Donderdag 14 April 1898.
42ste Jaargang Uo. 3301
B IJ VOEGSEL.
PLAATSELIJK NIEUWS.
SCHAGER
Aliissei Wienws-
COURANT.
AimititiB- k Lanibiniiafl.
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTÏEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Hureau: SCMAtSrfSM. liaan, 19
Uitgever: P. TRAPMAN.
MedewerkerJ. W1 R JE L.
Prijs per jaar f 3.Eranco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTÏEN van 1 tot 6 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct,
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Schagen, 13 April 1898.
De afdeeling Schagen
der Lib. Unie had den heer E. FOK
KER uitgenoodigd, voor de kiezers in
onze plaats en omgeving eens op te
treden, aan welke uitnoodiging de heer
Fokker dan zaterdag j.1. voldeed.
De bijeenkomst werd geopend met
eenige hartelijke woorden van den Voor
zitter der kiesvereeniging, den heer
P. Buis Jz.
Daarna werd het woord gevoerd door
den heer E. Fokker.
Eindelijk leerplicht, zoo ving Spr. aan,
ziedaar de uitroep, die over de lippen
vloeit van warme voorstanders van
volksonderwijs. Daarmede bedoel ik
niet de vereeniging van dien naam.
Eindelijk ingediend was zeker wel de
eerste uitroep van velen. Hoe vaak en
hoe lang is ia ons land niet reeds ge
roepen en gevraagd om leerplicht. On
der hen, die luide en bij herhaling in
woord en geschrift op de invoering van
leerplicht hebben aangedrongen, behoort
zeker de heer Goeman Borgesius, de
tegenwoordige minister van Binnenland-
sche Zaken. De heer Goeman Borgesius
heeft dat onder andereu gedaan in een
rechtsgeleerd tijdschrift in 1883. Toen
deze wet door den min. van. Binn. Zaken
nu werd ingediend, is dat van zekere zijde
genoemd een daad van moed. Alhoe
wel die uitdrukking een loffelijke bedoe
ling wellicht had, teekent Spr. daar
protest tegen aan. Men zou, door zulks
een daad van moed te noemen, den toe
stand in ons land miskennen. Onze
werklieden toch, degenen die het meest
onder een dergelijke wet zullen lijden,
vragen er om en juist van dien kant
wordt op leerplicht aangedrongen, juist
bij hen wordt ingezien, dat hunne kinderen
heil en nut daaruit zullen trekken. Men
heeft hier te doen met een reeds lang
gekoesterden wensch.
In ons land heerscht al sedert jaren
het schoolverzuim in 3 verschillende
vormen. Men heeft te letten op le 't in
't geheel niet bezoeken der school;
2e 't niet geregeld bezoeken der school,
en 3e 't te vroeg verlaten der school.
Is schoolverzuim een kwaad vraagt Spr.
met nadruk. Schoolverzuim is een erg,
een ernstig kwaad
Waarom In den wedstrijd der vol
keren heeft dat volk 't welk het best is
onderwezen, een grooten voorsprong; naar
mate de trap van beschaving van het
volk hooger is, is zijne welvaart toege
nomen. De vermindering van de mid
delen van bestaan van een volk hangen
voor een groot deel af van zijne ont
wikkeling. Spr. meent te mogen zeg
gen, dat zulks hier in Nederland nog
voor heel wat verbetering vatbaar is.
Lager onderwijs acht spr. niet alléén
noodig, ander onderwijs in aansluiting
daarop moet volgen.
Nederland, zoo gaat spr. voort, is een
klein land, zooveel reden evenwel te
meer, om alle krachten in te spannen tot
verbetering der volksontwikkeling in haar
ganschen omvang. Verschillende, ja bijna
alle rijken in Europa, hebben leerplicht
Bulgarije, Turkije, IJsland en de Noor-
sche Staten hebben eveneens dat voorrecht
en deze staten haalt spr. aan, omdatzij door
hunno geografische ligging landen zijn,
waar hot argument van slechte ver
keerswegen enz. zeker kan dienen
en toch heeft men daar leerplicht. In
dat opzicht is de toestand in ons land
veel beter en verkeeren de inwoners
in gunstiger positie.
