aar zgos levens. Zon hjj dit zichzelf be derven P „Ik ben eergisteren, gisteren en vandaag hier geweest," verklaarde Jaanita, „omdat ik er zeker van was, dat ga mg hier zoudt opzoeken." „Ik kon op zgn vroegtt vandaag bier zgn." „Dat wiat ik wel, maar ik waa er bang voor, dat ik n ton kunnen misten." „Na, wat had dal dan nog geweest P Ik was dan naar het pensionaat gegaao." Jaanita sag hem met vragende oogen aan en een kleine rimpel was er tasschea hare wenkbrauwen merkbaar. Zarnow begreep baar en nu kon hg niet nalaten haar hand je aan aijn lippen te brengen. „Weet ge," vroeg Jaanita, „waarom ook ik soo ODgednldig was n te spreken P Ik heb o een teer goed nieuwtje te vertellen, waar over ge d, even als ik salf, seer sult 1/ :w i ii«nlia oahfniW «H. I leven. Ik ben veroitcnt. nei u evenwei na i .Aan ae verwacntin* van den msrkies.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 5