INGEZONDEN.
Politiek oraickt Jer week.
Anna Paulowna, 17 Dec. '97.
J. 1. woensdagavond hield de alhier
gevestigde afdeeling van de Hollandsche
Maatschappij van Landbouw eene open
bare vergadering in de groote zaal van
„Veerburg".
J>.
Buitenlandse!! Nieuws.
PLAATSELIJK NIEUWS.
Volksvoordrachten is het
hun kinderen geven, is verre van stelselma
tig, ze is er een op goed geluk. Bjj velen
bestaat zij alleen in verbieden en straffen,
bü anderen gelukkig uit veel edeler hande
lingen, maar toch, de meerderheid der vaders
en moeders mist een vasten grondslag voor
hun handelingen tegenover hun kleinen en
let ook met het oog op hun kinderen te
weinig op eigen woorden en daden. Velen
vergeten, dat opvoeden iets meer is dan
alleen tegengaan van 't verkeerde, het
vraagt van ons ook aankwekken van 't
goede. En nu vragen we: wat is goed en
wat is kwaad?
Spreker wees op de groote denkers der
wereld, die zich van de vroegste tijden met
dit vraagstuk hebben bezig gehouden en wier
nadenken hen lang niet altijd tot hetzelfde
oordeel heeft gebracht. En kan al niet met
juistheid gezegd worden', dit is goed en dat
niet, toch behoeven we ons niet te laten
ontmoedigen, want al kwamen die groote
genieën niet tot de oplossing, zij brachten
ons wel eenige schreden nader en weten we
bijvoorbeeld met zekerheid, dat niets abso
luut goed of kwaad is.
De begrippen van goed en kwaad verschil
len naar tijd en plaats en volk, en hierbij
wees de spreker op de dapperheid als de
grootste deugd bij de oude Germanen, op het
straffen met den dood van misdadigers door
onze voorouders, op het geoorloofde van
stelen bij de Spartanen en vadermoord als
een daad van barmhartigheid bij den wilde,
die zijn ouden vader den genadestoot geeft,
omdat hij het zwervende leven van den
stam niet langer kan meemaken. In het
werk: „Verhandeling over 't menschelijk
verstand" heeft de Engelschman John
Locke voor ruim twee eeuwen bovenstaande
waarheden aangetoond en bewezen, dat de
zedelijke grondbeginselen van een persoon
gevormd zijn onder den invloed der opvoe
ding en van het leven onder zijn volk, en
wordt zonder verder onderzoek aangenomen,
wat ouders en onderwijzers als zedelijk
voorstellen en de omgeving voor zedelijk
verklaard.
Wij allen zullen vele handSliugen zedelijk
noemen en andere afkeuren, doordat wij
tijd- en landgenooten zijn en dus opgevoed
onder bijna gelijke omstandigheden en
zoowel klimaat als maatschappelijke instel
lingen voor ons dezelfde zijn. Bij veel verschil
is er dus ook veel overeenkomst, en die
overeenkomst maakt, dat er zedelijke
voorschriften te geven zijn, geldig voor alle
tijd- en landgenooten, waaraan ieder nog
kan toevoegen, wat zijn levensbeschouwing
voorschrijft. Uit die algemeen geldende
zedekundige regels kunnen we regels voor
de opvoeding afleiden, geldig voor alle
normale kinderen, levende in denzelfden tijd
en behoorende tot hetzeltde volk.
