Adres Noorderstoomtram- vereeniging. 3. dat worde gehandhaafd de voor waarde d. d. als boven gesteld, wat be treft het leggen van de baan in de kom der gemeente tot aan of nabij de markt plaats, en dat, wat de demping van de sloot langs „het Noord8 vanaf het huis, bewoond door de Wed. de Pater betreft, deze zich zal moeten uitstrekken tot het slootje bij het huisje van de Wed. A. Pinxter, tusschen haar erf en dat der Departementale Bewaarschool; dat verder het te dempen gedeelte zal moeten worden gebracht op door Burgemeester en Wethouders te bepalen hoogte, in het ge dempte gedeelte een steenen riool ten ge noegen van Burgemeester en Wethouders moet worden aangebracht, voor de door- ■trooming van het water, en de baan zal moeten worden gelegd op bedoeld gedempt gedeelte, hetwelk mede ten genoegen van Burgemeester en Wethouders zd moeten worden bestraat 4. dat veider de baan zal mobten worden gelegd in aan te geven rich ting door de opening tusschen het kerk- plateau en het perceel van den heer W. Roggeveen Cz., over het Marktveld naar de slotsteeg, vandaar over het aan particu lieren behoorende vroegere slotplein, in Noordoostelijke richting laDgs het der ge meente behoorend onde slottorentje, ver der over het land, behoorende aan den heer W. Roggeveen Cz. naar den weg ,de Laan8 en aldaar langs de zuidzijde van de straat, leidende langs de landbouw- winterschool, en zoo verder naar het sta tion der Holl. Spoorweg-Maatschappij, of naar dat der tram Schagen-Wognum 5. dat door de vereeniging voor den aanleg van de baan vanaf de landbouw school tot aan een der genoemde stations een strook gronds moet worden aangekocht tot doortrekking van den straatweg bij genoemde school; dat de baan door de geheele straat niet in bet midden, maar langs den zuidkant dier strook moet wor den gelegd, en wel in dier voege, dat na bij het gebouw dei Kantonnale Griffie de weg 2 Meter bieeder dan de bestaande weg moet zijn, terwijl bet door te trek ken gedeelte moet worden beschikbaar ge- ateld voor openbaren weg, ten dienste van ontvangsten bedroegen f 81337-lS5, de uitgaven f 63011.04, zoodat in kas moest zijn en is bevonden f 18326.085. Dankbetuiging J. C. O. Böltger voor zijne benoeming als bode-waagmeester. Brief van den heer C. Asjes, waarbij bij als lid der schoolcommissie bedankt. Voorzitter deelt mede, dat van de schoolcommissie nog geen nieuwe voor dracht was ingekomen, dus nog over geen nieuw lid kon worden gestemd. Brief Ged. St., bevattende wijziging verordening beffing hondenbelasting, met betrekking op art. 4. Voorgesteld art. 4 luiddevan deze belasting zijn vrijgesteld honden, niet ou der dan 3 mnd. Dit artikel moest luiden dtzs belas ting wordt niet geheven voor honden, niet ouder dan 3 mnd. Deze wijziging wordt door den rand met algemeene stemmen goedgekeurd. Eveneens het voorstel van den voorzitter, om de verordening met 1 Januari 1899 ia werking te doen tredeD, daar dan meer tijd is, gegadigden op de nieuwe helling te wijzen. De Noorderstoomtramvereeniging, den 8 October 1896 opgericht te Sebagen overwegende; Dat bij uw beslissing van den 8 Dec. 1896 voorloopige concessie is verleend tot aanleg eener stoomtrambaan in uwe gemeente tot aan de markt plaats, onder nader vast te stellen voorwaarden, doch met bepaling, dat de weg bij Lagedijk vrij blijve; Dat ons later is gebleken, dat Ged. St. dezer prov, hoogst waarschijnlijk bij het verleenen der concessie den eiscb zullen stellen, dat onze stoomtrambaan moet aansluiten aan het station van den N. H. Spoorweg h costi en dat ook deze aansluiting tot voorwaarde zal worden gesteld bij het verleenen van subsidie; Dat aan onteigening van een strook lands achter Lagedijk veel extra kosten zijn verbonden, terwijl de