Zondag 27 Februari 1898.
42ste Jaargang Ho. 3287.
krap rail DEKHENGSTEN.
en
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag-
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau: ICHAttK®, Laan, I) 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. WlNkËL.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60,
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen,
EERSTE BLAD.
Ge meenteSc hagen.
Bekendmakingen,
Nationale Militie.
Het wetsontwerp op den
Persoonlijken dienstplicht.
in.
Binnenlandse!) Nieuws.
ACER
Alitiiei Hicivi-,
COURANT.
AMtie- k LaiilwIM
POLITIE.
Weggeloopen uit den stal van Berkhouwer op
donderdag 17 Februari 1898, een groote. snoekkleu-
rige bond (teel), luisterende naar den naam van
Bruno. Eigenaar Jacob Hosk te Oudcarspel.
De Burgemeester van Schagen brengt
ter kenuis van de ingezetenen, dat de heer
Laudmeter van het Kadaster zich tot het
opnemen van kadastrale veranderingen in
deze gemeente zal vervoegen op W o e n s-
d a g 2 Maart a.s.
Schagen, den 22 Februari 1898.
De Burgemeester voornoemd,
(get.) S. BERMAN.
De Burgemeester van Schagen brengt
het navolgende ter kennis van den be
langhebbende
De Burgemeester van Haarlem roept bij
deze op den milicien-verlofganger
Klarli Visser, ingelijfd voor de
gemeente Haarlem, van de lichting 1895,
gediend hebbende bij het 2e Regiment
Veldartillerie, om zich op 17 Maart 1898,
des namiddags vóór vier uur, te bevinden
te 's Gravenbage bij zijn korps, voorzien
van al de voorwerpen van kleeding en uit
rusting, door hem bij zijn vertrek met
groot verlof medegenomen, ten einde in
werkelijkeD dienst te worden gesteld.
Haarlem, 16 Februari 1898.
De Burgemeester voornoemd,
(get.) M. O. de KANTER,
Waan». Burg.
Schagen, den 22 Febr. 1898.
De Burgemeester,
(get.) S. BERMAN.
De BURGEMEESTER van SCHAGEN brengt bet
navolgende ter kennis van de belanghebbenden
Gedeputeerde Staten der Provincie Noord-Holland,
Gezien het reglement op de keuring van dekheng
sten, door de Staten dier provincie vastgesteld bij
besluit van den 9den Juli 1897 no. XIV, en goed
gekeurd bij Koninklijk Besluit van 15 September
1897 no. 53;
Doen te weten
dat de keuringen van dekhengsten in deze provincie
dit jaar zullen plaats hebben;
te Schagen, dinsdag 8 Maart 1898, des voor-
middags te 10 uur, bij C. B r o e r s m a
te Beverwijk, woensdag 9 Maart 1898, des
voormiddags te 11 uur bij het Stationskoffiehuis
te Haarlemmermeer (Hoofddorp), donderdag
10 Maart 1898, des voormiddags te 10 uur, bij de
Markt
te Terschelling (Westterschelling), dinsdag
15 Maart 1898, op een nader aan belanghebbenden
door de Provinciale Commissie in artikel 5 van
voornoemd reglement bedoeld, bekend te maken uur;
dat de eigenaars of houders die hunne hengsten ter
keuring wenschen aan te bieden, daarvan ten min
ste tien dagen vóór de keuring aangifte
moeten doen bij den Secretaris der keurings-commissie
(den heer W. T e e n g s te Alkmaar,) met opgaaf van:
1°. naam en woonplaats van den eigenaar of houder
2'. naam, onderdom, ras, kleur en bijzondere keu-
teekenen van den hengst;
3°. zoo mogelijk afstamming van den hengst
4». indien de hengst in een stamboek is ingeschre
ven, diens stamboek en stamboeknummer;
6». naam en woonplaats van den fokker;
dat hengsten, na bovengemelden termijn aangegeven,
van de keuring worden uitgesloten, tenzij de eigenaar
of houder vooraf eene som van f 2.50 bij den Secre
taris der keurings-commissie heeft gestort, en deze
commissie geene bezwaren tegen de toelating heeft;
dat hengsten jonger dan 21/; jaar, niet tot dekking
van merriën gebezigd mogen wordenevenmin
hengsten, die niet overeenkomstig de bepalingen van
dit reglement zijn goedgekeurd;
dat by overgangsbepaling echter is toegelaten, dat
hengsten, die dit jaar niet goedgekeurd worden, nog
tot de gewone keuring in 1899 tot dekking gebezigd
worden.
