S1H1 ïhElIS-,
Jacht en Vissclierij
|e klip.
Zondag S Februari 1898.
42ste Jaargang No. 3281.
K I ESW E T.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60.
Atzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 6 ct,
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen,
EERSTE BLAD.
GemeenteSchagen.
Bekendmakingen.
GRONDBELASTING.
SGHA6ER
COURANT.
AA?ErtCDlie- k Laiiliiillafl.
Bureau: SCHAGKM, Laan, 19 4.
UilgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. WINKEL.
Do BURQEMEESÏER der gemeente
Schagen
Gelet op de artikelen 11, 12 en 13 der
Kieswet (Wet var, den 7den September
1896, Staatsblad No. 154);
Noodigt de mannelijke inwoners dezer
Gemeente uit om, zoo z\j in eene andere
Gemeente over het volle laatstverloopen
dienstjaar in eene derRjjks directe
belastingen zjjn aangeslagen, wat de
grondbelasting betreft in eene andere
Gemeente of in meer Gemeenten te zamen,
tot een bedrag van ten minste één gul
den, daarvan door overlegging der, overeen
komstig het bepaalde bjj artikel la der
Kieswet, voor voldaan geteekende aan
slagbiljetten vóór den 15den Februari
a. s. te doen blijken. Deze aanslagbiljetten
worden na de vaststelling der kiezerslijsten
aan belanghebbenden teruggegeven.
Nog worden de mannelijke inwoners, die
op grond van het bepaalde bfj het derde lid
van artikel 2 der voormelde wet aanspraak
meenen te kunnen maken om geplaatst te
worden op de kiezerslijst, uitgenoodigd daar
van vóór den 15den FEBRUARI a.s-
aangifte te doen.
De bewijsstukken, bij zoodanige aangifte
over te leggen, waartoe moeten behooren
het aanslagbiljet, of een door den Ontvanger
gewaarmerkt duplicaat daarvan, eene opgaaf
van het bedrag van het aandeel in den aan
slag en de noodige bescheiden ten bewijze
van het gemeenschappelijk bezit, worden
na de vaststelling der kiezerslijsten aan be
langhebbenden teruggegeven.
Tevens worden de mannelijke inwoners
dezer Gemeente, die krachtens artikel lb
derzelfde wet aanspraak meenen te kunnen
maken om geplaatst te worden op de kie
zerslijst, uitgenoodigd daarvan vóór den
15d en FEBRUARI a.s. aangifte te doen.
Wie tot deze aangifte bevoegd Zijn, blijkt
uit de artikelen 1 en 2 der Kieswet, luidende-
Artikel 1.
De leden van de Tweede Kamer der Sta-
ten-Generaal worden gekozen door de man
nelijke ingezetenen des Rijks, tevens Neder
landers, die den leeftijd van vi)f-en-twintig
jaren hebben bereikt, voor zoover zij over
het laatstverloopen dienstjaar in eene of
meer der Rijks directe belastingen zijn aan
geslagen, het te dier zake verschuldigde voor
of op den lsten Maart voldaan hebben, en
a. over het volle laatstverloopen dienstjaar
zijn aangeslagen in de grondbelasting
voor een bedrag van ten minste een
gulden, in de vermogensbelasting, in de
belasting op bedrijfs- en andere inkom
sten of naar een of meer der vijf eerste
grondslagen van de personeele belasting,
zooals die is geregeld bij de Wet van
16 April 1896 (Staatsblad No. 72)of
b. indien zij niet overeenkomstig het be
paalde sub a zijn aangeslagen, voldoen
aan eene der volgende voorwaarden
l'.dat zij als hoofden van gezinnen of als
alleen wonende personen op den 31sten
Januari sedert den lsten Augustus van
het vorige jaar hebben bewoond,
krachtens huur, achtereenvolgens in
dezelfde gemeente niet meer dan twee
huizen of gedeelten van huizen, voor elk
waarvan, met of zonder bij behoorenden
grond of lokalen en bijgebouwen, niet
ter bewoning bestemd, de werkelijke
huurprijs, per week berekend, ten min
ste heeft bedragen de som, voor de ge
meente of het gedeelte der gemeente
waar het huis gelegen is, vermeld in de
bij deze wet gevoegde tabel j
of, krachtens eigendom, vruchtge
bruik of huur, eenzelfde vaartuig van
ten minste 24 kubieke Meter,-
2». dat zij op den 31sten Januari sedert den
lsten Januari van het laatstverloopen