De mogelijkheid eener stelselmatige opvoe
ding is hiermede al aangetoond, doch nu
dringt zich de vraag op: Wat in het kind
moeten we opvoeden? Is het de wil, die
onze aandacht vraagt, of hebben we te letten
op de handelingen van 't kind Er is ver
schil tusschen handeling en daad. Als de
bliksem een boom splijt, dan is dit een daad,
lezen, schrijven, wandelen zijn handelingen,
omdat zij met een doel geschieden. Alleen
redelijke wezens kunnen handelen, omdat
aan hun daden een doel tot grondslag kan
liggen. In de handelingen der menschen
zien we veel prijzenswaardigs, veel afkeu
renswaardigs, veel goeds, veel kwaads, maar
ook zijn er gebeurtenissen, waarbij ons
oordeel in het geheel niet zegt of er van
goed of van kwaad sprake is. Wij zullen
den houthakker, wiens bijl onder 't hakken
van den steel loslaat en iemand wondt,
geen misdadiger noemen, want het ongeluk
geschiedt buiten zijn wi), en evenmin een
gegoed man loven, die een paar nog bruik
bare schoenen wegwerpt, welke door den
arme, die ze opraapt, nog gedragen kunnen
worden, want die weldaad geschiedt buiten
zijn wil. Wat met bewustzijn en wil
geschiedt is aan het zedelijk oordeel onder
worpen, op den wil komt 't aan en daarvan
kunnen we zeggen, dat hij goed of kwaad
is. Op het willen dient dus de aandacht van
den opvoeder gevestigd te zijn en dient 't
kind te weten, wat goed en wat niet goed
is, welk weten zijn belangstelling, dat is zijn
goed- of afkeuring, moet wekken en waaruit
het willen moet geboren worden. Er zjjn
drie algemeene deugden liefde, rechtvaardig
heid en billijkheid, welke afhankelijk zjjn
van de meerdere of mindere zedelijke vrijheid
van een persoon. Zedelijk vrij noemen we
iemand, die altijd handelt in overeenstem
ming met zijn eigen inzichten in goed en
kwaad. De opvoeder dient zjjn kweekelingen
dus te vormen tot zedelijk vrjje menschen en
om tot dit doel te geraken, dient hij zjjn
aandacht zoowel op 't lichaam als op den
geest te vestigen. De wisselwerking tusschen
lichaam en geest schrijft ons voor: goede
verzorging van 't lichaam der kinderen en
vroolijkheid en opgewektheid in onzen
omgang met de kinderen en verder kunnen
de te geven regels gesplitst worden inle
regels voor den persoon van den opvoeder,
en 2e voorschriften voor zijn handelingen
tegenover het kind.
Hier haalde spreker aan uit Leopold
Opvoeding in huis en school, een werkje,
dat hij velen ouders aanbeval te lezen„het
voorbeeld is het eerste en voornaamste
opvoedingsmiddel. Gij werkt meer door
datgene, wat gij zjjt, dan door dat, wat gjj
weet. Leer anderen arbeidzaamheid, dat
beduidt: wees arbeidzaamleer anderen
waarheidsliefde en oprechtheid, dat beduidt,
wees oprecht en waarheidslievend. Yoed u
zeiven op, vóórdat gij anderen opvoeden
wilt en streef er met al uw krachten naar,
uw kweekeling beter te maken dan gij zelf
zjjt." Voorzeker heeft de schrijver hierin
een goeden raad gegeven aan alle opvoeders.
Wij dienen ons zelf te onthouden van alles,
wat we in de kinderen zouden lakenwij
zijn voor hen een model, zij volgen ons na
in 't goede en in 't kwade.
Verder moeten de ouders eenstemmig zijn
in den te volgen weg en niet de een
goedkeuren, wat de ander laakt, niet de een
toelaten wat de ander straft. En als later
de onderwijzer een deel, een heel klein
deel der opvoeding overneemt, dient hjj de
derde in den bond te worden, dan dient er
vertrouwen te zijn tusschen de ouders en
hem, om de opvoeding te doen slagen.
Onder de eigenschappen, die de opvoeder
moet bezitten, om vruchten van zjjn werk
te kunnen verwachten, staat bovenaan de
liefde, waarvan Mejuffrouw Kooistra in haar
boekje over de zedelijke opvoeding zegt:
„Wie een mensch wil verbeteren, moet
beginnen met hem lief te hebben. Voor den
jeugdigen mensch geldt dit in 't bijzonder.
Hij moet immers de waardeering van goed
en kwaad grootendeels van den opvoeder
overnemen, zich met vertrouwen naar hem
richten, aan hem gevenhoo zal hij dat
kunnen zonder de overtuiging, of ten minste
een vaag besef, dat de opvoeder zijn welzijn
beoogt, hem genegen is?"
De tweede eigenschap is kalmte, dat is die kalm
te, welke voortkomt nit zelfbewuste kracht, die met
zeil ingenomenheid niets gemeen heeft. Die kalmte
leidt tot gelijkmatigheid en vastheid en kan lei
den tot rechtvaardigheid. De gelijkmatige opvoe
der handelt naar een vast plaa, de ongelijkmatige is
•1* «en draaiende handwjjaer aan een kruispunt vaa
wepenhij verbijstert een kind, hij kan het niet tot
een rustig streven in een bepaalde richling brengen,
hij kan geen karakters vormen. Zegt de opvoeder
door lijn gelijkmatigheid wat bij wil, door zijn
vastheid/leert hij d>-n kinderen, dat hij 't "wil. De
onvaste loopt met een pak bevelen onder den éénen
en een bundel tegenbevelen onder den anderen arm.
