GEMENGD NIEUWS.
Hansje.
en niel-rook-cfifiipsrtimenteni Wanneer nu
dames, die nog niet aan de cigaretle ver»
alaatd zijn, met opzet in een voor hsar
bestemde coupé plaats nemen en een reis
gezellin, hartstochtelijk rookster, de ciga-
ïette te voorschijn haalt en 't comparti
ment met haar welriekende wolkjes vnlt,
zal de niet-rookende dame eigenlijk geen
recht hebben op beklagwant zij is in
een damesconpé j dat iB alles wat zij ver
langen kanhet rooken is er niet verbo-
den, gelijk in de niet-rook-coupés van de
heeren, 't Geval heeft zich al voorgedaan,
dat een dame, die alleen om 't rooken
een gemengde coupé ontvlood, in een
»dames-rook-conpé* terecht kwam I Er
moet iets tegen g»daan worden.
t-o-t—
De kerkklokken roepen de menschen
naar de kerk en alles in de natuur ademt
levenachter de halfgeopende vensters,
waardoor de lepte haar eersten groet doet
binnenstroomeu, wjl een jong leven schei
den gaan.
Zorgvol nejgt de arts zich nog eens
over het gelaat van het blondkopje. /Wan-
neer kan de vader hier zijn P'
De kostschoolhouder rekent na. /Wan-
neer 't nachttelegram precies bezorgd is en
de eerste trein nog tijdig genoeg bereikt
kon worden, moet hij hier over een half uur
tje zijn. Hij heeft twee uur werk rijden
van zijn laudgoed naar het statioD,* fluis
tert hij haastig.
Zijne vrouw ]fgt den aits haar handen
vleiend op dep schouder. „Dokter, gij
moet hem behouden tot de vader er is.
Hij moet zijn kind nog eenmaal zien
het is zijn eenige.'
De arts knikt bedenkelijk. „Gij hadt
hem vroeger moeten roepen,' zegt bij
zacht, „ik verklaarde u reeds voor dagen,
dat het geval bedenkelijk was."
/Maar gij üöidet Ook: wanneer do Dach
ten rustig zijn, dan is er geen gevaar, en
juffrouw Kiithej die steeds 's nachts bij hem
waakte, stelde ©ns steeds gerust. Gij weet,
dat het gemoed van mijn armen vriend
reeds verduisterd is en wij mogen hem
zonder noodzakelijkheid geen verdriet meer
aandoen ei» de reis is zoo ver. En
is zijn Tertrouwen, dat zijn jongen on
der onze hoede niet bewaard is, eenmaal
geschokt, dan heeft hij geen rust
meer."
z/Waarom zendt hij zijn eenig kind
zoo ver van zich weg
„Arme tuinlui, mijnheer, gij wonen buiten
de poort."
„En de jong© man, die Fred neerschoot
„Dat was Ben Rawson, mijnheer. Een
woeste jongen, bij hoedt de runderen in de
prairie. Wanneer hij in de stad is, vallen
er steeds opstootjes voor."
„Is bij uw vrijer?"
„O neen, manheer," antwoordde het meis
je bevend. ,ik ben zeer bang voor hem."
„Maar gij d-mstet toch met hem."
„Moest ik d^n niet, mijnheer? Hij had
mg anders geslagen."
Walter zweog i Hoe anders had hg zich
dat vrije Amerika vroeger voorgesteld. Na
lag het voor hem, en hij deinsde er voor
terug. Wat hi*<j Glandorff gelijk gehad! De
wereld van dan waren man bestond hier,
evenals daar, ln bet nauwgezet vervallen
van zijn plicht.
De gewonde zuchtte smartvol.
Walter bo©g 2ich over hem, daar
sloeg hij da t>iogen op en zag verwonderd
om zich heen.
„Hoe gas bet n, mister Griswold P"
vroeg Waiter- „Kan ik u ook met iets
dienen P"
Fred trachtte zich op te richten.
„Waar ben ik Wat is er met mij
voorgevallen
Zijne donkere oogen zweefden door de
kamer; toen kg Jnanita zag, riep bij zacht
haar naam e« een vriendelijk lachje gleed
als een zonnestraal over zijn gelaat.
