AlYCIteitiB- LuümkliL
INSCHRIJVING.
Zondag 19 December 1897.
41ste Jaargang Ho. 3287.
gratis.
Merite mackt en kans iMeiii.
Mb. e. fokker.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Z a t e r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 8.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van I tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen,
EERSTE BLAD.
Zij, die zich met
1 Januari 1898
op dit blad wenschen te
abonneeren, ontvangen de
tot dien datum verschij
nende nummers
Gemeente Schagen.
Bekendmakingen.
NATIONALE MILITIE.
wantrouwen
vrouwelijke
van onzen wetgever
geschiktheid om de
zaken van zichzelve of anderen be-
l hoorlyk te behartigen in ODzen tijd
„althans niet meer gerechtvaardigd is."
Ên de opvolgende Minister van Justitie
verklaarde in de onlaDgs verschenen
begrootiDgsstukken zich eveneens te
genstander van de uitsluiting der vrouw
uit den familieraad en de voogdij, ter-
Binnenlandsch Nieuws.
Vergadering der Afdeeling
WINKEL van de Vereeniging
VOLKSONDERWIJS, gehouden
den 13 December 1897.
At 1E CI NiElTS-,
RABIT
Bureau: ÜCHIOKK, Laan, D 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. WINKEL.
(Art. 19 der Wet.)
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
der Gemeente Schagen
Brengen ter openbare kennis, dat de
mannelijke ingezetenen, geboren in het
jaar 1879, zich ter inschrijving
voor de Nationale Militie behooren aan
te melden ter Gemeente-Secretarie, tus-
schen den laten en den Sisten Januari
1898.
Voor die inschrijving zal zitting worden
gehouden iederen werkdag van des voor-
middags 9 ure tot des namiddags 4 ure.
Verder wordt de aandacht gevestigd op
onderstaande artikelen der wet van den
19den Augustus 1861 (Staatsblad No.
72), welke betrekking hebben op de in
schrijving voor de Militie
Art. 15. Jaarlijks worden voor de Mi
litie ingeschreven alle mannelijke ingeze
tenen, die op den lsten Januari van het
jaar hun 19de jaar waren ingetreden.
Voor ingezeten wordt gehouden
1°. hij, wiens vader, of, is deze over
leden, wiens moeder, of, zijn beiden over
leden, wiens voogd ingezeten is volgens
de wet van den 28steu Juli 1850 (Staats
blad No. 44);
2°. hij, die, geen ouders ot voogd heb
bende, gedurende de laatste, aan het in
de eerste zinsnede van dit artikel vermel
de tijdstip voorafgaande achttien maandeD
in Nederland verblijf hield
3°. hij, van wiens ouders de langstle
vende ingezeten was, al is zijn voogd
geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk
verblijf houdt.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de
vreemdeling, behoorende tot eenen Staat,
waar de Nederlander niet aan den ver
plichten krijgsdienst is onderworpen, of
waar ten aanzien der dienstplichtigheid het
beginsel van wederkeerigheid is aangenomen.
Art. 16. De inschrijving geschiedt:
1°. van een ongehuwde in de Gemeente
waar de vader, of, is deze overleden, de
moeder, of zijn beiden overleden, de voogd
woont
2°. van een gehuwde en van een we
duwnaar in de Gemeente, waar hij woont
3°. van hem, dis geen vader, moeder
of voogd heeft of door dezen is achterge
laten, of wieDS voogd buiten lands geves
tigd is, in de Gemeente, waar hij wuoot
4°. van den buiten 's lands wonenden
zoon van een Nederlander, die ter zake
van 's lands dienst iD een vreemd land
woont, in de Gemeente, waar zijn vader
of voogd het laatst in Nederland gewoond
heeft.
Art. 17. Voor de Militie wordt met in
geschreven
1°. de in een
ven zoon van
Nederlander ia
2®. de in een
leden, zijn voogd tot Let doen van die
aangifte verplicht.
