Zondag 5 Juni 1898, 42ste Jaargang No. 3316. Een Offer. FEUILLETON. TWEEDE BLAD. GEMENGD NIEUWS. Eene alledaagsche ge schiedenis. ROMAN van SCMGERICBIIRAN De klok op het landgoed slaat zeven. De gouvernante zucht evenals de kinderen voor vandaag zijn ze klaar. De kinderen loopen naar buiten, en zij blijft 8lleen, dat was weder een harde dag 1 maar niet harder dan ie dere andere het is een dag eooals alle anderen's tnorgeDS de vier lesuren, na tatel eene wandiliug opdat de juffrouw ook eens iets heeft, waarachtig een mooi genot niet vijf losbandige kinders, •en hobbeligen of modderigen landweg langs te kruipen en daarna het ergste van alles het leeren van muziek met de kinderen. Bij iedere valsche noot voelt zij een lichamelyke pijn, ten laatste is zij bijna het weenen nabij hare zenuwen zijn op dit oogenblik zeer aangedaan zoo erg is het nog nooit geweestwanneer zij zich maar eens een acht dagen rnst gun nen kon, te bed gaan liggen en zich laten oppassen ach, wat zou haar dat goed doen maar hier in dit huis ziek liggen P neen, alles wel, maar dat alleen nietzij moest haar lot verder sleepen, tot dat zij bezwijkt en dan P ja, wat dan? Godlof, voor vandaag had zij tenminste rustzij gaat naar haar kamer. Hoe koud is het weer hierboven. Het vuur in de kachel is tot een paar glimmende kolen verbrand. Zij hoort het dienstmeisje de trap afgaan. »Lieze ^Juffrouw P' „Ach toe, breng mij nog een paar stukjes hout, ja?< „Och, juffrouw, ik mag het niet, de genadige vrouw heeft mij zelve het hout gegeven, dat ik in uw kachel mocht doen." »Zoo dsn is het goed." Dos een ni-uwe plagerij van *de gena dige vrouw". Ah, hoe haatte zij die riouw, voor wier kinderen zij zich opofferde, en door wier luimen en plagerijen haar het leven in dit huis ondraaglijk werd ge maakt. Maar nu was het uit met haar gedold, neen, zij zou zich niet langer laten kwel len, zij wilde weg Zij zinkt op haar bed neder, boort het hoofd diep in de kussens en snikt wild en hartstochtelijk zij wil weg dadelijk I zij houdt het hier geen uur langer uit, dagelijks nieuwe intriges, niets dan ergernis en verdriet. Een vol jiar heeft zij het verdr.gen, maar nu is het uit. Neen, zij kan niet meer, zij wil niet meer, weg, slechts weg. Maar waarheen - tot hem Ach God, dat is immers onmogelijk en wan neer zij maar naar hem zon kunnen vluch ten wanneer zij trouwen kon ja, wan- ireer I maar binnen een jaar zou daar gein kans op zijn heeft hij geschre ven twaalf maanden, welk eene eeu wigheid. Dus niet naar hem weder naar vreemden. En hoe, zal zij het daar heb ben No, erger dan hier kon bet, dacht haar, nergens zijn, en het is immers voor het laatste, laatste jaar want eindelijk eindelijk. Zij richt zich op en legt haar koude hand op de brandende oogen zij zal hem schrijven, dat zij hier weg wil, hij zal hier raad geven en, -helpen ach, het is een groote verlichting, dat zij hem haar leed kan klagen, zij heelt niemand anders op de wereld buiten hem Zij steekt de kleine lamp aan, die op de kast staat, ruimt de wiegelende tafel wat op, die haar voor wasch- en schrijftafel moet dienen en zoekt het schrijfgereedschap bij elkaar. Daarna schrijft z-j. Het wordt kouder en kouder in de zwak verlichte kleine kamer. Haai vingers zijn reeds bijna stijf van koude en kun nen dan penhouder haast niet meer vast hondse, maar zij bespeurt het nauwelijks. En hij, aan wien zij schrijft, staat op datzelfde uur in een door licht bestraalde balzaal in Berlijn. Hij spreekt vertrouwelijk met een jong meisje aan zijne zijde en ziet haar in de schittsrende oogstt. Zij