Aangifte van verMizini. T Zondag 1 Mei 1898. 42ste Jaargang Ho. 330S. r k Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatste INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. fiureaa: SCHAOÜS, liaan, D 4. UilgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. WINKEL. Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 8.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat uil twee bladen EERSTE RL AD. Bekendmakingen. GemeenteSehagen. nen KENNISGEVING. HË11MI§. Rinnenlandsch Nieuws. Egmond-Binnen, 28 April. In Alkmaar heeft zich onder leiding van den heer M. Pr je», med. doet', te Utrecht en lid der re dactie van het maandschrift „Psyche," een cursus gevormd in zielkundig on derzoek en de practische toe passing er van. Vele onderwijzers, ook uit de environs, zijn tot dezen eersten zoodanigen cursus in Nederland toege treden. Mogen nog meerderen hen vol gen Heerhugowaard. De Pro- Heer Hugowaard. Bij pu blieke aanbesteding, den 28sten door het Polderbestuur gehouden, is een per ceel slootwerk aangenomen door den heer D. de Jong te Oost-Graftdijk voor f 1100. Aiurtcitis- k LMllimllai. Burgvmeester en Wethouder» van Scba- gen brengen, voor zooveel noodig, met het oog op verzuim, betrekkelijk het doen van aangifte ter Secretarie bij verhuizing bin nen de gemeente, aan de ingezetenen in herinnering het bepaalde bij art. 5 van de Politieverordening dezer gemeente, lui dende als volgt „Ingeval van verhuizing binnen de ge meente zal daarvan binnen acht dagen be- hooren te worden kennis gegeven ter Se cretarie der gemeente, te weten „Voor een geheel gezin, inwonende „dienst- en werkboden daaronder begre- „pen, door het hoofd van dat gezin. „Voor afzonderlijk levende personen jdoor hen zelf. Voor de gehaele bevol king van gestichten of andere inrichtin- „gen, waar personen onder eenig bestuur ke zamen wonen, door de bestuurders. fOvertreding wordt gestraft met een „geldboete vaa ten hoogste een gulden.' Schagen, 15 April 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge meente SCHAGEN noodigen bij deze uit 1°. alle mannelijke ingezetenen, geboren in bet jaar 1873; I». alle mannelijke ingezetenen, geboren in de jaren 1861 tot en met 1872, die, ofschoon in andere gemeenten reeds ingeschreven, sedert de inschrijving v»n bet vorig jaar in deze Gemeente zijn komen wo- 3®. alle vreemdelingen, die sedert de laatste inschrij ving ia de termen zijn gevallen, om als ingezetenen te worden beschouwd om, met overlegging van een extract geboorte-akte, zoo zij elders geboren zijn, zich ter inschrijving voor de schutterij aan te mel den ter Gemeente-Secretarie, tusschen den 15den en den 31sten Mei e. k.terwijl voorts wordt medege deeld, dat voor die inschrijving meer bepaaldelijk zitting zal worden gehouden op alle werkdagen, des voormiddags van 9 tot 12 ure. Wordende hierbij, ter voldoening aan art. 8 van het Koninklijk besluit van den Sisten Maart 1888, Staatsblad N®. 6, nog medegedeeld eenige bepalingen, vastgesteld bij het Ilde hoofdstuk der Schutterijwet, betrekkelijk de inschrijving voor de Schutterij, lui dende Artikel 6. Elk jaar, vóór den eersten Juni, zul len de ingezetenen, die op den lsten Januari van het jaar hun 25ste jaar van ouderdom zullen zijn ingetreden, zonder onderscheid of zij vermeenen moch ten al of niet tot de vrijgestelden of uitgeslotenen te behooren, verplicht zijn, zich bij bet bestuur der f «meeste, in welke zij wonen, voor de schutterjj te oen inschrijven. Artikel 7. Zjj, die in meer dan eone Gemeente hnn gewoon verblijf honden, of den zetel van hun vermogen hebben gevestigd, zullen tot de inschrij ving verplicht zijn binnen die Gemeente, alwaar een dienstdoende schutterij aanwezig is. Bijaldien in die verschillende Gemeenten alleen dienstdoende of alleen rustende schutterijen bestaan, zullen zij zich deen inschrijven in de Gemeente, alwaar zij voor de perioneele belasting zijn aangeslagen, en de ambtenaren in die Gemeente, alwaar zij ambts halve verplicht zijn hun verblijf te honden. Artikel 8. Die van hunnen ouderdom geen vol doend bewijs geven, zullen door het plaatselijk bestuur worden ingeschreven, naar deszelfs