Zondag 5 Juni 1898. 42ste Jaargang No. 3318. AlmMi III 2 oppen van Caiiflatoo, J oor uitgang". NATIONALE MILITIE. Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomeud nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. ÉSaireau: SÜMA€3t£M, liaan, f£ 4. UitgeverP. TRAPMAN. JHedewerker: J. WINKEL. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60, Atzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. BekeEKïsnakiu&en. GemeenteSchagen. VEBJtïsiïoiCt PROVINCIALE STATEN. KENNISGEVING. Binnenlandsch Nieuws. Schagerbrug, 2 Juni 1898. iim-, POl iITIE. Ter Secretarie dezer gemeente zijn in lichtingen te bekomen omtrent een gevon den Rozenkrans. VOOR DE De BURGEMEESTER der Gemeente SCHAGEN krengt hiermede ter openbare kennis, dat op Dinsdag, don 7 Juni aanstaande, zal plaats hebben de verkie- sing yan twee leden Tan de Provinciale Staten van Noord Holland, in bet Kiesdistrict Schagen, waartoe deze Gemeente behoort; dat op dien dag, van des yoormiddags negen tot des namiddags vier uren, bjj den Burgemeester der Gemeente Schagen (hoofdplaats van het Kiesdistrict) kunnen worden ingeleverd al bedoeld in artikel 51 der Kieswet en artikel 8 der Provinciale wet. Deze opgaven moeten inhouden den naam, de voor letters es de woonplaats van den candidaat en onder teekend zijn door ten minste veertig kiezers bevoegd tot deelneming aan dezo verkiezing. De inlevering dezer opgaven moet geschieden per- sooelijk door één of meer der personen, die de opgave hebben onderteekend. De candidaat kan daarbij tegen woordig zijn. Yan de inlevering wordt een bewijs van ontvangst afgegeven. Formulieren voor de opgaven bovenvermeld, zijn ter Seeretarie dezer Gemeente kosteloos verkrijgbaar van den ss Mei 1898 tot en met den dag der verkiezing. De Burgemeester brengt bierbij in berinnering artikel 151 der Kieswet, luidende als volgt: Hij, di» eene opgave, als bedoeld in artikel 51 inlevert, wetende dat zij is voorzien van handteekeniugen van personen, die niet bevoegd zijn tot deelneming aan de verkiezing, waarvoor de inlevering geschiedt, terwijl zonder die handteekeningen geen voldoend aantal voor eene wettige opgave zou overblijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of eene geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden. Met gelijke straf wordt gestraft bij, die wetende dat hij niet bevoegd is tot deelneming aan de verkiezing, eene voor die verkiezing ter inlevering bestemde opgave, bedoeld bij artikel 51, beeft onderteekend. Schagen, den 20 Mei 1898. De Burgemeester voornoemd, S. EERMAN. Burgemeester en Wethouders van Sohagen, brengen ter kennis van belanghebbenden, dat bet onderzoek van da in die gemeente verblijfhoudende verlofgangers der Militie, te land, voor zooverre zjj vóór den eersten April j. 1. in bet genot van onbepaald verlof waren gesteld, zal plaats hebben te Schagen, op Zaterdag, den 11 Juni 1898, des morgens ten 10 ure, en dat mitsdien op evengenoemd tijdstip zich voor dat on derzoek aan bet Raadhuis aldaar moeten bevinden de onderstaande personen: Lichting. Namen en Voornamen. Korps. 1891. 1893. 1893, 1894. 1895. 1890. 1897. Roggeveen, Jan Jongb, de Willem Karei Kant, Klaas Kieseling, Andries Meuleveld, Pieter Marcellis, Theodorus Molenaar, Jan Baars, Johan Moei, de Cornelis Molenaar, Jacob Dekker, Pieter Jorna, Johannes Theodorus Bas, Lourens Jongh, de Anthonie Spaans, Willem Wit, de Gerrit Ossen, Cornelis Stompedissel, Arie Floor, Reijer Weeland, Maarten Delver, Arnoldus Keet, Theodorus A.Jz. Van Vu ure, Klaas Smit, Cornelis kps.Pants.Art. 4e Reg. Inf. 4e R.Vest. art. id. id. 8eR. Veld. art. 4e kps. Pants.art. r. Grs.en Jgr. 4e R. Vest. art. id. Ie Reg. Inf. 4e R. Vest. art. id. kps. pants.art. R.Grs. en Jgs. R. Grs. enjgr. 2e R.Veld. art. 4e R. Vest. art. Ie Reg. Infant. 