wijst dien blik niet af, vol bewondering luistert zij naar hem. Zij zijn zoo met elkander bezig, dat zij nauwelijks op hunne omgeving letten. Des te meer let men op heD. De uit gelaten menigte, dis dansend, lachend, pratend en ccquetteerend door de zaal zwermt, vindt ccg tijd, verstolen nieuws gierige blikken op het paartje te slaan. Alom is het het voorwerp van de gesprek ken, men meent zoo straks hunne verlo ving te haoren verkondigen. „Daisy, Daisy" speelt de muziek en het gezelschap neuriet, zingt en tralaat het refrein. Als Dr. Romer den volgenden morgen ontwaakt, grijpt hij met een zwak gesteun naar zijn voorhoofd dat gesoes in 't hoofd en dan die brandende oogenen die beroerde smaak in den mond neen, dat wakker worden na een vroolijk door- gebrachton nacht heeft toch weinig beko rende, nu maar eens zoo spoedig mo gelijk het bed uit en een goed kop koffie gedronken, om dien misselijken smaak kwijt te raken. Hij springt uit het bed en ondergaat met een waar wilbehagen een ijskoud bad, dat zijn uitwerking niet mist. .pDaisy, Daisy', fluit hij en bewerkt zijn huid met dbn handdoek tot ze gloeit. God zij dank, de wijn heeft g6eo na- deeligeu invloed op zijn humeur, hij ge voelt zich zeer opgewekt. In droouierig welbehagen doorleeft hij den vorigen avond. ^Verliefd tot over mijn ooren toe,' mompelt hij, „en dat op een kind van achttien jaar.' Nu had hij het lieve gezichtje weer minuten aan te hooren." Eduard zette zich neder en zij ging voort „Mijn vader had, wanneer ik de Baak goed begrijp, vijfduizend thaler noodig en hij ontving die op een door n onderteeken den wissel, welks echtheid gij ontkent. Gij gijt van plan, om niet te wijken, en hem van valsohheid in geschrifte aan te klagen, ja gij doet alles, om deze aanklacht te be spoedigen." „Ja," zeide hij hardnekkig, als wilde hij ieder v»raoek dan weg afsnijden, „uw va der heeft mij vin een bedrog beschuldigd en ik zal in alle gevallen mijn eer tegen zoo iets verdedigen." „Dat kont ge niet 1" „Ik kan bet en ik zal het. Ik heb niet vergeten, dat gij er zijt, om nws vaders be wering te bevestigen. Het heeft mij zeer veel leed gedaan, juffrouw Eva, meer dan ik n zeggen kan." Hij wendde zich af, maar de zachte stemming was al heel spoedig weer voorbij en hij begon diarom weder kond en hard „Ik kan mij voorstelten, dat gij niots onbeproefd zult laten, om de zaak van uw vader geloofwaardig voor te stellen. Ik heb g tracht, uw gedrag te verontschuldigen, raanr ik wilde wel, dat ik de woorden ver geten kon, woorden, die ge nergens en nooit znlt kunnen herbalen, of ge solt ozelve moe ten verafschuwen." Zijn toon sneed Eva door het hart, zij gevoelde, dat zij medelijden verdiende, niet die harde bejegening, die daarenboven zoo vol verachting was. Was hij treurig ge weest, had bij op de eene of andere wjjre haar medelijden betoond, het zou haar moei lijk zijo geweest, voort te gaanzgn wjjze van spreken maakte haar zonder boop en vol vertwijfeling en in deze stemming be gon zij weder, zonder hem aan te zien „Wanneer de zaak voor het gerecht komt, tal ik als getaige opkomen." „Een getuige voor iets, wat nooit ge beurd is." „Ik zal dan zeggen, dat ge bij ons waart cn gegeten hebt en dat ik zag, dat gjj dien wissel onderteekendet." Eduard von Eickhoff zag haar stilzwijgend heel duidelijk voor zich de levendige bruine oogen, die heerlijks oogeD, die in zachte bewondering tol hem opzien o die kleine is verrukkelijk Als hij aan de ontbijttafel komt, vindt hij naast zijn bord couranten en brieven. Hij schuift ze wat ter zijde, om de verlangde