Weinig lauden hebben geen leerplicht,
maar tot de treurige uitzonderingen be
hoort mede België. Wat Nederland
mist en België bezit, is een betere vak
opleiding voor jongens en meisjes.
Maar niet alleen met het oog op het
buitenland, ook voor ons eigen land als
nationale eenheid, als staat op zichzelf,
is leerplicht dringend noodig.
Een oude, maar toch niet versleten
spreekwijze zegt'tkind van heden is
de man van morgen. Het kind, dat het
beste onderwijs heeft gekregen, het beste
onderricht is geworden, heeft minder kans
om werkloos te worden op lateren leef
tijd. Waar zijn de mannen, zoo vraagt
de Memorie van Toelichting, „wien het
gelukt, in de maatschappij een goede po
sitie te verwerven zonder in hun jeugd
lager onderwijs te hebben genoten Ze
zullen er wellicht zijn, maar ze zullen
schaarsch zijn te vindenHoevele
genieën zullen er niet zijn, wier licht
nu onder de korenmaat zal blijven schij
nen Wanneer dergelijke menschen
niet tot hun recht komen, is dat schade
voor de maatschappij.
Onkunde, zoo zegt spr. verder, lijdt
tot armoede. Onder de bedeelden is een
groot aantal, dat lezen noch schrijven
kan. Armoede brengt tot misdaad.
Proletariërs maken het vlugst kennis
met de gevangenis. Daarmede mag niet
worden beweerd, dat de zgn. proletariërs
slechter zijn, neen, zij hebben minder
weerstandsvermogen. 20 °/0 der veroor
deelden in 1894 kon lezen noch
schrijven en als men dan nagaat, dat
5 van de bevolking boven twintig jaar
niet lezen of schrijven kan, dan is 't
aantal veroordeelden bij de proletariërs
4 X sterker, dus al zeer ongunstig.
De tweede vorm, waaronder school
verzuim voorkomt, is betrekkelijk school
verzuim, het ongeregeld bezoeken der
school. Dat is niet alleen nadeelig voor
de kinderen in kwestie zeiven, maar ook
voor hen, die de school trouw be
zoeken. Daardoor wordt het classicaal
onderwijs ten zeerste geschaad. Of de
goeden moeten wachten op de slechte-
ren, of de siechteren blijven zooals ze
zijn en aan hen wordt geen moeite be
steed. Dat schoolverzuim een groot
kwaad is, is nooit bestreden.
Is, zoo vraagt spr., de omvang van
het schoolverzuim wel van dien aard,
dat daarvoor een wet noodzakelijk is
Spr. wil maar enkele cijfers laten spreken,
't Absoluut schoolverzuim op 1 Jan. '97
bedroeg van de kinderen tusschen 6 en 12
jaar 59720, of ongeveer 9%, het geheele
aantal gerekend op 647000. In Prui
sen daarentegen, waar men reeds vanaf
1717 leerplicht heeft, bedroeg het aanfal
niet schoolgaande kinderen 12.346 op
een aantal van 5 millioen. Onder die
5 millioen waren er maar 2409, die zon
der wettige redenen de school verzuim
den. 14560 Kinderen kunnen in ons
Nederland niet ter school komen wegens
plaatsgebrek. Het getal, dat reeds vóór
12-jarigen leeftijd de school verliet,
bedroeg 11536. Dus zeer zeker zal
schoolplicht tot het 13e jaar veel invloed
ten goede uitoefenen. In 1896 hadden
50381 kinderen de school verlaten zon
der dat zij de hoogste klasse hadden
doorloopen en wanneer men daar af'
trekt het aantal kinderen, dat beneden
12-jarigen leeftijd in dat jaar de school
verliet, dan zal men kunnen nagaan,
hoevelen van leerplicht tot het 13e jaar
zullen profiteeren.
Over 3 arrondissementen vindt men
in de Memorie van Toelichting het be
trekkelijk schoolverzuim opgegeven. In
het district Meersen in Limburg bedroeg
dat 11.4 °/0, in Iloogoveen 16.6 °/0 en
in Utrecht 8.5% van de gezamenlijke
schoolkinderen. Redenen daarvan waren
voor 't grootste deel huisdiensten en
veld- en veenarbeid, namelijk in
Meersen ruim do helft, in Hoogeveen
46;6 en in Utrecht 44.5 °/0; in Prui
sen daarentegen was dat verzuim maar
10 op de 10000.
