te vlaggen Zondag 13 Februari 1898. 42ste Jaargang No. 3283. MM araictó ier ral. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE RL AD. GemeenteScha g e n. Jacht en Visscherij. Het wetsontwerp op den Persoonlijken dienstplicht. Builenlaudsch Nieuws. SCHAKER AlpiBm Sitifs-, COURANT. Mmtemie- k Landbigiilsd. en Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Bureau: 8CHAGÜ®, Laan, II 4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. WINKEL. Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 8.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct, Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Bekendmakingen. 11 11 i Onze gemeente zal op maandag 21 Februari a. de eer genieten, een bezoek te ontvangen van eenige hooggeplaatste heeren, onder welke de Commissaris der Koningin en de Directeur-Generaal van I.andbouw als representant van zijne Excellentie, den heer Minis ter van Binnenlandscbe Zaken, en dat wel met het oog op de plechtige inwijding van het gebouw der Kijkslandbouwwinterscbool. Als een bewijs van onze ingenomenheid met dit bezoek en van onze belangstelling in eene inrichting waar wij anderen met trots op knnnen wijzen, en die niet slechts voor den landman, doch ook voor onze gemeente van groot belang genoemd mag worden, noodig ik de ingezetenen uit, op bovengemelden dag te willen vlaggen. Schagen, 12 Februari 1898. De Burgemeester, S. BERMAN. De Burgemeester van Schagen brengt ter kennis van belanghebbenden het navolgende De Commissaris der Koningin in de provincie Noor d-H o 11 a n d, Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten dier provincie van 19 Januari 1898 no. 6 Gelet op art. 11 der „Jagtwet" Brengt ter kennis van belanghebbenden a. dat de jacht op houtsnippen in deze provincie zal worden gesloten op den 30sten April 1898 met zonsondergang b. dat de 'jacht op eenden zal worden gesloten den 28sten Februari 1898 met zonsondergang c. dat de jacht op ander waterwild zal worden gesloten den 26sten Maart 1898 met zonsondergang; d. dat het weispel van kwartelen met steekgaren of vliegnet zal mogen worden uitgeoefend van 2 Mei tot en met 15 Juli 1898 e. dat de visscherij met bet staande spieringnet zal zijn gesloten van 1 Maart tot 1 November 1898; f. dat de visscherij met alle overige vischtuigen, uitgezonderd die met aalkorven, aaldobbers en paling fuiken, die met het schepnet of de gebbe om kleine visehjes te vangen voor de aaldobbers en die op snoek in de gemeente Texel, zal zijn gesloten van 16 Maart tot 1 Juni 1898, en g. dat gedurende den gesloten vischtijd, vermeld sub f van dit besluit, ook bet visscben met den hen gel in de hand is verboden. En zal deze in het Provinciaal Blad worden ge plaatst en voorts in elke gemeente van Noordholland worden aangeplakt Haarlem, 24 Januari 1898. De Commissaris der Koningin voornoemd, (get.) VAN TIENHOVEN. Sehagen, 11 Februari 1898. De Burgemeester voornoemd, (get.) S. BERMAN. i. Uit een politiek oogpunt. Onder den drang van den fransch- duitschen oorlog in 1870, en nadat bij de mobilisatie van ons leger gebleken was, hoe groote gebreken daaraan kleef den, trad het denkbeeld der afschaffing van de plaatsvervanging het eerst op beteekenisvolle wijze in ons vaderland op den voorgrond, en de eer om daaraan vorm en leven te geven was voorbehouden aan den generaal Van Limburg Stirum, die, als minister van oorlog, in 1873 een wetsvoorstel indiende om de plaats vervanging af te schaffen. Thorbecke was in het vorige jaar gestorvende liberale partij, toen zeer verdeeld, was als een schip zonder roer en zoo werd dan ook in de maand Juli van dat jaar het wetsontwerp, na een vier- daagsch debat, met 43 tegen 25 stem men verworpen. De generaal Van Limburg Stirum legde zjjn portefeuille neer en er verlie pen bijna twintig jaren, eer de Tweede Kamer zich over deze quaestie als ge volg van het indienen van een wets voorstel behoefde uit te spreken. Toch zat men in het lieve vaderland niet stil. De afgetreden minister van oorlog