Zondag 16 Januari 1898. 42ste Jaargang No. 3275. Het leven eener edele vrouw. TWEEDE BLAD. Over alles en nog wat. „Ik heb tegen mijn volk gezegd, jelui bent gelukkig, mannenje vindt 's mor gens de kachel aan, hebt van het gure winterweer geen last en als de week om is, heb je de centen verdiend. Nu mag je mij wantrouwend aanzien en denken, de patroon ziet er welvarend uit en eet lekkerder dan wij, maar ik geloof, dat jelui met je allen niet zoo veel zorgen hebt, als ik alleen, Denk eens aan, 't is zaterdagavond, en ik zeg tegen jelui, jongens, kijkt eens in den winkel, de week is slecht geweest, ik zou jelui graag betalen, maar heb zelf weinig ontvangenje moet me een poosje vertrouwen, 't komt wel terecht, 'k Wou jelui lange gezichten wel eens zien. Maar ik ben nu vier dagen op reis geweest en 'n holle hand. Kom je bij A, dan wijst hij naar zijn voorraad, die nog niet verkocht is; B zegt, verkocht genoeg, maar ziet u mijn boek eens in. Doe er eens wat tegen. Maar zoover denk jelui niet. O ja, Hein, jij hebt opslag gevraagd, maar word dan in 's hemels naam wat bruik baarder ook. O, u stapt uit? Nu,tot genoegen dan." De trein hield stil. De aangesproke ne stapte uit en de heer, die het voor gaande in één adem had gezegd, wendde zich tot mij met de woorden„slecht weer om je brood buiten te verdienen, mijnheer." Ik beaamde dit ten volle want het was mistig en koud. Om mijn welbespraakten metgezel weer op gang te 'krijgen, vroeg ik„U is voor zaken opreis?" Hij trok een veelbe- teekenend gezicht, kuchte eens en sprak, „zaken, ja, dat mag u zeggen, zaken. Een sigarenfabriek, ziet u, en veel af nemers op het platteland. Ik was daar even in gesprek met dien heer, die nog al weg liep met den werkman. Steek FEUILLETON. u eens aan. Trekt ze goed? Ik heb ook een warm hart voor den werk man, maar 't is hiermee net als met de dierenbescherming, wacht je voor overdrijving, of liever, loop je eigen niet voorbij. Die heer dan had het over een ziekenfonds, dat hij voor werk lieden had helpen oprichten. Ik vroeg hem zoo bij den neus langs, of hij zelf ook in dat fonds was. Hij vond die vraag belachelijk, en daarover kregen wij een lange discussie. Maar ziet u, ik blijf er bij loop je eigen niet voorbij. Ik weet volstrekt niet, wat voor man het was, maar rijk was hij stellig niet en als ik zulke menschen over verbe tering van maatschappelijke toestanden hoor spreken, denk ik altijd aan het spreekwoord: „Veeg eerst voor je eigen deur en dan voor je buurmans huis." Hoe gaat het in den regel De een of andere geleerde komt met een brochure voor den dag, of houdt een lezing, goed. Iemand, die bij de pinken is, neemt er het zijne van, giet het in een anderen vorm over en zet het den minderen man voor. 't Vindt bijval en wordt ingevoerd, 't marcheert, maar kost duiten. Wie moet dat betalen De burger, mijnheer, de burgerman, die reeds ver over zijn kracht belast is. Richten ze voor u en mij ook een zie kenfonds op, denken ze aan onze werk loosheid Morgen brengen. Als je een hoed op hebt, of groote ramen in je winkel, dan ben je mijn heer, of je wilt of niet. 