Art. 20. Hij, die eerst na het intreden
van zijn 19de jaar, doch vóór het vol
brengen van zijn 20ste, ingezeten wordt,
is, verplicht, zich, zoodra dit plaats heeft,
ter inschrijving aan te geven bij Burge
meester en Wethouder» der Gemeente,
waar de inschrijving, volgens art. 16,
moet geschieden.
Daarbij gelden de bepalingen der 2de
zinsnede van artikel 18.
Zijne inschrijving geschiedt in het
register var. het jaar, waartoe hij volgens
zijnen leeftijd behoort.
Afgekondigd en aangeplakt voor de tweede
maal te Schagen, den 14en Dec. 1897.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
de Burgemeester,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders van SCHA
GEN herinneren de ingezetenen aan het
bepaalde bij alinea 4 van art. 122 der
Algemeene Politieverordening voor die
gemeente, luidende als volgt:
„Onder privaten, geplaatst boven vaarten,
„slooten of wateringen, moet bij eene uit
gestrektheid van minstens 1 M'. eene wa
terdiepte van minstens 0.5 M. aanwezig
„zijn."
Een
onderzoek of deze bepaling be
hoorlijk wordt nagekomen, zal worden
ingesteld in deeeiBte dagen van de maand
Maart des volgenden jaars. Nalatigheid
is strafbaar met eeiie geldboete van ten
hoogste f 25.of hechtenis van ten
hoogste zes dagen.
Schagen, 14 Dec. 1897.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders van SCHA
GEN
Gezien art. 97 der Algemeene Politie
verordening voor die gemeente
Bevelen den eigenaars, vruchtgebrui
kers of beheerders van binnen of aan de
grens van de kom der gemeente gelegen
slooten of watereD, die te doen uitbagge
ren of te doen slooten op eene diepte van
0.80 Mr. en bodembreedte van 0.90 Mr«,
en zulks vóór den len Maart 1898.
Belanghebbenden worden herinnerd, dat
nalatigheid ten deze strafbaar is met eene
geldboete van ten hoogste f 25.of
hechtenis van ten hoogste zes dagen, on
verminderd de bevoegdheid van Burge
meester en Wethouders tot het doen uit
baggeren of slooten ten koste van eige
naar, vruchtgebruiker of beheerder.
Schagen, 14 December 1897.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
vreemd Rijk achtergeble-
een ingezeten, die geen
vreemd Rijk verblijf hou
dende ouderlooze zoon van een vreemde
ling, al is zijn voogd ingezeten
8°. de zoon van den Nederlander, die
ter zake van 's lands dienst in 's Rijk»
overzeesche bezittingen of koloniën woont.
Art. 18, l8te en 2de lid. Elk, die
volgens art. 15 behoort te worden inge
schreven, ia verplicht zich daartoe bij
Burgemeester en Wethouders aan te geven
tnsschen den laten en den Sisten Januari.
Bij ongesteldheid, afwezigheid of ont
stentenis is zijn vader, of, is deae over
leden, zijne moeder, of zijn, beiden over-
Van de hand van onzen afgevaardig
de, den heer E. Fokker, vonden wij in
de Vooruitgang het onderstaande artikel
Zij, die tegen de onrechtvaardige en
grievende achterstelling van de onge
huwde en de gehuwde vrouw in onze
burgerlijke wetgeving (om van het ove
rige te zwijgen) den strijd hebben aan
gebonden, hebben in de laatste maan
den reden zich over hoopvolle voortee
kenen van eene betere toekomst te
verblijden. In de Memorie van Toe
lichting bij het op 21 Mei 1897 door
den Minister van der Kaay aangebo
den wetsontwerp, dat o. a. de vrouw
tot den familieraad en tot voogdij ook
over kinderen van anderen toelaat, las
men de opmerkelijke zinsnede: „Bij
„ontheffing of ontzetting van den vader
„was de moeder door den aard der
„zaak aangewezen voor de uitoefening
„van het ouderlijk gezag. Een andere
„regeling ware iD strijd met de toeüe-
mende overtuiging, dat het doorgaan-
wijl hij tevens het uitzicht opende, dat
nog iD dit zittingjaar een ontwerp van
wet op de afstamming van onwettige
kinderen de kamer zal bereiken en bo
vendien als zijne overtuiging uitsprak,
dat, „na de bescherming der jeugd,
iet huwelijksgoederenrecht en het arbeids
contract hervorming eischen."