De heer Fokker deelt nu aan de ver
gadering mede de uitspraak der 3
inspecteurs van onderwijs, van wie 2
behooren onder de anti-liberalen en wier
getuigenis dus niet in twijfel mag worden
getrokken, en al deze drie beklagen zich
ten zeerste over het groote schoolver
zuim.
Is er dan, zoo zegt spr. verder, niets
beproefd, om dat schoolverzuim tegen
te gaan Jawel, maar de resultaten
hebben ten duidelijkste bewezen, dat
zonder dwang niets wordt verkregen.
"Wat is er al niet beproefd, zegt spr.:
kleine uitdeelingen, schoolfeesten, open
bare lessen, alles tevergeefsde enquê
te—commissie van 1874 heeft dat moeten
constateeren. Ook de bepaling van
1878, waarin aan de gemeentebesturen de
macht werd verstrekt, te verbieden dat kin
deren beneden 12 jaar aan 't werk gaan,
heeft weinig goeds gebracht, evenmin
de uitreiking van belooningen en eere
blijken, door sommige gemeentebesturen
ter hand genomen.
Geen wonder evenwel, zegt spr., want
juist daar, waar zulks het meest noodig
was, werd het niet ter hand genomen,
daar stuitte men tegen onwil van onder
wijzers of gemeentebesturen. Daarbij
komt nog, dat vele individuen geen
kracht genoeg in zichzelf hebben, om zich
eenige opoffering voor het heil van hun
kind te getroosten. Vele arbeiders hebben
evenwel aangedrongen op leerplicht en
in Twente bijv. zal men nooit klachten
hooren uiten door de fabrieksarbeiders
over den dwang, die door hun patroon
wordt uitgeoefend met betrekking tot het
bezoeken van de fabrieksschool door hun
ne kinderen.
Een vraag, die ons dezer dagen veel
voor de voeten geworpen wordt, iszul
len er, wanneer leerplicht wordt inge
voerd, genoeg scholen of onderwijzers
zijn? 20 Jaar geleden zou dat argument
hebben kunnen gelden, maar de laatste
jaren zijn de bijzondere en gewone scho
len zoo toegenomen en Is de onderwijs
kracht zoo vermeerderd, dat er van
beide genoeg zijn. Mocht er evenwel
eenig gebrek ontstaan, dan zal een over
gangstijdperk van 2 a 3 jaar voldoende
zijn, om dat euvel weg te nemen.
Het argument, dat in 1878 door mi
nister Cappeijne tegen leerplicht werd
genoemd, is ook nu aangevoerdhet
gemoedsbezwaar. In 1878 stelde Cap
peijne de vraagheeft de staat het
recht, den ouders de keuze van het on
derwijs te ontnemen, en zeide verder, dat,
zoolang de strijd tegen de openbare school
bleef aangebonden, er van afdoende
maatregelen niets kon komen.
Spr. gaat nu na de in 1889 plaats
gehad hebbende pacificatie, maar daarna,
zegt spr., hebben de kerkelijke partijen den
vrede weder opgezegd en is de school
strijd opnieuw aangekondigd.
Heeft de staat het recht tot invoering
van leerplicht zoo vraagt spr. ver
der. Betreedt men hiermede het
gebied der moraal niet Met de be
antwoording dezer vragen zal spr. zich
niet bezig houden, daarmede betreedt
men het gebied der wijsbegeerte Meer
en meer wint evenwel de meening veld,
dat de staat het recht heeft, in te grij
pen waar dat in het algemeen belang
wordt noodig geoordeeld. Roomsch-
katholieke philosofen van naam hebben
reeds erkend, dat de staat het recht
heeft, leerplicht in te voeren, wanneer
het onderwijs, dat gegeven wordt, maar
niet strijdt tegen de overtuiging der ou
ders.
In Italië, Oostenrijk en Frankrijk,
waar een groot deel der bevolking roomsch
is, is leerplicht ingevoerd. Spr, wijst
op een ingezonden stuk, als hoofdartikel
in het Centrum geplaatst, waar door een
bekend persoon leeiplioht werd ver
dedigd.