'n Lekker sigaartje, niet? Ziet u, dat is ook zoo'n idéé van me ze moesten hier, net als in Amerika, een belasting op de sigaren leggen. Veron derstel, dat een tiende gedeelte onzer bevolking rookt en elk voor zich een kistje per maand gebruikt, dat wordt per jaar zes millioen, gemiddeld tegen twee gulden geeft twaalf millioen. Nu wordt 10°/0 belasting geheven, die brengt dus op 1.200.000 gld. Hoe wordt die geïnd Geen enkel kistje mag den fabrikant verlaten dan voorzien van een plakzegel, dat zoo wordt aangebracht, dat het bij opening van het kistje wordt verscheurd, 't Was een aardig bedrag en ik zou er geen sigaar minder om verkoopen. Op de sigaren 10% en op de proppies voor mijn part 100°/0. „Is u geheel-onthouder Nog niet, maar ik denk erover. We hadden van de week bij ons een grap. Er is een bond opgericht en tot de Blauwe Knoopen behoort iemand, die er goed bij zit. Nu zijn we op de soos en een van de club zegt met een ernstig ge zicht „mijnheer, 'k zal u eens een vraag doen, waarop ugeen antwoord kunt ge ven. 't Gaat om een rondje kwast. U is afschaffer geworden Ja. U heeft een welvoorzienen wijnkelder J-a-a. Welnu, wat zult u met dien wijn doen?" De heer vloog erin want eerst wou hij den wijn verkoopen, toen aan de armen geven, maar verdonkere manen, zoodat niemand er een tong naar kon uitsteken, daaraan dacht hij niet. Zoo, zijn we al te Zaandam? Dan hebben we Mokum gauw te pakken. Blijft u van nacht in Amsterdam Dan moest u Luilekkerland gaan zien. Ik heb een neef, die is ook bij het toönëel, bij een ander gezelschap, en die klaagt steen en been over Luilekkerland, noemt het een aaneenschakeling van flauwi teiten, maar ik lach hem uit en zeg, de menschen loopen jou deur voorbij en gaan naar Luilekkerland. Zoo zijn ze nou eenmaal, dat is onze tijdgeest en of er nou eenhonderd artisten degelijke stukken spelen en daarbij van honger omkomen, daarom bekreunt het publiek zich niet. 't Is daar ook schraalhans; jongen, zoo zuinigik ken artisten van naam, die graag een avond werken voor een paar achterwielen." We waren te Amsterdam. Mijn reis gezel nam afscheid en ik was erover verbaasd, hoe iemand in één adem zoo-§ veel onderwerpen zoo luchtig kon be-jg handelen. En ik dacht er het mijne van. Gemengd Nieuws. Telegraphische verbin ding tusschen loopende treinen. Het behoeft geen betoog, dat eene te legraphische verbinding tusschen trei nen, die in gang zijn, in velerlei opzicht van groot nut kan zijn, zoowel uit een oogpunt van veiligheid, als van de mo gelijkheid om daardoor aan de belan gen der reizigers ten goede te komen. Vandaar, dat reeds velen er zich op heb ben toegelegd, dit vraagstuk tot een oplossing te brengen. De heer Royse te Chicago geeft daartoe het navolgend systeem aan de hand. Een derde rail, goed geïsoleerd, wordt als stroomgeleider tusschen de beide rails gelegd, die de tweede geleider vormen. Op deze rail kunnen twee trol- ley-armen steunen, voorzien van con tactraderen. Aan de beide uiteinden der lijn zijn twee gelijkvormige batte rijen met haar gelijknamige polen met de twee gewone rails in verbinding ge bracht en eveneens met de derde rail. De twee polen zijn op deze wijze dus in tegenstelling met elkander, en in dien er niets gebeurt om de geleiders te vereenigen, kan geen enkele stroom er doorheen gaan. Tusschen de twee geleiders, namelijk do twee buitenste rails en de derde rail, zijn parallel naast elkander wisselstroomen van grooten weerstand aangebracht, die dus door een zwakken stroom worden door- loopen, die hun armatuur aantrekt en die in korten omloop kunnen worden gebracht door een eenvoudig telegra- phisch toestel. Door een en ander is het mogelijk, tusschen wagens en rails en dus ook tusschen twee verschillende treinen telegraphische gemeenschap te verkrijgen. Stoompost Alweder een ernstig spoorwegongeluk in Pruisen, ditmaal bij het station Brehna, in de provincie Saksen. Een harmonicatrein liep in volle vaart dwars in een stiistaanden goederentrein. Twaalf goederenwagens