koffie niet onnoodig lang te ontberen. Terwijl hij drinkt, laat hij. ouverschillig de adressen monsterend, de couvesten door de vingers glijden. Hij aarzelt van Helena zijn op geruimde luim is verdwenen. Hij heeft volstrekt geen haast, san de weet te komen wat zij schrijft. Hij opent den brief evenwel eu leest. Geërgerd en zich vervelend legt hij den brief neer. Klagen, niets dan klagen een wig wil zij, dat ik medelijden met haar zal heb ben. Hij kon haar ook niet helpen. Wanneer men gedwongen is, bij vreemde menschen te wonen, moet men trachten zoo goed als het gaat zich in het on vermijdelijke te schikken. En dan die uitvoerige berichten om trent haar lijden, mijn hemel, anderen ontbreekt ook wel iets, dan behoeft men toch niet dadelijk zijne medemenschen het leven onaangenaam te maken. Och ja, zij is te beklagen, zij is ver moeid en overwerkt, hij is de eerste, die dat medelijdend zal erkennen, wanneer zij hem maar niet altoos weder met klach ten aan boord kwam, dat stompt het me delijden af. Eu dan te denken, dat hij over korter6n of langere» tijd met dat jammerende beeld zal moeten samenwonen brrrr 1 En dasrbij behoeft hij slechts de hand uit te strekken en het liefste wezentje op de wereld is het zijneHet meisje is buiten dien rijk, haar vader heeft connecties inde voornaamste kringen van Berlijn en om in de renzenatad iets te worden, heeft men hulp noodig, anders geeft het toch niets. En dat alles moet hij missen, omdat bij als student de domheid heeft begaan, zich aan, om te doorgronden wat er eigenlijk in da ziel van het meisje omging; ot het een bedreiging, pralerij of iets andera was, dat haar zoo deed spreken Totn bij echter baar krijtwit gelaat zag, dat zoo ontvettend treurig stond, kon hij niet twijfelen, dat zij werkelijk doen zon, wat zij zeide. „God in den hemel, Eva," riep hij ont zet nit en trad dicht op baar t09, „wilt ge daarmede werkelijk zeggen, dat ge een meineed zweren znlt Want al laten wa na in het midden, of uw vader de waar heid zegt of ik, ge weet zelve toch maar al te goed, dat gij er niet bij zijt geweest." Eva haalde diep adem, waarna zij lang zaam zeide: „Ik geloof niet, dat gij den wisse! hebt onderteekead." „En toch wilt gij het tegendeel beweren? Heeft niemand n dan het onderscheid tus- sohen recht en onrecht, goed en slecht, geleerd „Ik wenschte wel, dat de rechte weg, waarvan ik afwijken moet, mij niet zoo hel dor voor cogt n lag blindheid was in dit geval tenminste eene verontschuldiging maar ik kan niet anders. Hij is mijn va der, bet eenige wezen op aarde, dat ik liefde schuldig ben, en kort voor haar do d liet mjjne moeder mj) zweren, hem ied r gevoel van mijn hart te wijden, geen offer voor hem te hoog te achten, hem te be schermen als haar heiligste nula'.ensohap en daarom zal ik mijn vader redden, het kos te, wat 't wil, wanneer gij hem niet redt." In dit oogenblik verstond en begreep Eduard alles da sluier van ergernis en voor oordeel viel bem van de oogen weg. Zij zon als een offer vallen. Met één blik begreep hij den Btrijd, dien zij doorstaan had, erkende hij de zwakheid en sterkte in het karakter van het meisje. Hij was er van ontset en gevoelde zich in pgnlyko verle genheid. Hij wist niet, wat hij zeggm of doen zon, terwjjl bij met vele gedachten in het hoofd door de kamer wandelde- Na een poosje ging hij weer zitteD. Hij hield het voor zijn plicht, Eva op het geweten te werken, o'sohoon hg gevoelde, dat 't wel met een arme wees te verloven. Wanneer hij nu maar zoo verstandig geweest was, om bijtijds een einde aan de zaak te