't Kind, zoo zegt spr., mag niet het
middel, maar moet het doel zijn, 't heil
van het kind moet gaan boven alles. In
Nederland is reeds lang uitgemaakt,
dat de ouders verplicht zijn, voor hunne
kinderen te zorgen, dat eischen reeds
een paar artikelen in het Burgerlijk
Wetboek; daarin wordt gezegd, dat het de
plicht van de ouders is, hunne kinderen
op te voeden en te onderhouden; dat is
dus reeds de erkenning, dat de ouders
niet het recht hebben, met hunne kin
deren te handelen zooals zij verkiezen.
Laat onderwijs zonder opvoeding zich
denken Helaas! 't komt in enkele ge
vallen voor, maar kan opvoeding zonder
onderwijs gegeven worden Neen immers,
en daarom noemt spr. het den hoogsten
plicht van den staat, leerplicht in te voeren
en zoodoende het kind te beschermen tegen
de onkunde, hebzucht of domheid van hen,
die het moeten verzorgen.
Dikwjjls, zoo vervolgt de heer Fokker
worden de zgn. gemoedsbezwaren aan
gevoerd en hoort men bewerenliever
geen onderwijs, dan mijn kind onderwijs
te geven, dat aan verkeerde handen is
toevertrouwd. Op zichzelf acht Spr.
een dergelijk bezwaar niet gegrond, maar
hij is toch bereid het te eerbiedigen.
Men moet zich ook kunnen verplaatsen
op het standpunt van een ander, men
moet zich in den gedachtengang van een
ander kunnen indenken. Door de en
kele onthoudingen, die hieruit zullen
voortvloeien, wordt het heil van den staat
niet geschaad. Waarom, zoo vraagt Spr.,
dan warm bloed gezet Het heele aantal
kinderen, dat op 1 Jan. '97 geen school be
zocht had uit 't oogpunt van gemoeds
bezwaar, bedroeg maar 13. Vrijstelling
van schoolbezoek is dus toegestaan zon
der al te groote bezwaren maar noch
tans wordt een ander argument aange
voerd beperking van vrijheid.
Vrijheid waartoe Vrijheid om kwaad te
doen aan het kind, waar de plicht ge
biedt en eischt, het slechts goed te doen
Om het te onthouden die goede dingen
die het in den strijd om 't bestaan zoo
hoog noodig heeft Spr. schetst nu in
levendige bewoordingen een tafereeltje
uit oen avondschool voor volwassenen.
En, zoo zegt spr., eeD vrijheid die een
toestand als deze bestendigt, is geen
zegen, maar een schande.
Naast het vorig argument, komt men
aanvoeren dat van dwang. Wij Neder
landers, zoo fier en prat op onze vrijheid,
gedwongen Maar wie zijn dan vrij
Zij die hun plicht tegenover hun kind
verwaarloozen, 't kind opofferen aan hun
onkuiide, domheid of hebzucht Maar
dan zal men u ook gerust mogen dwin
gen, uw plicht tegenover uw kind te
doen, evengoed als ge gedwongen wordt
belasting te betalen of aan uwe verplich
tingen teu opzichte van de Nat. Militie
te voldoen.
Dat er door invoering van leerplicht
ongelijkheid van druk zal worden uitge
oefend, kan spr. niet ontkennen. De in
komsten van jonge kinderen in sommi
ge huishoudens zijn niet te verwerpen,
maar juist uit die kringen gelukkig wordt
geen verzet waargenomen. Dr. Romein
riep in 1873 tegen leerplicht pathetisch
uit„men zal vervloeken de weldaden,
die gij hun wilt opdringen." Nu, in
1898 toonen de feiten het anders, 't zijn
juist de arbeiders, die leerplicht vragen.
Ja, zelfs het bestuur aan het Ned.
Werkl.-verbond geeft de voorkeur aan
leerplicht tot 14 jaar. In alle landen,
waar algemeen stemrecht is, is eveneens
leerplicht. De werklieden zien maar al
te duidelijk in, dat ongelijkheid van ken
nis, ongelijkheid van macht is. Zonder
leerplicht zal men niet kunnen verhin
deren, dat kinderen zonder onderwijs
rondloopen.