En zal dit besluit in het Provinciaal Blad worden
geplaatst en voorts in elke gemeente der provincie
Noordholland op de aldaar gebruikelyke wijze
worden aangeplakt.
Haarlem, 16 Februari 1898.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
(get.) VAN TIENHOVEN, Voorzitter,
(get.) A. A. LAND, Griffier.
Schagen, den 25 Februari.
De Burgemeester,
S. BERMAN.
Uit een sociaal oogpunt.
Het valt niet te loochenen, dat, toen
het beginsel van den persoonlijken dienst
plicht zich bet eerst op den voorgrond
drong, men, vijfentwintig jaar geleden,
onder sociaal belang iets geheel anders
verstond dan tegenwoordig.
Een betrekkelijk kleine groep kiezers
zond de afgevaardigden naar de Tweede
Kamer en deze met de verschillende stel
len ministers, die elkander successieve
lijk opvolgen, vormden als het ware een
afzonderlijken kring in de natie. Zij
maakten de wetten, die natuurlijk allen
daarvan den stempel droegen.
Toen er dan ook voor de eerste maal
sprake was van persoonlijken dienst
plicht, bezag men dezen het eerst uit
een militair oogpunt als volstrekt nood
zakelijk, terwijl men de sociale gevolgen
meer berekende met het oog op het sa
menzijn van jongelieden uit verschillen
den stand, die eenigen tijd met gelijke
levensvoorwaarden onder dezelfde
tucht en dezelfde discipline zouden moe
ten leven.
Natuurlijk konden beide categoriën
van landgenooten in dienst veel van el
kander leeren, vooroordeelen zouden
worden opgeheven en de klassen zouden
meer tot elkander gebracht worden.
„De invloed, dien de jonge mannen onzer meer
gegoede standen," schreef luitenant Oolgaaedt
in zijn bekroonde prijsvraag, „op de zonen der
andere volksklassen lij een gezamenlijk verblijf
onder de wapenen kannen uitoetenen, moet niet ge
ring geacht worden. Ook deze jongelingen zou de
beschuldiging van gebrek aan tucht kunnen tref
fen, en met meerder recht misschien. Ergerlijk zijn
byvoorbeeld de jaarlijks wederkeerende tafereelen
van dronkenschap, die de dagen der loting aan
bieden. Op het karakter der jonge mannen zelf,
die dien dag den jeneverdoop ondergaan, kan de
invloed dier dagen niet anders dan ongunstig wer
ken de afkeer van den dienst moet bij velen erdoor
worden versterkt en met ergernis vervullen zij 't
hart van den beroepsmilitair, die weet, hoe het
leger, waarvan hij met trots een deel uitmaakt,
zoodoende in de achting de burgerij dalen moet.
De jongemannen die nu onder de wapens komen,
behooren voor het grootste gedeelte tot den minst
ontwikkelden stand der maatschappij de een wil
in drinken voor den ander niet onderdoen, want
vrees voor jenever wordt by ons volk dikwyls
getroffen met bitteren spot; voorts moet het ge
bruik van sterken drank bun den moed geven, om
't onbekende, het intreden in bet leger, waarover by
bet volk dikwpls vreemde verhalen in omloop zijn,
te trotseeren. Wordt nu aan die intreding deelge
nomen door een kern, die zich van de thans ver
toonde brooddronkenheid onthield, dan zouden ze
ker steeds meer jongemannen zich aansluiten bij
die kern, de toestand van beschonkenheid zou uit
zondering worden en een treurige figuur zou hij
maken, die zich nu dikwijls verbeeldt iets flinks
voor te stellen.
