Staten-Generaal. Binnenlandsch Nieuws. Tweede Kamer. geweren zal zijn, die nn voor de eerste maal op groots schaal op de proef gesteld zullen worden. Het Krag-Jorgensen geweer, waarmede de soldaten van de Vereenigde Staten ge wapend worden, schijnt een bijzonder ver nielend wapen te zijn. Het is een geweer van licht kaliber, en de lange kogel, met stalen omhulsel, ter dikte van een gewoon potlood, dringt door het dikste gedeelte van den schedel heen op een afstand van eene halve mijl. Op een zeer korten afstand boort hij een gat door het hardste gebeente, zoo zuiver alsof het met een boor gedaan was maar voorbij een afstand van 100 meter neemt hij een draaiende beweging aan, die hem zoo verschrikkelijk als een ont- ploffeoden kogel maakt. Onlangs werd een man, die van Fort Sheridan wilde ontsnappen, met een van die kogels doodgeschoten. De kogel ging recht door zijn hoofd, verbrijzelde zijn schedel in twintig stukken, doorboorde iD zijne vaart een dikken boomstam en bleef eindelijk op een afstand twee voet in den grond steken. Men schut, dat binnen een afstand van 600 meter dit nieuwerwetsch geweer van licht kaliber evenveel manschappen doodt ala kwetsten voorbij dien afstand zal het aantal gekwetsten grooter zijn dan dat der gedooden. Op een afstand van drie kwart mijl, met rookelooa kruit en tien schoten voor elk schot met het ouderwetsche ge weer, zal de slachting bij hedendaagsch oorlogvoeren oueindig grooter zijn dan ooit te voren. Gelukkig is de chirurgie ook veel vooruitgegaan en kan de kunst, die heelt, de kunst, die wondt, evenaren. De vertaler. Op zekeren dag werd bij George Bran- des, den bekenden Deenschen criticus, op de deur geklopt en op zijn „binnen" treedt een Amerikaar.sch gentleman in. Is u meneer Brandes Ja, meneer. Het verheugt me u te leeren ken nen. Ik stel me aan u voor als de ver taler van uw nieuwste boek. Ik heb 't in 't Engelsch overgezet. Buitengewoon aangenaam, meneer. Doch, daar u me vertaald heeft, moet de Deensche taal u gemeenzamer zijn dan mij de Eagelsche. Laten we dus Deensch spreken, stelt Brandes voor. No, sir, ik spreek geen Deensch. GeeD Deensch Ei, ei, en toch heeft u mijn boek in het Engelsch overgezet P De Amerikaan Dat kwam zóó. Ik reisde met mijn Vrouw. Wij komen in Kopenhagen, Mijn vrouw breekt hier haar been. De dokter zegt aan genezing is in de eerste acht weken niet te denken. Wat moet ik acht weken lang in een stad uitvoeren, waar ik geen mensch ken en waarvan ik de taal niet spreek I Ik denk na en kom op den inval, een boekwinkel op te zoeken. Wie is uw bekendste schrijver, vraag ik den boekhandelaar. Hij antwoordde Geor- van den overste gegaan. Eva had daar geen denkbeeld van, ook niet, hoe hy den tijd, dien hy niet thuis was, doorbracht. Yoor haar was haar vader nog altoos het beeld der vol maaktheid. Hy had zyn weinige spaarduiten er door gebracht, de villa met hypotheek be zwaard, hy begoa te spelen, won eerst, maar verloor later zoovee) te meer. Alle kleine hulpbronnen waren opgedroogd en toch had hy dezer dagen vyfduizend thaler noodig, om een eereschuld en de rente van de hy potheek te betalen, vyfduizend thaler, 't was een bagatel en toch dreigde daardoor zyn bestaan en dat van zyn kind onder te gaan. Daar was het hem ingevallen, Eduard,die er goed by zat, om geld te vragen. Deze had wel altoos verklaard, dat hy nooit zou leenen, dat zulks tegen zyn principes was, maar wanneer hy zich voor Eva interesseer de, dan zou de zaak wei goed afloopen. Men