maken. Maar in de eerste jaren had hij haar bepaald lief gehad, of het zich wellicht verbeeldt, en met den tijd was het telkens en telkens zwaarder gewordeD, zich van haar los te maken. Hij had altoos medelijden met haar gehad, zij had hem hartstochte lijk lief en daarenboven is zij alleen op de wereld, zonder ouders en broers of zus ters. Zoolang de toekomst onbestemd voor hem lag, is zijne verloofde hem nooit lastig geweest. Hij had d« ongebonden studentenvrijkeid met volle teugen gecoten, de gedachte aan trouwen lag toentertijd nog ver van hem, om hem te kannen af schrikken. Eerst sedeit het oogenblik, dat hij aan trouwen dacht en zich daarmede een posite wilde veroveren, werd het meisje hem lastig. Wanneer hij dien dwazen streek maar ongedaan kon maken. Maar het meis je verlaten nadat hij haar langer dan acht jaar in het geloof van ee» huwelijk had laten voortleven het was wel wat al te brntaalI Hij steunde het hoofd met de hand hoofdpijn is onverdraaglijk, het denken doet hem waarlijk pijn, nn, zoo snel be hoeft hij nog geen besluit te nemen, bin nen een j*ar kan toch geen sprake van trouwen zijn twaalf geheele maanden Godlof, dat is nog een heele tijd 1 Daarna opent hij een anderen brief Veertien dagen later keert hij bij het morgenkrieken naar huis terug. In zijn borst beweegt zicü een chaos van gevoe lens jubelende Vertakking, vroolijk ho pen, beklemmend onbehagen, vrees voor het ontwaken uit den roes, die hem sedert eenige uren omvangen houdt. Sedert het uur, waarop hij, door zijn ge voel meegesleept, het meisje met de lachende kinderoogen in zijne armen ge trokken en gekust had. Hoe het geko men was P Zij varen alleen in de ka- te vergeefs zon zijn. .Juffrouw Herbaoh," begon hij, „wilt ge er niet eens over nadenken, wat ge o op de Behouders laadt P Gij moet gevoelen, dat, boe omvangrijk uwe liefde voor nwen vader en nw gestorven meeder ook is, toch nooit een dergelgke handeling is te rechtvaardigen. „Ik wil haar ook niet rechtvaardigen Eva sprak nog zachter foen rij voortging: „Toen mijne moeder bet ouderijjk buis verliet, om mijn vader te tronweu, zag zij in hem een edtl mensoh, lot wien zij ia aanbidding opzag en zij leerde die gevoelens ook aan mijzij vertrouwde hem kort voor baa' dood aan mg toe, opdat ik zon ver goeden, wat hem in liefde door haar heen gaan zou worden ontroofd. Zg liet mij zweren, hem aan te hang6n, hem nooit te verlateD, in alles bem te gehoorzamen, hem lief te hebben en hem in alle dingen zijn zin te geven. Drie jaren heb ik die opdracht heel trouw vervuld en vóór drie dagen mijn vader gehouden, voor wien zij bem eveneens had gehouden. Maar hoewel da achting, die ik voor hem gevoelde, vroe ger grooter was, mijne liefde voor hem is iet gestorven, ofschoon ik de waarheid weet. Weike ontzettende oren mag hij doorleefd hebben, waarvan ik geeD denk beeld heb gehad, want ofschoon mijn vader lichtzinnig heeft gehandeld, slecht is hg toch niet. Wellicht had ik nochtans, ondanks alles, niet ingewilligd, ma>r toen de beroerte kwam, toen dacht ik alleen nog aan hem, ik wis:, dat mgne weigering de oorzaak was geweest. „Ik was vertwijfeld en toen de dokter kwam en mg zeide, dat iedere opwinding doodelijk kon zijn, toen ben ik naar mgn vader gegaan en zeide bem, dat Zij hield p!o geling op en wendde eieb, els op een antwoord waohtend, tot Ednard. Hij kende het slot, maar hij was wreed ge noeg, het ven hare lippen te willen booren. Er was iets in Eva, das bem drong, haar den baker tol op den boden te dom ledi gen, en daarbij zag bg haar aan, als wilde hg haar beeld voor eeuwig in zijn ziel opnemen. „Dat ge een meineed zoudt zweren f* zei- H. ScHUBERT. 