„Zoo zou een veredelende invloed op de mannen
der volksklassen kunnen worden uitgeoefend reeds by
de intreding in degelederen, en tijdens het verblijf
aldaar zou dat in niet minder mate het geval
kunnen zijn. Bewezen de uitkomsten der oefenin
gen, dat hij, die by zijn indiensttreding op hooger
standpunt van ontwikkeling stond, zich ook spoe
diger de vereischte militaire kundigheden eigen
maakte, dan zou dit tot achting leiden, waar nu
van niet anders dan 't zich onttrekken aan een
der eerste burgerplichten gesproken worden kan.
En de meer ontwikkelde mannen, die naast hun
minderen broeder in 't gelid marcheeren, zouden in
hoogere mate dan nu 't geval is, gaan gevoelen,
hoe er een band bestaan moet tusschen alle bur
gers van den staat, boe allen op elkander moeten
kunnen steunen, zullen de gezamenlijke krachten
leiden tot waardige handhaving van ons volks
bestaan.
„Voor hoogere onderlinge waardeering van de
verschillende standen der maatschappij zou zoo
doende door den persoonlijken dienst de grondslag
kunnen gelegd worden."
Zoo sprak men nog veertien jaren ge
leden, toen „het wolkje als eens mans
hand" zich nog maar even aan den ge
zichtseinder begon te vertoonen en men
nog niet zoo angstig luisterde naar het
loeien van den storm in den onweers
nacht der toekomst.
In denzelfden geest sprak ook de Com
missie der Liberale Unie van 1891, maar
deze ging toen eenigszins verder, waar
zij betoogde, dat de bestrijding, die de
persoonlijke dienstplicht in die dagen
van zekere zijde ondervond, het spreken
de bewijs was voor de juistheid der op
vatting „dat de diemtvervanging eene
maatschappelijke onrechtvaardigheid is".
Terecht wees de Commissie er op, hoe
juist van de zijde der bestrijders gewe
zen werd op het bederf, dat in de kazer
nen heerscht, hetgeen de heer Reekers
in zijn voortreffelijke brochure „Nabe
trachting. Een woord aan mijne katholieke
landgenootende vraag deed stellen, of
men alsdan verantwoord was, om bij die
wetenschap jaarlij ks achtduizend lotelingen
in dien poel van bederf te storten, waar
men de gegoeden wilde vrijwaren „Als",
vroeg hij, „de handen vereelt zijn van
die achtduizend handwerkers en boeren,
zijD hunne zielen het daarom ook
Maar dit was, hoe voortreffelijk ook,
nog niet het sociale oogpunt, dat wij
bedoelen. Prof. Spruyt raakte het in
1882 in de Vereeniging ter Beoefening
van de Krijgswetenschap even aan, toen
hij zeide: „Ik zal geen woord zeggen
over den zegen, die er voor onze lagere
standen in liggen zou, als men hen vrij
waarde voor het bitter gevoel van gele
den onrecht, dat zij thans voelen, als zij
hunne zorgvuldig opgevoede kinderen
zien drijven naar de kazerne, waarvoor
de rijke zijne zonen even zorgvuldig
bewaart als voor een bezoek van huizen,
waarin eene besmettelijke ziekte rond
waart"; de tijden zijn echter verandert
en waar het rechtsbeginsel in vroegere
jaren al zeer zelden op den voorgrond
verscheen en slechts het nuttigheidsbe
ginsel uit een militair oogpunt meer
overwegend heerschte, werd onder den
drang der sociale quaestie het rechtsbe
sef, waarvan ook artikel 17 van het
anti-revolutionnaire Program van Begin
selen spreekt, meer naar voren gedron
gen.
Al zou uit een militair oogpunt de
afschaöing der plaatsvervanging niet het
voordeel schenken, aldus redeneerde men,
dat men daarvan v rwacht, dan nog zou
deze moeten verdwijnen, omdat het niet
opgaat om den vermogende het recht te
geven om zich voor betrekkelijk weinig
zilverlingen van den hoogen, duren, en
tevens in tijden van oorlog gevaarlijken
plicht vrij te koopen, om het vaderland
te verdedigen. Art. 4 van de militiewet
is een leelijk staaltje van kapitalistische
wetgeving
Dit was het, dat op den voorgrond
drong en dat wij dan ook terugvinden
in de memorie van toelichting tot het
nieuwe wets-ontwerp der drie ministers,
waar wij.lezen
„Afschaffing van de dienstvervanging is voorts
een eiscb van sociale rechtvaardigheid. Voor de
groote meerderheid bestaat feitelijk thans reeds de
persoonlijke dienstplichtwanneer nu het beginsel
van gelijkheid voor de wet ook met opzicht tot
de militaire verplichtingen in toepassing wordt
gebracht, zal het rechtsgevoel des volks daardoor
zeer zeker verhoogd worden.