jaar bij dezelfde persoor,, onderneming,
openbare of bijzondere instelling in
dienstbetrekking ol als inwonende zoon
in het bedrijf of beroep der ouders werk
zaam zijn en als zoodanig over dat jaar
een inkomen hebben genoten als voor
de gemeente of het gedeelte der ge
meente, waar zij wonen, is vermeld in
de bjj deze wet gevoegde tabel;
of dat zij op den lsten Februari in
het genot zijn van een door eene open
bare instelling verleend pensioen van
gelijk bedrag;
met dien verstande, dat voor hen,
die in beide gevallen verkeeren, zoo
noodig, ter bereiking van het vereischte
bedrag, het inkomen en het pensioen
worden samengeteld;
3». dat zij op den lsten Februari sedert een
jaar den eigendom met recht van vrije
beschikking hebben van ten minste
f 100.—, (nominaal), ingeschreven in de
Grootboeken der Nationale Schuld of
van ten minste f 50.—, ingelegd in de
Bykspostspaarbank
4»- dat zij hebben voldaan aan de eischen van
bekwaamheid, door of krachtens de wet
gesteld voor de benoembaarheid tot eenig
ambt, voor de vervulling van eenige
betrekking of voor de uitoefening van
eenig bedrijf of beroep.
Artikel 2.
Onder hen, die den leeftijd van vijfen
twintig jaren hebben bereikt, verstaat deze
wet hen, die dien leeftijd hebben bereikt
vóór of op den 15den Mei.
De aanslag der vrouw in de Rijks directe
belastingen geldt voor haren mandie van
minderjarige kinderen wegens goederen,
waarvan hun vader het vruchtgenot heeft,
voor hunnen vader.
Aanslagen in de grondbelasting wegens
onroerende goederen eener onverdeelde na
latenschap gelden ook voor den mede-eigenaar,
wiens naam niet bij den aanslag in het
kohier is vermeld, mits zijn aandeel in dien
aanslag ten minste één gulden bedraagt.
Door den aanslag in de grondbelasting, in
art. 1 vermeld, worden de hoofdsom en de
Rijks-opcenten verstaan.
Aanslag in de vermogens- of in de bedrijfs
belasting geeft geene aanspraak op kiesrecht,
indien hjj het gevolg is van eene met de
waarheid strijdige aangifte.
Bjj de berekening van den werkelijken
huurprijs wordt maandhuur tot weekhuur
herleid door deeling met 4, jaarhuur door
deeling met 50.
Bij de berekening van het inkomen, bedoeld
in art. 1 b, 2o., eerste lid, worden vrije
woning of inwoning en vrije kost en inwoning
gerekend op het bedrag, voor de gemeente
of het gedeelte der gemeente, waar zfj genoten
worden, vermeld in de bij deze wet gevoegde
tabel; enkel vrije kost op het bedrag, ver
meld in de laatste kolom, verminderd met
dat, vermeld in de voorlaatste kolom dier
tabel. Overigens komt alleen geld in aan
merking.
Indien het inkomen, bedoeld in art. 1 b,
2o., als vast week-, veertiendaagsch, maand-
of jaarloon is genoten en dit loon wegens
ziekte of verwonding gedurende ten hoogste
tw6e maanden niet of niet ten volle ia ont
vangen, wordt het geacht tot het normale
bedrag te zijn genoten.
Indien gedeelten eener Gemeente in de
bij deze wet gevoegde tabel afzonderlijk
worden genoemd, wordt de grens tusschen
die gedeelten door Ons, Gedeputeerde Staten
gehoord, bepaald en wanneer verandering
van omstandigheden daartoe aanleiding
geeft, gewijzigd.
Van deze besluiten wordt mededeeling
gedaan in de „Staatscourant", met bijvoeging
van de adviezen van Gedeputeerde Staten,
voor zoover bij de besluiten van die adviezen
is afgeweken.
Volgens artikel 20 der wet is voor hen,
die krachtens vroeger gedane aangifte op
de loopende kiezerslijst voorkomen, her
nieuwde aangifte o n n o o d i g, indien de
plaatsing op die lijst berustte op;
1°. bewoning van een huis of gedeelte
van een huis of van een vaartuig, mits
zij op 31 Januari alsnog hetzelfde huis
of' eer. gedeelte van hetzelfde huis of
hetzelfde vaartuig bewonen;
2°. genot van pensioen;
3'. bezit van eene inschrijving in de
Grootboeken der Nationale Schuld of
van een inleg in de Rijkspostspaar
bank;
4". aflegging van een examen.