oordeel, onverminderd de bevoegdheid van den ingeschrevene, om van zijn jnisten ouderdom nader te doen blijken. Artikel 9. Die bevonden zullen worden zich niet vóór 1 Juni te hebben doen inschrijven, zullen door het plaatselijk bestuur ambtshalve ingeschreven worden, en door den schnttersraad worden verwezen tot eene geldboete, terwijl zij daarenboven, zonder loting, bij de schutterij zullen worden ingelijfd, in dien het zal blijken, dat er, tijdena de verzuimde inschrijving, geen redenen tot de nifiluiting of vrijstelling te hunnen aanzien bestonden. Afgekondigd en aangeplakt te Schagen, den 26 April 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, de Burgemeester, S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. Burgemeester en Wethouders van Schagen brengen ter kennis van belanghebbenden, dat het toelaten van nieuwe leerlingen tot de gemeenteschool alhier zal plaats hebben op Maandag 2 Mei a. s., des morgens ten 9 ure. Schagen, 26 April 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd. S. BERMAN. De Secretaris. DENIJS. Burgemeester en Wethouders van Schagen. brengon ter algemeene kennis, dat de Raad heeft besloten, dat de kermis in deze ge meente zal plaats hebben en invallen op Zondagen 19 J u ni a. s., des namiddags ten 4 ure, om te eindigen op Zondag den 27 daaraanvolgende. Schagen, 29 April 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S. BERMAN. De secretaris, DENIJS. Het heftig debat, dat in de dagbladen over het wetsvoorstel betreffende leer plicht wordt gevoerd, zou onze lezers bijna hebben doen vergeten, dat de be handeling van het wetsontwerp op den per soonlijken dienstplicht weldra aan de orde zal worden gesteld, ware het niet dat de Memorie van Antwoord van de drie ministers hen daaraan had herinnerd. De Memorie is een flink stuk werk, aantoonende dat deze drie mannen van hun zaak zeker zijn, zoowel omtrent de opportuniteit van de indiening der wets- voordracht, als omtrent den weg, dien zij betreden, nu zij, hoewel ten volle ovsr- tuigd niet alleen van de wenschelijk- heid, maar ook van de noodzakelijkheid eener volledige reorganisatie van onze levende strijdkrachten, zich voorloopig bepaald hebben tot afschaffing der plaats vervanging. Die zekerheid van optreden, welke deze Memorie van Antwoord kenmerkt, doet dan ook De lijd spijtig uitroepen, dat de Regeering, overtuigd, dat zij een volgzame meerderheid achter zich heeft, het onnoodig heeft geoordeeld, met de te genstanders vaD het ontwerp en met de door dezen aangevoerde redeneering wat men noemtveel complimenten te ma ken. Dat nu de Memorie van Antwoord, die negentien pagina's groot is, geen argumenten zou bevatten tegen de rede neering der tegenstanders, is weer een betoog, dat men alleen kan lezen in bla den als De lijddie, zich weinig om de tegenstanders bekommerende, klakkeloos eene beschuldiging in het leven roepen, wel wetende, dat de lezers, die zij wil bereiken, zich alleen vermeiende in do lectuur van het op commando gelezen blad, toch in den regel niet onder de oogen krijgen, wat de tegenpartij antwoordt. Het is wellicht juist het treffende der repliek van de regeering, die De Tijd cum suis vrij wel lam slaat, dat dit blad tot het doen van deze ongemotiveerde be schuldiging uitlokt. Het is ons natuurlijk, met het oog op onze ruimte, niet mogelijk, om de juist heid van onze bewering in alle bijzon derheden aan te toonen, maar zoo hier en daar zullen wij een greep doen, die aantoont, hoe oneerlijk het katholieke blad in zijn nummer van 17 April jl. in deze is. Dat de drie ministers niet met de vrienden van De lijd zijn gaan twisten over den „dissonant", die het in werking treden der wet op 1 September a.s. bij de huldigingsfeesten van die maand bij „een aanzienlijk deel der bevolking" in het leven zou roepen dat zij daarente gen er op wijzen, hoe in het Yerslag wordt verklaard, dat, dank zij de vrij stellingen, de Roomsch-Katholieken zich eventuëel bij de aanneming van het wetsontwerp willen neerleggen dit valt natuurlijk weinig in den smaak van De lijd, die zoo gaarne, als waren er omstandigheden waarom men daaraan zou kunaen twijfelen, met haar