„Ongetwijfeld zal het bezit van rijkdommen steeds
vele voordeelen blijven opleveren; maar bet gaat
toch niet aan, dit feit als argument te bezigen tot
bestrijding van een hervorming, waarmede beoogd
wordt om de plichten betreffende de landsverdedi
ging gelijkelyk over armen en rijken te verdeelen.
Te minder, omdat elke waarborg wordt gemist, dat
de plaatsvervanger de van hem gevorderde diensten
evengoed kan verrichten als de loteling, voor wieD
hy optreedt, en dus de vervanging wel strekt ten
bate van sommige individnën, maar ten nadeele
van hel algemeen.
„Het leggen van eenen onevenredig zwaren druk
op de mingegoeden kan zeker ook niet hierdoor
worden verdedigd, dat de armen meer belang
hebben by het doel, waarvoor de militielast wordt
opgelegdmet veel meer grond kan het tegeno
vergestelde worden beweerd."
Dit is des Fudels Kern en het was
aan dit ministerie, door dr. Nolens
„het ministerie der sociale rechtvaardig
heid*1 genoemd, voorbehouden, om een
poging te wagen, de in 1891 door de
Liberale Unie geconstateerde „maatschap
pelijke onrechtvaardigheid" te doen op
houden.
Wat sinds jaar en dag in de pro
gramma's der verschillende arbeidersver-
eenigingen als een smet op onze
wetgeving werd aangewezen, zal, zoo
hopen wij, door deze regeering worden
weggenomen.
Beantwoordende aan zijne roeping en
zijne taak, heeft het ministerie vierkant
het beginsel der sociale rechtvaardigheid
gesteld en daarom zal het gaan
Want dat er aan de rechterzijde nog
iemand zal gevonden worden, die per
soonlijken dienstplicht uit een politiek
en militair oogpunt zal bestrijden, kun
nen wij niet aannemenhij zou door
geheel de natie worden uitgelachen
Toch verwachten wij strijd, hevigen
strijd, daar op den katholiekendag te
Utrecht de vaan van het verzet met
zoo forschen vuist is geplant.
Be lijd, die steeds onverdroten den
persoonlijken dienstplicht heeft bestreden,
den hoofdinhoud van het wetsontwerp
mededeelende, geeft reeds een voorproef
je van dien strijd, als dit katholieke
orgaan zegt
„Aldns zal de nieuwe wet, indien de Regeering
haar plan doordryft, worden ingevoerd enkele da
gen voor de inhuldiging van de Koningin. Ten
zeerste valt te 'oetwyfelen, of men ditzelfde tijd
stip van invoering zou durven kiezen voor eenige
andere wet, geëigend om by een aanzienlijk ge
deelte der bevolking ontevredenheid te wekken.
Thans echter zullen de ontevredenen ordelievende
monarch aal-gezinde Katholieken wezen. Dat
maakt verschil
Waar zit dat „aanzienlijk gedeelte
der bevolking" Bij de liberalen, radi
calen, de beide fracties der anti-re voluti-
onnairen of bij de christelijk-historischen
Be lijd weet wel beter.
Zouden die ontevredenen tegen het
wetsontwerp ook zitten bij de onvermo
gende katholieken, die thans hun zonen1
naar de kazernen moeten zenden en
aanzien, hoe de meer door het lot be
gunstigde geloofsgenooten daarvoor hun
kinderen weten te vrijwaren als voor
de pest P
Waar blijft dan het aanzienlijk ge
deelte der bevolking?