breedte van den weg voldoende is, om zonder hinder voor rijtuigen daarop eena baan voor een stoomtram te leggen, vooral indien van een paar erven op Lagedijk een klein straatje wordt onteigend; Redenen waarom vereeniging bovengenoemd zich wendt tot U WelEdelachtb. met verzoek vergunning te verleenen tot aanleg eener baan voor een stoom tram langs de wegen en door de straten over de ge meente vanaf Lagedijk tot aan het station Van den Holl. Spoorweg, enz. S. BERMAN, Voorz. M, BOSSEN, Secret. B. en W. stellen ten opzichte van dit adres voor, geen concessie te verleenen, anders dan onder de volgende voorwaarden: 1. dat met het leggen der baan door het gehucht Lagedijk in plaats van daar achter langs, en verder langs den berm van den weg, alleen dan genoegen zal wordeD genomen,wanneer enkele nader aan te duiden huizen door de vereeniging meer achterwaarts worden geplaatst, daar naar het oordeel van Burg. en Weth. die huizen, zich be vindende aan de Oostzijde van den weg, onmiddellijk aan den weg staan op het smalle gedeelte daarvan, en dns de vei ligheid daar ter plaatse die verplaatsing noodzakelijk maakt. Mocht de vereeni ging daartoe niet kunnen beslniten, dan blijve de eischhet gaan der tram achter de huizen ter Oostzijde van den weg, en tot aan de Lagedijkerbrug over een strook lands, gelijk die vroeger is gesteld in des Raads vergadering van 8 Dec. 1890 ge handhaafd 2. dat de baan langs den Lagedij- kerweg tot het .Noord te Schagen, en van daar tot aan het huis van Mej. de Wed. L. de Pater op minstens één Meter van den kant van den rijweg moet worden aan gelegd het publiek verkeer, welke weg van be-' hoorlijke afscheidingen voorzien en bestraat moet zijn, een en ander ten genoegen van Burgemeester en Wethouders, terwijl deze weg daarna in onderhoud en beheer zal worden overgenomen door de ^meeute dat de gemeente zich voorbehoudt hel door Burgemeester en Wethouders geven van alle zoodanige voorschriften, betrek kelijk bestrating, beschoeiing en rioleeriog, verplanten van boomen, enz., welke bij uitvoering van het werk noodig zullen worden geoordeeld, en welke voorwaarde de vereeniging of dier rechtverkrijgenden zich verbinden onvoorwaardelijk op te vol gen. Voorzitter wijst er op, dat hij altijd zeer vrijgevig is geweest met betrekking tot de debatten, en dat dat zoo eenigs- zins sleur is geworden. Voorzitter zou dit aiet bestendigd willen zien en gaarne heb ben, dat ieder lid zooveel mogelijk binnen de perken bleef van het reglement van orde en vooraf het woord aan den voor zitter vroeg. Daarna werden de discussies over da tramzaak geopend. De heer Hoogschagen wijst er op, niets gehoord te hebben van een brug over de Laan. Spr. kan zich ook niet vereeDigen met het advies van B. en W. Spr. wijst op de markt, die met zooveel kosten in orde is gemaakt en meent door het leg gen van de baan, als B. en W. willen, die markt te zullen bederven. Spr. zou liever aan het eind van het Noord, achter Schagen om, langs den spoordijk naar het station gaan. Spr. wijst op het groot ge vaar voor de schoolkinderen, als de tram op des voorgestelden weg door de gemeente komt. De voorzitter geeft te overdenken, dat aan het voorstel van B. en W. groote voordeelen zijn verbonden en dat die vooideelen alte zouden vervallen, sis de weg werd gevolgd, die door den heer Hoogschagen wordt aangegeven. Het voorstel van B. en W. brengt mede de demping van het Lage Noord, daardoor wordt de gemeente ontheven van de be langrijke kosten, die deschoeiïng met zich brengt en is die demping altoos een stille wenscli vaD den raad geweest. Buiten dien zal men, als de tram gaat door het kleine gedeelte markt, op het oude slot kunnen maken een goede gelegenheid voor het laden en lossen van vee en