werden vermorseld, de beide eerste waggons van den D-trein, een post- en een keukenwagen zwaar beschadigd en de locomotief omvergeworpen. Het personeel van den goederentrein kon zich bich bijtijds redden, drie reizigers en drie beambten van den D-trein werden gekwetst. Het ongeluk moet ontstaan zijn doordat de weg te spoe dig vrijgegeven wasde goederentrein moest nog op een ander spoor worden overgebracht. Op bovel des sultans. De volgende anecdote wordtverteld van Bellachini, den vermaarden goo chelaar. Nadat hij de wereld bijna rondge reisd had, wilde hij ook zijn fortuin beproeven door op te treden voor d n sultan van Marocco. De verrassende toeren van den goochelaar vermaakten den machtigen heerscher buitengewoon en Bellachini besloot zijn voorstelling te eindigen met het volgend verbazing wekkende nummer: Een witte en een grijze duif nemende, sneed hij beider koppen af en plaatste toen den witten kop op de grijze duif en den grijzen kop op de witte duif, waarna beiden wegvlogen, alsof er niets met ze ge beurd was. De sultan was opgetogen over dezen toer, en onmiddellijk twee zijner be dienden, een neger en een blanke, ont biedende, beval hij Bellachini, beider hoofden af te houwen en ze om te ruilen, zooals hij met de duiven ge daan had. Bellachini was een oogenblik onthutst SCHAGER COURANT. 6. -!i9ii»üiam teevees «biMg ièïa eis ilv „Ik kan me voorstellen, dat ge daardoor veel znlt hebben geleden, moeder,* zeide Geza, na een oogenblik het gesprek weder opvattend. „Ik was te jong om n te oegrppen. Mijn grootste wensch was, soldaat te worden, een uniform te dragen. En daar ib niet in vreemden dienst treden wilde, wat mij een verraad zon »ijn toegeschenen, zoo zocht ik liever te vergeten en diende mijn land. En vergeten moeten wjj, moeder." Hij trad na der en streelde baar gelaat, dat zeer bleek zag. „De tijd, moeder, doet baat, evenals liefde, verdwijnen. Laat ons geen rechters zijn over gebeurtenissen, die het gevolg zijn van beroeringen, waaraan ieder volk onder hevig is. Vader stierf een grooten dood. Zijn naam leeft onvergetelijk, evenals de gesohiedenis van ieder gedenkwaardig jaar. En geloof me, moeder, menigeen zon tegen znlk een prijs zulk een einde wen- scben, zelfs rij, die de gewone verhoudin gen van bet leven lichter en gemakkeljjker opnemen." Zelden had de graaf fot dusverre zijne moeder gelegenheid gegeven, znlk een die pen blik in zijn binnenste te slaan, en zij wss nog dagen daarover gelukkig. Want even groot als hare verwachtingen van hem waren als laatsten erfgenaam en eenigen stamhouder van een ood, groot geslacht, was ook bet geloof in het moederhart, dat hij zich eenmaal bewust rou worden van de groote dingen, waarvoor bij geroepen was.— 's Avonds was men in bet salon van de gravin verzameld. Elisabeth las voor en de gravin had een handwerkje in de nooit stil lijnde handen, terwijl de graaf in een sohommelstoel bij het voor zat. Het vol en rjjk orgaan van het meisje klonk als muttiek en gaf aan ieder woord le ven eo beteekenisen niet slechts de jonge man, ook de gravin luisterde met bijzonder genoegen toe Na het voorlezen sprak men over ver schillende dingen en zoo kwam de gravin door een gedach'enverbinding op de vroegere levensomstandigheden van Elisabeth. Zij vroeg belangstellend naar hare ouders, wie en wat zij waren, en deed eenige vragen over haar vroeger leven. Het was de eerste maal, dat de trotsche vrouw deze dingen ter sprake bracht. „Mijn vader was professor," antwoordde Elisabeth. „Ik heb hem zeer vroeg verlo ren, hem evenals