Nu het beginsel meer en meer wordt
toegegeven, dat aan de achteretelling
der vrouw in onze burgerlijke wet (om
ons daarbij te bepalen) een -einde be
hoort te worden gemaakt, begint het
op de uitvoering en toepassing aan te
komen. En op dit gebied liggen nog
vele klippen, zijn nog vele moeilijkhe
den te overwinnen. Aan een dezer zij
dit opstel gewijd.
Dat de vaderlijke macht vervangen
dient te worden door ouderlijk gezag
staat vrij wel vast. Doch hoe zal het
gaan met de uitoefening van dit ouder
lijk gezag Zal deze, als tot dusver,
opgedragen blijven aan den vader al
leen Dan zou op een hoofdzaak
het oude onrecht bestendigd worden,
dan zou men de moeder in een zeer
belangrijk en aangelegen punt de
opvoeding harer kinderen blijvend
achterstellen bij den vader. Toch wordt
bestendiging van dit onrecht in het bo
venbedoeld ontwerp voorgesteld en al
dus verdedigd
„Bij verschil van gevoelen zal een
„van beiden moeten beslissen,
„Het is niet wel mogelijk bij de
„talrijke en dagelijks voorkomende
„wilsuitingen en besluiten waarin het
„ouderlijk gezag zich bij de opvoeding
„der kinderen doet gelden, bij verschil
„van inzicht tusschen de ouders met
„vrucht de uitspraak des rechters in
„te roepen. Bovendien kon de vrede
„in de gezinnen er slecht bij varen.
„Doch indien aan één der ouders ten
„slotte de wettelijke beslissing moet
„verbleven, zal men dan op goede gron-
„den kunnen aantoonen, dat deze eene
„de moeder moet zijn Zij die deze
„verandering wenschen zullen dat be-
„toog moet6n beproeven."
Daarom, en daarom alleen, wilde de
vorige Minister van Justitie de uitoefe
ning van het ouderlijk gezag laten bij
den man alleen, de achterstelling der
vrouw derhalve bestendigen. Tot gelij
ke conclusie komt tot mijn teleurstel
ling ook mr. H. L. Asser in zijn uitne
mende studie „Bescherming van min
derjarigen". Hij schrijft (p. 29) het
volgende
„Het avant-project van Laurent
„(art. 358) laat het gezag gedurende het
„huwelijk door den vader in gemeen
„overleg met de moeder uitoefenen en
„bij verschil van gevoelen de recht-
„bauk beslissen. In theorie moge dit
„juist zijnde conflicten tusschen
„twee met gezag bekleede personen ter
„beslissing op te dragen aan den rech-
„termaar is zijn optreden wel van prac-
„tisch nut tusschen man en vrouw In
„werkelijkheid wordt, waar degewensch-
„te verhouding tusschen de echtgenoo-
„ten bestaat, de opvoeding evenzeer
„en in de jonge jaren zelfs bijna uit
fluitend door de moeder verzorgd
„bestaat er verschil van gevoelen, dan
„wordt daarover gediscuteerd en wel
licht de raad ingeroepen van een der
„oudere verwanten. Heeft diens
„deel niet meer waarde, dan dat
„den rechter, dien men toch in
„kleinere kwesties niet kan kennen,
„en die daardoor niet genoeg op de
„hoogte is van de omstandigheden om
„de
„in
In dit opstel wordt gemakshalve het normale
geval aangenomen, dat de vader niet in
lykheid is dat gezag uit te oefenen.