Rechtvaardigheid moet steunen op liefde voor het
kind en voor de waarheid, en voor hare toepassing
is kalmte een eerste vereischte. Het kind is in den
regel opgewekt; daarom zal opgeruimdheid bg den
opvoeder hem nader brengen tot het kind. De om
geving kan nnttig en schadelijk werken, kwade in
vloeden moeten das vermeden, goede in de hand
gewerkt worden. Onder de rechtstreeksehe handelin
gen tot veredeling van 't kind dient allereerst ge
noemd te wordenbevrediging van de zneht tot
zelfwerkzaamheid. Een kind wil bezig zijn en heeft
't dos geen goede bezigheid, dan doet het kwaad.
Niet door 't overladen met speelgoed wordt 't doel
bereikt, neen, de kinderen willen zelf scheppen, ma
ken, wat hnn fantasie hnn ingeeft. Daarom is 't
beter hnn papier om te vonw-en en te knippen,
plankjes, nageltjes en een hamer om te timmeren te
geven, en ze zullen zich er uren lang mee bezighou
den. Door nuttige bezigheid voorkomen we het kwa
de en evenals 't voor 't lichaam geldtleter is hel
ziekte te voorkomen dan ze te genezen, kannen we
ook in de opvoedkunde zeggen 't is heter 't kwade
te voorkomen dan het te straffen.
Toch zal het geen ouders mogelijk zijn op te voe
den zonder te straffen. Enkele leelijke trekjes komen
er in de hartjes van alle aanvallige bekjes, en die
trekjes moeten worden nitgewischt. Er is weinig,
waar meer praktische wijsheid bij te pas komt, dan
bij 't straffen, want de straf moet zoo zeldzaam mo
gelijk zijnwaar 't eenigszins kan, natuurlijk voort
vloeien uit den aard van 't vergrijp, en waar ze op
goede gronden en met wijze bedoelingen is opgelegd,
gehandhaafd worden ondanks 't berouw van den ge
strafte. Berouw over een verkeerde daad en de gevol
gen van die daad zijn twee op zich zelf staande,
volkomen van elkander onafhankelijke verschijnselen.
Straf kan een kind niet brengen tot berouw en met
dit doel mag zij ook niet worden toegepast, maar zij
moet zijn een proefondervindelijk bewijs voor 't be
staan eener wet van oorzaak en gevolg. In koelen
bloede moet zij worden opgelegd en geen zweempje
van wraak mag er aan kleven. Vergiffenis schenken
en tegelijk eischen, dat de straf zal worden gedragen
tot 't einde toe, is een zeer moeilijke kunst. Week
hartige ouders zullen 't wreed vinden en ouders, die
zich meer door lnimen dan door de rede laten regee-
ren, zullen in hnn kalme oogenblikken vreezen, dat
zulk een strengheid hen bij hnn kinderen gehaat zal
maken. Maar ouders, die streng rechtvaardig zijn,
behoeven zoo iets niet te vreezen, want 't onbedorven
kind heeft een levendig gevoel voor rechten onrecht;
het draagt een slraf geduldig, mits het overtuigd zij,
dat 't boet voor zijn eigen zonde en niet de speelbal
is van de lnim zijner onders. Stelselmatige opvoeding
is dus mogelijk, als de ouders voor zich zelf uitma
ken, wat goed en kwaad is, zelf naar die regels
handelen en ook hnn kinderen er naar opvoeden.
Stelselmatige opvoeding is wenschelijk, want wer
ken naar een plan is altijd te verkiezen boven arbei
den op goed gelnk De rede is een betere meesteres
dan de lnim of 't toeval. Eerst dns ons voorgesteld
't doel der opvoeding, daaruit de regelen afgeleid en
daarnaar gehandeld.