goederen. Voorzitter oordeelt het bezwaar, dat er voor de schoolkinderen zooveel gevaar bestaat, van weinig belangde tram gaat niet voorbij de school en komt niet telken minuut, maar om de paar uur bijvoor beeld, dus op vastgestelde tijden, en bo vendien, volgens prov. reglement, zal er iemand voor die tram moeten loopen, zoolang deze door de gemeente rijdt en zal dus zoo langzaam gsan, dat een mensch die gemakkelijk zal kunnen bijhouden. De bezwareD, die zijn opgenoemd, acht spr. laDg niet zoo overwegend als de groote voordeelen, die aan de voorgestelde ligging zijn verbonden. De heer Vlaming gevoelt wel iets voor de zgn. beschadiging van het marktter rein, maar zwicht voor de groote voordeelen, die zijn verbonden aan den weg, dien B. en W. voorstellen. Hst gevaar voor de schoolkinderen acht spr. miniem. Spr. vraagt evenwel, of men van de straat bii de griffie zou willen maken een publieke straat voor gewoon verkeer? (Wordt toegestemd). Dan, zegt spr., is dat een groot belang voor de gemeente, een tweede toegangsweg naar het station en dat belang mag vooral niet worden weg gecijferd. Voorzitter wijst er op, dat het markt terrein tusschen het kerkplein en het perceel van den heer Roggeveen groot genoeg is, om, als de tram daar doorgaat, evengoed de schapenhokken te kunnen plaatsen. De heer Roggeveen merkt op, dat vol gens hem het advies van B. en W. niet zoo uitvoerig is, als hij' dat wel zou hsb- ben gewenschtle. Bij Lagedijk, waar de tram in onze gemeente komt, hoe zal de tram, als hij tusschen de huizen door gaat, loopec Zal men gebruik maken van de tegenwoordige kluft, of zal recht vannit de Zijpe een nieuwe kluft worden gelegd Tegen dit laatste zou Spr. zich sterk verzetten, dat zou een groot nadeel opleveren voor de daar staande huizen. De kluft zal hoog boven den beganen grond komen en zoodoende de huizen ver in de diepte komen te staan. Die nieu we kluft zal, hoe voorzichtig men ook zal doen, voor de passage, voor rijtuigen en vee, groot gevaar opleveren. Spr. zou er dus voor zijn, in dat geval aan den eenmaal gestelden eisch vast le hou den en de tram achter de huizen, over het perceel-Slik te doen gaan. Verder, zegt Spr., wordt er gezegd, dat de trambaan op het Noord 1 M. van den rijweg zal worden gelegd, dat oordeelt Spr. te kortSpr. zou het gaarne zoo zien aan gelegd, dat de boomenrij op het Noord behouden bleef en dat zou Spr. te meer goed keuren, daar men, door die boomen mei ijzer- draad of zoo iets te verbinden, een goede af scheiding van den gewonen weg zou kunnen maken, wat het vervoer van vee enz. veel zon vergemakkelijken en het gevaar vei- minderen. De demping van de sloot op het Noord tot het perceel mej. Pinxter kan Spr. eveneens niet goedkeuren. Dat levert voor de gemeente een groot gevaar op, daar men daardoor in het midden der gemeen te krijgt een dood eind, dat, welk een flinke rioleering men ook zal aanleggen, toch onvermijdelijk stank met zich zal, brengen. Te meer acht Spr. dit gevaar lijk, omdat twee Behalen daar dicht bij staan en het daar dus een eerste vereisch- te is, voor frissche lucht te zorgen. Wsn- nesr men hiertoe zou overgaan, zegt Spr., geloof ik, dat tuen al heel spoedig tot demping tot het perceel Mej. de "Wed. Nagelhout zal inoefen g an, en dat zon voor de gemeente al zeer slecht te pas komen. Verder deelt de heer Roggeveen de be zwaren van den heer Hoogschagen geheel en vindt het rijden van de tram door Scha gen veel te gevaarlijk. Zonder nu bepaald aan te geven, zegt spr. verder, hoe ik de tram zou wenschen te zien gaan, zon ik er voor zijn, de definitieve beslissing in deze zaak te verdagen tot een volgende vergadering. Spr. acht de zaak zeer be langrijk en het daarom hoogst ge wensebt, dat ieder raadslid zich