Men voert ook als argument aan, dat
de wet onuitvoerbaar is. Allerlei
schrikbeelden worden aangehaald, maar
spr. wijst op Zwitserland en Pruisen,
waar leerplicht zeer goed uitvoerbaar
blijktin '96 was in Zwitserland maar
1 op 10000 strafbaar verzuim gepleegd.
Vervolgens hoort men nog veel opge
ven van de kosten. Kosten, zoo meent
spr., zullen er zeker uit voortvloeien,
maar of het zooveel zal zijn als wordt
opgegeveD, betwijfelt spr. Spr. behoort
geenszins bij diegenen, die den boel over
den balk willen gooien, maar waar men
zooveel besteedt aan marine en oorlog, is
het zeker niet ongepast, dat eveneens wat
wordt gegeven voor onder wij s.Spr zou niet,
zooals min. de Beaufort niet terugdeinzen
voor eenige uitgave voor landsverdediging,
maar wel niet terugdeinzen voor eenige
uitgave voor onderwijs (Applaus!) 14 Mil
lioen, zoo zegt spr., wordt uitgegeven voor
onderwijs en 37 millioen voor oorlog en
marine; daarop kan nog wel iets worden
bezuinigd. De eerste strijd, die moet
worden aangegaan, zegt spr., is de strijd
tegen domheid en onkunde.
Dat de uitgaven voor het bijzonder
onderwijs hooger zullen worden, is denk
baar, daarom zou spr. in gelijke verhou
ding meer subsidie willen geven. Spr.
meent nu de verschillende bezwaren tegen
de wet te hebben besproken en weer
legd en gaat nu over tot het weergeven
der eigenlijke wet.
(Hieromtrent verwijzen wij onze belang
stellende lezers naar onze laatste 3
hoofdartikelen.)
De verschillende bezwaren tegen den
13-jarigen leeftijd, halfjarige cursussen,
worden nagegaaD, de vrijstellingen in
art. 4 der wet passeeren de revue en
door wie de wet zal worden toegepast,
wordt aangegeven.
Enkele bedenkingen, zoo eindigt spr.,
zijn bij mij tegen de wet opgerezen,
maar trots dat zal spr. verheugd
zijn, als het wetsontwerp als wet in
het Staatsblad zal worden opgenomen.
Een algemeene volksschool, met voldoend
voorbereidend onderwijs en verplicht
herhalings- en vakonderwijs is spr.'s
ideaal, maar dit ontwerp zal ons een
stap nader tot dat doel brengen. Dat
die stap dan spoedig moge worden gezet
en door' andere zal worden gevolgd
opdat het peil der ontwikkeling van ons
volk moge worden verhoogd, en dat zal
worden gestreden tegen de onkunde, tot
heil der gemeenschap.
Door den heer S. Berman werd ge
vraagd, of voor schoolopzieners en ande
ren geen onaangenaamheden zouden voort
vloeien uit de toepassing van de wet.
Spr. vroeg tevens, of het geen aanbeve
ling verdiende, dat leerplicht werd inge
voerd voor kinderen van 7 tot 14 jaar.
De heer Roep oordeelde het onrecht
matig, dat gemoedsbezwaren golden bij
leerplicht en niet bij Nat. Militie. De
boeten etc. vond spr. verder niet scherp
genoeg.
De heer Eokker diende beide heeren
van antwoord en meende, dat voor arr.
schoolopzieners wellicht vermeerdering
van werkzaamheden zou komenB.
en Wder gemeenten zouden weinig on
aangenaamheden door de wet ondervin
den, meende spr. "Wat den leeftijd van
7 tot 14 jaar betrof, dit zou wel aanbe
veling verdienen voor kinderen, die
weinig voorbereidend onderwijs hadden
ontvangenanders was de leeftijd van
6 jaar volgens spr. meer gewenscht.
Spr. wees den heer Roep op het weini
ge heil, dat meer zou worden verkre
gen bij het niet doen gelden der ge
moedsbezwaren en achtte het de moeite
niet waard van het instellen van grootere
straffen, wegens de vele onaangenaam
heden, die bij een draconische toepassing
van de wet zouden volgen.
De heer P. Buis Jz, sloot hierna de verga
dering met een woord van dank aan
den heer Fokker en hoopte hem nog
menigmaal in ons midden te zien op
treden.
Snelpersdruk van P. Trapman te Schagen.