Jnanita sculda naar hem toe en wierp
zieh over hd<n heen, hem omhelzende en
allerlei lieve uaampjes gevende.
Zaeht streelde hij haar krnllenkopje.
„Je moei niet weenen, Juanifa," sprak hij
zacht. ,Nu wiet ik, wat er met mij is
voorgevallen Ben heeft mij een kogel
tneschende ribben gejiagd aoh, waarom
was ik ook uiet ving genorg met de revol
ver. Hg sou un hier in mijn plaats liggen."
„Gij raoogt niet zooveel spreken, mister
Griswold," v-meande Walter.
„Wie zijt i^jjp De dokterP"
„Neen, een vriend van uwe familie ik
heb uwe verpleging op mij genomen."
Trots zjjn pijn richtte Fred zich op.
Het echtpaar wisselt ccd blik. „Waarde
dokter, gij weet, dat het kind het moeder
hart mist de ouders zijn gescheiden
het kind is van veel liefde beroofd
daarom is de jongen hier, opdat hij tevens
een gelukkig huiselijk leven zou keren
kennen."
Juffrouw Kiithe, die sedert een half
jaar aan de onderwijsinrichting is verbon
den, zit zwijgend en stil aan het bedje,
doch hare wangen krijgen telkens een an
dere kleur. Eerst nu slaat de dokter haar
gade, eerst gespannen, daarna met mede
lijden.
/Lieve juffrouw, mij schijnt het toe,
alsof ge u hebt overwerkt. Gij moet wat
gaatt slapen."
Zij staat gehoorzaam op, bijna werktui
gelijk. Haar bleek en afgemat gelaat, dat
niet jong en niet oud is en dat nog op schoon
heid kan bogen, teekeut, dat zij veel en ont
zettend heeft geleden. »Ik had u juist
willen verzoeken, of ik mij zou mogen te
rugtrekken,brengt zij, met moeite verstaan
baar, uit. „Ik ben inderdaad zeer afgemat.*
Zij gaat; in de deur blijft zij nog even
staan en ziet naar den zieken knaap. Haar
bovenlichaam neigt zich voorover, hasr
armen strekken zich uit, als wilde zij zich
op het bedje werpen - dan een smarte
lijk lachje, een korte groet en zij wendt
zich at.
Geroerd ziet de vrouw des huizes
haar na. „Hoe weinig liefde moet het ar
me schaap in beur leven ontmoet hebben,
om met zooveel liefde san een vreemd
kind te hangenZij heeft zich geheel
opgeofferd voor den kleine daar.*
„Dat zal zich nu wel wreken.*
„Ik heb er mij al verwijt overgemaakt,
dat ik geen hulp genomen hebmet 't oog
op de besmetting van mijs eigen kleinen
mocht ik Hans niet verplegen. Ge hebt
anders gezien, dat de jongen door nie
mand anders dan door de juf geholpen wil
worden."
„Daarom heeft zij ook niet aan 't ge
vaar willen gelooven,* meende de kost
schoolhouder. /Met doodelijken angst ried
zij ons gister af, den vader te waarschuwen.
Zij bestreed onze denkbeelden zoo vurig, dat
wij hebben toegegeven.'
iz't Is nog niet bepaald zeker, dat hare
berichten vertrouwbaar waren, zij kon wel
geslapen hebben en zoodoende er tegen
hebben opgezien den vader te ontmoeten.
Vandaar die tegenkanting
Dokt er 1*
„Stil." De jongen had zich bewogen.
De starende oogen in het hoogrood gelaat
zochten iets,
„Hansje, wat wil je
De groote kinderoogen zochten verder.
„Een vriend van mijne familie P ik heb
geen familie meer ik ken u niet, mijnheer."
„Mijn naam is Walter von Bressnitz ik
leerde uw vader en suster in Duitschland
kennen het toeval bracht mij hierheen."
Fred lachte vroolijk.
„Gij komt te laat niet waar, mijn
heer P" zeide hij met bitieren spot. „Gij
wildet zeker ook de mooie dochter van den
millionnair wegvoeren maar reeds is de
graaf gekomen."