kon het tenminste probeeren. Nog nooit had een vader wel met zoo'n scherpen blik de verhouding tusschen zyne dochter en zyn gast nagegaan, als heden overste Herbach, maar hy wist nog niet recht, of hy er over tevreden mocht zyn of niet. Maar toen de heeren by wijn en sigagen op de veranda zaten en Eva in huis nog iets te doen had, hield de gastheer het tydstip voor gunstig. ,Ik_ zou u gaarne een verzoek doen, Eickhoff: leen me een vyfduizend thaler; het zou my in ongelegenheden brengen, als ik het geld moest opnemen, de koers is op dit oogenblik zeer ongunstig.' Eduard fronste de wenkbrauwen. „Het doet my leed, waarde overste, u niet te kunnen helpengy kent myne gedachten daarover; daarenboven heb ik geen baar geld tot myne beschikking, alles steekt in myn landgoed. Zooals ik gezegd heb, spyt 't mij." ge Brandes. Ik zeg goed, geef me 't nieuw ste boek ?an dezen Giorge Brandes. Hij getft 't me. Ik vraag verdergeef me ook een Engelech-Deensch woordenboek. Dat geeft hij me ook. En zoo, meneer, aldus besloot de Amerikaan zijn voorstelling, heb ik u nauwkeurig volgens het woor denboek uit het Deensch in 't Engelsch vertaald. De pad een nuttig dier. De pad, dit algemeen verafschuwde dier, dat steeds vertreden wordt, is, 't geen weinigen waarschijnlijk bekend zd zijn, een zeer nuttig dier, een ware weldoenster der meDsehheid. De Amerikasnsche natuuronderzoeker Kirkland heeft onlangs een belangrijke studie omtrent de pad bet licht doen zien, welke van A. tot Z, een loflied op de veelgesmade kruiper is. Het bewijs daar voor heeft hij geput uit 149 paddenmagen en haar inhoud. Kirkland stelde nauwkeu rig vast, welke voedingsresten zich in de maag der padden bevonden en kwam, in procenten uitgedrukt, tot het volgend re sultaat; stoffen, waarvan de aard niet viel na te gaan, 5 procent; zand 1 procent; plantenresten slechts 1 procent; regen wormen 1, slakken 1, duizendpooten 10, spinnen 2, krekels 3, mieren 19,J^loopke- vers (Scarabeën) 6, zaadkevers 5, ver schillende insecten 9, verschillende larven 19, rupsen 9 procent, enz. Het constateeren van deze feiten was natuurlijk uiet voldoende, hij moest ook weten, hoeveel der verteerde soorten nut tig waren en hoeveel schadelijk voor deD land- en tuinbouw. Ook dit heeft Kirk land vastgesteld en gevonden, dat de pad op vier nuttige dieren er zeven schadelijke verorbert, zoodat haar nut, waarvan som mige landbouwers trouwens wel overtuigd zijn, buiten Mjf is. Men dient daarom de padden te beschermen en haar voortplan ting te bevorderen, inplaafs van haar te vervolgen en te dooden. Kirkland gaat zelfs zoo ver te btrekeDen, dat elke pad jaarlijks zooveel schadelijke insecten doodt, dat daardoor een schade van f 50 h f 60 vermeden wordt, welke deze dieren zouden hebben aangericht als zij in leven waren gebleveD. Hoe er soms bij het behan delen van wetsontwerpen, die reeds van alle kanten zijn bekeken en de algemeen» belangstelling niet meer gaande maken, in parlementen kan gesoesd worden, bleek Zaterdag, toen bij de beraadslaging over de wet betreffende de positie van de pri vaat-docenten ia het Pruisische heeren huis het volgende incident plaats greep, dat een opmerkzaam stenograaf woord voor woord opteekende en de »Tagliche Rund schau" aan de vergetelheid ontrukt heeft. De secretaris-generaal Althoff trachtte de tegenwerpingen van prof. Deruburg een voor een te weerleggen. Op zeker oo genblik valt de voorzitter den secretaris generaal in de rede U spreekt over arti kel 