op de hoogte zal kunnen stellen en eens in oogensehouw zal kunnen nemen, hoe de tram volgens B. en W. zal moeten loopen, en zoodoende met zich zelf zal kannen te rade gaan, of hij met B. en W. zal meegaan, of niet. Spr. acht het vau het hoogste gewicht, dat elk raads lid naar behooren onderzoek in deze zal kunnen doen en zich daarom goed ovtrtui- ge, wat in deze 't meest gewenscht is. De voorzitter antwoordt op de opmer king van den heer Roggeveenwat betreft de niet behoorlijke toelichting van B. en W., met hetgeen over dat punt in het advies van B. en W. is gezegd en voegt daarbij, dat de bedoeling van B. en W. is, dat gebruik zal worden gemaakt door de tram van de gewone kluit, wellicht met een kleine wijziging. Spr. wijst er verder op, dat waar aan de tramvereeniging zulke groote eischen worden gesteld, men toch ook wel iets zal moeten toegeven. Spr. kan de bezwaren van het doode eind bij mej. Pinxter niet deelen. Wan neer daar wordt gemaakt een riool met een frissche doorstroomiug, dan kan daar onmogelijk zulk een stank komen, als door den heer Roggeveen wordt geoordeeld, en spr. gelooft niet, dat de demping tot perceelMej.Nagel hout ooit noodig zal blijken; en stel dat zulks eecs zoo ware, zou spr. wel de vraag durven stellen, of dat niet in het belang der gemeente zou zijn. Spr. meent zich tegen het verdagen de zer zaak te moeten verzetten, daar ieder raadslid io de gelegenheid is gesteld, van te voren kennis te nemen van het advies van B. en W., en wanneer de heeren niet zooveel belangstellen, om daarvoor een gang naar het Raadhuis te doen, zou men bij elke zaak wel tot verdaging kunnen beslui ten. De heeien wisten 't en konden zich op de hoogte stellen. Gaarne ontraadt spr. verdaging der zaak, daar de raad gegeven is aan de tram- commissie, om spoed met de zaak te ma ken, daar de tegenwoordige minister van Waterstaat zich nog al voor deze zaak interesseert en dat van zijn eventueelen opvolger niet kan worden gezegd en daar om had de tramvereeniging zich voorge steld, om in de a. s. zomervergadering van Prov. St. de vraag over de subsidie te doen beslissen. De heer Hoogschagen meent den voorzit ter er op te mogen wijzen, dat de raads leden niet ruimschoots deu tijd hebben ge had, om zich van de zaak op de hoogte te stellen dit bepaalt zich tot op één dag. zaterdag zijn de convocaties verzonden, daarop volgt de zondag, wanneer het se cretarie is gesloten, dus maandag blijft over en dan moet het direct iedereen maar op maandag voegen, om naar het secreta rie te gaan en zoodoende werd de tijd zeer beperkt. Spr. wijst er nogmaals op, dat nog moet worden overwogen, hoe met de overbrugging van de Laan te han delen. Spr. kan zich zeer goed met het voorstel van den heer Roggeveen vereeni gen en wijst er verder op, dat de eisch van aansluiting aan het station nog niet beslist is gedaan. Spr. drukt op het be zwaar van een overweg over de Laan. Voorzitter geeft te kennen, dat die eisch reeds wel is gedaan. De vorige Commissaiisder Koningin eischte aansluiting en men heeft alle reden te verwachten, dat zijn opvolger dat ook zal doen. De heer Meurs vindt, dat er voor het voorstel van B. en W. zeer veel te zeggen is. Men wijst op een overweg over de Laan, maar men zal, als men het plan van den heer Hoogschagen volgt, een overweg over de Hoep krijgen. Spr. zegt, dat wel nooit een zaak tot stand zal zijn gekomen, die met hsar voordeelen ook wel nadeelen met zich bracht, maar een groot nadeel zou spr. het noemen, als we hier een tram kregen als bijv. te Barsingerhorn, waai men haar zal kunnen zien gaan, zonder er eenig nut van te trekken. Spr. oordeelt het gaan van de tram over de markt niet zoo'n bezwaar, en daaraan is een groot voordeel verbon en, dat men vlak