richtte den Anti-dienstver- vangingbond op, afdeelingen wer den op verschillende plaatsen van ons land gesticht, personen van allerlei rang en stand het lidmaatschap kostte slechts één kwartje traden als leden toe en door woord en geschrift trachte men het groote denkbeeld ingang te doen vinden. De litteratuur over het onderwerp is dan ook bijzonder groot. In de militaire wereld waren het generaal Knoop, de toenmalige le luitenant der veld-artil- lerie H. Oolgaardt, wiens brochure in Maart 1884 door het hoofdbestuur van den Anti-dienstvervanging- b o n d werd bekroond en voor zijn reke ning werd uitgegeven, en de kapitein der infanterie Plantenga, die den 15 November in de Vereeniging ter Beoe fening der Krijgswetenschap een rede hield, welke later in het licht verscheen, benevens anderen, die meer of min uit voerig het onderwerp behandelden on de voordeelen daarvan in het licht stel den. In het burgerlijke leven was het vooral de in Amsterdam welbekende hoogleeraar dr. C. B. Spruyt, die voor het beginsel een lans brak en o. a. den 19 April 1882 in dezelfde vereeniging een rede hield, en het onderwerp op zoo uitnemende wijze behandelde, dat, toen zijn verhandeling later in het licht verscheen, zij de algemeene aan dacht in het vaderland trok. Er werd dus over het onderwerp veel gesproken en geschreven. Toen de arbei dersverenigingen, o. a. het Nede r- landsche Werkliedenver bond, zich meer begonnen te ontwik kelen, brachten zij al zeer spoedig de afschaffing der plaatsvervanging op hun program en tot de eer van de anti-revo- lutionnaire partij moet gezegd worden, dat deze in art. 17 van haar Program van Beginselen, dat van 1 Januari 1878 dagteekent, de „prijsgeving der plaats vervanging" mede een voorwaarde acht te te zijn der organisatie van onze doo- de en levende strijdkrachten en van de handhaving onzer nationale zelfstandig heid. Zoo werd dan jaren lang meteen on verdroten volharding voor den persoon lijken dienstplicht propaganda gemaakt, totdat in 1888 het ministerie-MACKAY optrad, dat, het beginsel van den per soonlijken militairen dienst in zijn pro gram aanvaardende, in 1890 met een wetsontwerp tot regeling van den krijgs dienst en reorganisatie van de levende strijdkrachten, overeenkomstig het voor schrift van art. 181 der Grondwet van 1887 voor den dag kwam, waarvan ook de persoonlijke dienstplicht een deel uit maakte. Ook de Kiesvereenigingen in den lande waren zich in den loop der jaren met de quaestie gaan bemoeien en, toen de her ziening van de grondwet en een meer uitgebreid kiesrecht in 1887 een opge wekt politiek leven in den lande veroor zaakten, richtte het bestuur der Libe rale Unie, overtuigd de tolk te zijn der overgroote meerderheid van de libe rale partij, den 21 December 1887 een schrijven aan de aangesloten kiesvereeni gingen, waarin het verklaarde den persoonlijken dienstplicht als een der vier hoofdpunten van het program op te ne men. Toen dan ook het wetsvoorstel van den minister Bergansius, wien de portefeuille van oorlog in het ministerie-mackay was toebedeeld, in het jaar 1891 in behan deling zou komen, werd in een verga dering der Liberale Unie, den 28 Februari van dat jaar te Amsterdam gehouden, naar aanleiding van een prae- advies van der zake zeer kundige man nen, waaronder zich ook bovengenoemde prof. Spruyt bevond, besloten, steun te verleenen aan het aanhangige wetsont werp op den krijgsdienst, en werd ver klaard, dat vooral met het oog op den persoonlijken dienstplicht, het de plicht was der liberale partij, hare uiterste kracht in te spannen ten einde de her vorming te doen tot stand komen, die het rechtsbewustzijn bevredigde en de weerbaarheid van ons volk in belangrij ke mate verhoogde. Het ontwerp-BERGANSius, door de Ka mer in behandeling genomen kort vóór de algemeene verkiezingen van 1891, kon, daar het ministerie-MACKAY door het votum der natie moest aftreden, niet worden afgedaan. De minister Seyffardt, die in het liberale kabinet als Minister van