4e R.Vest. art. id. R. Grs. en Jgr. 4o R.Vest.art. Zoomede de verlofgangers, in de termen voor hut onderzoek vallende, welke zieh vóór den datum der inspectie alsnog van elders in de gemeente komen vestigen. Belanghebbenden worden verder herinnerd, dat zij moeten verschijnen in uniform gekleed en voorzien van de kleeding- en uitrusting-atukken, hun bij bun vertrek met verlof medegegeven, alsmede van hunne zakboekjei dat zij, in uniform zijnde, onderworpen zijn aan het reglement van krijgstucht, en zich bij verzuim, nalatigheid of wangedrag bloot stellen aan arreststrafifen van twee tot zes dagen, alsmede aan oproeping tot werkeljjken dienst voor den tijd van drie tot zes maanden, Schagen, don 20 Mei 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, s. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. Burgemeester en Wethouders van Schagen Gezien artt. 94 en 95 der Algemeene Politiever ordening voor die gemeente; Brengen ter algemeene kennis, dal, in het belang der openbare gezondheid, alle verzamelingen van afval, vuilnis, mest, of dergelijke stoffen, zich op de erven of andere plaatsen ia de kom der gemeente bevin dende, moeton zijn opgeruimd vóór 15 Juni e. k. Op behoorlijk afgedekte mestvaalten, zich bevindende op erven bij boerderijen, is deze bepaling niet van toepassing. Nalatigheid met betrekking tot het vorenstaande is strafbaar met eene geldboete van ten hoogste f 25.of hechtenis van ten hoogste 6 dagen. Schagen, 31 Mei 1898. Burgemcestor en Wethouders van Scbagon, S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. Hetgeen te verwachten was, is geschied, dat n. 1. het wetsontwerp op den per soonlijken dienstplicht met een groote meerderheid door de Tweede Kamer werd aangenomen. In de zitting van Donderdag 26 Mei had de Kamer zich reeds met 71 tegen 19 stemmen de laatste alleen van Katholieken voor art. 1 van de wet verklaard. Woensdag, bij de eindstemming, waren die cijfers 72 en 20. Het amendement van d«n heer Pyttersen, om de ontheffingen van den dienst voor geestelijken enz., uit do wet te lichten, werd, nadat de regeering er zich tegen had verklaard, verworpen met 78 tegen 15 stemmen en de vrijzinnige leden van de Tweede Kamer, die met do ministers medegingen, hebben ge toond, dat zij in deze niet deden aan Principién-reiterei. In een artikel, voorkomende in Het Centrum van 27 Mei j.1., getiteld „Voor uitgang", achtte de redactie dit een ge lukkig toeken des tijds. „Aan de Stembus," lazen wij, „speelt het anti-clericalisme, speelt het anti papisme vooral, nog steeds een zeer in vloedrijke rol. Maar in de Kamer, waar men iets andars heeft te doen dan holle leuzen aan te heffen, wordt blijkbaar door de overgroote meerderheid gevoeld, dat men het land een grooten ondienst zou bewijzen door de geloovigen in hun dierbaarste overtuiging te krenken. Men heeft begrepen, dat die geloovigen niet zijn een quantité négligeahle, dat zij rechten en belangen hebben te verdedigen, en dat het heil van den Staat medebrengt, die rechten en belangen onaangetast te laten. Hoe zou het ook anders kunnen En dan betoogde het blad verder, dat de regeering en de meerderheid der Kamer zich geplaatst had op het stand punt, dat door dr. Schaepman in zijn „prachtige rede", den vorigen dag ge houden, was ontwikkeld. Tegen deze meening dient opgeko men te worden. Zooals bekend is, bevatte de vorige wet de ontheffingen van geestelijken enz. Aan dit stelsel was de natie, ook het Protestantsche gedeelte, gewend. Daar er echter thans geen remplaQanteu meer konden gesteld worden, achtte de regee ring het noodig, de ontheffingen uit te breiden en daarom vond het amende- ment-üe Visser, om ook de broeder diakenen en de proefbroeders mede in het voorrecht te doen deelen, bij de Ka mer zoo groot een instemming werd voor geestelijken, of wat daarop geleek, een uitzondering gemaakt, dan moesten allen daarvan profiteeren. Wat was nu het standpunt der re geering in deze Zij heeft willen laten bestaan, wat bestondde uitbrei ding der ontheffingen was het logisch gevolg van de afschaffing der plaats vervanging. „Nu echter principieel bezwaar werd gemaakt tegen de ontheffing van krijgs dienst", lezen wij in de memorie