Nadat de spreker nog gewezen had op de kans,
dat de mogelijkheid eener stelselmatige opvoeding
werkelijkheid kan worden, als de ouders meer dan
thans na hun dagtaak tijd kannen vinden tot ont
wikkeling en veredeling van zich zelf en tot omgang
met hnn kinderen, eindigde hij zijn schoone en leer
rijke lezing, die door alle aanwezigen ten zeerste
werd toegejuicht. Bij het debat, dat na volgde, wees
de heer O n n e k e s er op, dat, waar de heer d e V o s
drie deugden: liefde, rechtvaardigheid en billijkheid,
noemde, alleen liefde voldoende is, wijl daarin alles
is opgesloten. Liefde is alles, wat strekken kan tot
veredeling van eigen persoonlijkheid en geluk van
anderen. Hij ried aan daarover te lezen 1 Korinthe 13.
De heer M e ij e r wees er op, dat ieder opvoeder
voor zich een stelsel moest hebben en bij vroeg
tevens, welke boeken over opvoeding werden aanbe
volen. De heer Wind vroeg, ot een goede opvoeding
afhankelijk is van maatschappelijken welstand. Hg
meende, dat onder minder welgestelde menschen ook
wel goede opvoeders gevonden worden. De heer
P o r t e achtte 't stelselmatig vasthouden aan een
bepaald plan min of meer gevaarlijk, wjjl zich ver
schillende zaken, als zedelijkheidsbegrippen, naasten
liefde wijzigen naar de tijden. Als jongen waren
hem dingen ingeprent als goed, die hij later niet
absoluut goed kon noemen. Hij vreest, dat 't streng
vasthouden aan regels ten nadeele kan werken van 't
karakter des kinds en dit later wel eens uit den
band kan springen. De heer E g m o n d wijst op
het voorbeeld, dat door den opvoeder gegeven wordt,
't voorbeeld is 't voornaamste.
De heer J. Bakker meeDt, dat straffen, als ze
rechtvaardig zijn, wel aanleiding kunnen geven tot
berouw. De heer D e V o s beantwoordde allen. Hij
toonde aan, dat zijne meening niet veel verschilde
van die des voorzitters. Liefde is bij hem 't gevoel
van solidariteit met de geheele menschheid. Als nut
tige boeken over opvoeding gaf hij op het in zgn
lezing genoemde Leopold Opvoeding in huis en
school, prijs f 1.25, en Nellie Onze avonduurtjes.
Bij de opvoeding kan men niet alle kinderen over
denzelfden kam scheren en daardoor ontstaan natuurlijk
verschillende stelsels. Stelselmatige opvoeding achtte
hij verder niet mogelijk, waar vader of moeder of
beiden door hun arbeid zich niet genoeg met de op
voeding kunnen bezig honden. De moedei moet er
evengoed als de vader op uit om wat te verdienen.
Wij moeten daarom ook in het belang van de opvoe
ding ijveren voor betere levensomstandigheden. Bij el
ke opvoeding moet men zich telkens rekenschap ge
ven van zijn handelingen. Men moet opvoeden tot ze
delijke vrijheid, dan kan van nit den band springen
geen sprake zijn. Uit den band springen gedrilde
kinderen een goed opvoeder is geen drilmeester, 't
Voorbeeld noemt ook hij 't voornaamste opvoedings
middel, niet 't eenige. Straften kunnen nooit aanlei
ding geven tot berouw, wel tot spijt over 't bedreven
kwaad.
De Voorzitter dankte den heer De Vos voor zijn
degelijke inleiding, hij hoopte, dat altijd op de ver
gaderingen discussiea zullen plaats hebben als dezen
avond, dat de inleider meermalen lust zal gevoelen
voor de Afdeeling als spreker op te treden en sloot
de vergadering.
De Voorzitter, de heer Waller, opende
de vergadering en stelde den heer
Okkinga van Arnhem voor, die ge
komen was, om te spreken over vee-
voedering.
De heer Okkinga, daarna optredende
vestigt de aandacht op de belangrijk
heid van dit onderwerp. Het doel der
veevoedering is, om van dieren, met de
minste kosten, de meest mogelijke pro
ductie te trekken. Om daartoe te gera
ken, is voor den boer in de eerste plaats
noodig een uitmuntenden veeslag, want in
dit opzicht vergelijkt hij den veehouder
met den fabrikant. Hoe beter zijn machines
zijn, des te voordeeliger en te meer zal hij
kunnen produceeren.
Wat voor den fabrikant zijn machi
nes zijn, is voor den boer zijn veeslag.