4Althoffneen, over 5. De voorzitter Maar we zijn aan artikel 3. „Maak geen complimenten, waarde vriend," zeide Herbach joviaalzyn gelaat was afgewond en Eickhoff kon niet zien, hoe zyn gevoelens daarop werden afgeteekend, „dan helpt ge me niet, 't is ook eigenlijk precies hetzelfde." Toen de gast in het rytuig steeg, drukte de overste hem de hand en noodigde hem zeer hartelijk uit, eens weer te komenmen kon nooit weten, wat later, als de zaak tusschen de jongelui ernst was, om Eva's wil geschiedde nu was het daarvoor wellicht nog te vroeg en Eickhoff kon natuurlijk niet denken, dat de overste hem in gedachten voor een krente- rigen vent uitmaakte, terwijl hy hem zoo hartelyk uitnoodigde. Ook Eva zeide iets dergelijks en dit en de'zachte handdruk, dien hy daarbij ontving, deden het onaangenaam gevoel verdwijnen, dat de overste by hem had doen ontstaan. Toen Eva by het lamplicht haar vader in 't gelaat zag, ontstelde zy over zyne groote bleekheid; maar toen zy hem naar de reden vroeg, stuurde hy haar mopperend naar bed. „Was alles niet goed, vadertje? En is mijnheer von Eickhoff niet aardig en onder houdend „Ja, ja,' zeide hy ongeduldig, „en luister, Eva, wees steeds zeer vriendeiyk tegen hem, waar by' ook is; hoort ge, Eva? zeeri Gy doet my daarmede een genoegen." „O, stoute papa!" zeide zy, hem kussend en hevig blozend, en daarna liep zy de ka mer uit; zy had heden te veel te denken over een merkwaardigen, beangstigenden blik in zyne oogen, waarvan de herinnering alleen haar nog hartkloppingen bezorgde, en een handdruk, die eveneens zoo zonderling was. Zy kon langen tyd daardoor niet in slaap komen, en toen het geschiedde, droomde zy scboone en heerlijke dingen. Arme, kleine Eva I Uwe biyde dagen zyn geteld 1 WORDT VERVOLGD. AlthoffNeen, ik geloof bij artikel 5, op zijn hoogst bij artikel 4. De rappor teur Hutlen-ÓzapskiWe zijn, geloof ik, bij artikel 3. De voorzitterDus ik neem aan, dat we bij artikel 4 zijn. En de discussie wordt daarna voortge zet over artikel 2 V ergadering van den Raad der gemeente Nieuwe Niedorp, ge houden op Woensdag 18 Mei 1898, 's namiddags 3 ure. Afwezig de heer Wijn (die echter na eenigen tijd binnenkomt). De voarz., de Burgemeester, opeut de vergadering, waarna de notulen der voor gaande Worden gelezen, goedgekeurd en gearresteerd. Ingekomen zijn de missives van Ge deputeerde Staten, waarbij goedgekeurd worden teruggezonden de verordeningen op de heffing en invordering der honden belasting en die op de personeele opcenten, welke stukken voor kennisgeving worden aangenomen. Een door de Zuiderzeevereeniging (waar van de gemeente lid is) toegezonden exem plaar van de uiteenzetting van „De eco nomische beteekenis van de afsluiting en drooglegging der Zuiderzee,zal circulee- ren bij de raadsleden, die gaarne bet van veel arbeid getuigende werk van na- derby willen beschouwen. Voorts worden eenige staats- en provin ciale bladen, verdere drukwerken enz. voor kennisgeving ter zijde gelegd. De voorz. doet hierna mededeeling van den uitslag der werkzaamheden van de commissiën uit deD Raad en het Algemeen Armbestuur, tot het taxeeren der percee- leu land, die de gemeente ter oplossing van de ftnanciSele kwestie tusschen het gemeente- en algemeen armbestuur, van laatstgenoemd college zal overnemen. Het slot hiervan is, dat de gemeente drie perceelen land koope voor een bedrag van te zamen f 5421.90, uit welk bedrag het armbestuur de achterstallige landhuur aan de gemeente kan voldoeD. De