Staten-Generaal.
Binnenlandsch Nieuws.
Tweede Kamer.
geweren zal zijn, die nn voor de eerste
maal op groots schaal op de proef gesteld
zullen worden.
Het Krag-Jorgensen geweer, waarmede
de soldaten van de Vereenigde Staten ge
wapend worden, schijnt een bijzonder ver
nielend wapen te zijn. Het is een geweer
van licht kaliber, en de lange kogel, met
stalen omhulsel, ter dikte van een gewoon
potlood, dringt door het dikste gedeelte
van den schedel heen op een afstand van
eene halve mijl.
Op een zeer korten afstand boort hij
een gat door het hardste gebeente, zoo
zuiver alsof het met een boor gedaan was
maar voorbij een afstand van 100 meter
neemt hij een draaiende beweging aan,
die hem zoo verschrikkelijk als een ont-
ploffeoden kogel maakt.
Onlangs werd een man, die van Fort
Sheridan wilde ontsnappen, met een van
die kogels doodgeschoten. De kogel ging
recht door zijn hoofd, verbrijzelde zijn
schedel in twintig stukken, doorboorde iD
zijne vaart een dikken boomstam en bleef
eindelijk op een afstand twee voet in den
grond steken.
Men schut, dat binnen een afstand van
600 meter dit nieuwerwetsch geweer van
licht kaliber evenveel manschappen doodt
ala kwetsten voorbij dien afstand zal het
aantal gekwetsten grooter zijn dan dat der
gedooden. Op een afstand van drie kwart
mijl, met rookelooa kruit en tien schoten
voor elk schot met het ouderwetsche ge
weer, zal de slachting bij hedendaagsch
oorlogvoeren oueindig grooter zijn dan ooit
te voren. Gelukkig is de chirurgie ook veel
vooruitgegaan en kan de kunst, die heelt,
de kunst, die wondt, evenaren.
De vertaler.
Op zekeren dag werd bij George Bran-
des, den bekenden Deenschen criticus, op
de deur geklopt en op zijn „binnen"
treedt een Amerikaar.sch gentleman in.
Is u meneer Brandes
Ja, meneer.
Het verheugt me u te leeren ken
nen. Ik stel me aan u voor als de ver
taler van uw nieuwste boek. Ik heb 't
in 't Engelsch overgezet.
Buitengewoon aangenaam, meneer.
Doch, daar u me vertaald heeft, moet de
Deensche taal u gemeenzamer zijn dan mij
de Eagelsche. Laten we dus Deensch
spreken, stelt Brandes voor.
No, sir, ik spreek geen Deensch.
GeeD Deensch Ei, ei, en toch heeft
u mijn boek in het Engelsch overgezet P
De Amerikaan
Dat kwam zóó. Ik reisde met mijn
Vrouw. Wij komen in Kopenhagen, Mijn
vrouw breekt hier haar been. De dokter
zegt aan genezing is in de eerste acht
weken niet te denken. Wat moet ik acht
weken lang in een stad uitvoeren, waar
ik geen mensch ken en waarvan ik de
taal niet spreek I Ik denk na en kom op
den inval, een boekwinkel op te zoeken.
Wie is uw bekendste schrijver, vraag ik
den boekhandelaar. Hij antwoordde Geor-
van den overste gegaan. Eva had daar geen
denkbeeld van, ook niet, hoe hy den tijd, dien
hy niet thuis was, doorbracht. Yoor haar was
haar vader nog altoos het beeld der vol
maaktheid. Hy had zyn weinige spaarduiten
er door gebracht, de villa met hypotheek be
zwaard, hy begoa te spelen, won eerst, maar
verloor later zoovee) te meer. Alle kleine
hulpbronnen waren opgedroogd en toch had
hy dezer dagen vyfduizend thaler noodig,
om een eereschuld en de rente van de hy
potheek te betalen, vyfduizend thaler, 't
was een bagatel en toch dreigde daardoor
zyn bestaan en dat van zyn kind onder te
gaan.
Daar was het hem ingevallen, Eduard,die
er goed by zat, om geld te vragen. Deze
had wel altoos verklaard, dat hy nooit zou
leenen, dat zulks tegen zyn principes was,
maar wanneer hy zich voor Eva interesseer
de, dan zou de zaak wei goed afloopen. Men
kon het tenminste probeeren.