Oorlog optrad, had het wetsontwerp-BERGANSius uit een oogpunt van beginselen van organisatie bestredenbij kon het dus niet overnemen, maar, wat in 1873 door de Kamer niet aannemelijk werd ver klaard, namelijk het beginsel van den persoonlijken dienstplicht, was toch in de zitting van 8 Mei met 49 tegen 27 j stemmen eenigszins tot zijn recht geko men door het aannemen van de volgende I motie van den heer Rutgers van Ro-( zenburg „De Kamer van oordeel, dat aan het aanhangige wetsontwerp terecht is ten grondslag gelegd het beginsel van per soonlijke dienstvervulling door alle dienst plichtigen, gaat over tot de orde van den dag". Ruim zes jaren zijn na dien tijd weer voorbijgegaan en op ruimer schaal dan ooit werd voor het denkbeeld propagan da gemaakt. Toen dan ook na de aan neming van de nieuwe kieswet do par tijen in den lande zich organiseerden, haar programma's in het licht versche nen, stond „persoonlijke vervulling van den dienstplicht" niet alleen op het pro gram van urgentie der Liberale U- n i e en van het verkiezingsprogram van den Radicalen Bond, maar ook de conservatief-liberale kiesvereeniging D e Grondwet te Amsterdam schreef het in haar program en de Christelijk-histo- rische partij verklaarde in par. VIII van haar program, dat „p e r s o o n 1 ij k e dienstplicht is een eisch van bil lijkheid en in het belang van leger en vloot". "Wat de anti-revolutionnairen betreft, dezen verklaarden sub 2 van par. V van hun program van actie, vastgesteld door de Deputaten-vergadering van 29 April 1897, dat zij verlangden organisatie hij de wet van onze levende strijdkrachten overeenkomstig art. 17 van het program van beginselen, dus met prijsgeving der plaatsver vanging. Alleen de Katholieke staatspartij heeft er zich tegen verklaardhet „program der katholieke leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal" van 20 Oc- tober 1896 spreekt men geen woord over afschaffing der plaatsvervanging. Op den katholiekendag, daarna te Utrecht ge houden, heeft dr. Schaepman aan ieder een, die het wilde hooren, echter duide lijk verklaard, dat men tegen den per soonlijken dienstplicht een feilen strijd zou voeren en met zooveel woorden gaf hij te kennen, dat een samengaan met de anti-revolutionnairen bij de stembus zou afhangen van hun houding in zake den dienstplicht. Of hieromtrent een vast of los accoord is gesloten, is altijd een raadsel gebleven wel heeft dr. Kuy- per, toen hem, naar aanleiding van zijn program van actie, door de Amsterdam- sche Courant werd verweten, dat hij, om de katholieken „in het gevlei" te komen, de prijsgeving der plaatsvervan ging had losgelaten, in De Standaard ver wezen naar par. V sub 2, waarin staat, dat de organisatie der levende strijdkrachten zal geschieden volgens art. 17 van het Program van Beginselen, dus met prijsgeving der plaatsvervanging. In het begin van de vorige week is door de Ministers van Oorlog, van Ma rine en van Binnenlandsche Zaken het in de troonrede aangekondigde wetsont werp tot wijziging der militiewet inge diend, in dien zin, dat de bevoegdheid tot het stellen van plaatsvervangers en nummerverwisselaars uit de wet wordt gelicht, In plaats van art. 4 der militiewet, luidende „Het staat elk vrij zijn dienst bij de militie, volgens de bepalingen dezerwet door een ander te doen waarne men", willen de ministers lezen: „Een ieder, die tot den dienst bij de militie ver plicht is, is gehouden zijn dienst in persoon waar te ne- m e n." Daarvoor komt het geheele Hoofdstuk YII „Van de vervanging" te vervallen, terwijl de verdere wijzigingen der arti kelen grootendeels betrekking hebben op enkele woorden, die, wordt het voor stel wet, uit de militiewet moeten wor den gelicht. Vrijstelling wordt van jaar tot jaar verleend aan geestelijken en aan allen, die voor godsdienstleeraars worden opge leid, ook aan katholieke ordebroeders, die tot een in ons land gevestigde kloos terinrichting behooren. Ontheffing wegens bijzondere redenen wordt verleend aan den