Oranje liefde te koop loopt. De uitslag zal echter, zoo wij hopen, reeds lang vóór dien tijd bekend zijn en dan zal het blijken, wie in deze gelijk heeft. De lijd verzekert, dat de katholieken „geen oproer zullen maken" als de wet is aangenomen, omdat dit nu eenmaal niet in hun aard ligt. De regeering kan dus, met het oog daarop, op beide ooren gaan slapen. Als zij „met een minder vredelievende en minder koningsgezinde partij" te doen had, zou zij 't staat heusch in De lijd zich die weelde niet kunnen veroorloven Wij moeten echter tot de argumen ten der regeering terugkeeren. In het Voorloopig Verslag konden wij lezen, dat een „aantal leden" het beweren der Regeering betwistten, dat het peil van zedelijkheid en ontwikke ling van plaatsvervangers beneden dat der in dienst zijnde miliciens zou staan. Nu is het waar, dat daarover met woorden kan getwist worden. Daarom laat de Regeering de logica der cijfers spreken en geeft ons het volgende staatje van plaatsvervangers, nummir- verwisselaars en miliciens (Bijlage A.), die in de laatste zeven jaren wegens wangedrag met een briefje van ontslag uit de gelederen zijn weggejaagd. Bij het bevorderen van deze oijters, moet men nog in het oog houden, dat er, gemiddeld genomen, driemaal zooveel andere miliciens onder de wapenen wa ren als plaatsvervangers en nummerver- wisselaars te zamen. Voor een vergelij king dient dus het aantal briefjes van ontslag driemaal zoo groot te worden genomen. BRIEFJES VAN ONTSLAG. Plaatsvervanger». Nummerverwisaelaars. Miliciem. 1891 26 5 3 1892 18 2 3 1893 18 1 1894 20 7 7 1895 14 1 6 1896 16 4 6 1897 16 1 5 Wij zullen over die cijfers zij spre ken voor zich zeiven niet veel meer zeggen, maar thans zal wel niemand meer durven betoogen, dat de plaatsver vangers, uit het militair oogpunt ge sproken, de beste elementen van ons leger zullen uitmaken. Stond dus in 1897 het moreel gehal te der miliciens tegenover dat der plaats vervangers als 51 tot 5, Bijlage B van de Memorie van Antwoord geeft een overzicht van de procenten aangaande de kennis van het lezen en het schrij ven van ingelijfden bij de militie te land van 1885 tot en met 1897daarin zien wij, om ons tot het laatste jaar, dat een der gunstigste is, te bepalen, dat van de miliciens 96.25 procent konden lezen en schrijven, 0.61 procent alleen lezen en 3.14 procent lezen noch schrijven kon den. Voor de nummerverwisselaars wa ren deze cijfers respectievelijk 92.03, 1.20 en 6.77 en voor de plaatsvervan gers 91.03, 1.13 en 7.84. Als men nagaat, dat de miliciens, die voor hun eigen nummer opkwamen, toch voor het grootste gedeelte bestonden uit de minder ontwikkelden, dan spreekt het cijfer 3.14 percent der mi liciens, die noch lezen noch schrijven konden, tegenover dat van 7.84 percent der plaatsvervangers zeer in hun voor deel. Verhoogen de remplaganten dus vol gens bovenstaand staatje zeer zeker niet de moraliteit van het leger, volgens de laatste cijfers zullen zij er evenmin het intellect inbrengen, terwijl dit wel kan gezegd worden van die lotelingen, in wier plaats de remplaganten optreden. Onloochenbaar is dus door beide sta ten vastgesteld, dat door de afschaffing van de plaatsvervanging het moreel en in tellectueel peil van het leger niet alleen zal worden verhoogd, maar dat daaruit ook zal worden ver wijderd een element, datzeer schadelijk op zijn dadelijke omgeving de miliciens die voor hun eigen nummer opkomen kan werken. Er waren in de afdeelingen ook „ver scheidene leden", die meenden dat het voor behoorlijke samenstelling van het leger meer aankwam op physieke dan op inlelleclueele ontwikkeling. De krijgsdienst was vooral een handwerk, en geschikt heid daarvoor werd, meende men, meer gevonden in de kringen, waaruit de plaatsvervangers voortkomen, dan bij hen, die zich met geestesarbeid onledig hou den. Een flinke boerenzoon was voor het leger meer waard dan een tengere jongeling uit den hoogeren stand. In physieke geschiktheid stonden de plaats vervangers zeker boven het gros der lo telingen. Hierop antwoordt de regeering het vol gende „Vooreerst dient hiertegen te worden opgemerkt, dat niet mag worden aangenomen, dat