In verband hiermede wijst hij op de
groote waarde van het veredelen, en
geeft tevens zjjn ingenomenheid te
kennen met den maatregel van „Hol
lands Noorderkwartier" om door de in
voering der „melklijsten" de zuivelop-
brengst van elk stuk vee in 't bijzon
der te kunnen contróleeren.
Valt er dus allereerst te zorgen voor
een goeden veeslag, dan dient daarmede
gepaard te gaan do beste wijze van
voedering, d. w. z.voldoende hoeveel
heid voedsol van zoo goed mogelijke
samenstelling.
Welke bestanddeelen, vraagt spreker,
moeten in het voedsel aanwezig zijn
Het antwoord is 1. zetmeel2. vet en 3,
eiwit.
Door een plaat, uitgegeven vanwege
de Noord-Brabanteche Mij. van Land
bouw, verduidelijkt de heer Okkinga de
meerdere of mindere voedingswaarde van
verschillende gewassen. Het is een aan-
tchouwelijke voorstelling van het gehal
te zetmeel, vet, eiwit en water, dat elk
in 't bijzonder bevat. Op deze plaat
komen voor verschillende soorten van
hooi, groenvoer, wortelgewassen, kafsoor-
ten, granen en zaden en afval van fa
brieken. Over de eigenschappen van
elk dezer in 't bjjzonder, als voeder,
wijdt spr. eenige woorden, en wijst ver
volgens op de hooge waarde van het
kennen dier zaken.
Nauwkeurige en herhaalde proeven
hebben bewezen, dat per 100 K. G.
levend gewicht een dagelijksch voeder-
rantsoen noodig is, dat 1.25 K. G. zet-
meelachtige stoffen, 0.25 K. G. eiwit en
0.04 K. G. vet bevat. Voedert men
te ruim granen, dan brengt men te veel
zetmeel aan en te weinig eiwit. Door
overtollige aanbrengst van eiwit vermagert
vee. Zoo brengt ook overvloedig vet
geen voordeel aan men meent, dat het
in elk geval toch in den mest terecht
komt, maar daar voldoet het niet, zooals
spreker ahntoont, en bovendien zijn be
wering staaft, door voorlezing van een
stukje uit „de Veldpost," waarin het
zelfde duidelijk wordt uiteengezet.
De heer Okkinga treedt daarna in uit
voerige beschouwing over een der meest
gebruikte voedingsmiddelen, en wel over
diegene, die uit de fabrieken afkomstig
zijn, nl. de lijnkoeken.
Uit volle overtuiging, door de erva
ring gerijpt, beveelt hij aan de aard- of
grondnotenkoeken, zooals die bereid wor
den in de Delftsche fabrieken van den
heer van Marken. Spreker houdt er van,
om klaren wijn te schenken, en daar
om deelt hij mede, dat hij vertegen
woordiger is dier inrichtingen.
In vergelijking met den gewonen lijn
koek, wint de grondnotenkoek het door
meerder eiwit-gehalte en kost minder,
zooals met cijfers wordt aangetoond.
Gaarne erkent hij de goede hoedanig
heden van den gewonen lijnkoek en geeft
zelfs toe, dat de verhoudingen bij deze
gunstiger zijn, doch de practijk, en dat
is de hoofdzaak, heeft bewezen, dat een
voedering half om half met beide soorten
de beste resultaten geeft, 't welk hjj
met enkele voorbeelden staaft.
Nadat de heer O. nog gewezen heeft
op het onderscheid, dat gemaakt moet
worden tusschen melk- en mestvee en
ook bij jongvee, ook in de verschillende
perioden, vestigt hij ten slotte nog de
aandacht op de verteerbaarheid van het
voedsel als een belangrijken factor, en
eindigt met verschillende raadgevingen
ten beste te geven.
Na de lezing werden spreker nog
verschillende vragen gedaan of inlichtin
gen gevraagd, die met de meeste bereid
willigheid werden beantwooid.
De vice-voorzitter, de heer Rezelman
sloot onder welmeenden dank aan den
heer Okkinga de vergadering, daar
de voorzitter wegens drukke bezig
heden verplicht geweest was, eenigen tijd
te voren te vertrekken.
De vergadering was door ongeveer 50
personen bezocht.