mijne moeder; ik was nog geen tien jaar oud." „Zoo vroeg wees en zoo jong op eigen beenen të mooten staan," meende de gravin met werkelijke deelneming. „Had! ge geen bloedverwanten, die zich uwer aantrokken?" „Een ooden oom, een dominé, in Thürin- geo, die mij heeft opgevoed en aan wien ik alles Ie danken beb." „Het doet mij leed, dat ik znlke berinne ringen bij n heb wakker geroepen, maar ik denk, dat ge toenmaals nog te jong waart, om uw verlies goed te kunnen begrijpen." „Hoe jong ik was, ik weet mij die uren nog goed te herinneren, ik geloofde het niet te zullen overleven," antwoordde het meisje zacht. Het beven in haar stfem be wees, dat zij zeer was aangedaan. Geza gevoelde bijna toorn tegen zijne moeder, dat zij deze dingen ter sprake had gebracht. Waarom haar smart te veroor zaken P Daarbij voelde bij een soort smar telijke teleurstelling, dat hij haar niet vroeger gekend had, niet op dal oogenblik waarop de groolste smart baars levens haar genaderd was, niet gedurende al die jaren door, dat zij wees was geweest „Mijn liet kind," zeide de gravin na een pauze, „wie op aarde beeft er niet een verlies te betreuren Wat zeggen en ge- looven wij niet dikwijls, dat we de beproe vingen die ons worden gevonden, niet zol- len overleven. Wjj zijn reuzen en dwergen, sterk en zwak, ioo zwak, dat een kleinig heid ons doodt, en zoo sterk, dat een berg van smart en jammer ons niet terneer- drufct Menige ouder, wiens kinderen hooger gaan beleeft bet niet, en meni ge blijft leven en ziet niets dan el lende en ongeluk van hen." Zij brak kort af, als was zij ontsteld en verbaasd over ziohselve, en Eiizabeih zag haar vol deelneming in het gelaat, dat er in dit oogmblik zoo lijdend uitzag. De lijnen hadden zich verdiept en gaven aan de trotsche trekken iets ongemeen hards en ouds, zoodat zij er met haar grijze baren bijna als een stokoude vrouw uitzag. „Maar wij zijn aan een zeer treurig onder werp bezig," ging zij, zich met geweld be dwingend, voort, „en onze lectuur was er evenwel volstrekt niet naar, om zulke dwaze gedachten op te wekken. Die aardige sprook jes moesten ons eerder opgswokt stemmen I Duitsohland is wel zeer rijk aan dergelijke vertellingen P" „Ja, maar in 'tbijzonder is het Thüringen, mijn geboorteland, waar vele burchten en ruïacs zjjn." „Een riddergoed hebt ge ook hier," meende de gravin lachend, „ik geloof niet, dat ge er zoo een, wat ouderdom aangaat, in uw vaderland zult aantreffan." „Ik heb bet kasteel ook steeds met de grootBte belangstelling gadegeslagen," stemde bet meisje toe. „Zoudt ge een gang door het gebouw wagen „Met het grootste genoegen," antwoordde Elisabeth eenvoudig. „Ik moet eerlijk be kennen, dat ik er in stilte reeds naar heb verlangd." „Waarom hebt ge dat niet gezegd?" „Ik wist niet, ol het mevrouw de gravin aangenaam zon zijn, en ik word niet gaarne afgewezen." „Trotseh en bescheiden tegelijk," zeide de gravin. Hoezeer de hooghartige vrouw zich er ook tegen verzette, toch waren hare ge voelens voor hare juf zeer welwillend en grensden bijna aan hoogachting. Zij hadden ook te veel karaktertrekken gemeendie zelfde kalmte en bedaardheid, ofschoon dit bjj de een meer gelouterde ernst, bij de andere meer konde strengheid was; denzellden arbeid- W. zamen aard, dezelfde plichtsbetrachting I En toch, wat weer een verschillende hoedanig heden in haar. Wat bij het meisje edele, fiere tro's was, dat reine bewustzijn, als mensoh eenige waarde te bezitten, was bij de gravin een stijve hoogmoed, die het gevolg was van de booge waarde die door haar gehecht