„ernstige aangelegenheden te beslissen.
„Het is waar, dat de vader, wanneer
„de verwanten de moeder in het ge-
„lijk stellen, kan zeggen, „ik volg toch
„„mijnen weg, aan mij laat de wet de
„„beslissing." Maar aan hem blijft dan
„ook de verantwoordelijkheid. Worden
„de kinderen door zijne verkeerde lei-
„ding ongelukkig, hij heeft daarvan re
kenschap af te leggen. Die verant
woordelijkheid ontneme men hem niet
„men mag haar niet overbrengen op
„den rechter, wat men doen zoude, indien
„men aan dezen de beslissing opdroeg."
Met wat zwak argument wordt hier
de bestendiging van het onrecht verde
digd I W at een hardheid tegenover de
moeder en de kinderen I Aan wien is
de vader verantwoordelijk Niet aan
de moeder, niet aan de kinderen, niet
aan den aardschen rechter. Aan wien
heeft bij rekenschap af te leggen Aan
niemand hier op aarde. De grief is
juist, dat de vader niet tot verantwoor
ding kan worden geroepen, rekenschap
niet heeft af te leggen, en toeh, met
terzijdestelling van de moeder, alleen
alles te beslissen heeft, zoolang hij niet
misdadig is. De verstandige moeder zal
lijdelijk moeten toezien, dat de onver
standige vader alleen de beslissing in
handen heeft. En ook de kinderen z\jn
daarbij de lijdende partij.
Ik geef toe, dat opdracht der beslis
sing aan den rechter, telkens als de
ouders het oneens zijn b. v. over de
praktijk der voeding of over de keu
ze van een kerkgenootschap, van een
school, enz., een verkeerd middel zou
zijn. Absoluut verkeerd zelfs, uiet om
dat zij zoo tallooze malon zou worden
ingeroepen (dit is een quaestie van op
portuniteit of doelmatigheid), maar de
wijl ik deze materie voor rechtspraak
niet geëigend acht. De rechter die te
beslissen zou hebben, of een kind al
dan niet gedoopt zal worden, hoe het
gevoed, voor welke betrekking het op
geleid zal worden, zou een vraag te
beslissen krijgen, welke niet op zijn weg
ligt. Hij toch zou eigenlijk te beslis
sen krijgen, welk van de beide verlan
gens of inzichten 't meest strookt met
de belangen, het karakter öf het ge
moed van het kind. En noch het een
noch het ander zal de rechter als zoo
danig met kennis van zaken kunnen
beslissen*). Het geldt hier geen rechts
vraag het is quaestie van inzicht, van
paedagogie, van gevoel, van kerkgenoot-
schappelijke sympathie.
Doch er zijn nog andere en betere
oplossingen mogelijk dan het alterna
tief: beslissing van den rechter in op-
voedingsvragen of uitoefening van het
gezag door den man alleen. De wet
stelle, dat, zoo door partijen niet anders
is overeengekomen, het ouderlijk gezag
door beide ouders in gemeen overleg
worde uitgeoefend. Z(j bepale tevens
dat, zoo dit gemeen overleg uitblijft, zoo
verschil ontstaat over de uitoefening,
de beslissing van den rechter kan wor
den ingeroepen, niet voor eenig concreet
geval dat de ouders verdeeld houdt,
maar over de vraag wie der ouders van
elk der kjuderen afzonderlijk het gezag
zal uitoefenen. Gemeen overleg dus,
waar niet anders is overeengekomen.