Nog nooit had een vader wel met zoo'n
scherpen blik de verhouding tusschen zyne
dochter en zyn gast nagegaan, als heden
overste Herbach, maar hy wist nog niet
recht, of hy er over tevreden mocht zyn
of niet.
Maar toen de heeren by wijn en sigagen
op de veranda zaten en Eva in huis nog iets
te doen had, hield de gastheer het tydstip
voor gunstig.
,Ik_ zou u gaarne een verzoek doen,
Eickhoff: leen me een vyfduizend thaler;
het zou my in ongelegenheden brengen, als
ik het geld moest opnemen, de koers is op dit
oogenblik zeer ongunstig.'
Eduard fronste de wenkbrauwen.
„Het doet my leed, waarde overste, u niet te
kunnen helpengy kent myne gedachten
daarover; daarenboven heb ik geen baar
geld tot myne beschikking, alles steekt in
myn landgoed. Zooals ik gezegd heb, spyt
't mij."
ge Brandes. Ik zeg goed, geef me 't nieuw
ste boek ?an dezen Giorge Brandes. Hij
getft 't me. Ik vraag verdergeef me ook
een Engelech-Deensch woordenboek. Dat
geeft hij me ook. En zoo, meneer, aldus
besloot de Amerikaan zijn voorstelling,
heb ik u nauwkeurig volgens het woor
denboek uit het Deensch in 't Engelsch
vertaald.
De pad een nuttig dier.
De pad, dit algemeen verafschuwde dier,
dat steeds vertreden wordt, is, 't geen
weinigen waarschijnlijk bekend zd zijn,
een zeer nuttig dier, een ware weldoenster
der meDsehheid.
De Amerikasnsche natuuronderzoeker
Kirkland heeft onlangs een belangrijke
studie omtrent de pad bet licht doen zien,
welke van A. tot Z, een loflied op de
veelgesmade kruiper is. Het bewijs daar
voor heeft hij geput uit 149 paddenmagen
en haar inhoud. Kirkland stelde nauwkeu
rig vast, welke voedingsresten zich in de
maag der padden bevonden en kwam, in
procenten uitgedrukt, tot het volgend re
sultaat; stoffen, waarvan de aard niet viel
na te gaan, 5 procent; zand 1 procent;
plantenresten slechts 1 procent; regen
wormen 1, slakken 1, duizendpooten 10,
spinnen 2, krekels 3, mieren 19,J^loopke-
vers (Scarabeën) 6, zaadkevers 5, ver
schillende insecten 9, verschillende larven
19, rupsen 9 procent, enz.
Het constateeren van deze feiten was
natuurlijk uiet voldoende, hij moest ook
weten, hoeveel der verteerde soorten nut
tig waren en hoeveel schadelijk voor deD
land- en tuinbouw. Ook dit heeft Kirk
land vastgesteld en gevonden, dat de pad
op vier nuttige dieren er zeven schadelijke
verorbert, zoodat haar nut, waarvan som
mige landbouwers trouwens wel overtuigd
zijn, buiten Mjf is. Men dient daarom de
padden te beschermen en haar voortplan
ting te bevorderen, inplaafs van haar te
vervolgen en te dooden. Kirkland gaat
zelfs zoo ver te btrekeDen, dat elke pad
jaarlijks zooveel schadelijke insecten doodt,
dat daardoor een schade van f 50 h f 60
vermeden wordt, welke deze dieren zouden
hebben aangericht als zij in leven waren
gebleveD.
Hoe er soms bij het behan
delen van wetsontwerpen, die reeds van
alle kanten zijn bekeken en de algemeen»
belangstelling niet meer gaande maken, in
parlementen kan gesoesd worden, bleek
Zaterdag, toen bij de beraadslaging over
de wet betreffende de positie van de pri
vaat-docenten ia het Pruisische heeren
huis het volgende incident plaats greep,
dat een opmerkzaam stenograaf woord voor
woord opteekende en de »Tagliche Rund
schau" aan de vergetelheid ontrukt heeft.