„Mister Griswold, ik zeide n, dat ik een
vriend van uw familie ben I Waarom wilt
ge mij beleedigen P"
„Donders 1 Gij hebt geljjk mijnheer
Bressnite zoo was immers nw naam P
Ik heb dien reeds meer hooren noemen
door mijn vader."
Hij sprak met hevige pijn. Plotseling
drukte hij luid krennend de hand tegen de
borst en zonk steunend op zijn leger ach
terover. Hij scheen in het opborrelende
bloed te znllen stikken, de oogeD puilden
bijna uit hnnne kassen, kond zweet parel
de op zijn vcorboofd en een vale doodstint
overtoog zijn gelaat. Over de blanw-bleeke
lippen kwamen eenige droppelen bloed.
Walter richtte hem op.
„Ving Jnanita daar, dat glas met wa
ter."
Het meisje reikte hem hot glas met bevende
handen toe. Hij bracht het deD gewonde
aan de lippen, die ijverig eenige teogen
dronk. Verlicht zonk hij achterover.
„Dank, datk, sir bet gaat beter
Een poos lag hij zwijgend met gesloten
oogen, terwijl zijn borst in krampachtige
schokken op en neer ging. Vervolgens
cpende hij plotseling de oogen, een zwak,
treurig lachje speelde er om zijne lippen.
„Zeg mij eens, mijnheer," fluisterde hg,
„of ik sterven zal P"
„Voor allee moet ge zoo kalm mogelijk
zijn en onbeweegli)k liggen. Dan kan'alles
nog wel weer goed worden."
„Gelooft ge, dat ik baDg voor den dood
bon P O, neen ik heb bem reeds te
dikwjjls in de oogen gezien. Het gaat met
mg ten einde, niet waar?"
„Ik bid u, bljjf bedaard."
De dokter greep den pols en zag weder
op zijn horloge. „Stil, mijn jongen lig
stil.* Het kind bewoog de droge lippen.
Mevronw Erhsrdt bevochtigde ze. Het
kind weerde haar af. „Jufjuffrouw.'
Daar weerklonken haastige schredeD op de
trap. Dat kon slechts de vader zijn.
Der jonge vrouw kwamen de tianeD in
de oogen, „Arme man, wat een verdiiet
voor u."
Erhardt doet de denr open en ,zacht.
waarschuwt de dokter.
Werner Schwarz ziet en hoort niets
dan het vervallen gelast van zijn kind en
diens korte ademhaling. /Hans, mijn jon
gen Hij grijpt de kleine handen en
streelt den knaap de verwarde lokken van
de wangen, hij kust hem mond ea wan
gen en wil niet van hem scheiden. Met
al zijn zinnen wil hij het vonkje leven
waarnemen, da! nog in het moede lichaam
pje gloort.
Het kind keert het hoofd naar den wand.
Een trek vol smart wordt op het ge
laat van den vader leesbaar. //Hans, zie
mij eens aan, neg eenmaal maar 1 Zie uw
vader aan Kind, mijn kind, kent ge mij
niet meer?" En de vader steunt en kreunt
als een doodelijk getroffene.
„Hij heeft u in zoo lang niet gezien",
wil hem mevrouw Erhardt troosten. „Bijna
twee jaar niet."
„Ik weet 't groote God, het
mag ruw geweest zijn, maar ik kon niet
hierheen komenik had het niet over me
kunnen krijgen, om met het kind
over zijne moeder te spreken. kind,
zie mij aan, slechts eenmaal, spreek tot
me ik ben je vader."
„Juffrouw komt het van de
lippen van den kleine.
/Zijne verpleegster,* verklaart mevrouw
Erhardt; „zij beeft zich voor hem opgeof
ferd tot zij zelve uitgeput was; daarom
rust zij nu. Hansje is zeer aan haar
gehecht."
/En heeft hij door vreemden zijn' vader
vergeten Dus was mijn kind voor mij reeds
lang dood?'
/Om Godswil, stil, wanneer ge 't kind
niet wilt opwinden," bromde de dokter,
Erhardt slaat den arm om zijn hals en
zegt„Werner, wees een man en wees
bedaard."
/Zeg hem, dat er nog hoop is, opdat
hij rustig worde,* fluistert de dokter de
jonge vrouw toe en zij treedt op den onge-
lukkigen vader toe„Vriend, er iB nog
hoop, want er is nog leven. Wees be
daard."