Derhalve ook bevoegdheid van de ou-
oor- ders, eu wel in de eerste plaats, om
van zeif bij overeenkomst voor of tijdens het
alk huwelijk uit te maken, door wie het
ouderlijk gezag zal worden uitgeoefend
dat gezag behoeft niet voor alle kinde
ren in dezelfde hand te zijn. Wordt
de uitoefening van het ouderlijk gezag
vóór het huwelijk geregeld bij de hu-
welijksche voorwaarden, dan moet wij-
behoeven te bestaan. Deze toch is uit
gesloten zoo dikwerf er eene overeen
komst is. Ingeroepen kan zij voorts
niet worden voor eenig concreet geval,
dat aanleiding geeft tot het verschil
van gevoelen, doch alleen over de vraag
aan wien der ouders de uitoefening
van het ouderlijk gezag zal worden
opgedragen. Zoolang nu er vrede is
in het huwelijk, zal het inzicht van
een van beiden (hier, het beste karak
ter; daar, de meest ontwikkelde; el
ders, de meest beleidzame) de boven
hand verkrijgen. Is de vrede, met de
liefde, verdwenen, zoo zullen de gewij
zigde bepalingen omtrent het ouderlijk
gezag in het geval van echtscheiding
(ten gevolge van welke bij rechterlijke
uitspraak ten aanzien van elk der kin
deren zal worden beslist, wie der ou
ders daarvan de voogdij zal uitoefenen)
en in het geval van scheidiDg van ta
fel en bed (ten gevolge van welke bij
autentieke akte de uitoefening van het
ouderlijk gezag geregeld zal moeten zijn
alvorens die scheiding wordt uitgespro
ken) de moeilijkheid opheffen. Alleen
dus die gevallen blijven over, waarin
de ouders geea overeenkomst omtrent
de uitoefening van het ouderlijk gezag
hebben aangegaan, en er zoo weinig
eendracht, eenswillendheid of superiori
teit van den eenen geest boven den
anderen is, dat diepgaand en blijvend
geschil over de opvoeding van een of
meer der kinderen bestaat, terwijl zjj
toch den huwelijksband willen aanhou
den, zoodat zij noch tot echtscheiding,
noch tot scheiding van tafel en bed
overgaan.
Ik resumeer
Opdracht der uitoefening door de
wet aan den vader alleen zou besten
diging van onrecht, opdracht der uit
oefening door de wet aan de vrouw
alleen zou verplaatsing van onrecht zijn.
De wet late in de eerste plaats de
regeling over aan partijen, voor of na
het huwelijk. Is geen overeenkomst
getroffen, dan is er van rechtswege
uiloefening in gemeen overleg. Leidt
dat gemeen overleg tot geschil, zoo
kan ieder der ouders van den rechter
vragen aanwijzing, wie hunner ten aan
zien van elk kind afzonderlijk het ou
derlijk gezag zal uitoefenen.
de onmoge- zjgjj)g der huwelijksche voorwaarden op
du punt door partijen mogelijk zijn.
Ik zal der Terleiding weerstand bieden om dat
betoog te leveren, hoewel het niet zoo moeilijk mu
Wordt dit onderwerp aldus geregeld,
dan zal voor herhaalde tusschenkomst
van den rechter 5) geen redelijke vrees
Deze vraag zon doen denken, dat mr. Asser
vallen als in dat «taatsstuk blijkbaar wordt ondersteld.
De meening van vele wijsgeeren en opvoedkundigen
omtrent de relatieTe waarde van man en vrouw als
verzorgers en °PV0®^(® de beslissing aan den familieraad opgedragen ion
dat de moeder de v maanden en i.ren ie willen zien. Doch voor den schrijver staat de keuze
verzorgster is in 5 i niet tusschen familieraad en rechter; hij wil de
omstandigheid, dat in onze maatschappg de man meer eeaTouji,, laten aan Jen Tajer.