11. „Mgnheer von Eickhoff 1" riep Eva uit, on der den indruk van een machtig gevoel, maar haar geroep weerklonk, zonder evenwel zijn oor te bereiken, en met ss&mgeperste handen bleet zij alleen. Dat giog haar kracht te bovea, 't was, alsof de leege kamer haar zou dom stik ken. Zoodoende ging zij dan terug naar den man, voor wien zg in dit nut alles bad opgeofferd, tot haar vader, die voortaan de eenige was, die haar op de wereld was overgebleven. Toon Eduard zijn hótel binnentrad, kwam de kellner hem tegemoet met een brief in de hand, die daar zooeven was afgegeven de inhoud kwam daarop neer, dat een on derhoud van vijl minuten werd verzcch' de brief was Eva onderteekend. Hij antwoordde, dat 't hom spoot, maar dat het opmogelijk was haar wensch te vervollen, daar hg dadelgk naar Eicken terugkeerde. Den volgenden morgen ontving hg een tweeden brief, welks inbond nog dringender was. „Wanneer gjj met het oog op het verleden mijn bede zondt willen vervollen," sohreet zij hem. „Ik zal u dankbaar zijn, meer dan woorden vermogen ai! te drnkken op ieder nur van den dag ben ik voor n thuis." „Neen 1" riep Ednard toornig en slinger de den brief op de tafel; „dat is een raad, dion haar vader haar heeft gegeven dat huis betreed ik nooit wederzij zjjn beiden 't zelfde; zelfs als eg zijn werklnig is, laai ig zich te gsmakkeigk overhalen. In den loop van den dag ontving Eva een tweede afwjjzend antwoord, zoo hcffelgk en koel, dat het haar laatste hoop vernietigde. Den volgenden dag zat Ednard zeer slecht geloimd op bet slot Eicken- Hij had bevel gageren, hem niet te storen en riep boos; „Wat is er?" toen een dienaar plo seling zonder verderen omhaal de deur opendeed. „Een dame, mijnheer von Eickhoff I" ant woordde hij, als was olies daarmee opge helderd en liet haar binnentreden, om de deur dan beel handig weer achter haar te sluiten. Het was Eva. „Kunt gij mij eenige minuten 'e woord staan, ik moet u noodzakelijk spreken," fluisterde het jonge meisje en zag vragend tot hem op. Hg bad geweien, dat zij het was, al had zij geen woord gesprokenmaar toen hij haar doodsbleek gelaat zag, riep hjj half verwonderd, half twufelend. „Juffrouw HerbachZijn toon zeide, d tl deze ontmoeting hem nn juist niet zeer aan genaam was. Eva gevoelde dat heel goed. „Ja," antwoordde zg zacht, „ik geloof, dat bet u verrast, maar daar gij niet tot mij kODdet komen, of niet wi'det, bleef mij niets anders over, dan tot u te gaan, om over die on gelukkige zaak to spreken." „Juffrouw," antwoordde hij koud, .het is niet mijne gewoonte, om eene dame een ver zoek af te slaan of fauar onbeleefd Ie ba- banddien. Wat deze zaak evenwel betreft, moet ik n elk onderhoad weigeren Wan neer uw vader u gezonden hoeft, hoeft hij vergeten, wat hjj zijne dochter schuldig is." Eva werd rood, terwg'1 hij zoo sprak, maar op haar beslnit had zijns hardheid geen invloed; hij had haar öf met opa t, of zonder er aan te denken, geen stoel aangeboden, eg grep er nu zelf een, zette zicb neder en antwoordde vervolgons, tot hem opziende, terwijl hjj voor haar stond „Gij vergist n, mgnheer von Eickhoff, papa weet nie s van dit bezoek, dat hjj, zooals ik weet, bepaald verkeerd zon noemenik ging geheel op eigen aandrang. Ik zie, dat ge mg niet aanhooren wilt, maar go zult bet moeten, want ik ga deze kam r niet eerder uit; gij moogt me voor vertwgfeld of waanzinnig honden. Ik verzoek o niets meer, dan mg een paar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 5