Is dat de doodsengel, die daar gezucht
heeft, omdat het hem wellicht zwaar viel,
dat lieve rozenknopje te breken Reeds
„Loop naar den drommel met je rnst.
Gaat ge naar Duitschland terng
„Ja -"
„Na goed, dan belooft ge mjj, mijn vader
en zuster op te soeken
„Is nw vader in Duitschland P"
„Sedert eenigan tijd bij mijne zuster,
gravin Sponeck ik zou met hem meegaan,
maar ik wilde niet ik wilde mg in
geen gareel laten spannen - vrij wilde ik
zijn het land der vrijheid is mjjn vader
land vrij vrij
Wederom streed hij met het opborrelende
bloed, dat hem in zijn woorden deed blijven
steken. Angstig greep bij naar de hand van
Walter en drukte haar tusschen de zijne.
„Verlaat mij niet," zuchtte hij. „Ik sterf
ik sterf" en afgemat zonk hij
achterover.
Na een oogenblik bad hij zich weder
hersteld en lachte Walter dankbaar toe.
„Wilt ge bij mij blijven totdat alles
voorbij is
„Tot ge baiten bevaar zjjt ja."
„Buiten gevaar IP Ik bedrieg mijzelf
niet, nog eenmaal znlk een aanval van kramp
en het is voorbjj
„Zal ik een priester voor je halen, Fred
vroeg Jnanita snikkend.
„Ik heb geen priester noodig, meisje
maar een biecht wil ik wel afleggen
voor n, mijnbeer, die mijn vader en
zuster segt te kennen neen, neen, hinder
mij niet in 't spreken, dat dient nergens
toe. Gjj snit mijn biecht aanhooren en
dan znlt ge alles aan mijn vader en znster
vertellen, hoe ik gestorven ben ach,
hg heeft het mij vooruit gezegd, de oode
man, dat ik zoo sterven zon. Maar ik
laiste.de niet naar hem niet naar Edith,
ik had de vrijheid meer lief dan mgn leven
vrij vrij en zoo sterven als
een bond neergeschoten door een schoft
boor naar mij
Heftig frok de stervende Walter naar
zich toe en verleide bem fluisterend en
met flikkerende oogen van een wild, vrjj
leven, dat geen redeD, geen grenzen, geen
verplichtingen kende van warme hartstoch
ten, die sjjn hart vervuld hadden met ver
hoort men de wieken van den doodsengel
kleppen. De oogen van den kleine wordeu
grooter en grooter, vreemd, bovenaardsch,
de handen beginnen krampachtig rond
om zich te grijpen.
„Hij sterft!' gilt Schwarz
En nogmaals seu kreet, wild en ha t-
verscheurend, de deur is opengeworpen,
er vliegt iets binnen en over het kind
ligt een vrouwengestalte gebogen en twee
groote oogen staieD den kleine in het ge
last. En allen wijken terug en hinderen haar
niet er, niemand vra-.gt iets; zij gevoelen
allen, dat die daar het heiligste recht heeft.
Slechts Werner roept, met verstikte stem
en luid kloppend h-rt„Kiithe
In de oogen van den kleine keert het
bewustzijn terug. //Juffrouw En hij
lacht. Daarna vallen de handjes mat op
het dek neer.
Kathe neigt het oor en luistert; zij telt
de Blagen van het hart van den kleine.
De kleine jongen hondt zijne oogen ang
stig op haar gericht, als kon hij haar
mei zijn blik aan zich binden, en als hij
bemerkt, dat zij blijven wil, wordt zijn
blik zachter hij wordt rustig alleen
oneindig moe ziet hij er uit.
In ademlooze spanning volgt de dokter
wat geschiedt. Wanueer hij nu in slaap valt
is hij gered", fluistert hij. „Gaat allen me
de, opdat hij heel stil blijft liggen wan
neer ge het kind aan de juffrouw wilt
toevertrouwen, mijnheer Schwarz vraagt
hij, zich tot den grondbezitter wendend.
#Die juffrouw is mijn vrouw.'