werd aan den roem en de afstamming van een, eenige bonderden jaron ond zijnd, geslacht. .Mijn roon bewaart den sleutel, gij kunt n dien door hem laten geven," zeide de gravin. Elisabeth schrikte bijna en boog zich ras ter zijde, als bad zij iets laten vallen, om de uitdrukking van haar gelaat te verbergen. De beweging was overbodig geweest, want de gravin stond op en dit was steeds het sein van heengaan. „Morgen moet ge mij nwe ontvangen in drukken eens vertellen," zeide deze nog bij het afscheid. HOOFDSTUK IX. Den volgenden dag in het middaguur zond Elisabeth Datka naar de kamer van den graaf, om de slenfel te balen. Zij had den ganecben morgen tevergeefs gewacht, dat hij iemand er mee zon zenden. Doch dat lag blijkbaar ook niet in de bedoe ling van den jongen man, die haar den slentel zelve wilde overhandigen en vergeefs op een gelegenheid wachtte, haar alleen te kunnen spreken. Toen Datka verscheen, was hij gelnkkig. „Waar is de juffrouw vroeg hij. „Zij wacht in de bibliotheek." „Ga na weder naar de kinderen, Sanna," zeide de graaf vriendelijk, „ik zal de juf frouw zelf den sleutel brengen." De onde waagde geen enkele bedenking te uiten en verwijderde zich en Geza stond eenige oogenblikken later Voor het meisje. „Juffrouw Werner", zeida hij tot baar. „Gij knnt onmogelijk alleen in het oude ge bouw den weg vinden. Er zijn vele gehei me gangen en valluiken, znlk een tocht, al leen en onbekend met dat allez, te onderne men, ton zeer gevaarlijk zjjnsta mij das toe a te begeleideD." „Dat neem ik niet aan, dan ga ik niet naar het slot," antwoordde zij kortweg. „Eu wat zalt ga hedenavond aan mijn moeder zeggen Wilt ge haar met de re den bekend maken, waarom ge niet naar het slot zijt gegaan „Zult ge haar zeggen," vervolgde hij na een oogenblik, „omdat nw zoon mij eenige weken geleden heeft beleedigdvóór hij mij kende, en ik h»t hem, trots al zijn smee- ken, zijn werkelijk berouw, niet vergeven wil, heb ik zijn geleide afgeslagen, die ik den min sten knecht zon hebben toegestaan?" Elisabeth zag oaar den grond en hare wangen waren bleek. „Ziet ge," ging hij voort, „ik had u den sleutel kunnen zenden en n eenvoudig op den voet kannen volgen. Wat zoudt ga gedaan hebben, als ge mij in het kasteel hadt ontmoet Bij n vallen dergelijke listen evenwel in slechte aarde, dat weet ik, daarom kom ik openhartig tot u en ver zoek n, mij als uw gids aan te nemen. Wat voor belang kannen die vochtige muren u inboezemen Ik echter ik ken de ge schiedenis van iederen steen, want als knaap kende ik geen grooter genoegen, dan door den onden burcht te kruipenen te dwalen eu mij door mijne moeder alles daarom trent te laten vertellen. Juffrouw Werner, sta mij mijn verzoek toe I Denk maar, dat niet ik, maar een levende kroniek naast u wan delt." Ondanks den scherts waren zijue don kere oogen bijna smeekend op de hare ge richt. „Het zij zoo," antwoordde zij na een poos zwiigon, alsof zij een zwaren strijd in haar bin nenste bad gestreden om tot een besluit te komen. „Wanneer hot u genoegen doet kant ge mjj begeleiden." Znlk een opgeruimde trek verscheen er oogenblikkelgk op zijn gelaat, dat zij zich een lichte deelneming niet kon ontzeggen. Bij nam een stok en een flambouw uit een kleine kast en ging als wegwijzer voor uit en zij volgde. De bibliotheek lag in het benedengedeelte van bet slot, en zij moesten eenige kamers doorgaan, vooraleer zij kwa men aan een kleine trap, die hen naar den hof voerde, die het onde met het nieuwe slot verbond.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 5