dan de vrouw tot bezigheden buitenshuis is geroepen oesussing
(ik denk altjjd maar aan het in ren engelsche
enquête gestaafd geval, dat reu omnibus-koetsier, die
wegens buitengewone omstandigheden een dag buiten
dienst en dientengevolge bg daglicht tehuis was,
door zijn eigen kind voor een vreemde werd aange
zien) dit alles zou stof tot bedoeld betoog kunnen
leveren. Doch da feministen zijn er niet op nit, de
rollen om te keeren, nieuw onrecht in plaats van het geen doel treffen,
oude te brengenhet is hun om wegneming, niet om Onder rechter zou ik wenschen aangeduid te
verplaatsing van onrecht te JceD; Lzij willen der zjea jen ia*/,,*rechter, niet de rechtbank. Ik ga
vrouw geven wat haar toekomt, een gelijkgerechtigde ja^rep „iet verder in, daar een betoog op dit punt
stelling met en naast den man.j j in dit artikel niet tehuis behoort.
Hen werpe niet tegen, dat de rechter zoo vaak
zaken te besliasen krijgt, van welke hg geen Terstand
heeft b. v. van nautische manoevres, bg aanvaring
enz.in zulke gevallen toch doet de rechter zich
voorlichten door deskundigen, wier oordeel hg ten
slotte tot het zijne Terklaart te maken. Doch in de
bovenbedoelde zaken zon het hooren van deskundigen
Wie der ouders T
Ik onderstel hier, dat beide ouders verlangen dat
althans aan één hunner het onderlijk gezag worde
opgedragen. Doch denkbaar is alleszins het geval,
dat de eene echtgenoot de opvoeding van het kind
liever aan een derde dan aan zijn wederhelft ziet
toevertrouwden deze voorkeur voor een derden bo
ven de wederhelft kan bij beide partgen bestaan. Ik
erken, dat er nn veel voor te zeggen valt, dat in
zoodanig geval de rechter de nitoefening der ouder
lijke macht als voogdij aan een derde opdraagt. Doch
er pleit ook veel tegen. Het wordt een vrijwillig*
afstand van het onderlijk gezag. En dit is geen
recht, maar eene verplichting. Ook hierop ga ik
niet verder in.
Het kan een twiatvraag zijn, of de rechterlik*
tusschenkomst moet worden ingeroepen over de uit
oefening der ouderlijke macht ten aanzien van alle
kinderen, welke in leven zijn, tegel gk, dan wel of de
ouders de beslissing kannen inroepen ten aanzien van
een deel hunner kinderen. Ik acht het ouderljjk ge
zag deelbaar ten opzichte van de kinderen eu kin
mij voorstellen, dat de vader de nitoefening heeft
over het een, de moeder over het andere kina.
Vergeleken met vroegere vergaderingen
was de opkomst vr\) talrijk24 leden waren
aanwezig. Na de opening en het lezen der
notulen werden achtereenvolgens de 6 pun
ten vaD *1 convocatiebiljet behandeld:
1. Verslag van 't Bestuur, uitgebracht
door den secretaris, den heer J. H. Berg
man, houdende mededeeling der werkzaam
heden van de Afdeeling sedert 't voorjaar
van 1897. 2. Verslag van h. h. Afgevaar
digden van de algemeene vergadering der
Vereeniging, gehouden te Amsterdam den
12 Febr. 1897, uitgebracht door den heer
P. de Vos. 3. Verkiezing van 4 bestuursleden,
in de plaats van de heeren A. J. O n n e k e s,
Abr. Sloos, J. Bakker en K. Boekei,
die niet herkiesbaar waren en in wier plaats
gekozen werden de heeren A. V o 1 g e r.
W. v a n H e ij s t, K. B e e ba a r t Jz. en J.
Spaans. 4. Benoeming van een commis
sie tot het naaien van de rekening en ver
antwoording van den Penningmeester,
waarvoor werden gekozen de heeren
K. Knecht, J. Bakker en Bakker.
5. Bespreking van het vraagpunt: Is stel
selmatige opvoeding mogelijk en wenschelijk.
Het werd ingeleid door den heer P. de Vos,
die gemeend had het met't oog op zijne hoor
ders van depractische zijde te moeten bezien.
De opvoeding, zeide hij, die de meeste ouders