Raad neemt met deze taxatie genoe gen, zoodat aldus wordt besloten, behou dens hoogere goedkeuring. De door Armvoogden overeenkomstig deze nieuwe regeling opgemaakte en in gediende begrooting wordt nu behandeld en met een zeer kleine wijziging goed gekeurd. Ook het vroeger aangehouden verzoek van aror voogden, om bij de boerderij op gemeentekosten een gierkelder te laten bonwen, wordt in bespreking genomen. De heer Visser, een gierkelder preferent achtende, waar op geen andere wijze de gierbestanddeslen geschikt vastgelegd wor den, wenscht, dat in overweging wordt genomen, of niet voordeeliger slootaarde en turfstrooisel, in den mest verwerkt, tot gierbewariag kan worden dienstig ge maakt, hetgeen een kelder overbodig zou maken en volgens spreker's oordeel beter en meer winstgevend is. De heer Kuilman meeut, dat de Raad aan armvoogden niet een bepaalde wijze van exploitatie heeft voor te schrijven, maar alleen de vraag heeft te beantwoor den „zal er al of niet van gemeentewege een gierkelder worden gebouwd' en deze wenscht spr. toestemmend te beantwoor den, aangezien in de noodig geworden af schrijving vau het Grootboek-kapitaal zeer gemakkelijk de kosten kunnen worden op- genomeD. Ook de voorz. oordeelt, dat een gierbe- waring als door den heer Visser genoemd nog al zou ingrijpen in het stelsel van exploitatie der boerderij van b.h.armvoogden; iets, waartoe dezen wellicht heel niet ge neigd zullen zijn. De heer Visser heeft zich de vraag ge steld, ot de gelden voor een gierkelder niet kunnen worden bespaard, of beter rendabel gemaakt, en uit dat oogpunt beschouwd, meent spreker vermenging met turfstrooisel en slootaarde te moeten prefereeren boren een kelder. Met 6 stemmen tegen 1, die van den heer Visserwordt eindelijk besloten een gier kelder te laten maken. Verder wordt Burg. Weth. opgedra gen, bij het armhuis een tweeden regenwa terbak te doen bouwen op de hnn het geschiktst voorkomende plaats en wijze. Ten einde de door deze besluiten scheef hangende balans weer in evenwicht te brengen, besluit de Rasd tot afschrijving van een bedrag van f 6000.— nominaal van het Grootboek der N. W. S. Dit be sluit zal, evenals een suppletoire begrooting, ter goedkeuring aan H. H. Gedeputeerde Stalen worden gezonden. De beschrijvingsbrief voor de vergade ring van vennooten der stoomtramweg maatschappij „Wtst-FrieslaDd» op Woens dag 25 Mei a.s. te Hoorn levert weinig bespreking op. De afgevaardigden zullen hun stem uitbrengen op de Nos. 1, de heeren J. van der Slok en Mr. Donker. Afgevaardigden zullen zijn de heeren Jb. v. d. Sloktn D. Kuilman. Vervolgens is aan de orde de samen stelling van een stembureau voor de Pro vinciale Statenverkiezing in Juni a. s. Nevens den heer J. v. d. Stok, voorz., wor den aangewezen de heeren de MoorHalff en Koopman tot leden en WijnKuilman en Visser tot plaatsvervangers. Hierna sluit voorz. onder dank aan de leden de vergadering. Het Kerkbestuur derNed. Hervormde Gemeente te Nieuwe Nie dorp heeft afwijzend beschikt op het verzoek van de geheel-onthouders-vereeni- ging, om met Pinkster in het kerkgebouw een propagandafeest te mogen houden. PERSOONLIJKE DIENSTPLICHT. Zitting van Woensdag 18 Mei, geopend te 11 uur. Art. 1, het beginsel dat ieder dienstplichtige gehouden is zijn dienst in persoon waar te nemen, wordt zonder stemming goedgekeurd, behoudens eindstemming over het geheele ontwerp. De wijziging in art. 61 wordt op voorstel van den heer Van Karnebeek aangehouden. Bij de