jongelieden uit hoogeren stand perse tenger zijn, en eYenmin, dat het de „iiuke boerenzoons" zijn, die in den regel als plaatsvervanger dienst doen. In de tweede plaats, dat niet alleen de physieke, maar ook de intellectueele ontwikkeling gewicht in de schaal legt. Bovendien kan hier alleen sprake zijn van jongelieden die, al zijn ze tenger, phy- siek geschikt zjjn, want anders worden zij niet tot dienst verplicht. Twijfel aan meer physieke ont wikkeling der plaatsvervangers is echter vooral geoorloofd, als men in aanmerking neemt, dat dezen voortkomen nit de lagere en laagste staaden; uit kringen, waar men wel is waar meer aan de lucht en aan zwaar werk gewoon is, maar waar men in den regel door minder goede voeding en verpleging, zoomede door mindere zorg voor het lichatneiyk welzijn, ook minder weerstandsvermo gen aantreft, dan in de kringen der beter gevoede en verpleegde jongelieden, die zich doen vervangen en bij wie in de laatste jaren ook lichaamsoefening veel meer dan vroeger tot haar recht komt. En dat de jongelieden uit de middelklassen en uit de hoogere standen intellectueel de minderen zouden zijn van de boerenzoons, zal wel niemand beweren. Ten slotte sou de geuite bewering alleen dan ter zake dienende kunnen zijn, indien door afschaffing van de dienstvervanging flinke boerenzoons nit het leger gehouden en vervangen werden door tengere jongelieden uit hoogeren stand Doch uit de vroe ger verstrekte opgaven blijkt juist het tegendeel, namelijk dat voor de dienstvervanging de flinke boerenzoons en de jongelingen uit de middelklassen van het volk buiten de militie blijven en hunne plaats doen innemen door mannen uit de lagere volksklassen, ver by hen in ontwikkeling achter staande. Yoor zooverre voor gewone soldaten physieke kracht en gehardheid tegen lichamelijke vermoeienissen en ontberingen de hoofdeisch zijn, bestaat er geen genoegzame grond om aan te nemen, dat de jongelieden nit de meer ontwikkelde klassen niet aan dien eisch zouden beantwoorden, vooral in oorlogstijd wanneer het evenveel op moreele, als physieke kracht aankomt. De mee ning, dat geschiktheid voor den krijgsdienst meer gevonden wordt in de kringen, waarnit de plaats vervangers voortkomen, dan bij hen, die zich met geestesarbeid onledig houden, kan door de onder- geteekenden evenmin worden onderschreven. By de hedendaagsche krygsvoering moeten bij den soldaat vóór alles kennis en intelligentie worden op prps gesteld, omdat het behalve op goeden wil, aankomt op natuurlijk oordeelwie het vlugst van bevatting zijn, zijn het spoedigst te vormen. Het lijdt geen tegenspraak, dat natuurlijk oordeel en vlugheid van bevatting het meest worden aan getroffen by den best onderwezene. Immers, doel van het onderwijs is vorming van oordeel en ontwikkeling van het bevattingsvermogen. In den troep kan men steeds waarnemen, dat enkele jonge lieden, wier oordeel en bevattingsvermogen grooter zijn daa van anderen, op hun omgeving van nuttigen invloed zijn, omdat, waar zij voorgaan, de anderen gemakkeiyk volgen". Dit alles is volkomen juist en wij zou den er nog kunnen bijvoegen, dat bij een aantal miliciens het minder weer standsvermogen wegens minder goede voeding bij de mobilisatie van ons leger in 1870 maar al te zeer bleek; vele of ficieren zullen kunnen getuigen, hoe het bij manoeuvres al zeer spoedig uit komt, of men te doen heeft met een contingent van miliciens uit onze groote steden, die op minder goede voeding kunnen bogen, dan met de flinke jongens uit den Achterhoek, Limburg en Noord- Brabant, die in regel beter voedsel ge nieten dan het scrophuleus geslacht, dat de achterbuurten der groote steden op leveren. Eu dan de officieren, die toch uit de middelklassen en uit den hoogeren stand voortkomen, leveren dezen zeiven niet het bewijs, dat men daar ook een groot aan tal jongelieden vindt, die in pbysiek weerstandsvermogen den soldaat van beroep vaak overtreffen Uit het bovenstaande blijkt, dat we de ministers alleen gevolgd hebben in hun verwering, waar door de tegenpar tij op zoogenaamd „militaire gronden" het wetsontwerp wordt besteden. Ook met andere argumenten zijn zij zeer