ingelijfdo, die geacht wordt onmisbaar te zijn in het gezin waartoe hij behoort of waarin hij is opgenomen, namelijk zoolang dat ge zin, ook zonder zijn afwezigheid, niet inj eigen onderhoud kan voorzien. De groote politieke beteekenis van dit wetsontwerp is niet te ontkennen. Achttien jaren lang heeft het beginsel van den persoonlijken dienstplicht zich baan moeten breken, aleer het zich in de wet-BERGANSius belichaamd vond. De politieke verhoudingen deden het ministerie-mackay aftreden en het kabi net, dat daarop volgde, heeft den moed niet gehad, aan het votum der Kamer van 8 Mei 1891 vorm te geven in een wetsontwerp. Het heeft er wellicht niet eens aangedacht. De Liberale U- n i e is steeds sinds dien tijd blijven voortgaan om propaganda voor het denk beeld te maken en toen nu, dank zij haar krachtsinspanning vooral bij de herstemmingen, een liberale meerderheid uit de stembus kwam, heeft zij de vol doening gesmaakt, dat een oud-lid van haar bestuur, mr. Goeman Borgesius, als minister van Binnenlandsche Zaken in het kabinet zitting nam, die thans mede het wetsontwerp heeft onderteekend. Het is niet mogelijk, dat onder hen, die in de laatste jaren aan de politieke beweging in ons land hebben deelgeno men, zich iemand kan bevinden, die omtrent de afschaffing der plaatsvervan ging geen vaste overtuiging bezit en het minst zullen dit de leden van de Tweede Kamer zijn. Door de afschaf fing van de dienstvervanging niet vast te koppelen aan een organisatie onzer levende krachten bij de wet, zooals de minister Bergansius heeft gedaan, toon de het kabinet wijs beleid. Eerst dient deze oude quaestie uit den weg geruimd te zijn, aleer met vrucht aan een leger- organisatie kan worden gedacht. Hierbij kunnen dan beginselen op den voorgrond treden, die met de politiek niets te maken hebben. Bij dit wetsontwerp treedt deze na tuurlijk op den voorgrond. Van liberale en radicale zijde zal en kan er geen oppositie gevoerd worden, of beide par tijen zouden geheel hun verleden moe ten verloochenenmaar bij bet debat zullen wij leeren, wat er waar is van het monsterverbond der beide clericale partijen. "Wij zullen vernemen, of dr. Kuyper zijn verleden en alles, wat hij over deze zaak heeft geschreven, zal handhaven, royaal het kabinet steunen of de katholieken in het gevlei zal ko men, door aan art. 17 van het Program van Beginselen zulk een uitlegging te geven, dat hij met een afzonderlijke wet op den dienstplicht niet kan meegaan, omdat de laatste geen onderdeel uitmaakt van een wettelijke organisatie van de doode en levende strijdkrachten, waar van genoemd artikel spreekt en zooals het ministerie-mackay voorstelde. Dit achten wij de groote politieke be teekenis te zijn van het ontwerp. In een paar volgende artikelen zullen wij het uit een militair en sociaal oogpunt behandelen. Aan de boorden van den Bosporus wordt thans een stuk afgespeeld, waar van de intrige op kunstige wijze te Petersburg en Londen in elkander is ge zet. Behalve politieke specialiteiten van den eersten rang, treden ook enkele da mes met veel succes in de vrijwillig op zich genomen rollen op. Sedert den ongelukkigen krijg met Tur kije verkeert het grieksche koningshuis in eene hoogst lastige positie. Het griek sche volk had gedacht en verwacht, dat in de ure des gevaars de hooge bloed verwanten van koning George aan hem en zijn volk de beschermende hand zou den hebben toegestoken. Maar noch de keizerlijke zwager te Berlijn, noch de machtige neef in Petersburg, noch de zorgzame grootmama aan de oevers van de Theems, verroerden een vinger ter wille van hun beklemden bloedverwant. Langzamerhand werd nu in Hellas de vraag uitgesproken, wat men toch wel had aan een kleinood, dat alleen dient ter versiering, waaraan tevens een kost baar onderhoud is verbonden en dat bleek, volstrekt geen werkelijk nut te bezitten. Republikeinsche manifestaties komen thans dagelijksch in alle deelen van het land voor. Mocht zich het leger in de beweging mengen, dan