De secretaris-generaal Althoff trachtte
de tegenwerpingen van prof. Deruburg
een voor een te weerleggen. Op zeker oo
genblik valt de voorzitter den secretaris
generaal in de rede U spreekt over arti
kel 4Althoffneen, over 5. De
voorzitter Maar we zijn aan artikel 3.
„Maak geen complimenten, waarde
vriend," zeide Herbach joviaalzyn gelaat
was afgewond en Eickhoff kon niet zien, hoe
zyn gevoelens daarop werden afgeteekend,
„dan helpt ge me niet, 't is ook eigenlijk
precies hetzelfde."
Toen de gast in het rytuig steeg, drukte de
overste hem de hand en noodigde hem zeer
hartelijk uit, eens weer te komenmen kon
nooit weten, wat later, als de zaak tusschen de
jongelui ernst was, om Eva's wil geschiedde
nu was het daarvoor wellicht nog te vroeg
en Eickhoff kon natuurlijk niet denken, dat
de overste hem in gedachten voor een krente-
rigen vent uitmaakte, terwijl hy hem zoo
hartelyk uitnoodigde. Ook Eva zeide iets
dergelijks en dit en de'zachte handdruk, dien
hy daarbij ontving, deden het onaangenaam
gevoel verdwijnen, dat de overste by hem
had doen ontstaan.
Toen Eva by het lamplicht haar vader in
't gelaat zag, ontstelde zy over zyne groote
bleekheid; maar toen zy hem naar de reden
vroeg, stuurde hy haar mopperend naar
bed.
„Was alles niet goed, vadertje? En is
mijnheer von Eickhoff niet aardig en onder
houdend
„Ja, ja,' zeide hy ongeduldig, „en luister,
Eva, wees steeds zeer vriendeiyk tegen hem,
waar by' ook is; hoort ge, Eva? zeeri Gy
doet my daarmede een genoegen."
„O, stoute papa!" zeide zy, hem kussend
en hevig blozend, en daarna liep zy de ka
mer uit; zy had heden te veel te denken
over een merkwaardigen, beangstigenden blik
in zyne oogen, waarvan de herinnering alleen
haar nog hartkloppingen bezorgde, en een
handdruk, die eveneens zoo zonderling was.
Zy kon langen tyd daardoor niet in slaap
komen, en toen het geschiedde, droomde zy
scboone en heerlijke dingen.
Arme, kleine Eva I Uwe biyde dagen zyn
geteld 1 WORDT VERVOLGD.
AlthoffNeen, ik geloof bij artikel 5, op
zijn hoogst bij artikel 4. De rappor
teur Hutlen-ÓzapskiWe zijn, geloof ik,
bij artikel 3. De voorzitterDus ik
neem aan, dat we bij artikel 4 zijn.
En de discussie wordt daarna voortge
zet over artikel 2
V ergadering van den Raad
der gemeente Nieuwe Niedorp, ge
houden op Woensdag 18 Mei 1898, 's
namiddags 3 ure.
Afwezig de heer Wijn (die echter na
eenigen tijd binnenkomt).
De voarz., de Burgemeester, opeut de
vergadering, waarna de notulen der voor
gaande Worden gelezen, goedgekeurd en
gearresteerd.
Ingekomen zijn de missives van Ge
deputeerde Staten, waarbij goedgekeurd
worden teruggezonden de verordeningen
op de heffing en invordering der honden
belasting en die op de personeele opcenten,
welke stukken voor kennisgeving worden
aangenomen.
Een door de Zuiderzeevereeniging (waar
van de gemeente lid is) toegezonden exem
plaar van de uiteenzetting van „De eco
nomische beteekenis van de afsluiting en
drooglegging der Zuiderzee,zal circulee-
ren bij de raadsleden, die gaarne bet
van veel arbeid getuigende werk van na-
derby willen beschouwen.
Voorts worden eenige staats- en provin
ciale bladen, verdere drukwerken enz. voor
kennisgeving ter zijde gelegd.
De voorz. doet hierna mededeeling van
den uitslag der werkzaamheden van de
commissiën uit deD Raad en het Algemeen
Armbestuur, tot het taxeeren der percee-
leu land, die de gemeente ter oplossing
van de ftnanciSele kwestie tusschen het
gemeente- en algemeen armbestuur, van
laatstgenoemd college zal overnemen.