ge lukkig, ot, om met de woorden van De Standaard te spreken„de Memorie van Antwoord in zake dienstplicht is iu me nig opzicht niet ongelukkig uitgevallen.". Van boven gegeven staatje zegt het anti-revolutionnaire blad: „Inderdaad wel sprekende cijfers, die wel niet bewijzen, dat ook het gehalte der niet weggejaag de plaatsvervangers zoo ver beneden dat der niet weggejaagde lotelingen stond, hoogstens dat er een zeker aantal deug nieten insloop. Maar het tabelletje doet ook zoo toch, door zijn goed figuur, uit nemend dienst." Zeer zeker uitnemend, want noch de ironie, die in De Standaard doorstraalt, noch de scheeve uiteenzetting in De lijd van 19 April jl. welk blad trouwens aan „het tabelletje"niet raakt, er zelfs geen gewag van maakt kunnen de cijfers te niet doen. De raad, dien De lijd dan ook ten slotte geeft, om, wan neer het wetsontwerp tot wet zal zijn verheven, later elke legerorganisatie on aannemelijk te verklaren, waarin op de een of andere wijze de plaatsvervanging niet is opgenomen, toont aap, hoe de te genstanders van het wetsontwerp op den persoonlijken dienstplicht in den hoek zijn gedrongenen tot welke mid delen zij in hun wanhoop dreigen hun toevlucht te zullen nemen. Als een bijzonderheid vermelden wij, dat in den Anna Pau- lownapolder nu reeds wilde eenden met kuikens zijn gezien. Uit Wieringen deelt men ons mede, dat de geep- en ansjovis vangst alle weerbare handen in beslag heeft genomen. Wie maar eenigszins kan, zet zijn netten uit, om door de ge wilde vischjes wat beter te worden. Hij, die thans op Wieringen komt, ziet alles in beweging. Het aantal boo ten, dat aan de genoemde vischvangst deel neemt, bedraagt honderden. In de gemeente Winkel i s het aantal kiezers, dat in 1897 297 be droeg, gedaald tot 267 voor de Tweede Kamer en de P. 8. en 260 voor den Gemeenteraad. Ook het getal inwoners is afgenomen, want het bedroeg in 1897: 926 M. en 910 V., totaal 1836 en thans 913 M. en 884 V., totaal 1797. Geboren zijn in 1897 15 jongens en 9 meisjes, samen 24 en overleden 19 M. en 10 V., 6amen 29. Het aantal levenloos aangegevenen bedroeg 3 en het aantal gesloten hu welijken 16. De v i e r-e n-t wintigste algemeene vergadering van de Veree- niging „Het Nederlandsch Rundvee- Stamboek", Afdeeling „Noord-Holland", zal op Maandag den 16 Mei 1898, 's napiiddags half een uur (Amst. tijd), in een der lokalen van het Hotel „Kras- napolsky", te Amsterdam, plaats hebben. Dat de Othello's nog altijd leven, on dervond dezer dagen een zekere KI. M. uit Egmond-binnen. In zoete droome- rijen terugkeerende van zijn dulcinea, werd hij onder Warmenhuizen onver hoeds door vier jongelui wellicht be- nijders aangevallen en danig met vuist en mes mishandeld. Mogen deze belhamels hunne gerechte straf niet ontgaan Het hoofd der openbare lagere school te Barsingerhorn, heeft een gedeelte van zijn tuin ingericht als schooltuin. In een twintigtal bedjes heeft hij onderscheidene soorten van za den uitgezaaid, die bij hun opkomen en bloeien een leerrijke school voor de leerlingen zullen vormen. In het proces, datde heer 7. Swaag t e Barsingerhorn met de Trammaatschappij voert, is Donderdag door de rechtbank te Alkmaar ten na- deele van den heer Swaag uitspraak ge daan, Daar de heer Swaag zich met dit arrest niet kan vereenigen, heeft hij be sloten in cassatie te gaan. De voordracht voor o n- derwijzeres te Groetpolder bestaat uit de damesA. E. Oudt teKolhorn, E. M. H a 11 i e te Zaandam en M. B a 1 te Nijmegen. testantsche Kiesvereeniging Burgerplicht heeft in hare vergadering van den 29sten tot candidaat voor de Prov. Sta ten, het aftredend lid den heer Th. J. Waller gekozen en over de candidatuur van het aftredend lid den heer K. Bree- baartzal in eene volgende vergadering een beslissing tusschen de heeren Buis van Schagen of Zijp van Wieringerwaard worden genomen. De heer K. Breebaart Jt. kwam niet in aanmerking. De levering van 100.000 straatsteenen voor f 16.60 de 1000 door deD heer P.Metselaar te Alkmaar; 400 M3 grint, k f 2.19 de M3, dezelfde en 300 M3 zand k i 1.de M3. de heer C. Kroon te Oudorp. 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 1