(Niet geplaatste ingezonden stukken
worden nimmer teruggegeven
Mijnheer de Redacteur
Wees zoo goed om het onderstaande
voor de lezers van de Schager Courant
te plaatsen, daar U mij als burger van
Schagen daarmede een dienst bewijst.
Daarvobr mijn hartelijken dank.
Zooals U weet, waarde Redacteur,
heett hier in Schagen donderdag 9 Dec.
1897 een openbare vergadering van de
Geheel-Onthouders van N. Niedorp en
Omstreken plaats gehad, met openbaar
debat. Het was onze innige wensch,
dat daar, daar er nog ai wat te
genstanders tegenwoordig waren, hunne
argumenten tegen geheel-onthouding wa
ren genoemd, maar allen zwegen als
moffen. Ik wenschte een woord van
protest te laten hooren, in 't belang der
goede zaak, die ondergeteekende voor
staat, en waarvoor hij ook zal ijveren
met al zijne vermogens, om den drank
duivel te bestrijden. Mijn woord van
protest bestaat hierin, alsdat er een per
soon in de zaal aanwezig was, die op
iemand pressie heelt uitgeoefend, om een
borrel te drinken, wat hem eerst niet
gelukte toen ten laatste bier was aan
genomen, was dat dien persoon nog
niet genoeg, hij wenschte, dat de ander
nog een borrel na het bier gebruikte.
Die persoon bleef verder weigeren. Dat
was nog niet genoeg voor den matigen
drinker het moest nog eens her
haald worden op een anderen persoon,
die eerst ook weigerde, maar ten slotte toe
gaf eenige borrels te gebruiken. Ik zal den
naam van die personen niet noemen,
maar ik geef de handelingen van dien eene
over aan de publieke opinie, aan de
opinie der personen, die in de vergade
ring aanwezig waren. Lezers van de
Schager Courantis het niet laag, om
door dwang iemand tot drinken te
noodzaken Stsat het niet ver beneden
het redeloos dier, om tegen onze mede-
menschen, die onze broeders en zusters-
zijn, zoo te handelen Gevoelt men
dan niet, als 'wij allen nog een hart
voor onze medemensehen hebben, dat
üefde betaamt, en ons noopt om uit volle
borst te roepen„wij drinken niet, en
schenken niet, weg met die drinkge
woonte verheft uzelven en weest een
voorbeeld voor anderenweg met dien
pestboêl, die het zedelijk gevoel vernie
tigt; de blauwe vlag in top, waarop
staat te lezen: Sluit Schiedam!"
O, mochten deze woorden door de
menschheid in toepassing worden gebracht.
Met achting,
E». Dekker .Jz.9
op de Dorpen te Schagen, Lid van de
afd. N. Niedorp der Geheel-Onthouders-
vereeniging.
Schagen, 16 Dec. 1897.
M. de Red.
Eene vraag s. v. p.
Een ambtenaar, wiens gezag ten be^
hoeve der goede orde dient gehandhaafd
te worden en gesteund, schiet in zijn
plicht te kort en verdient daarom een
strenge berisping, eene terechtwijzing.
Waar moet hij die ontvangen In het
stille kantoor van zijn superieur of
ineen herbeig waar juist zij
aanwezig zijn, voor wie het gezag van
genoemden ambtenaar in het belang der
goede orde krachtig dient te zijn Ik
zou het geenszins voor een plichtverge-
ten ambtenaar willen opnemen, zijn zaak
te verdedigen, maar vraag toch of het
in het belang van ambtenaar en publiek
mag genoemd worden, dat een superieur
eene bestraffing toedient in een openbaar
locaal, d. i. mijns inziens ondermijning van
gezag.
Dankend voor de plaatsing.
Uw getrouwe lezer,
Het is langzamerhand in Frankrijk
zoover gekomen, dat vele Chauvinisten
met de vuist in den zak een vriendelijk
gezicht zetten tegen Duitschland. Dat
bleek nog dezer dagen, toen een der
Boulevard-bladen zich tot een driehon
derd-tal bekende Franscheu wendde met
de vraag, hoe zij persoonlijk over den
revanche-oorlog dachten. En welke
uitkomsten leverde deze enquête op?
Slechts een dertigtal wilde den krijg
op leven en dood, velen stelden een
oorlog afhankelijk van de houding van
Rusland, doch het grootste deel ver
klaarde zich voor eene verzoenende
staatkunde.