Het slot hiervan is, dat de gemeente
drie perceelen land koope voor een bedrag
van te zamen f 5421.90, uit welk bedrag
het armbestuur de achterstallige landhuur
aan de gemeente kan voldoeD.
De Raad neemt met deze taxatie genoe
gen, zoodat aldus wordt besloten, behou
dens hoogere goedkeuring.
De door Armvoogden overeenkomstig
deze nieuwe regeling opgemaakte en in
gediende begrooting wordt nu behandeld
en met een zeer kleine wijziging goed
gekeurd.
Ook het vroeger aangehouden verzoek
van aror voogden, om bij de boerderij op
gemeentekosten een gierkelder te laten
bonwen, wordt in bespreking genomen.
De heer Visser, een gierkelder preferent
achtende, waar op geen andere wijze de
gierbestanddeslen geschikt vastgelegd wor
den, wenscht, dat in overweging wordt
genomen, of niet voordeeliger slootaarde
en turfstrooisel, in den mest verwerkt, tot
gierbewariag kan worden dienstig ge
maakt, hetgeen een kelder overbodig zou
maken en volgens spreker's oordeel beter
en meer winstgevend is.
De heer Kuilman meeut, dat de Raad
aan armvoogden niet een bepaalde wijze
van exploitatie heeft voor te schrijven,
maar alleen de vraag heeft te beantwoor
den „zal er al of niet van gemeentewege
een gierkelder worden gebouwd' en deze
wenscht spr. toestemmend te beantwoor
den, aangezien in de noodig geworden af
schrijving vau het Grootboek-kapitaal zeer
gemakkelijk de kosten kunnen worden op-
genomeD.
Ook de voorz. oordeelt, dat een gierbe-
waring als door den heer Visser genoemd
nog al zou ingrijpen in het stelsel van
exploitatie der boerderij van b.h.armvoogden;
iets, waartoe dezen wellicht heel niet ge
neigd zullen zijn.
De heer Visser heeft zich de vraag ge
steld, ot de gelden voor een gierkelder niet
kunnen worden bespaard, of beter rendabel
gemaakt, en uit dat oogpunt beschouwd,
meent spreker vermenging met turfstrooisel
en slootaarde te moeten prefereeren boren
een kelder.
Met 6 stemmen tegen 1, die van den
heer Visserwordt eindelijk besloten een gier
kelder te laten maken.
Verder wordt Burg. Weth. opgedra
gen, bij het armhuis een tweeden regenwa
terbak te doen bouwen op de hnn het
geschiktst voorkomende plaats en wijze.
Ten einde de door deze besluiten scheef
hangende balans weer in evenwicht te
brengen, besluit de Rasd tot afschrijving
van een bedrag van f 6000.— nominaal
van het Grootboek der N. W. S. Dit be
sluit zal, evenals een suppletoire begrooting,
ter goedkeuring aan H. H. Gedeputeerde
Stalen worden gezonden.
De beschrijvingsbrief voor de vergade
ring van vennooten der stoomtramweg
maatschappij „Wtst-FrieslaDd» op Woens
dag 25 Mei a.s. te Hoorn levert weinig
bespreking op. De afgevaardigden zullen
hun stem uitbrengen op de Nos. 1, de
heeren J. van der Slok en Mr. Donker.
Afgevaardigden zullen zijn de heeren
Jb. v. d. Sloktn D. Kuilman.
Vervolgens is aan de orde de samen
stelling van een stembureau voor de Pro
vinciale Statenverkiezing in Juni a. s.
Nevens den heer J. v. d. Stok, voorz., wor
den aangewezen de heeren de MoorHalff
en Koopman tot leden en WijnKuilman
en Visser tot plaatsvervangers.
Hierna sluit voorz. onder dank aan de
leden de vergadering.
Het Kerkbestuur derNed.
Hervormde Gemeente te Nieuwe Nie
dorp heeft afwijzend beschikt op het
verzoek van de geheel-onthouders-vereeni-
ging, om met Pinkster in het kerkgebouw
een propagandafeest te mogen houden.