Het ware beter geweest, dat Be lijd
onze jonge Koningin niet op deze wijze
in het debat had gebracht. Wij twijfe
len niet aan de monarchaal-gezindheid
van alle katholieken, ook van het klei
ne troepje ontevredenenmaar tot een
van de eerste plichten van den staats
burger behoort ook Koning en Vader
land te dienen in de ure des gevaars 1
Wij hebben vroeger aangetoond, dat
dit niet mogelijk is, tenzij na een be
hoorlijke voorbereiding.
Vroeger was het steeds een eer om
„'s Konings rok" te dragen, waarom zijn
de katholieken nu zoo bevreesd om te
dragen „den rok der Koningin"?
Art. 127 der Militiewet, tweede alinea,
spreekt ook nog van bijzondere gevallen,
waarin aan de iogelijfden ontheffing van
den werkelijken dienst kan worden
verleend. In het wetsontwerp wordt
voorgesteld daarop te laten volgen
„Tot de bijzondere gevallen, in de
vorige zinsnede bedoeld, behoort het
geval, dat de ingelijfde bij de militie
geacht wordt onmisbaar te zijn in het
gezin waartoe hij behoort of waarin
hij is opgenomen. Zoolang dat gezin,
ook zonder zijne aanwezigheid, in eigen
onderhoud kan voorzien, wordt hij niet
als onmisbaar beschouwd."
Ook deze maatregel heeft een groote
sociale beteekeniswij zouden hem ech
ter gaarne wat verder willen zien uit
gebreid dan in de memorie van toelich
ting wordt aangegeven, waarin gezegd
wordt, dat alleen dan ontheffing zal
worden verleend, indien het gezin, door
het gemis van den loteling, armlastig
zal worden.
Tal van gevallen kunnen zich toch
voordoen, dat b. v. de oudste zoon van
een weduwe de kostwinner is, en dat,
wordt hij ingelijfd, de vrouw niet aan
publieke of bijzondere instellingen van
weldadigheid zal vervallen, dus armlas
tig zal worden, maar met haar gezin
ten koste zal komen van haar bloed
verwanten. Het niet in eigen onder
houd kunnen voorzien kan nog uit iets
anders blijken dan uit bepaalde armlas
tigheid in den geest van de Armenwet.
Hierop dient, waar nu bloedverwan
ten niet meer in staat zijn voor den
ingelijfde een rempla£ant te koopen, bij
de behandeling der wet in het bijzon
der gelet te worden, daar anders de
bepaling niet voor allen zou gelden en
alleen ten bate zou komen van die
klasse, die uit den aard der zaak meer
met armlastigheid in contact komt. De
kantoorbediende of onderwijzer, die voor
zijn moeder, broeders en zusters den kost
verdient, en dezen door zijn inlijving
volkomen onverzorgd achterlaat, ze aan
de liefdadigheid van bloedverwanten
moet overlaten, heelt evenveel recht
op de voordeelen van deze bepaling, als
de boeren- ol fabrieksarbeider.
Het groote beginsel van sociale recht
vaardigheid, dat in het wetsontwerp is
neergelegd, de grootsche idee van vol
komen gelijkheid voor de wet, zijn voort
gesproten uit de logica der zich in de
laatste vijf-en-twintig jaren opdringende
feiten en uit den drang der al meer en
meer op den voorgrond tredende sociale
verhoudingen.
Het is aan dit ministerie voorbehouden
om het beginsel hoog te houden onder
geheel andere omstandigheden dan zijn
voorgangers. De vrucht is rijp geworden
en met eenigen goeden wil valt zij der
Regeering in den schoot.
Het moet voor onze Koningin-Regen
tes, die te midden van den strijd der
partijen op zoo juiste wijze den consti-
tutioneelen weg bleef betreden, een heer
lijk gevoel zijn, dat zij, als een harer
laatste regeeringsdaden, een wet kan on
derteekenen, die zooveel onrecht opheft
en zoo krachtig dient tot bevordering
der weerbaarheid van ons land en van
de bevestiging van deu troon.
En voor onze jonge Koningin moet
het een hoopvolle toekomst wezen, wan
neer zij weet, dat de zonen van alle
klassen der maatschappij bereid zullen
zijn hun plicht te doen, zooals een Ne
derlander dat doet, wanneer hij in de
ure des gevaars daartoe geroepen wordt.
