Brieven uit de Maasstad. Saterdag 25 December 1897. 41ste Jaargang No. 3269. Vrede op Aarde. TWEEDE BLAD. brengen in ons woelend, jagend leven van negentiende-eeuwsche menschen. Sceptici vinden deze dagen als alle anderedagen, zy loochenen en bespot ten een stemming, die van buiten komt, die niet geboren is in ons zelf, als kind van de toestanden, die ons be- heerschen. Ondanks hen geven wij ons aan die stemming over. De Kerststemming is over ons gekomen al in de dagen on zer jeugd, toen nog een lieve moeder zich in onze weelde van gelukkig zjjn verheugde, zich in het diep leed van onzen maatschappelijken tegenspoed be droefde, toen wij nog konden koeste ren dat heerlijke gevoel van niet geheel alleen te staan in den strijd voor het leven. Wij hoorden de Kerstklokken in de besneeuwde stilte luiden en gaven ons leed en onze vreugde voor het luisterend moederoor, voor de liefheb bende moederziel, die tot ons geopend was als de donkere roos voor de zuch ten van den vervolgden vlinder Die tijd is lang voorby. Nu zijn wy groote menschen, die misschien lief en leed alleen aan 't eigen zelf vertel len kunnenof die reeds in de plaats getreden zijn dier moeders en zelf ons oog en onze ziel voor kinderklachten geopend hebben. De Kerststemming blijft ons behoo ren, zoolang niet de realiteit van het leven ons bekeerd heeft tot zelfgenoeg zaamheid of brusk egoïsme, dat geen biecht tot liefhebbende ooren toelaat. Wy zijn gelukkig bij't behoud dezer stemming. Onze stemming deelt zich onwille keurig mede aan die om ons zijn, zy beïnvloedt den geestelijken arbeid, die van ons uitgaat. Wij krantenmenschen, wij, behooren- de tot het mieren-ijverig vak van jour nalistiek, wij zijn door stemmingen SCHAKER CODIANT. "Welke staatkunde wij zijn toegedaan, welken godsdienst wij belijden, ons al ler hart is vatbaar voor dat reine, ge moedelijke „Trede op Aarde." Door alle eeuwen heen heeft het tel ken jare opnieuw weerklonken. Hoe lang nog Welke beteekenis wij aan die woor den hechten, hetzij wij ze beschouwen als een roepstem des hemels, hetzij als een verzuchting van het moede men- schenhart, ze stemmen ons weemoe dig. Zoo lang reeds gehoord en nog al tijd niet vervuld Ja, is het niet, alsof wij met ieder jaar den vrede op aarde verder van ons verwijderd zien Vrede Zie om u in de groote men- schenwereld. Daar zou vrede zijn Wreede spotternij Uw hart komt in opstand bij het zien van zooveel, wat zoo ver, zoo eindeloos ver van vrede verwijderd is. Het welt op in uw hart en weerhouden kunt ge het niet, het ruischt rondom u en de ooren ervoor sluiten kunt ge niet, maar het zelf doen galmen tot aan de einden der we reld dat durft ge nietwant ge zoudt er anderen mee kwetsen. Hoe? Vrede op Aarde? En dat zegt gij, staatsman, gij, predikant, gij, voorganger, op welk gebied ook? Vrede?! Alsof gij zelve niet werkzaam waart aan den eindeloo- zen strijd der ideeën, alsof gij niet hard nekkig vasthoudt wat gij uw overtuiging noemt en u even hardnekkig verzet tegen hetgeen anderen denken en belij den VredeGij, die welvoldaan bij ei gen overvloed nederzit, zonder oog te hebben voor de ontbering en ellende uwer medemenschen Vrede Gij, die vol zelf voldoening neder ziet op uw eigen ik en het oog sluit voor de onwetendheid dei- massaO, waar u het Vrede op Aarde FEUILLETON. SïflBOWliljC, van M. J. Mordtmann. 30. SLOT. „Daarin hebt ge volkomen gelijk," sprak nn Dr.Eberhardt. „Een huwelijk nit liefde was het niet, ten minste niet van de zijde van mijnbeer Mauvillon. Dat weet de gebeele wereld en ik weet dat ook. Maar ik weet nog meer. Ea dat wil ik n eens vertellen, opdat ge er ook in uw kring zult kunnen toe bijdragen, dat dia boosaardige praatjes tollen opheuden.