Daarentegen is hernieuwde aangifte w 1
noodig voor hen, wier plaatsing op de
lijst berustte op
1». bewoning van een huis of gedeelte
van een huis of van een vaartuig,
indien zij niet meer op 31 Januari
hetzelfde huis of een gedeelte van
hetzelfde huis of hetzelfde vaartuig
bewonenof
2'. genot van inkomen in dienstbe
trekking, of als inwonende zoon, in
het bedrijf of beroep der ouders werk
zaam, hetzij met of zonder genot van
pensioen.
Aan hen, die verkeeren in het laatste
onder No. 2 vermelde geval, wordt door den
Burgemeester een aangifte-biljet ter invulling
toegezonden.
In de tabel, bedoeld in de artikelen 1 en
2 der Kieswet, is, voor zoover de Gemeente
Schagen betreft, het volgende bepaald;
Gemeente
of deel der
Gemeente.
s
a
W
S a
2
S 3
B 3
a .3
tiE
O «4-1 zr
fe o .5
6D C
c
:E?
ui
O
m C
<T>
Bedoeld in Artikel
lb, 1*.| lb, 2». 2. 2.
Schagen.
fl.-
f300.-
f 37.50
f200.-
De formulieren tot het doen van aangifte
zijn kosteloos verkrijgbaar ter Secretarie
der Gemeente.
De ingevulde formulieren kunnen kos
teloos per post aan den Burgemeester
worden toegezonden, met inachtneming van
het volgende voorschrift:
dat de omslagen met aangiften
en stukken moeten dragen boven
aan de voorzijde het opschrift
„Vrij van briefport, ingevolge art. 50 der
Kieswet" en in den linkerbeneden
hoek de vermelding van den naam
e n d e woonplaats van den afzender, g e-
waarmerkt door zijne handteek e-
ning.
Schagen, den 25 Januari 1898.
De Burgemeester voornoemd,
S. BEBMAN.
De Burgemeester van SCHAGEN brengt, naar
aanleiding van art. 15 2e lid der Wet van 26 Mei
1870 (Staatsblad no. 82) ter kennis van belangheb
benden, dat heden ter secretarie dezer gemeente
gedurende dertig dagen ter inzage is nedergelegd
eene opgave van uitkomsten van meting en schatting,
bedoeld in artt. 15, 23 en 43 der gemelde wet.
Schagen. den i Februari 1898.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
De Burgemeester van Schagen brengt ter kennis
van belanghebbenden het navolgende
De Commissaris der Koningin in de provincie
Noord-Holland,
Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten dier
provincie van 19 Januari 1898 no. 6
Gelet op art. 11 der „Jagtwet";
Brengt ter kennis van belanghebbenden
a. dat de jacht op houtsnippen in deze provincie zal
worden gesloten op den 30sten April 1898 met zons
ondergang
b. dat de jacht op eenden zal worden gesloten den
28sten Februari 1898 met zonsondergang;
c. dat de jacht op ander waterwild zal worden
gesloten den 26sten Maart 1898 met zonsondergang
d. dat het weispel van kwartalen met steekgaren
of vliegnet zal mogen worden uitgeoefend van 2 Mei
tot en met 15 Juli 1898;
e. dat de vissclierij met het staande spieringnet
zal zijn gesloten van 1 Maart tot 1 November 1898
f. dat de visscherij met alle overige vischtuigen,
uitgezonderd die met aalkorven, aaldobbers en pa
lingluiken, die met het schepnet of de gebbe om
kleine vischjes te vangen voor de aaldobbers en die
op snoek in de gemeente Texel, zal zijn gesloten
van 15 Maart tot 1 Juli 1898, en
g. dat gedurende den gesloten vischtijd, vermeld
sub f van dit besluit, ook hel visschen met den
hengel tn de hand is verboden.
En zal deze in het Provinciaal Blad worden ge
plaatst en voorts in elke gemeente van Noord-Rol
land worden aangeplakt.
Raarlem, 24 Januari 1898.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
YAN TIENHOVEN.
Schagen, 4 Februari 1898.