van antwoord, „van personen, dio tot gees telijken enz. worden opgeleid, wenschen de ondergeteekenden nog eens te doen uitkomen, wat zij voor stelden. Hun voorstel strekt niet tot invoering van de ontheffingen van den werkelijken dienst voor gees telijke personen enz., maar elechts om in de beslaande ontheffingen enkele wij zigingen te brengen en er eenige uit breiding aan te geven, waar zij dit nood zakelijk achten, juist wegens de invoe ring van den verplichten porsoonlijken dienst. Meer niets". l) Dat wil dus met andere woorden Wij cursiveeren hier. zeggen indien ontheffingen niet reeds bestonden, zouden wij ze in het wets ontwerp niet hebben ingebracht. Het standpunt der clericalen, en in het bij zonder van Dr. Schaepman, was echter een geheel ander. Dr. Kuyper heeft betoogd in zijne ar tikelen „Kerk en Leger", dat, al zou deze vroeger niet in de Wet hebben gestaan, ontheffing moet gesohonken worden op grond van verkregen rechten der Kerk en in verband met haar zelf standigheid. Eerst kiest Christus zijn soldaten, aldus redeneerde hij, en dan komt de beurt aan den Staat. Die keuze van Christus bleek, volgens hem, uit de neiging van den betrokken persoon, om zich voor den geestelijken stand te bekwamen. Het standpunt van dr. Schaepman is daaraan vrij wel gelijk. Hij vertelde hetzelfde „Nur mit ein bischen andern Worten". Hij ook ging van de theorie uit, dat de Staat niet het recht zou hebben, de geestelijken in de gelederen in te lijven, indien de Kerk, d. w. z. zijn Kerk, die een meer tastbaar iets is dan de Kerk van Christus van dr. Kuyper, die volgens den heer Staalman zichtbaar niet be staat, die niet toestond. Na eerst een schets van de opvoeding en opleiding van den aanstaanden geeste lijke gegeven en daaruit gedistilleerd te hebben, dat zulk een opvoeding niet ge paard kan gaan met het deelnemen aan het kazerneleven, deelde dr. Schaepman mede, dat hij zich de moeite gegeven had de reeks van concordaten, de ver dragen tusschen Kerk en Staat, in deze eeuw gesloten, na te gaan en „ik heb," zeide hij, „in deze concordaten op het stuk van de volle uitoefening van haar recht van de zijde der Kerk gevonden toegeeflijkheid tot het uiterste, maar ik heb geen enkel concordaat ontdekt, waar in gevonden wordt, dat de Kerk aan den Staat toestond de leerlingen van hare Se- minariën of haar priesters in te lijven in zijne legers, op te nemen in zijne kazernes. In dit opzicht bestaat eene vastheid van traditie, een vastheid van historie, die men niet vergeten moet." Uit deze woorden blijkt duidelijk, dat Dr. Schaepman, de premier van de ka tholieke staatspartij hier te lande, voor zich en zijn partij het recht eischt, om zich tegen wetten, betrekking hebbende op het burgerlijke leven, en omschrijven de de plichten van den Nederlandsehen Staatsburger, te verzetten, indien deze niet door de Kerk zijn toegestaan. Wij vinden dan ook in het woordje „toestond", door ons gecursiveerd, den heer Schaepman van 1883 terug, toen hij in zijn „Proeve van een Program" de volgende stelling verkondigde „Niet in de Staatswet ligt de hoogste wet des gewetens, zelfs niet voor daden, tot het openbaar leven behoorende door de burgerlijke wet wordt niet geoorloofd, wat door Gods wet of naar der Kerke uitspraak ongeoorloofd is." Toen dan ook Dr. Schaepman in de zitting van Woensdag 25 Mei jl., wan neer deze wet zonder de ontheffingen tot stand kwam, dreigde met het ver zet van het geheele katholieke volk, „zwijgend, maar onbreekbaar", bleef hij geheel binnen het kader van zijn Kerk. De heer Troelstra achtte deze verkla ring zeer ernstig in den mond van een katholiek priester, in den mond van een katholiek voorganger van Katholieke arbeidersvereenigingen. Wij niet Toen Dr. Schaepman toch in 1883 bovengenoemde „Proeve van een Pro gram" schreef, legde hij de volgende beteekenisvolle verklaring af „De laatste en tevens de gezagvolste leiddraad bij het vaststellen van een Staatkundig program vindt de Katho lieke Nederlander in die hooge, altijd en overal geldende beginselen van waar heid 'en recht, wier volle waarachtige en onbetwijfelbare uitspraak hij dank baar en eerbiedig uit den mond zijner heilige Moeder de Kerk verneemt." En hoe oordeelt nu de heilige Moe der de Kerk over wetten, als de wet op den persoonlijken dienstplicht, wanneer het amendem.