nabij de markt zal krijgen een goede los- en laadplaats, vlak bij de hand, en dit zal het geval geenszins zijn, wanneer bijv. op het Noord de tram de gemeente even zal raken. Het gevaar voor de kinderen acht spr. van geen waarde en hij vindt een rijtuig met paard, op een draf door de ge meente rijdend, even gevaarlijk en de tram lang zoo gevaarlijk niet, als den motor van Backx, wanneer deze door de gemeente snort. De heer Vader gelooft niet, dat door de demping van het Noord de stank bij het doode punt bij perceel mej. Pinxter zoo groot zal worden. Men heeft daar naast de Bewaarschool nog een slootje, dal zeer zeker doorstraling zal geven. Dat slootje loopt volgens den heer Rogge- veen dood en spr. staat verbaasd, dat de heeren durven beweren, dat door die dem ping geen stank zal ontstaan. Spr. wijst op het riool bij het perceel van den heer A. Vader en bij de N. Ligezijde. Te meer acht 8pr. zeker, dat stank het gevolg van demping zal worden, omdat op die plaats een riool uitloopt, dat al het vuil vau de markt aanvoert, zoodat op die plaats vele voile stoffen zullen worden verzameld. Spr. wijst nogmaals op het voordeel, dat een uitstel van de beslissing in deze zaak zon brengen. Het behoeft niet lang te zijn, zegt spr., bijv. 14 dagen. Voorzitter gelooft niet, dat stank het gevolg zou zijn, en al ware dat zoo, de stank zal wel tiet veel erger kunnen zijn, dan nu reeds op die plaats het geval ia. Spr. wijst op bet feit, dat overal getracht wordt, grachten gedempt te krijgen. Maar met geen doode punten midden in de gemeenten, zegt de heer Roggeveen. De heer Buis meent dat het gaan van de tram door Lagedijk gemakkelijk zal kun nen en dat, waar aan de tramvereeniging al zulke zware eischen worden gesteld wel een weinig toeschietelijkheid ook mag worden betoond. Spr. zou de boomenrij op het Noord ook wel gaarne willen zien behouden en meent, dat zulks ook nog wel geëischt kan worden, daar dat wellicht een halven M. zal schelen. (B. en W. nemen nu dit voorstel over.) Spr. ziet verder in deze quaestie de eenige gelegenheid, dat het Noord zal kunnen worden gedempt. Hoe, zoo zegt spr., zullen we anders ooit tot demping geraken P Dat doode eind vindt spr. geen groot bezwaar, te meer, daar men het er vrijwel over eens is, dat het Noord een maal zal moeten gedempt worden en dm heelt men het al vast. Desnoods zou men dan bij het doode eind het sloot je tusschen de Bewaarschool en perceel mej. Pinxster wat kunnen verbreeden en de doorstraling nog verbeteren. Dit kan volgens spr. zooveel te gemakkelijker, daar men daar alleen met eigen grond heeft te maken. Zeer lang, zegt spr., hebben B. en W. overwogen, zal de tram over de markt gaan of niet, en eindelijk gemeend, er toe te moetan besluiten, te meer, daar de markt nu groot genoeg is, en zelfs de scha penhokken op dat punt kunnen blijven staan. De trambaan is nog ver van de school verwijderd, dus de tram wordt, om zoo te zeggen, door het onschuldigste gedeelte der gemeente gelegd. Nu moet men in 't oog houden de enorm groote voordeelen, die aan dit plan zijn verbonden. Men krijgt nog een weg van de LaaD naar bet station. Men heeft nu gebrek aan bouwterrein, men krijgt daar bouw terrein, met een aangelegde straat boven dien. Dan krijgl meu de mooiste gele genheid voor ons goederenvervoer, eene uitstekende laad- en losplaats, naar spr.'s oordeei voordeelen genoeg, om een paar bezwaren uit den weg te ruimen. Spr. wijst nog op de beweging te Nieuwe Niedorp en noemt bet een enorm belang voor het vervoer van groenten en an dere voortbrengselen, dal de baan op 3 plaatsen aan bestaande waterwegen zal aansluiten. De heer Roggeveen breDgl nog in het midden, dat er eveneens niet in het advies staat, hoe met de tram op marktdagen