bepaling, dat vrijwilligers en lotelingen, voor zoover de dienstbelangen dit vorderen, ingelyfd worden bij het korps en geplaatst in het garnizoen hunner keuze, wijst de heer Van de Velde op de wen- schelykheid tot verbetering van de kazernetoestanden in het belang ook van den gezondheidstoestand van den eoldaat. Men geve op ruime schaal vergunningen om buiten de kazerne te wonen en te eten. De heer van der Zwaag ziet in die bepaling eene bevoorrechting van zekere klasse, in zooverre de eischen van militaire bekwaamheid worden gesteld, want de mingegoede lotelingen moeten extra lessen nemen. Met het oog op de sociale rechtvaardigheid stelt hp voor, gelijkheid voor allen toe te passen, door een amendement in te dienen, waardoor het voorrecht alleen aan vrijwilligers en niet aan lotelingen wordt toegekend. Het amendement wordt voldoende ondersteund. De heer V e r h e y vraagt inlichtingen omtrent de eischen van militaire bekwaamheid, door de Regeering gesteld, omdat hy meent, dat het doel beter bereikt zal worden, als de Regeering aan die militaire bekwaamheid een ander karakter toekent. Sprekers ervaring heeft geleerd, dat vrywiilige oefeningen in den wapenhandel slechts eenige elementaire kennis der exercitiën geven en dit is niet voldoendede aanstaande soldaten moeten meer lichaamsoefeningen houden. De heer L o h m a n meent ook als antirevolution- nair, dat het kazerneleven en de kazernedienst zoo weinig drukkend mogelijk moeten zijn, doch tevens, dat zoo weinig mogelijk onderscheid moet worden gemaakt tusschen de standen. De Minister van oorlog zegt, dat des heeren Lohman's opinie die van den Minister het best uitdrukt. Hij heeft de kazernes persoonlijk be zichtigd en bij dat bezoek is hem gebleken, dat daaronder uitstekende kazernes zijn. Hij zal voort gaan met kazerne-verbetering; zij moeten meer in gericht worden voor ontspanning en studie. Al de punten, door den heer Verhey besproken, zal hij niet beantwoorden. De heer Fokker zegt, dat de commissie van rap porteurs tegen het amendt. is, op gronden door de Reg. ontwikkeld. De heer V erhey stelt een amendement voor, om ook lichamelyke geoefendheid naast militaire be kwaamheid te stellen als eisch voor het genot der voordeelen van korps- en garnizoenskeuze. De heer Troelstra is tegen het amend.-Van der Zwaag, al erkent hij, dat sommigen van het voordeel der garnizoenskeuze zullen zijn uitgesloten. Maar het amend. stelt er niets anders voor in de plaats, waardoor de Regeering willekeuriger zou kunnen handelen dan in het art. is bepaald. De heer Van der Zwaag trekt na de inlich tingen der Regeering zijn amendement in. De heer Van de] Velde ontkent, dat hy on derscheid zou willen maken tusschen categoriën van personen, waar hij vraagt het wonen en eten buiten de kazerne zooveel mogelijk toe te staan, niet als gunst, zooals tegenwoordig, doch zooveel doenlijk als regel, waardoor ook de militaire en financieele lasten beperkt worden en aan bepaalde sociale belangen wordt tegemoet gekomen. De minister van oorlog refereert zich aan zijne antwoord aan den heer Lohman. Wel is wonen en eten in de kazerne uiet absoluut noodzakelyk, maar de bezwaren aan het geven van toestemming zyn zeer groot en zelfs voor de oefening is het gewenscht, de menschen iu de kazernes te houden ook voor het toezicht op hen. De heer Verhey acht alleszins mogelyk een eisch te formuleeren, b. v. door te bepalen, dat men zekeren afstand bianen zekeren tijd moet afleggen, en door het omschrijven