-Pyttersen werd aange nomen, en ook de geestelijken do kazer nen hadden moeten betreden In een encycliek van Leo XIII vin den wij het standpunt duidelijk omschre ven, dat dr. Schaepman en de zijnen alsdan hadden behooren in te nemen. „Waar de wetten van den Staat," lenen wij, „blijkbaar afwijken van de goddelijke wetten, waar zij in tegen spraak komen met de wetten van den christelijken godsdienst en van de Kerk, waar zij het gezag van Jezus Christus zeiven en zijn oppersten stedehouder en hoogepriester beleedigen, daar is het onrecht, aan die wetten te gehoorzamen, daar is het plicht ze te weerstaan, en dat niet enkel in het belang der Kerk, maar ook in het ware belang van den Staat zeiven, tot welks verderf immers alles strekken moet, wat ten nadeele van den godsdienst plaats vindt." Terecht heeft Dr. Kuyper indertijd op het rerolutionnair karakter gewezen, dat in deze woorden ligt opgesloten, maar Dr. Schaepman dient ze, volgens zijn eigen verklaring, „dankbaar en eer biedig" te aanvaarden enze bij voorkomende gelegenheid in practijk te brengen. Als hij dus sprak van een „zwijgend, maar onbreekbaar verzet," wanneer door het amendement-pyttersen „het meest vlekkelooze legercorps, dat nog onder de zon van God wordt gevonden" ook als gewoon soldaat zou moeten dienst doen, dan was Dr. Schaepman nog zeer ge moedelijk, want hij had kunnen wijzen op den door Leo XIII voorgeschreven plicht om niet te gehoorzamen, maar te weêr staan. Het Centrumwelks artikel ons aan leiding gaf tot het schrijven van boven staande opmerkingen, eindigt dit als volgt „Door de stemmiDg, welke gisteren in de Tweede Kamer is gevallen, door de houding, welke daarbij is aangenomen van den kant der regeeriDg en de Com missie van Rapporteurs, wordt de ver wachting gesterkt, dat de teekenen voor zulk een samenwerking gunstig zijn, dat het beroemde woord van Modderman nawerkt en dat eindelijk eindelijk van de overzijde ook de „clericalen" als goede staatsburgers worden erkend, wier rechtmatige aanspraken men niet kan afwijzen zonder afbreuk te doen aan het algemeen belang en een natio nale wetgeving." Wij kunnen ons niet voorstellen, dat de clericalen in burgerlijke zaken andere aan spraken zouden hebben, die in het alge meen belang zijn, dan het gros der Ne- derlandsche Staatsburgers. Zij hebben voor de wet gelijke rechten als alle anderen en niemand denkt er aan, hun deze te ontnemen, omdat zij in geloofs zaken een andere opvatting hebben dan de massa. Maar indien zij bijzondere aanspraken willen doen gelden, en ons in zake wetgeving komen vertellen, dat, omdat hun Kerk het een of ander niet „ver gunt", of voor zich het recht van eerste keuze voorbehoudt, deze ot gene wet niet mag worden uitgevoerd, dan is het toch noodig, dat wij een protest doen hooren. Het kwam ons tamelijk onver schillig voor, of het „meest vlekkelooze legercorps", door Dr. Schaepman gesig naleerd, al of niet het vaderland zou dienen. Hadden de ontheffingen niet in de wet gestaan, een invoering daarvan zou luider protest hebben uitgelokt, dan nu het geval is geweest. Nu werd, ter wille van een aantal gemoedsbezwaarden, bestendigd, wat bestond, maar iets an ders zal het zijn, als de clericalen en wij hebben hier het oog op het wetsontwerp op den leerplicht hier zullen komen vertellen, dat die wet een onrecht is en dat daarom de „Heilige Moeder de Kerk" gebiedt, ze te weer staan, daar zij, zich beroepende op de „ordonnantiën Gods", neergelegd in de „Kerk van Christus", niet mede willen werken tot de opheffing van een groot sociaal kwaad. Het Centrum wijst op de woorden, door den minister Goeman Borgesius gebezigd, dat het Staatsbelang mede