De Burgemeester voornoemd,
S. BEKMAN.
In een artikel, getiteld«Het Kabi
net en de partijen", voorkomende in De
lijd van 26 Januari j.1., komt, in tegen
stelling met het doodsklokluiden van
Dr. Kuypek, waarop wij in ons vorig ar
tikel wezen, de verklaring voor, dat de
Rechterzijde de regeering bij het tot
stand brengen van vele wettelijke voor
zieningen zou kunnen steunen en mede
werken „om den werktijd van het Ka
binet tot het einde van de begonnen
vierjarige periode van wetgeving te doen
voortduren. Een dwingende reden om
harerzijds van den beginne at aan te
sturen op ministerieele crisis, kabinets
wisseling of kamerontbinding, lag in
het optreden van het tegenwoordige be
wind voor de Rechterzijde volstrekt
niet".
Waar het kabinet echter met den ka
tholieken zoo onwelkome wetsvoorstel
len omtrent leer- en dienstplicht zal ko
men aandragen, meent De Tijd, dat het,
wilde het slagen, zeker zou moeten zijn
van een eigen meerderheid. Dit nu is,
volgens het katholieke orgaan, niet het
geval, en het komt tot die conclusie
aan de hand van een artikel in de Mid
delbar geche Courantdie, wijzende op de
aanvallen van den oud-minister Van
Houten en den strijd tusschen de ka
merleden Pyttersen en Van Gilse in
de organen van Gelderlands hoofdstad,
ook de taak van het kabinet in de hui
dige omstandigheden moeilijk en den po-
litieken toestand ongezond acht, omdat
er een aaneengesloten meerderheid ont
breekt.
„Wij katholieken", aldus eindigt J)e Tijd, „kun
nen evenals de anti-revolutionnairen een en ander
rustig aanzien. Het stelsel van obstrnctionisme, van
vijandigheid en bestijding quand même is door
ons nimmer ten aanzien van het tegenwoordige Ka
binet aanbevolen of in toepassing gebracht. Bij de
houding, door dit Kabinet aangenomen jegens ons,
valt echter allerminst te verwachten, dat wij, dat
de oppositie-partijen in den Lande een bescher
mende band zullen uitstrekken, indien door partij-
groepen of door enkele leden van de meerderheid,
welke bij de verkiezingen tegenover ons stonden
en ons de nederlaag deden ondergaan, bet leven
van het tegenwoordige Kabinet van huil Ka
binet wordt aangevallen en in gevaar ge
bracht."
Het wil er bij ons maar niet zoo da
delijk in, dat de moeilijkheden, waarmee
het kabinet in de eerstkomende dagen
te worstelen kan hebben, zoo groot zul
len wezen als wel van verschillende kan
ten wordt betoogd. Die moeilijkheden
moeten dan toch ontstaan van de zijde
der linkerzijde en nu hebben wij een te
hoog begrip van het gezond verstand van de
vooruitstrevende vrijzinnigen in de Tweede
Kamer, dan dat tij het zouden zijn, die,
hetzij bij de allerhoogste noodzakelijk
heid roet in het eten zouden gooien,
waardoor het denkbeeld van Dr. Kuy
pek van Kamerontbinding vasten voet
zou erlangen.
Hierbij komt nog, dat het kiesrecht-
vraagstuk, dat door de vrijzinnigen niet
als afgedaan werd beschouwd, thans een
meer heldere phase ia ingetreden, nu
minister Pierson in de zitting der Eer
ste Kamer van 26 Januari jl. het vol
gende heelt gezegd
„Over het kiesrecht is het onnoodig
nog veel te zeggen. De bedoeling der
Regeering zal wel volkomen duidelijk
zijn geworden. Mochten sommige monde
linge uitlatingen van enkelen onzer, of
wel sommige woorden, in de Regeerings-
stukken gebezigd, niet altijd geheel dui
delijk zijn geweest (ik ben mij daarvan
niet bewust, maar moet het toch als mo
gelijk stellen), dan geloof ik toch te mo
gen aannemen dat nu alle duisterheid is
opgehelderd door ons antwoord op de
algemeene beschouwingen.
Het is de bedoeling der Regeering om
het kiesrecht als staatkundig vraagstuk ge
durende deze wetgevende periode niet aan
de orde te stellen. Mij dunkthiermede is
alles gezegd en het is volstrekt onnoodig
daaraan nog iets toe te voegen".