PERSOONLIJKE DIENSTPLICHT.
Zitting van Woensdag 18 Mei, geopend te 11 uur.
Art. 1, het beginsel dat ieder dienstplichtige
gehouden is zijn dienst in persoon waar te nemen,
wordt zonder stemming goedgekeurd, behoudens
eindstemming over het geheele ontwerp.
De wijziging in art. 61 wordt op voorstel van den
heer Van Karnebeek aangehouden.
Bij de bepaling, dat vrijwilligers en lotelingen, voor
zoover de dienstbelangen dit vorderen, ingelyfd worden
bij het korps en geplaatst in het garnizoen hunner
keuze, wijst de heer Van de Velde op de wen-
schelykheid tot verbetering van de kazernetoestanden
in het belang ook van den gezondheidstoestand van
den eoldaat. Men geve op ruime schaal vergunningen
om buiten de kazerne te wonen en te eten.
De heer van der Zwaag ziet in die bepaling
eene bevoorrechting van zekere klasse, in zooverre
de eischen van militaire bekwaamheid worden gesteld,
want de mingegoede lotelingen moeten extra lessen
nemen. Met het oog op de sociale rechtvaardigheid
stelt hp voor, gelijkheid voor allen toe te passen, door
een amendement in te dienen, waardoor het voorrecht
alleen aan vrijwilligers en niet aan lotelingen wordt
toegekend.
Het amendement wordt voldoende ondersteund.
De heer V e r h e y vraagt inlichtingen omtrent de
eischen van militaire bekwaamheid, door de Regeering
gesteld, omdat hy meent, dat het doel beter bereikt
zal worden, als de Regeering aan die militaire
bekwaamheid een ander karakter toekent. Sprekers
ervaring heeft geleerd, dat vrywiilige oefeningen in
den wapenhandel slechts eenige elementaire kennis
der exercitiën geven en dit is niet voldoendede
aanstaande soldaten moeten meer lichaamsoefeningen
houden.
De heer L o h m a n meent ook als antirevolution-
nair, dat het kazerneleven en de kazernedienst zoo
weinig drukkend mogelijk moeten zijn, doch tevens,
dat zoo weinig mogelijk onderscheid moet worden
gemaakt tusschen de standen.
De Minister van oorlog zegt, dat des
heeren Lohman's opinie die van den Minister het
best uitdrukt. Hij heeft de kazernes persoonlijk be
zichtigd en bij dat bezoek is hem gebleken, dat
daaronder uitstekende kazernes zijn. Hij zal voort
gaan met kazerne-verbetering; zij moeten meer in
gericht worden voor ontspanning en studie. Al de
punten, door den heer Verhey besproken, zal hij niet
beantwoorden.
De heer Fokker zegt, dat de commissie van rap
porteurs tegen het amendt. is, op gronden door de
Reg. ontwikkeld.
De heer V erhey stelt een amendement voor, om
ook lichamelyke geoefendheid naast militaire be
kwaamheid te stellen als eisch voor het genot der
voordeelen van korps- en garnizoenskeuze.
De heer Troelstra is tegen het amend.-Van
der Zwaag, al erkent hij, dat sommigen van het
voordeel der garnizoenskeuze zullen zijn uitgesloten.
Maar het amend. stelt er niets anders voor in de
plaats, waardoor de Regeering willekeuriger zou
kunnen handelen dan in het art. is bepaald.
De heer Van der Zwaag trekt na de inlich
tingen der Regeering zijn amendement in.
De heer Van de] Velde ontkent, dat hy on
derscheid zou willen maken tusschen categoriën van
personen, waar hij vraagt het wonen en eten buiten
de kazerne zooveel mogelijk toe te staan, niet als
gunst, zooals tegenwoordig, doch zooveel doenlijk
als regel, waardoor ook de militaire en financieele
lasten beperkt worden en aan bepaalde sociale
belangen wordt tegemoet gekomen.
De minister van oorlog refereert zich aan
zijne antwoord aan den heer Lohman. Wel is wonen
en eten in de kazerne uiet absoluut noodzakelyk,
maar de bezwaren aan het geven van toestemming
zyn zeer groot en zelfs voor de oefening is het
gewenscht, de menschen iu de kazernes te houden
ook voor het toezicht op hen.