zal worden gehandeld. Zal zij dan op een zeker punt in de gemeente moeten blijven staan; mag zij doorrijden? Even eens zoo met kermis. Dat punt acht spr. ook van groot belaDg. Spr. wijst -nog maals op het gevaar voor kinderen, hij noemt het terrein voor zijn huis een twee de schoolplein, dat is de plaats, waar de kleinen spelen, zeker omdat het er ruim is en spr. ijst ervan, als hij zich voorstelt, dat over die plek daar een tram zal gaan. Vervolgens zegt spr., we hebben met op offering van groote kosten en tot aller ge noegen, ons marktterrein vergroot, en zul len we dat nu zoo maar weder vrijgeven Dat plaatsen van schapenhokken op die plaats, als de tram daar zal doorgaan, vindt spr. geheel ondoenlijk, dat zou hij nooit durven aanraden, daarvoor is de ruimte te gering. Spr. zegt, dat het dagelijksch ver keer tusschen perceel van den heer Broers- ma en bet zijne het meest drukke van Schagen is en daar een tram te leggen vindt spr. onverantwoordelijk. Spr. oordeelt den weg van den heer Hoogschagen veel beter. Spr. stemt toe, dat de onkosten voor de tramvereeniging zeer groot zullen zijn, maar spr. acht het plicht, le wakeD, dat de gemeente niet verontreinigd zal worden door de demping van het Noord en ge looft, dat een demping tot het perceel Na gelhout het onvermijdelijk gevolg zal moe ten zijn. De heer Roggeveen geeft nu het plan in overweging, vanaf 't perceel van den heer Henneman achter het Noord en de Gemeenteschool om te gaan over het land daar, en dan, tusschen perceel Mevrouw Hoekstra en den heer de Pater door, de Loet te snijden, daar een huis te onteige nen en zoo dwars door het land de Laan te snijden, in aansluiting langs de Land bouwschool aan het station. Daardoor, zegt Spr., behoudt men even eens de voordeelen van de straat naar het spoor en vervallen mijne andere bezwaren. Spr. zou er niets tegen hebben, de tram te laten staan op een plaats, waar bij het dichtst bij de gemeente komt, evenals te Alkmaar de tram HaarlemAlkmaar. Dan dwingt men de passagiers, door de plaats te gaan en dan zullen zij volgens spr, inkoopen doen. Dat zou in onze ge meente nog makkelijker gaan dan in Alkmaar, waar de af te leggen af standen door de stad veel grooter zijn. De Voorzitter staat eerst stil bij de op merking van den heer Roggeveen, wat be treft het blijven stsan van de tram op marktdagen of kermis. Spr. zegt, dat de tram bepaald niet zal ophouden, omdat daaraan het groote bezwaar is verbonden van het uitladen et) overladen van goederen en anderszins en men ook de reizigers zou dwingen, een eind te loopec. Spr. acht het bezwaar van deu heer Roggeveen ook meer denkbeeldig, de markt is meer dan ruim genoeg. Gevaar, gelooft spr., zal de tram weinig opleveren, daar spr. dsn niet zou wetsn, hoe het in Amsterdam zou moeten gaan daar boort men weinig vau ongelukkeo door de trams en ook in den Haag bij de stoomtram niet, te meer nog, de tram in onze gemeente zal niet elke minuut rijden, maar bijv. om de twee of drie uur. De heer Roggeveen noemde den maatregel in de gemeente Alkmaar ver standig, maar de heer Roggeveen mag, volgens spr., niet vergeten, dat de tram AlkmaarHaarlem geheel en al is eene particuliere onderneming, dia geen cent subsidie ontvangt, en zich du» ook aan geen enkelen eisch, van aansluiting bijv., behoeft te storen. Spr. ziet evenwel op die manier geen kans, hier een tram te krijgen. De heer Roggeveen deelt mede, dat hij zoo losweg eens aanteekening beeft gehouden vau ongelukken, door de tram veroorzaakt en dat het lijstje nog al aanmerkelijk is; en dan moet niet worden vergeten, dat niet van elk ongeluk melding wordt ge maakt. Spr. haalt ten bewijze hiervoor het geval Wuite aan. Spr. meent, dat men algemeen te licht over dergelijke dingen