Daar de russische politiek ten op
zichte van Duitschland op dit oogenblik
beslist vriendschappelijk is, zullen de
volbloed-oorlogzuchtigen in Frankrijk
zich voorloopig wel kalm houden.
Men kan bijna zeker zeggen, dat
Frankrijk voor eigen rekening niet tot
den strijd zal besluiten.
De gevoelige nederlagen van 1870 en
'71 en de gewijzigde verhouding in de
bevolking sedert 25 jaar geven voldoen
de motieven, om eene gereserveerde
houding aan te nemen.
Vooral dit laatste punt geeft den
Franschen overvloedige stof fot naden
ken. Voor 100 jaar telde men 3
Franschen tegen één Pruis. Ia 1860
nog telde Frankrijk meer inwoners dan
geheel Duitschland. En in 1896 had
het duitsche rijk eene bevolking van
52.279.901 inwoners tegen 38.228.969
in Frankrijk. Duitschland is in 5 jaren
tijds met 2.851.431 personen in zielen
tal geklommen, terwijl Frankrijk slechts
met 133.819 zielen vermeerderd werd.
Deze vermeerdering der bevolking in
beide landen neemt bij den dag een grooter
verschil aan. Niet alleen echter, dat
het weerstandsvermogen in Duitschland
in legersterkte in de laatste jaren sterk
toenam, ook in economische kracht nam
het duitsche rijk sterk toe.
Wij kunnen in dezen niet in bijzon
derheden treden, doch genoeg zij het te
weten, dat volgens officiëele engelsche
opgaven de exporthandel van Duitsch
land in het tijdvak 1881-96 sterk toe
nam, terwijl die van Frankrijk in dat
zelfde tijdsverloop aanzienlijk daalde.
Het toenemend handelsverkeer heeft
Duitschland het noodige van het bezit eener
sterke oorlogsvloot doen gevoelen, en het
is juist deze marine-uitbreiding, die sedert
eenige weken de binnenlandsche politiek
van Duitschland beheerscht.
Men treedt in opgaven, beschouwingen
en vergelijkingen, die natuurlijk alle
moeten dienen om het goed recht eener
uitbreiding der vloot te bewijzen. Voor
hen, die hun kracht in cijfers zoeken,
geven onderstaande marine-begrootingen
een welkom wapen in de hand.
De marine-begrooting in Duitschland
steeg van 79 millioen mark in 1890 en
'91 tot 86 millioen in 1896 en'97.
Maar die van Engeland in denzelfden
tijd van 281 millioen mark tot 445 mil
lioen, die van Frankrijk van 161 op
209 en van Rusland van 86 op 128
millioen mark.
Eene vergelijking tusschen deze ge
tallen valt geheel ten nadeele van j
Duitschland uit. Voor het tijdperk van J
zeven jaar worden thans door den minig.
ter van marino aangevraagd5 pant-
serschepen, 2 monitors, 2 drijvende bat
terijen, 10 kruisers, 5 berichtschepen
2 kanonneerbooten en 22 torpedobooten.
Met deze uitbreiding hoopt de minis^
ter den duitschen handel te kunnen be
schermen op alle zeeën, de vaderlandsche
kust bij oorlog te kunnen verdedigen en
aanvallend te kunnen optreden, waar dit
noodig mocht zijn.
Ziehier nog eene vergelijking van de
duitsche oorlogsvloot met die der ande
re groote mogendheden.
PautserschepenDuitschland 17, Italië
15, Oostenr Hongar. 13, Engeland 63,
Frankrijk 33, Rusland 25. In aanbouw 2,
2, 0, 10, 7 en 8. Kanonneerbootenen mo
nitors Duitschland 13, Frankrijk 8, Rus
land 14, Italië, Oostenr.-Hongar. en Enge
land bezitten dit type niet. Kruisers
Duitschland 7, Italië 14, Oostenr.-Hongar.
3, Engeland 106,Frankrijk 26, Rusland 12.
In aanbouw 7, 5, 3, 29, 18 en 5. Tor
pedobooten Duitschland 81, Italië 137,
Oostenr.-Hong. 64, Engeland 101, Frank
rijk 210, Rusland 154. In aanbouw 8,1,
4, 0, 19 en 25. Ongepantserde schepen
Duitschland 24,Italië 22,Oostenr.-Hongar.