Zij laten hem alleen in de kamer daar
naast, hij heeft rnst en eenzaamheid noo
dig. De seconden kruipen voorbij, elke
minuut schijnt een eeuwigheid. Het tik-tsk
van de pendule dreunt hem in het oor,
het kloppen van zijn hart is onnitstaanbaar.
Hij luistert aan de deur, hij gaat in zijn
stoel zitten en denkt na, hij opent het
venster en luistert naar de warrelende ge
luiden op straat alles ademt leven en
beweging en daarbinnen kan elk oogenblik
de dood zijn stempel achterlaten.
Daar staat Kathe voor hem. „Hij slaapt!"
Hij breidt zijne armen uit, zijn oogeo
schitteren /Mijn kind ods kind
Kathe 1 gij hebt het mij behou
den en weergegeven maar zijn oogen
zweven haar voorbij, hij waagt het niet
haar aan te zieD, hij begrijpt ja nog
niet
Haar afgematte trekkeD zijn plotseling
jong en schoon, doch zij gaat van hem
terug, half schuw, half trotsch.
/Hoe komt gij hier t" vraagt hij.
Daar wordt zijn arm door hare beide
handen omklemd.
/Werner, vergeet wat gebeurd is
terend vnnr.
„Ik bad een ander menseh kannen zgn,"
fluisterde hij, „wanneer mgn leven een doel
bad gehad, wanoeer mijn hartstochten bin
nen grenren waren gebleven.
„Maar mgn vader was zwak hij kon
mjj niet genoeg onder den duim honden
wellicbt wilde hij ook niet. Mij sebeen het
steeds toe, als drukte hem een geheime
schold, die hem verhinderde, streng tegen
mij op te treden. Hij gaf mjj alles met
volle handen hjj was rjjk, een leven vol
arbeid bad zjjn loon bem geschonken ik
behoefde niet te werken ik genoot mijn
leven, mjjne vrijheid totdat bet te laat
was nu is het einde daar. Voor eenigen
tijd wilde hjj mjj mede naar Duitschland
nemen Edith had geschreven, dat ik tus
schen fatsoenljjke menschen en onder den
invloed der beschaving een beter mensch zou
worden, dat ik dan wel zon leeren erken
nen, dat ik tegenover andere menschen ook
nog plichten had, plichten tegenover God
en de eeuwigheid ik lachte en spotte
met deze woorden ik kende slechts één
plicht den plicht jegens mjjzelf, de vrjj-
heid, de onbeperkte vrjjheid van mijn eigen
wil. En mjjn vader vertrok hjj liet mjj
aan mijne vrjjheid over r.u is het einde
daar wanneer ge nn mjjn vader ziet,
zeg hem daD, dat ik berouw heb, sraarteljjk
berouw al is bet dan ook in mgn laat
ste nar-"
Zijne oogen sloten zich en groote tranen
biggelden hem over de wangen.
Diepe stilte heerschte wederom in de kamer.
Angstig en sidderend vroeg Jnauita: „Is
bij dood, mjjnheer
Fred moest het woord geboord hebben- Hij
sloeg de oogen op en gaf het meisje een
hand.
„Nog leef ik, Juanita maar spoedig
spoedig is het voorbjjkom hier, gc el mjj
nw band zoo, en kniel hier nn neder
en leg uw hoofdje nog eenmaal naast mjj,
vlei nw wang nog eenmaal tegen de mjjne
ween niet lieveling Er zal voor n ge
zorgd worden Mjjnbeer", wendde hjj zieh
tot Walter, „in mgn boiBtsak zjjn eenige
banknoten, drieduizend dollars zjj
dan zal spreken. Tk kon niet leven
zonder mijn kind en daar het mij
ontnomen was en ik het zien en bezitten
wilde, speelde ik de huichelaarster,die zich on
der een' vreemden naam in dit huis drong.
Het gelukte mij gij weet, dat de Erhardta
mij vroeger nooit gekend hebben. O, Werner,
deze maanden en deze laatste weken voor
al, dat strijden met den dood en die vrees
voor het wederzien niet u het ging
boven mensehen kracht
Een oogenblik scheen het, alsof zij in
een zon ziuken, maar een ruk en zij was
zichzelve weder meester.