schiet er voor den deenschen vorstenzoon niets anders over dan zijn koffers te pakken en met een kaartje enkele reis naar Ko penhagen te vertrekken. Ten einde raad heeft broer Georgo een beroep op zuster Olga gedaan. Groot mama heeft mede partij voor haar klein kind gekozen en daarmee zijn de poli tieke poppen aan het dansen gegaan. Wanneer men prins George, den twee den zoon van koning George, tot gou verneur van Kreta kon doen verkiezen, zou de positie van het wankelend ko ningshuis opnieuw bevestigd zijn. Het vooruitzicht, dat Kreta dan eenigen tijd in een overgangstijdperk zou verkeeren, en ten slotte toch nog bij Griekenland ingelijfd zou kunnen worden, zou het grieksche volk weder met de monarchie verzoenen. Dit redmiddel werd dus fluks in Lon den en Petersburg aangepakt en Frank rijk, dat ter wille van zijn slavischen vriend met dezen door dik en dun gaat, sloot zich volgaarne bij deze dames-politiek aan. Lord Salisbury had nog een bij zondere reden, om den candidatuur van prins George op den voorgrond te plaat sen. Door opnieuw de oostersche kwes tie in bespreking te brengen, zou het te vens Rusland noodzaken, zijne blikken van China en Korea af te wenden, om alle aandacht aan het Kreta vraagatuk te kunnen wijden. Eene zoodanige politiek is echter in strijd met de duitsche inzichten op dit gebied. Hoe meer Rusland in Azië wordt beziggehouden, hoe meer het zich daar inwerkt, zoo mogelijk vastwerkt, hoe geringer de kans wordt, dat het tusschen Rusland en Duitschland in Eu ropa tot een botsing zal komen. 't Is dezelfde politiek, die door Bis- marck met veel succes op Oostenrijk en Frankrijk werd toegepast. Oostenrijk, in 't bezit van Bosnië en de Herzogo- wina, werd in de Balkanzaken ten nauw ste betrokken, vervreemdde zich met Rusland, waardoor het genoodzaakt werd zich nauwer bij Duitschland aan te slui ten Frankrijk vond afleiding in Tunis, wekte daardoor den naijver van Italië op, en werd zoo middelijk de oorzaak van het drievoudig verbond. Elke oprake- Jing van het oostersche vuurtje wordt derhalve in Berlijn met leede oogen ge zien. Met Oostenrijk is1 Duitschland om bijzondere redenen tegen de candidatuur van prins George. Daardoor wordt het prestige van den sultan te veel onder mijnd, wat feitelijk eene verzwakking van Turkije beteekent. Nu ligt het in de plannen van Duitschland en Oosten rijk, om de macht van Turkije te ver sterken, ten einde die macht bij voor komende gelegenheden tegen Rusland te kunnen gebruiken. Waar zooveel tegenstrijdige belangen met elkander in botsing komen, valt aan eene afdoende regeling der zaken bijna niet te denken. Het zal voornamelijk van Rusland alhangen, of de kwestie scherpe belijnin gen zal aannemen. Meent graaf Mu- rawjef, dat het zwaartepunt van Ruslands staatkunde thans in Oost-Azië ligt, dan zal hij zeker de plannen van lord Salis bury niet in de hand werken. Eenige verlichting van de bezwarende staatkundige omstandigheden, waarond het britsche rijk thans gebukt ga.- zeker wel te wenschen zijn. Wij kunnen dien toestand niet boter schetsen, dan door een uittreksel over te nemen uit het bekende engelsche po litieke maandblad Cosmopolis. Dit blad schrijftSpreid een wereldkaart voor u sluit de oogen plaats een vinger in den blinde ergens neer.... Het is tien tegen een, dat ge een plaats aanraakt waar het britsche rijk op het oogenblik voor een zware taak staat. Het ge vaarlijke indieche-grensvraagstuk wacht zijne oplossing in het voorjaar. De pest is weder uitgebroken. De stam men zijn tegen ons in opstand op den weg, die eens aan Alexander den Grooten nood lottig werd. „Onze hoop om Egypte te helpen dwars door Uganda is voor het oogenblik ver ijdeld Onze soedaneescbe troepen muiten tegen ons, ze hebben onze eige ne maximes tegen ons gekeerd Thrus— ton, "Wilson, Macdonald, Scotte, Fielden en Pilkington, allen mannen, die prach tig werk deden voor Engeland en de beschaving, zijn gedood troepen wer-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 1