De heer Verhey acht alleszins mogelyk een eisch
te formuleeren, b. v. door te bepalen, dat men zekeren
afstand bianen zekeren tijd moet afleggen, en door
het omschrijven van andere lichamelijke eigeaachap-
pen.
De heer Staalman ondersteunt het amendement-
Verhey, omdat het elk denkbeeld van bevoorrechting
uitsluit, daar lichamelijke geoefendheid overal gemak
kelijk te verkrijgen is, gemakkelijker dan do
gelegenheid voor militaire oefeningen.
De heer K e r d y k is daarentegen tegen het
'amendement, omdat lichamelijke oefeningen diensvol
gens in de plaats kunnen treden van militaire
bekwaamheid, waardoor minder zou worden bereikt het
doel; te komen tot een volkswapening, door den
heer Troelstra voorgestaan.
Na repliek van den heer Lohman verzekert de
Verhey, dat de door hem voorgestane lichaams
oefeningen moeten leiden tot het ideaalK e r d ij k
een volksleger, en zegt de heer Staalmon, dat
hy dacht, dat de Kamer gaarne naar een militaire
specialiteit als den heer V e r h ey zou luisteren [men
wijst spr. op den heer Seret.) Hy zegt, dat hy des
heeren Serets opinie nog niet hoorde, doch overtuigd
ie, dat deze aan de zfjde van den heer Verhey zal
staan. Gelach.
De heer Seret merkt op, dat specialiteiten het
doorgaans niet met elkander eens zyn. Hy althans
is het in deze met den heer Verhey niet eens, doch
desondanks wil hy den heer Verhey ter zijde staan,
door in overweging te geven voor bekwaamheid te
lezen geschiktheid, in de hoop daardoor aan het
bezwaar te gemoet te komen.
De heer Roessingh vraagt, of 't bepaald noodig
is, dat de militaire bekwaamheid verkregen wordt
door verplichte deelname aan vrywiilige wapen
oefeningen.
De minister van oorlog herhaalt, dat do
Regeering oefeningen ten plattenlande zeer zeker tot
haar recht wil doen komen.
De heer Seret trekt op 's Min. verzoek zyn
amendement in.
Het amendement-Verhey lichaamsoefeningen
wordt verworpen met 74 tegen 14 stemmen.
Op art. 123 stelt de heer Van Raalte een
amendement voor, om met het oog op de mogelijkheid,
dat de wet op de nationale militie nog lang in
werking zal blijven, het blyvend gedeelte der lich
tingen te beperken, door in plaats van >/j, een negende
deel van het totaal der lichtingen onder de wapenen
te kunnen honden.
De heer De Waal Malefijt bespreekt de vraag,
hoe de Regeering de bepaling omtrent het blijvend
gedeelte in overeenstemming kan brengen met art.
180 der Grondwet.
De heer Van Kol ondersteunt het amend.-Van
Raalte en zon zelfs wenschen, dat het blyvend ge
deelte nog verder werd ingekrompen, ja zelfs opge
heven.
De minister van oorlog treedt terng in de
geschiedenis der vorige en tegenwoordige Grondwet
en doet uitkomen, dat de quaestie van het blijvend
gedeelte steeds ter regeling aan den gewonen wetgever
is overgelaten.
De heer Fokker, sprekende namens de commissie,
geeft iu overweging, dat de Kamer zich plaatse zoowel
aan de zyde van den Minister, als den heer Van Raalte,
door het blyvend gedeelte op te stellen.
De heer Van Raalte constateert, dat de Minister
nu met motieven voor den dag is gekomen, diehy in
de toelichting niet heeft gegeven.
De heer Van Karnebeek heeft bezwaar tegen
het amendement, meenende, dat de vraag over de
hoegrootheid van het blyvend gedeelte bij de legerwet
thnis behoort.
De heer M a 1 e f y t hoopt, dat de wet op de leger-
organisatie de bezwaren tegen het blyvend gedeelte
zal verminderen.
De heer Staalman komt op tegen de bewering,
dat de diensten van het blyvend gedeelte geen arbeid
zouden zijn en keurt het af, dat daarvoor slechts 3
cent daags soldijverhooging is gegeven.