* „Ik ben werkelijk nieuwsgierig.* „Ziet ge, welk een voortreffelijke vroaw mijnheer Mauvillon heeft, is door hem eerst begrepen, toen zij ziek werd. En ik moet tot zijn eer zeggen, dat hij uit bezorgdheid voor haar niet alleen een slapeloozen nacht had, maar alles deed om baar Ie bebooden. Hg is tegen mijn uitdrukkelijk verbod ia haar kamer gegaan en niet eerder van haar bed geweken, vooraleer tij genezen was.* „Wat een romantische geschiedenis." „Ja, wel een romantische geschiedenis, die toch veel voorvalt, en die ons dokters tel kens weder met de menschen doet verzoe nen, wanneer wij een hekel hebben gekre gen aan al de ellende en alledaagschheid, die wij zoovele malen ontmoeten. Twee men schen, die zulke oren van angst met elkan der hebben doorgebracht, kunnen niet meer van elkaar vervreemden. Ik zal n nog meer verraden. Ik had mevrouw Mauvillon toen maals opgegeven. Zij was zoo zeker aan den dood overgeleverd, als ik hier voor u sta; de opofferende verpleging van haar man is eenig en alleen het middel geweest, dat haar in het leven heeft gehouden." .Wat eene overdrijving." „Geen spoor dat is waarachtig waar. Mevrouw Anna Mauvillon zon vandaag niet aoo fri&ch en gezond voor u staan, hoort tegenruischt, daar klinkt het tevens met mokergeweld „Leugen Strijd Ja, ons hart moge vatbaar zijn voor indrukken, die indrukken zijn zoo vaag, zoo weinig blijvend,en de gedurige her haling doet ze eer verflauwen dan versterken. Juich mede, laat ook uw hart zich uiten, het is slechts voor een dag, voor een oogenblik morgen wordt de strijd opnieuw aangebonden en heftiger gestreden dan ooit. 't Is treurig. En wie mensch is in den edelen zin, diens harte lijdt er onder, evenzeer als van den vader in het Kerstsprookje. Een vader had verscheidene zoons en die waren het steeds oneens. De vader was rijk en kon zijn kinderen laten leven in overvloed en hij was wijs en liet zijn kinderen onderwijzen in alles wat verheffend en edel was. Maar de zoons waron blind voor de goedheid huns vaders, zij genoten van den over vloed, zij hoorden de wijze lessen en zij stierven elkander vloekende. Treurig zou het zijn, als het Vrede op Aarde geen andere gedachten bij ons opwekte, als het ons enkel weemoedig stemde. Neen, het roept ons luide toe „Herziet u zeiven 1" Het vraagt ons „Gij, die den mond vol hebt over de scherpe tegenstelling tusschen het verlangen naar vrede en het volharden in den strijd, wat hebt gij gedaan om mede te werken tot de verwezenlijking van het ideale Vrede op Aarde Hebt gij berust in de idee, dat gij als enkel persoon toch onmachtig waart tegen de strijdende buitenwereld Hebt gij berust in de onmacht van den indi vidu tegenover de maatschappij, of waart gij u zeiven bewust, dat alle goede zaken oorspronkelijk van den individu zijn uitgegaan Herziet u zeivenKent gij den vrede des gemoeds, die, onafhankelijk van alle dogma en politiek, berust op vol daanheid over eigen werken? Waart gij een vredestichter in uw eigen gezin en ge, hoe echt od blijde haar lach klinut I wanneer niet de zekerheid, dat baar man haar liefhad, welke zekerheid zij op haar ziekbed heeft verkregen, alle levenssap pen op nieuw in hare aderen heeft doen vlieten. Zoo iels weeft tussehen twee men schen een onverbreekbaren band. Dr. Eberhardt boog en wendde zich af, om de beide menschen, van wie hij met zooveel waardeering had gesproken, te be groeten. Ontevreden en mismoedig aag Caeeile hem na. Het gelnk van Paol was een doorn in haar oogook dat was das