11, Engeland 50, Frankrijk 36 en Rus
land 29.
Gelijk wij reeds vroeger opmerkten,
wenscht de duitsche regeering nu de
vaststelling eener marine-begrooting voor
zeven jaren Voor 1898/99 wordt 62.5
millioen mark gevraagd.
Een groot deel der duitsche marine
zal zich weldra in de oost-aziatische
wateren bevinden. Het eskader onder
bevel van prins Heinrich, is 16 Decem
ber derwaarts gestevend, na een dag op
onthoud in het Keizer-Wilhelmskanaal
te hebben gehad. Welke rol de broeder
des keizers in China zal spelen is nog
slechts aan eenige ingewijden bekend.
Wat wij op dit oogenblik over de chi-
neesche aangelegenheden weten, hebben
wij aan de engelsche pers te danken.
Daily Mail schrijft daarover het vol
gende
De Duitschers houden Kian-tchau
bezet en hebben ook het gebied in den
omtrek der stad grootendeels aan zich'
onderworpen. Reeds zijn zij bezig het
bestuur dezer nieuwe kolonie te regelen
en hebben zij belastingen uitgeschreven.
Verder meldt het Wad, dat de chineesche
regeering zich althans voorloopig bij den
gewijzigden toestand heeft neergelegd en
zelfs een paar grootwaardigheidsbeklee-
ders heeft aangewezen, om de zaken met
de duitsche autoriteiten te regelen. Vol
gens datzelfde blad is er tusschen Duitsch
land en Engeland eene overeenkomst
getroffen, waarbij Duitschland zich ver
bonden zou hebben, om bij engelsche
neutraliteit in Oost-Azië de engelsche poli
tiek in Egypte te steunen.
Ons komt eene zoodanige overeenkomst
zeer vreemd voor, daar Duitschland
nog in de jong»te kwestie omtrent het
beschikbaar stellen van egyptische fond
sen voor de Soedan-expeditie, Engeland
in alle opzichten heett gesteund. Het
was juist Duitschland, dat terwille van
Engeland in deze zaak den doorslag
heett gegeven. In tegenstelling van ge
noemd bericht gelooven wij eerder, dat
Duitschland zijn verdere welwillende
medewerking in de egyptische zaken
heeft toegezegd op voorwaarde, dat En
geland zich in Oost-Azië kalm zal
houden.
Bij al het geharrewar over China en
Oost-Azië heeft het sluiten van den vre
de tusschen Turkije en Griekenland
nauwelijks de aandacht getrokken. De
gemachtigden van beide zijden hebben
op 12 December, 's namiddags te 3J/j
uur, het definitief vredescontract getee-
kend. De bekrachtiging van den sultan
en de grieksche kamer is verzekerd,
zoodat gelukkig dit treurspel tot het
verleden behoort.
Schagen, 18 December 1897.
vrijdagavond geweest, en dat staat gelijk
aan een geheel gevulde zaal bij den heer
D. van Twuiver, een prettig, opgeruimd
•publiek, en, wat niet het minst weegt,
eenige ureD, waarin men recht geniet.
De Commissie va» Volksvoordrachten
is uiterst gelukkig in het samenstellen
harer avonden, zoo ook nu weer had zij
alle eer van haar werk.
Het in ons vorig nummer opgenomen
programma gaf daar reeds blijken van: 't
was vol afwisseling.
Waar men zich weet verzekerd rafl het
optreden van mej. AsjesEupkonia, Bar'
moniekapel en den heer Bigotdaar ie
men er even zeker van, dat men zal ge"
nietenwant allen doen hun best en wer»
ken gaarne mede, om de avond zoo
zellig en aangenaam mogelijk te doen zijn.
Een volgende maal weer een
dergelijke
avond en de commissie heeft zich dan
opnieuw op uitstekende wjjze van haar taak
gekweteD.
Door den arbeid aan de
tramlijn in aanleg, waaraan velen onze'
minderbedeelde ingezetenen werk en
brood vinden, zal de alhier bestaande
commissie voor werkverschaffing dezen wit*
ter naar alle waarschijnlijkheid een ge"
makkelijke taak hebben. Zoo het n. 1. n|flC
te hard vriest, wordt er aan de lijn door
gewerkt en zal dns de werkloosheid in oD*
ze gemeente dezen winter heel wei"ig he-
teekenen.