Naar aanleiding van deze verklaring,
en erop wijzende, dat het debat over het
kiesrecht toch heropend wordt, wanneer
de technische herziening der Kieswet,
door de regeering beloofd, aan de orde
zal komen, stelt de Arnhemsche Courant
van 29 Januari jl., die als een orgaan
der vrij zinnig vooruitstre venden kan
worden beschouwd, eendrachtige samen
werking voor het tot stand brengen der toe
gezegde hervormingenvoor.
„Voor dit programma", aldus besluit
de Arnhemsche haar artikel, „is er in den
eersten tijd stellig eene meerderheid in
het Parlement te vinden. De Regeering
dra le daarom ook niet langer met de
indiening der voor dit zittingjaar in de
troonrede toegezegde wetsontwerpen, en
stelle de groepen, waaruit de meerderheid
bestaat, spoedig in de gelegenheid te
toonen, dat, waarin zij onderling ook
mogen verschillen, het niettemin haar
ernstige wil is tot de uitvoering van het
sociaal hervormingsprogram van het mi-
nisterie-piekson hare medewerking te
verleenen".
Beter raad is er te midden van
het twistgeschrijf der laatste dagen ze
ker niet gegeven.
Wanneer wij toch het program, in
de troonrede ontwikkeld, nagaan, dan
vinden wij van de sociale punten van
wetgeving, daarin opgenoemd, een vrij
sterke echo in de programma's der bei
de clericale partijen. Dr. Nolens is in
zijne rede over de bemoeiing van den
Staat vrij wat verder gegaan dan me
nig radicaal of vrijzinnige democraat ooit
deed (het Handelsblad getuigde er inder
tijd van, dat daarmêe het Socialisme
Chrétien zijn intrede in de Tweede Ka
mer had gehouden), en toen Dr. Kuy
pek in November van het jaar 1891
het te Amsterdam gehouden Christelijk-
Sociaal congres met een gebed sloot,
riep hij, den Heere Zebaoth mede in het
geding brengende, met verheffing van
stem uit: „Heere mijn God, ze
kunnen niet wachten geen
dag en geen nacht"!
Nu, de werklieden, op wie hij het oog
had, wachten nog en waar Dr. Kuy-
per nu zelf gezeten is in het Staats
lichaam, dat geroepen is het ministerie
der sociale rechtvaardigheid, *r- deze
woorden zijn van Dr. Nolens - in zijn
grootsche taak te helpen, kan hij zelf
met al zijn talent en kunde er toe me
dewerken, dat zijn gebed eindelijk ver
hoord worde.
De Arnhemsche Courant was echter
eenigszins voorzichtig in hare uitdrukking,
toen zij sprak van „in den eersten tijd",
wel wetende, dat het in zake de sociale
hervormingen niet altijd „pais en vree
en boter tot den boom" kan blijven.
Er is toch één punt in het sociale
program der regeering een punt
waarop bovengenoemde uitroeping van
dr. Kuypek. aan den God zijner belij
denis volkomen van toepassing is dat
zeer urgent genoemd kan worden.
Wetsvoordrachten tot verbetering
van maatschappelijke toestanden,
met name betreffende de volks
huisvesting, den arbeid en het armwe
zen zijn in bewerking", lezen wij in de
Troonredewij kunnen dus verwachten
een herziening van de armenwet, dat lee-
lijke staaltje van een plutocratische wet
geving, als een zaak van allereerste urgen
tie. De onderkomelingen onzer maat
schappij, voor wie
niet te sterven 's levens eenig doel is,
„En uitgesteld beswijken hoogste prijs",
opmerkelijk, dat,
in hun program,
het thans gehul-
ondersteuning der
kunnen waarlijk niet wachten, „geen
dag en geen nacht"
Nu is het zeker
waar de katholieken
met het behoud van
digde beginsel„de
armen wordt in hoofdzaak overgelaten
aan de kerkelijke en bijzondere instel
lingen van weldadigheid" verbete
ring van de armenwet hebben opgeno
men, de anti-revolutionnairen daarover
volkomen zwijgen.
Toch kennen wij het gevoelen van
dr. Kuypek in deze. Toen hij den 9^en
November 1891 bovengenoemd christe-
lijk-sociaal congres met een rede over
„Het sociale vraagstuk en de christelijke
Religie" opende, sprak hij de volgende
gedenkwaardige woorden
„Immers, de arme kan niet wachten, tot de
herstelling onzer maatschappij zal zijn afgeloopen.