/Doch ik wil uw levensweg niet meer
kruisen en mij niet langer aanmatigen
wat mij niet behoort bezeten heb ik
het feitelijk toch nooit; Hans heeft mij
leeren liefhebben en omdat hij mij
niet herkennen mocht, was hij toch dood
voor mij.*
Dood voor mij datzelfde had ook hjj
gezegd had hem zoo even iemand ook
niet getroost en gezegd zoolang er leven
is, is er ook hoop P Gehoorgerende aan
zijn zachtere gcvoeleus roept hij uit
/Dood, maar opnieuw geboren voor ons
beiden Katheheeft de onschuld van
het kind niet al 't dwaze te niet gedaan P
En kannen twee menschen, die zulke uren
doorleefd hebben en hetzelfde wezen lief
hebben, nog zonder elkander leven
Gewillig vleit zij zich tegen hem aan.
„En wat wij vroeger in elkander niet wis
ten te begrijpen, zal het kind ons nu lee
ren. Wij hebben den jongen noodig en
hij heeft ons noodig ons beiden. Dat
spreekt mij vrij, wanneer ik mij verwijt,
zijn hart gestolen te hebben.'
/Ons beideD herhaalt hij innig. /En wij
zullen gelukkig worden. Toen ik u zag
als de redster van zijn leven, toen is de
oude liefde weer bezit van mijn hart ko
men nemen.' „En wakker geworden is ook
in mij mijn beter ik.*
M ij n r a m p.
In de Whitwick-mijn nabij Leicester is
een zware brand uitgebroken. Vijf man
nen zijn in de vlammen omgekomeD, maar
bovendien werden nog 86 mijnwerkers bene
den opgesloten door het vuur. Naar alle
waarschijnlijkheid hebben ook zij het leven
er bij gelaten.
Juwelier. /Ik hebu alle
ringen laten zien, die ik in voorraad heb
en die voor uwe dochter van twaalf jaar
passend zijc.
Dame Ik heb er nog eens over nage
dacht. Ik zal liever wachten lot zij vijf
tien jaar is geworden.
Juwelier: Uitstekend mevronw, gaat u
dan zoolang zitten.
behooren aan dit kind hier wilt gij ze
haar geven na na mgn dood P"
„Ik beloof het u."
„Dank en no, Juanita, hoor mg nog
eenmaal voor de laatste maal ach, gjj
waart de laatste bloesem in mijn leven
gij hebt mjj liefgehad ik weet het,
ween niet ween niet
Hij trok het meisje hartstochtoljjk tot
zich, sloeg zijn arm om beur hals en barstte in
tranon uit. Daarna stiet hg haar met ge
weld van zich af.
„Het komt weer help mjj ik sterf
neen, neen, ik wil niet sterven niet
sterven niet sterven
Zijn lichaam werd krampachtig bewogen,
een hoestaanval dikke bloeddroppelen
rolden bem over de lippen een kreet,
een bloedstroom kleurde het beddelaken, en
roerloos lag Fred uitgestrekt een sidde
ring een strekken der ledematen de
wijdgeopende oogen namen een glazige
uitdrukking aan het was voorbjj
Walter trachtte hem op Ie beffenhjj
zag, dat het voorbij was en liet het lichaam
zacht op het bed ternggljjden, haalde het
dek over hem heen en vouwde de handen
op zjjn borst Ie zeftm.
Vervolgens s/ond bij een paar oogenblik-
ken in ernstig nadenken bjj het leger van
den ongelukkige.
Jnanita was op de knieën gevallen en bad
onder heete tranen een Ave Maria.
Daar werd de denr geopend en Glandorff
trad binnen, terwjjl achter hem de aame
raden van den doode met ernBtige, angstige
gezichten volgden-
Walter draaide zieh om.
„Gjj komt te laat, waarde Glandorff
het is voorbij
„Is hjj dood."
„Ja voor weinige minuten is bjj ge
gaan."
„Ik had het reeds gedacht de kogel
heeft een long doorboord
Nn drongen de vrienden van Fred de ka
mer binnen. Vooraan Jobnston. Hij legde
de hand op het bjjna reeds konde voorhoofd
van zjjn vriend, terwjjl bjj dc andere als
tot een eed gereed in de hoogte hield.