De heer Willinge meent met den heer Van
Karnebeek, dat de quaestie over de hoegrootheid van
het blijvend gedeelte thans niet aan de orde is.
De Minister bestrydt nader het amendement;
hy blytt 't onverantwoordelijk achten, de menschen
nit de handen te geven voor het geval hy ze noodig
heeit, en't zal zijn streven blijven, hen zooveel mogelyk
naar hnis te zendea.
De heer Staalman houdt vol, dat door de lage
soldij een sociale onrechtvairdigheid begaan wordt.
De heer Van Raalte meent, dat hy niet voor
uitloopt op legerorganisatie, daar de minister zelf
verklaard heeft bij zijn legerhervorming het blyvend
gedeelte te doen vervallen.
De Minister antwoordt, dat de manschappen op
de rol vootkomen, dat ze in werkelyken dienst zyn
wanneer ze niet meer met verlof zyn.
Na eenige discussie trekt de heer Van Raalte
zijn amend. in, nu 's Ministers voornemen is, het
blijvend gedeelte zoo weinig mogelyk actief te doen
dienen.
Art. 124 samenstelling blijvend gedeelte) met
amend. van den heer Van Kol om niet toe te
laten de onderlinge nummerverwisseling tusschen de
manschappen van het blijvend gedeelte.
De heer Van Kol wil al die vnile diensten,
waarvoor de manschappen moeten blijven, in loonarbeid
doen verrichten, maar wil ze zeker niet alleen laten
rusten op de mingegoeden door het toestaan der
ruiling.
De heer Van Karnebeek stelt voor, het
zevende deel by onvoltalligheid aan te vullen door
de overige manschappen, die hun eerste en hun tweede
dienstjaar hebben volbracht, aan te wijzen door loting
en met vergunning van nummerverwisseling.
De heer De Ras acht de bevoegdheid tot
nummerverwisseling voor het blijvend gedeelte iu
strijd met de sociale rechtvaardigheid.
De heer Lohman bestrijdt het amend.-Van Kol,
omdat hij, voorstander van persoonlijken dienstplicht,
geen denkbeeldige gelijkheid wil.
De heer K e r d ij k acht deze nummerverwisseling
strijdig met het militair belang in zoover de Regee
ring zooveel mogelijk wenscht militiekader, en dat
doel wordt tegengewerkt door het toestaan der num
merverwisseling, omdat de jongelui na 8 maanden
den dienst zullen verlaten.
De heer W i 1 lin ge vreest van het met verlof
zenden voor korten tijd van jongelui, behoorende tot
het blijvende gedeelte, dat zy moeilijkheid zullen
ondervinden met hun dienstbetrekking en vraagt, hoe
het staat met de loting tusschen hen, die met verlol
gezonden zijn.
De min. van binnen 1. zaken verklaart, dat
de Regeering geen bezwaar heeft, de redactie van het
amendt.-Van Karnebeek over te nemen, behoudens
een kleine wijziging.
Wat betreft het amendement-Van Kol, zal men
zich verwonderen, dat hy, die gezegd werd aan
gelijkheidswaan te lijden, thans bestrijdt een amende
ment tot verkrijging van meer gelijkheid.
De heer K e r d ij k meent, dat ten minste nit hat
artikel moet blijken, dat de nummerverwisseling
wordt beperkt tot do categoriën van gelijk gegradu
eerden.
De heer Van Karnebeek wijzigt nn zyn
amendement, dat de Regeering overneemt.
De heer Fokker zegt, dat de commissie niet
eenstemmig is over het amendement.
De heer Van Kol blytt er op aandringen, de
onnoodige ongelijkheid weg te nemen, die gelegen is.
in de plaag van te moeten ingedeeld zijn by hat
blyvend gedeelte.
Dinsdag te 11 uur voortzetting en regeling van
werkzaamheden voor de leeningwet.
Hengelen. Vader van
zeven dochters. De heele wereld doet te
genwoordig san sportik moet me ook
op iets werpen, maar weet nog niet op
wat.
No, als men zooeeel meisjes heeft,
dan is het 't best, dat men ze intijds
leert hengelen.