Bijna zeker beleeft hij die gelukkige ure niet meer.
En inmiddels moet hij toch leven, moet hij zich
den mond openhouden en den mond openhouden
van zijn gezin. En daarom krachtige hulpe is er
noodig. En hoe hoog ik ook geneigd ben, uwe
offervaardigheid te roemenen dit mag door
Gods genade bij velen uwertoch moet de heilige
kunst van „het geven om Jezus wil" onder ons
christenen nog veel sterker ontwikkeld. Alle
Staats-armenzorg, wilt het toch nimmer vergeten,
blijft roepen tegen de eere van uw Heiland".
In een noot, welke hij later aan de
uitgave van zijn rede toevoegde, schreef
hij
„Eet is volkomen juist, dat, zoo van elders geen
hulp komt, de Staat moet zorgen. We mogen nie
mand van honger laten sterven, zoo lang nog in
zoo menige broodkast het brood ligt tebeschimme-
len. En ook, als de Staat helpt, moet hij snel en
voldoende helpen. Een aanklacht tegen onze ar
menwet. Maar juist daarom moet er te meer
nadruk op gelegd worden, dat Staatsarmenzorg
niet onze eere, maar een snijdende aanklacht tegen
de Kerk en tegen de rijken blijft. Allemaal gevolg
van het Liberalisme, dat de kracht der Kerk on
dermijnde en de rijken egoïstisch maakte".
Het is niet te loochenen, dat het
program der Liberale Unie een geheel
andere richting uit wil. Dr. Kuypek
laat staatsarmenzorg toe als een pis allert
roepende tegen de eer van zijn Heiland
de Liberale Unie verlangt„herziening
der armenwet, tot verzekering der sa
menwerking van alle armbesturen en
tot erkenning van den plicht der over
heid om voortwoeksring van het paupe
risme te keeren en de armenverzorging
niet aan te merken als uitsluitend uit
vloeisel van haar politiezorg".
Nu gelooven wij, dat Dr. Kuyper en
zijn partij in zake de sociale wetgeving
geen obstructionistische politiek zullen
voeren, omdat dit te veel in strijd zal
zijn met hun program en verleden, maar
in zake armenzorg zou het gaan om
een voor hen heilig beginsel en, hoe
wel die heiligheid nu niet bij de conser-
vatief-liberalen zou voorzitten, is het
toch te vreezen, dat de clericalen van
die zijde steun zullen ontvangen.
De kiesvereeniging De Grondwette
Amsterdam toch, die wij als een clubje
van conservatief-liberalen kunnen be
schouwen, schreef omtrent armenzorg in
haar program
„Op dit gebied moet een betere toestand voorbereid
worden, door de samenwerking der verschillende
instellingen van weldadigheid te bevorderen en
door meer afdoende hestrjjding van drankmisbruik.
Vooral bij de regeling der armenzorg is hst noo
dig, alle maatregelen achterwege te laten, die strek
ken kunnen, om het gevoel van verantwoordelijkheid
tegenover eigen gezin te verzwakken."
Hier is het dus, dat voetangels en
klemmen liggen en hier zal het noodig
zijn, dat alle vrijzinnige groepen in de
Tweede Kamer als één man aan de zij
de van het Ministerie staan.
Niet dat we dit niet in alle andere
gevallen noodig achten, maar de strijd
zal hier moeilijker zijn, omdat dr. Kuy
per behendig genoeg zal wezen, om de
plutocratische neigingen der conserva
tieve leden „in het gevlei" te komen,
Het valt niet te loochenen, dat de
kieswet ons zelf* niet gegeven heeft wat
de bestrijders er nog van verwachten,
en wanneer een oud-minister, de vader
van die wet, thans Staatkundige Brieven
schrijft in journalistieken vorm en daar
door de natie meent te moeten waar
schuwen en raad te geven, daar had hij
vóór alles moeten bedenken, dat èn Mi
nister èn Kamer èn partijverhoudingen
het gevolg zjjn van het feit, dat er maar
weinigen in de Kamer zijn, die vrede
hebben met zijn maaksel. Maar die
weinigen kunnen bij de stemming over
het een of ander onderwerp den door
slag geven. Dit zijn de conservatieven
en zij die neiging toonen om, te mid-