anders gewor den, dan zij gehoopt en verwacht had. Jn- ani'a, die zooseer gebate, had geluk aan da zijde van den man gevonden, dien zij zelve ontrouw geworden was; Zarnow had haar in Juanita's armen vergeten; bet werktuig, dat baar dienen moest om wraak op Paal te nemeD, was hem juist tot zegen geworden. Niets was haar gunstig. Midden in het geluk stond zij eenzamer en verlatener dan zij ooit in de dagen van haar armoede was geweest. Niets, wat zij vroeger tot een idealen toestand als zij zich gedroomd had, dacht te behooren, ontbrak haar. Zij was tevreden over baar hu- weljjk, zij was vrg van de zorgen voor bet dagelgksch brood, zij kon reizen maken, wanneer en waarheen zij wilde, zij kon schouwburgen, concerten en gezelschappen bezoeken zooveel haar hart begeerde, zij was de koningin van het feest en toch was zjj niet gelukkig. Zij kon zioh vergelijken met diengene, die aan een heerlijk feestmaal zat, waarop geen enkele spijs gemist werd, maar die alles onaangeroerd liet, omdat bij zocht naar dat eeoe eenvoudige artikeltjehet zout. Wanneer zij zich brommend afvroeg, wat haar ontbrak, dan zweefden hare gedachten over de groote zee, waar onder de pal men Zarnow en Juanita vertoefden, die één in arbeid en denken waren en een leven leidden, dat rijker aan vreugde was dan het hare. Waren zij eigenlijk niet fe benijden P Eenzaam en verlaten gevoelde Caeeile zich in de schitterendste gezelschappen daar kon zij geen enkelen draad vindeo, die haar aan het verleden vastknoopte. Want ook met Helene en Budoll had zjj niet den daar buiten En bovenal duldt gij den vrede en hebt gij vertrouwen in zijn komst Onze voorouders kunnen niet sterker hebben verlangd naar het einde van den 80-jarigen oorlog, dan het te genwoordig geslacht hijgt naar het einde van den dolzinnigen strijd der meeningen. En ons geslacht heeft, meer dan eenig voorgaand, behoefte aan rust. Voort, voortHarder, sneller Het is alsof wij verlangden naar het einde, naar den ondergang der wereld. Voort Neen, haltGij, die bij alles wat om het snelst, om het eerst gaat, den palm der overwinning wilt wegdragen, weet gij niet, dat uw kracht, uw leven aan grenzen gebonden isGij, die met koortsachtige gejaagdheid het land door reist om meetings te houden, weet gij niet, dat slechts in één gezond lichaam, één gezonde ziel kan huizen Spot gij met de leer der overerving en is het u onverschillig, hoe en wat uw nakroost zal zijn De strijd des levens wordt met den dag zwaarderwant de eischen worden voortdurend hooger gesteld slechts en kele sterken kunnen daaraan beantwoor den, de meesten blijven achter. Beden ken wij wel genoegzaam, wat ten slotte daarvan het einde moet zijn Is het wonder, dat het aantal afdwalingen op lichamelijk en geestelijk gebied onrust barend toeneemt Vanwaar het ver schijnsel, dat gevangenissen, inrich tingen voor verpleegden en krank zinnigen gelijken tred houden met den zoogenaamden vooruitgang Of wij het dompertje te voorschijn willen halen Neen, wij wenschen er slechts op te wijzen, dat door die onrust, die haast, ons leven eer vergald, dan verzoet wordt. Wij zouden den sterkeren, den meer begaafden willen toeroepen, ge bruikt een deel van uw kracht om de zwakkeren op to beuren, overvleugelt uw minderen niet geheel en al. Sluit omgang aangehouden, die tnsschen broers en zusters gewoonlijk plaats vindt. Zij kwa men nog zeldzamer bij haar, dan Paul en Anoaen Caecilo wist daar heel goed de reden van. Haro bloedverwanten konden baar het smadelyk verraad, dat zij aan den vriend hnnoer jeugd had misdreven, niet vergeven. Een andere gebeurtenis zon de