van andere lichamelijke eigeaachap- pen. De heer Staalman ondersteunt het amendement- Verhey, omdat het elk denkbeeld van bevoorrechting uitsluit, daar lichamelijke geoefendheid overal gemak kelijk te verkrijgen is, gemakkelijker dan do gelegenheid voor militaire oefeningen. De heer K e r d y k is daarentegen tegen het 'amendement, omdat lichamelijke oefeningen diensvol gens in de plaats kunnen treden van militaire bekwaamheid, waardoor minder zou worden bereikt het doel; te komen tot een volkswapening, door den heer Troelstra voorgestaan. Na repliek van den heer Lohman verzekert de Verhey, dat de door hem voorgestane lichaams oefeningen moeten leiden tot het ideaalK e r d ij k een volksleger, en zegt de heer Staalmon, dat hy dacht, dat de Kamer gaarne naar een militaire specialiteit als den heer V e r h ey zou luisteren [men wijst spr. op den heer Seret.) Hy zegt, dat hy des heeren Serets opinie nog niet hoorde, doch overtuigd ie, dat deze aan de zfjde van den heer Verhey zal staan. Gelach. De heer Seret merkt op, dat specialiteiten het doorgaans niet met elkander eens zyn. Hy althans is het in deze met den heer Verhey niet eens, doch desondanks wil hy den heer Verhey ter zijde staan, door in overweging te geven voor bekwaamheid te lezen geschiktheid, in de hoop daardoor aan het bezwaar te gemoet te komen. De heer Roessingh vraagt, of 't bepaald noodig is, dat de militaire bekwaamheid verkregen wordt door verplichte deelname aan vrywiilige wapen oefeningen. De minister van oorlog herhaalt, dat do Regeering oefeningen ten plattenlande zeer zeker tot haar recht wil doen komen. De heer Seret trekt op 's Min. verzoek zyn amendement in. Het amendement-Verhey lichaamsoefeningen wordt verworpen met 74 tegen 14 stemmen. Op art. 123 stelt de heer Van Raalte een amendement voor, om met het oog op de mogelijkheid, dat de wet op de nationale militie nog lang in werking zal blijven, het blyvend gedeelte der lich tingen te beperken, door in plaats van >/j, een negende deel van het totaal der lichtingen onder de wapenen te kunnen honden. De heer De Waal Malefijt bespreekt de vraag, hoe de Regeering de bepaling omtrent het blijvend gedeelte in overeenstemming kan brengen met art. 180 der Grondwet. De heer Van Kol ondersteunt het amend.-Van Raalte en zon zelfs wenschen, dat het blyvend ge deelte nog verder werd ingekrompen, ja zelfs opge heven. De minister van oorlog treedt terng in de geschiedenis der vorige en tegenwoordige Grondwet en doet uitkomen, dat de quaestie van het blijvend gedeelte steeds ter regeling aan den gewonen wetgever is overgelaten. De heer Fokker, sprekende namens de commissie, geeft iu overweging, dat de Kamer zich plaatse zoowel aan de zyde van den Minister, als den heer Van Raalte, door het blyvend gedeelte op te stellen. De heer Van Raalte constateert, dat de Minister nu met motieven voor den dag is gekomen, diehy in de toelichting niet heeft gegeven. De heer Van Karnebeek heeft bezwaar tegen het amendement, meenende, dat de vraag over de hoegrootheid van het blyvend gedeelte bij de legerwet thnis behoort. De heer M a 1 e f y t hoopt, dat de wet op de leger- organisatie de bezwaren tegen het blyvend gedeelte zal verminderen. De heer Staalman komt op tegen de bewering, dat de diensten van het blyvend gedeelte geen arbeid zouden zijn en keurt het af, dat daarvoor slechts 3 cent daags soldijverhooging is gegeven. De heer Willinge meent met den heer Van Karnebeek, dat de quaestie over de hoegrootheid