bracht, de ontheffingen te behouden. Dit hebben wij ook reeds dadelijk betoogd men mocht de wet niet wagen voor het problematisch heil eenige seminaristen in het leger op te nemen, die een op leiding erlangen als door dr. Schaepman is geschetst, hoe vlekkeloos die personen ook zijn. De dagen van strijd moeten echter nog komen en dan is ook voor de vrijzinnige Kamerleden, die nu om hun stem door Het Centrum zoo gepre zen worden, de tijd daar, om, ter wille van den modernen rechtsstaat, pal te staan tegenover de eischen van het clerica- lisme, zooals zij in encycliek en syllabus zijn neergelegd, en waarvan Gladstone eenmaal getuigde, dat hun inwilliging gelijk zou staan aan het prijsgeven van zedelijke en verstandelijke vrijheid, aan het onderwerpen van burgertrouw en plichtsbesef aan de genade van een ander. Voor het Nederlandsche volk zou dit niet zijn „Yooruitgang". Het meest vermelding s- waardige van de Pinksterkermis te hlieuwe Niedorp is wel geweest het geheelonthouders-concert van Maandaga vond, (dat uw berichtgever door den loop van 's menschen wegen niet heeft kunnen bijwonen.) De groote, prachtvolle zaal van den heer Haringhuizen was geheel bezet met menschen, die allen met klimmend ge not luisterden naar de heerlijke tonen, die, nu eens melodieus en zacht rui- schend, dan weder vol kracht en on stuimigheid, aan 's menschen gemoed een zekere ernstige stemming geven. Die rei ne harmonieën deen verlangen naar rei ne harmonie in alle opzichten. Dinsdagavond hield „Cicero" een tal rijk publiek bezig met „De' verzegelde Burgemeester" en „De Buren", terwijl „de Polakken" niet minder het hunne deden, om de avond gezellig en aange naam te doen zijn. De weikzaambeden te Sehagerbrug zijn in vollen gang. Reeds is de boet van slager Siöve onder de pannen. Ook de turfschuur van den heer Paus is bijna in orde, terwijl van het huis van den heer de Jager de fondamenten reeds ge logd zijn. Woensdag werd het huis van mejuffr. de Wed. A. Zander aanbesteed, doch daar de laagste inschrijver nog f1400 boven de raming was, is het werk nog niet gegund. PROVINCIALE STATEN. De liberale kiesvereeniging aan den Langendijk heeft in de, plaats van den heer P. Buisdie in het belang der par tij zich heeft teruggetrokken, als candi daat voor de Prov. Staten van Noord- Holland gekozen den heer Jb. Zijp Hz. te Wieringerwaard. In het westelijk deel van den Anna Paulownapolder zijn tot candidaten voor de Provinciale Staten ge steld de heeren Th. J. Waller te An na Paulowna en A. P. Staalman te Den Helder. Inde lammerenmarkten op Wieringen zit tot heden weinig leven. De aanvoer is geriDg j.1. Woens dag bedroeg het aantal ongeveer 300. Verscheidene kooplui, die het eiland bezoeken, zijn daardoor gedwongen, de boeren aan huis op te zoeken, wat een paar dier koopers reeds deed besluiten, hunne reizen naar het eiland te staken. In de prijzen is weinig afwisseling. Woensdag werd van 8 tot 9 gulden besteed. In hetproces, dat de heer 1. Swaag te Barsingerhorn met de Westfriesche Stoomtram wegmaatsch appij voert, heeft de Advocaat-Generaal bij den Hoogen Raad tot verwerping der cassatie geconcludeerd. Dinsdag a. s. heeft de uitspraak plaats. Dat de emancipatie der vrouwen niet lang meer kan uitblijven, moeten we thans gelooven. Talrijke huis moedertjes, ook verscheiden jonge doch ters, uit een onzer omliggende gemeen ten, vinden er een groot genoegen in, pik te kauwen, dat zij voor een paar centen bij de schoenmakers kunnen krijgen. Het is een koddig gezicht, de schoone sekse met een stuk pik achter de kie zen te zien, evenals de mannen een pruim tabak. Moge het pik nu maar spoedig voor tabak plaats maken, dan staan de vrouwtjes ook op dit punt met de mannen gelijk. Zooals uitdeS*. Crt. bleek, is thans vastgesteld eene algemeene wijziging van het binnenlandsch telegraaf- tarief, die voor telegrammen boven een zeker woorden tol r'ene belangrijke prijs- verlagiug ten gevolge heeft.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 1