scheiding der verwanten bezegelen. Toen Rudolf uit Tonloase thuis kwam, waren Mauvillon Co. van plan, te Bata via een filiaal op te rieblen, dat hoofdzake lijk dienen moest om den uitvoer van dniUche goederen naar Nederlandsch-IndiS te bevor deren. Rudolf gaf den wensch te kennen, dat die post hem opgedragen zoo worden, en Gerard en Mmvillon waren daartoe gaarne bereid; het was een goed betaalde betrekking bd zij verschafte hom tevens de gel?genheid om zelfstandig op te treden, waaraan Bedolf zeer veel hechtte. Helene was nanweljjks verrast, toen bij het haar mededeelde, dat bij om de betrekking had gevraagd en baar ook had gekregen. Een treurig waas lag er over bun beider gelaat, toen sij de goede kansen van Rudolf's toe komst bespraken. Doch een enkel pont vermeden beiden met een zekere schuwheid op te noemen, juist dat pont, dat in de vreugde, welke Helene ten deel viel, altijd een smartelijk gevoel mengde. Eindelijk echter, jnist toen Helene opstond om da kamar te verlaten en de voorberei dingen voor bet avondeten te treffen, greep Rudolf haar bij de hand en drakte die sacbt tusschen zijne beide handen. „Bigt nog een oogeoblikje, Heleneik moet n iels vragen. Gij hebt opnienw de vraag van mijnheer Hegemeialer ontkennend beantwoord en ik geloof, dat ik weet waarom. Ik ben, wat de vrouwen noemen, een zeer onervaren meDseh, maar het geheim van nw harte ken ik toch. Ach, wanneer Zarnow vroeger niet zoo blind ware geweest, bet had alles anders en beter kunnen worden.' „Het is ook zoo goed," antwoordde He lene zacht. „Zooals men 't nemen wil. Intosschen, wat voor den een onaangenaam is, levert voor vrede met u zeiven, maar ook met uw minderen. Vrede op AardeToestand van rust, van kalm genieten, dat hij eindeljjk kwameDat wij eerlang als broeders van één huisgezin mochten samenwonen! Dat kan niet door wetten of bepalin gen, maar door eendrachtig samenwerken en samenwillen. Vertolken wij dan het Vrede op Aarde door Pax Humanitate, d. i. vrede door menschlievendheid. W. Rotterdam, 21 December 1897. No. 146. Wij zijn in de donkere dagen voor Kerstmis. Wij gevoelen het machtig symbool dat er is in de duisternis dezer dagen, waarna het licht zal schij nen, plotseling en in geweldigen over gang; van het „Vrede op Aarde, in men schen een welbehagen," en dan van het nieuwe jaar. Het is het beeld van zoo menig menschenleven, dat na duisternis het licht van vrede en welbehagen schynen zaldat een hergeboorte en nieuw- leven de droefenis van het oude leven zal komen verdrijven. In deze laatste Decemberdagen, de sterfdagen van het jaar, zijn wij wel zeer bijzonder geneigd in een philosophische beschouwing van ons eigen bestaan te treden, maar ook in een philosophie van de dingen die om ons gebeuren. Naarmate onze tevredenheid over ons eigen leven in dit jaar grooter is, zijn wij te spoediger met ons zeiven gereed, richten wij te spoediger onze gedachten op het leven, dat leeft in smaller en wijder cirkels om ons heen, Uit de stemming van ernst maken wij ons in deze omstandigheden moei lijk los. Maar dit behoeft immers niet. Zij kunnen zoo weldadig doen, deze stemmingen, die ons zoo stille rust den ander voordeel op. Hoe zou ik het zonder n gered hebben, znsjelief?" Hij trok Helene naar zioh toe, kuite haar lie'de- vol op wangen en mond. „No weet ge reeds wat ik zeggen wil gij gaat im mers met mij mede naar Batavia?" Helene antwoordde niot dadelijk en ver wonderd zag Rudolf baar aao. „Hoe houdt n dan nog iets terng P" vroeg gjj. ,0f kunt ge niet van Hamborg scheiden Zij schndde krachtig het hoofdneen, dat was het niet. Nog altgd aarzelde