van het blijvend gedeelte thans niet aan de orde is. De Minister bestrydt nader het amendement; hy blytt 't onverantwoordelijk achten, de menschen nit de handen te geven voor het geval hy ze noodig heeit, en't zal zijn streven blijven, hen zooveel mogelyk naar hnis te zendea. De heer Staalman houdt vol, dat door de lage soldij een sociale onrechtvairdigheid begaan wordt. De heer Van Raalte meent, dat hy niet voor uitloopt op legerorganisatie, daar de minister zelf verklaard heeft bij zijn legerhervorming het blyvend gedeelte te doen vervallen. De Minister antwoordt, dat de manschappen op de rol vootkomen, dat ze in werkelyken dienst zyn wanneer ze niet meer met verlof zyn. Na eenige discussie trekt de heer Van Raalte zijn amend. in, nu 's Ministers voornemen is, het blijvend gedeelte zoo weinig mogelyk actief te doen dienen. Art. 124 samenstelling blijvend gedeelte) met amend. van den heer Van Kol om niet toe te laten de onderlinge nummerverwisseling tusschen de manschappen van het blijvend gedeelte. De heer Van Kol wil al die vnile diensten, waarvoor de manschappen moeten blijven, in loonarbeid doen verrichten, maar wil ze zeker niet alleen laten rusten op de mingegoeden door het toestaan der ruiling. De heer Van Karnebeek stelt voor, het zevende deel by onvoltalligheid aan te vullen door de overige manschappen, die hun eerste en hun tweede dienstjaar hebben volbracht, aan te wijzen door loting en met vergunning van nummerverwisseling. De heer De Ras acht de bevoegdheid tot nummerverwisseling voor het blijvend gedeelte iu strijd met de sociale rechtvaardigheid. De heer Lohman bestrijdt het amend.-Van Kol, omdat hij, voorstander van persoonlijken dienstplicht, geen denkbeeldige gelijkheid wil. De heer K e r d ij k acht deze nummerverwisseling strijdig met het militair belang in zoover de Regee ring zooveel mogelijk wenscht militiekader, en dat doel wordt tegengewerkt door het toestaan der num merverwisseling, omdat de jongelui na 8 maanden den dienst zullen verlaten. De heer W i 1 lin ge vreest van het met verlof zenden voor korten tijd van jongelui, behoorende tot het blijvende gedeelte, dat zy moeilijkheid zullen ondervinden met hun dienstbetrekking en vraagt, hoe het staat met de loting tusschen hen, die met verlol gezonden zijn. De min. van binnen 1. zaken verklaart, dat de Regeering geen bezwaar heeft, de redactie van het amendt.-Van Karnebeek over te nemen, behoudens een kleine wijziging. Wat betreft het amendement-Van Kol, zal men zich verwonderen, dat hy, die gezegd werd aan gelijkheidswaan te lijden, thans bestrijdt een amende ment tot verkrijging van meer gelijkheid. De heer K e r d ij k meent, dat ten minste nit hat artikel moet blijken, dat de nummerverwisseling wordt beperkt tot do categoriën van gelijk gegradu eerden. De heer Van Karnebeek wijzigt nn zyn amendement, dat de Regeering overneemt. De heer Fokker zegt, dat de commissie niet eenstemmig is over het amendement. De heer Van Kol blytt er op aandringen, de onnoodige ongelijkheid weg te nemen, die gelegen is. in de plaag van te moeten ingedeeld zijn by hat blyvend gedeelte. Dinsdag te 11 uur voortzetting en regeling van werkzaamheden voor de leeningwet. Hengelen. Vader van zeven dochters. De heele wereld doet te genwoordig san sportik moet me ook op iets werpen, maar weet nog niet op wat. No, als men zooeeel meisjes heeft, dan is het 't best, dat men ze intijds leert hengelen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 7