denkt. Hij wijst op het verschil van paardentram, die uit één rijtuig bestaat, en stoomtram, die een geheele reeks wagens is; daarin be staat, volgens spr., juist het gevaar. Spr. wil zijn voorstel om uitstel van 14 dagen handhaven. Zijn aangegeven plan achter de school om, over de Loet, is volgens spr. minder kostbaar en veel minder ge vaarlijk, daar mee over de Loet een over weg zal kunnen maken, dien men door één man zal knnnen laten afsluiten. Een hal te om goederen te laden zal men daar evengoed kunnen maken, al is het dan even verder van de markt. Zoo vlak bij de markt zal, volgens spr., nog verwarring bovendien veroorzaken. Hij zegt (en slot te op een gemaakte opmerking, dat men volgens zijn plan de demping yan het Noord zal missen liever geheel geen dem ping, dan een gedeeltelijke. De heer Buis wijst opIJmuiden en het weinige gevaar dat daar bestaat in veel nauwer straten dan in onze gemeente. Te vens verschilt de heer Buis met den heer Roggeveen van meening wat betreft het niet veel hinderen, of de goederen-losplaats even verder van de markt is. Spr. wijst alleen maar op het artikel varken» en noemt het een groot gemak, als de los plaats vlak bij de markt is. De heer Roggeveen wijst op de aange- viaagde verscherpte bepalingen voor de tram te Naarden en dat is nog een stille plaats. De heer Hoogschagen constateert nog maals de onvolledigheid van het advies van B. en W., waar het betreft de over brugging vau de Laan en zou daarom ook met het voorstel om uitstel Van den 'heer Roggeveen kunnen meegaan. De heer Buis gelooft niet, dat om dat pnnt de zaak zal behoeven te worden verdaagd. Met betrekking tot die brug zal men een voorbehoud kunnen maken. Voorzitter zegt, dat zelfs de bepaling zal knnnen worden gemaakt, dat brnggen en overwegen geheel zullen worden ge maakt naar genoegen van het gemeente bestuur. De heer Vlaming acht het doode punt geen bezwaar. Men zal de sloot tusschen perceel wed. Pinxter en Bewaarschool kun nen verbreeden, een paar meter, niet alleen zoover als het gemeente-eigendom gaat, maar ook langs de verdere percee- len omdat zal dan een veel betere door straling geven. Ongelukken, gelooft spr., zal de tram weinig ten gevolge hebban. Spr. wijst er op, dat het ongeluk Wuite niet aan de tram, maar aan den man zelf moet worden ge weten, daar hij te vroeg is uitgestapt. Spr. zou zich met het denkbeeld van den heer Roggeveen wel kunnen vereenigen en achter de school omgaan, maar dan mist men de goede los- en laadplaats en eveneens de demping van het Noord. Een goed vaarwater, zegt spr,, kan daarvan nooit gemaakt worden zonder groote kosten, want voor goede uitbaggering staat de beschoeiing niet diep genoeg. De bmg over de Laan zou spr. zoo gemaakt willen zien, als die te Lutjewin kel gemaakt is voor de tram Schagen- Wognum. De heer Asjes is het ten deele met het ad vies B. en W. eens en het hoofdmotief dat hem daar voor doet stemmen, is de toe gangsweg naar het station. Maar er is niet alleen dit plan, maar ook het plan van den heer Roggeveen en daarmede ver krijgt men ook den toegangsweg naar het station, en dat trekt spr. meer aan. De laad- en losplaats zou dan wel achter het slot kunnen worden gemaakt. De heer Buis meent den heeren er at tent op te moeten maken, dat, als het plan Roggeveen doorging, de tram eerst zou moe ten door het dure en beste land achter het Noord en de school, dan door het du re land van den heer Roggeveen, dan over een klein gedeelte gemeentegrond en dan door het dure land aan de zuidzijde van Schagen, en omdat de tram gaat over dat kleine stukje gemeentegrond, eischen wij op den koop toe nog het maken van een straat. Spr. gelooft, dat het dempen van het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 2