zjj met het antwoord en eerst nadat tij de vraag gedaan had, of hij niet boos zon worden, bracht zij hetgeen ijj zeggen wilde te berde. „Toen ge mij van nw vertrek naar Bata via verteld'*, toen moende ik, dat een ander a toa volgen," zeide tij. „Waart ge bloot terwille van den vader van Jaanita zoo lang in Tonloase ea niet ter wille van nw eigen zaakjes Ik had altgd gehoopt maar het zal wel een domme inval van mij zijn geweest, ik meende namelijk, dat gij verliefd waart op Josephine Dessoudre heb ik mij dan too vergist Rudolf hield het hoofd eenigszins afge wend. Eerst na een kleioe pauze antwoord de hg met bedrukte stem „Gg hebt n niet vergist. Ik was niet van Tonloase teruggekomen, zooals ik er was heengegaan en toen ik voor de tweede maal heenging, hoopte ik wat gg geloofdet.' „Nn, en „En bet is merkwaardig met mg geloopeu." „Hoe!" riep Helene, ,zg heeft n niet wil len hebben, n aan wien zg feitelijk alles beeft te danken „Maar zasje," antwoordde Rudolf, onwil lekeurig om baar ijver lachend. „Gg gelooft toch niet, dat mg dankbaarheid voldoende zon zijn, waar ik lielde vraag?' „Neen, dat niet," seide Helene. „Maar ik meende „Ja, gg meende), dat alle meisjes mg mat dezelfde oogen moeten aanzien, als gg. Maar dat doen sij nn eenmaal niet." „En sg heeft neen gezegd? Wellicht hebt ge het n maar ingebeeld, dat sg neen zoo zeggen. Mannen zgn too onverstandig en dwaas- en bjjiondergg, mijn arme Rudolf." Zoo'd enkele maal in te keeren tot ons zelf, het maakt ons wijzer en mis schien gelukkiger „Neen, neen, ik tal n de geschiedenis vertellen en dan snit ge het zien, dat daaroit geen goeds meet geboren kon worden." Helene schikte dichter op haar broeder toe en hij vertelde, lerwyl sg hem nn en dan eens troostend over de hand streek- „Wat wij in Tcuilouse hebben gedaan en welk een bewogen tijd wij daar doorleefd hebben, dat weet ge Mi) verwondert bet nn nog, hoe ik daar aan taken beb kunnen denken, die mg persoonlijk zoo na aan bet harte lagen. „Maar toen daar alles in het reine was, bracht ik mijn plan ten uitvoer, dat ik reeds stil bij mijzelf bad vastgesteldik was er van overtuigd, dat het mjj niet mis lukken ton, omdat ik bemerkt had, dat Jo- sephioe mij toegedaan was, sich gaarne mei mij onderhield, kleine beleefdheden in aan merking nam, met een lachje en een blik, die mg het beste deden verwachten. „Ik vroeg das haar oom, of hij er iets op tegen zon hebben, wanneer ik Josephine ion vragen mijne vrouw te worden. Bijna met opgewondenheid wees hij de gedachte terug, dat hij mik een aanzoek anders dan •eer vereerend ton vinden. En zoo vroeg ik dan Josephine, ol zg mijne vrouw wilde worden. Zg gat mg haar jawoorddat sij daarbij soer terughoudend was en hel nauwe lijks duldde, dat ik haar een kos gaf, schreef ik aan haar groote dengd toe. „Mijn vreugde echter sou niet tan langen daar sjjn- Toen ik eenige aren daarop met mijnbeer Anatole sprak, om met hem din gen te bespreken, die betrekking hadden op onze toekomst, liet hij de bemerking vallen, dat het goed zon cjjo, ais ik de vol trekking van ons bnweljjk zooveel mogelijk verhaastte. Deze opmerking vond ik onaan genaam, ik hield niet op met vragen, totdat hg eindelyk vertelde, dat er tosschen Jose phine en een Initenant, dia in Toalonsa in garnisoen was, een vrgerjjtje had plaats ge had, waarvan mijnheer Anatole op zeer ge ringschattende toon «prak, maar waarnit toch de gevolgtrekking moest worden ge maakt, dat het goed was, dat sg uit elkan- der's nabijheid gingen. „Nu nam ik Josephine onderhanden en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1897 | | pagina 5