N. Niedorp, 23 Febr. 1898.
Bij de heden gehouden stemming voor
een lid van deu Gemeenteraad in plaats
vau wijlen den heer B.v. d. Stok, bekwam
de heer Jb. v. d. Stok 122, de heer Jb.
Fluister 56 «temmen, terwijl 6 biljetten
van onwaarde waren. De heer Jb. v. d.
Stok is dus gekozen.
In de Staatscourant heeft men kunnen
lezen, dat de heer J. van der Stok tevens
tot burgemeester is benoemd.
Wfgens droevige familieomstandighe
den zullen bij de installatie waarschijnlijk
geen of zeer weinig feestelijkheden plaats
hebben.
Noord-Scharwoude. Met in
gang van 1 Mei zal de heer F. van der
Goss, stationschef te Bovenkarspel, als zoo
danig optreden aan het station Noord-Schar-
woude.
Tot heemraad van de Wie-
riugerwaard* is benoemd de heer
H. ff aiboer Hz.
De voorturnersles van het
gewest Noord-Hoihnd van het Ned-Gym-
nastiekverboi.d zal gehouden worden op
zondag 27 Februari, 't morgens te 11 uur,
in het gewestelijk gymnastieklokaal te
Alkmaar. In Maart is Zaandam aan
de beurt, in April Weesp, in Mei Haarlem
en in Juni Hilversum.
Met het afsluiten van
bi ten-contracten in den Anna PaulOW-
napolder gaat het nog niet vlug. Een
paar verbouwers hebben tegen f 9.50 met
de Utrechtsche fabriek gecontracteerd.
De meeaten zullen echter op de voor-
vaarden der fabrikanten niet ingaan en
lisver hunne gronden voor tarwe en ha
ver in cultuur brengen. De betere
graanprijzen hebben op deze wijziging van
verbouw een grooten invloed uitgeoefend.
Den velen belangstellen-
den ii: den aankoop der heng-steil
op de markt te Anrich kunnen wij mede-
deeleD, dat de dieren in hel begin van
Mairt aan de provinciale keuringen zul
len deslnemen. Wat de prijzen betreft, ver
namen wij, dat deze van twee 2750 en 7250
mark bedragen. Van den derden hengst
kan deze, wegens bijkomende omstandighe
den, nog niet worden opgegeven.
Melkvervalsching en melk-
onderzoek.
Aan de roomboterfabriek te BORGER,
wsar men nog steeds de geleverde melk
naar litermaat betaalt, heeft weer een ge
val van melkvervalsching plaats gehad.
Een voortgezet onderzoek heeft daar tevens
aangetoond, dat het gehalte der melk in
het algemeen sinds de oprichting der fa
briek in 1894 niet zoo laag was als thans.
Men schrijft dit toe aan het veelvaldig
gebrnik van mais als veevoedsel. Door
een paar handelaren werden daar per week
van drie tot vierduizend kilo maismeel
verkocht. Tol nog toe vond het betalen
der melk naar vetgehalte aldaar vele be
strijders, maar de tijd nadert, dat men tot
zoodanige wijze van betaling zal overgaan.
Tevens wordt er ernstig aan gedacht, om
het gebruik van mais als voedsel voor
melkvee volgens door het bestnur der fa
briek gemaakte bepalingen te beperken.
lel.
Een zeldzaam geval.
Een zeer zeldzaam voorkomend geval
doet zich in 2 gemeenten der prov. Gro
ningen voorin Groningen en Sappemeer
namelijk heeft dezelfde persoon voor de
nat. militie geloot, en daar men maar voor
één gemeente ingelijfd kan wordeD en kan
dienen, blijft nu de groote vraag over roor
welke gemeente is de persoon in quaestie
voor de militie te recht ingeschreven en
voor welke gemeente ten onrechte P De
vraag is in casn zeer moeilijk te beant
woorden, dasr beide gemeentebesturen ver-
meenen, dat in hnn gemeente de inschrij
ving te recht is geschied en het hier
geldt een buiten echt geboren kind, dat
niet door de moeder is erkend en bij op
volgend huwelijk ook niet gewettigd is
geworden. De zaak is thans asn de beslis
sing ran den Minister van Binnenlandsche
Zaken oaderworpen.