Brieven uil de Maasstad.
PLAATSELIJK NIEUWS.
Staten, de Heeren
noemen, vindt men overal in ons vader
land woningtoestanden, die ten hemel
schreien. Op enkele uitzonderingen ns,
is het voor de bewoners onmogelijk, om
■elf daaraan een einde te maken en nu
rijst de groote vraaghoe kan dat ge
schieden door hen, die wel daartoe in
staat zijn P
Rotterdam, 8 JuDi 1898.
*No. 158.
UDdertjeitjeKenut-ii. n™»-.
Zon nu het denkbeeld, dat in het voor-
aïaï-Doetinchem was neergelegd, zoo on
mogelijk geweest zijn
Terwijl de regeering bezig was, om door
wijze wetten de taak van het particulier
initiatief in deze zoo gemakkelijk mogelijk
te maken, zou de Maatsshappij tot Nut
van 't Algemeen, welker crediet toch groot
genoeg is, een proef hebben kuunen ne
men met een begin van practische oplos
sing van het woningvraagstuk, zooals dit
in het voorstel-Doetinchem was neergelegd.
Het hoofdbestuur was van oordeel, ^dat
het niet lag in de richting," waarin de
Maatschappij gewoon is te werken, dat zij
optreedt als een credietinstelling of hypo
theekbank, zelfs al wordt daarmede een
doel beoogd, zoo nuttig als het bouwen
van gezonde volkswoningen.
De afgevaardigden hebben zich bij die
meening van het hoofdbestuur neergelegd
en van eigen actie in deze zal dus voor-
loopig wel niets komen.
Toch toont ook weer de behandeling
van dit vraagstuk in de jaarvergadering
van het Nut aan, hoezeer het denkbeeld
meer en meer veld wint, dat aan hst stel
sel van laisser fairelaisser aller voor
goed een einde dient te komen.
En waar men vroeger aan de Liberale
Unie verweet, dat haar streven zou voe
ren naar staatssocialisme, daar zien wij
thans een eerwaardig lichaam als 't Nut
bij de Regeering aankloppen, opdat deze
de fondseD, die haar zijn toevertrouwd,
beschikbaar zal stellen voor vereenigingeD,
die het bouwen en verhuren van goede en
goedkoope volkswoningen zich tot taak
hebben gesteld.
En honderden afgevaardigden, uit alle
oorden des lands te zamen gekomen, wier
politieke overtuiging zeker niet voor allen op
dezelfde wijze getint zal zijn geweest, ga
ven bij acclamatie te kennen, dat zij me-
degingen met een beginsel, dat een twin
tigtal jaren geleden zeker nog uit den
booze zou zjjn verklaard.
Het is waar, daardoor maakte men zich
voor zich zeiven van de zaak af, maar de
beteekenis van het feit bleef er hetzelfde om.
Er zullen echter nog vele andere, bete
re draden in het maatschappelijk weefsel
noodig zijn, aleer het practisch ingrijpen
in het heden het vurig verlangen naar een
ideale toekomst zal temperen.
„Bevalt het u dan Ik wilde u daar
naar vragen."
„Gij zjjt zeer goed, wij zullen bier heel
spoedig op ons gemak zijD, Zeker, in Or-
pen was het mooier," zuebtie zij met droeve
oogen, „maar wat helpt het„voorwaarts"
heet het overal."
„Waar woondet ge P" vroeg Franoiska.
„In Orpenwij hadden een kleine villa,
diebt bij de stad, niet ver van zee-*
„En hoe heet go dan P"
„O ja, ik vraag n wel om versehooning,
dat ik gister vergat, n mijn naam te noe
men, zeide Eva blozend, „later viel bet
mjj in, toen het te laat wasik heet Eva
Herbach."
Franciska zette zich, sprakeloos van ver
wondering, op de keukentafel neer, vervolgens
sprong zij weder op den grond en drukte
het meisje in bare armen.
„Heet uw moeder niet Helena, uw vader
OttoP En gij zjjt :-Eva Natuurlijk zijige
betl Waar heb ik mjjne oogen gebad," riep
zjj ademloos.
„Mijne moeder heette Helena, maar zij is
dood, en mijn vader is verlamd. Maar wie
zjjt gij vroeg Eva, ontsteld en verwon
derd tegelijkertijd.
„Nn, natuurlijk lante Frans, ge zult toch
wel van tante Frans gehoord hebben, EvaP
Van de vriendin uwer moeder P Dood is ze,
mijne arme, mooie Helena/ Otto Herbaeh
lam I Mijn God, wat een ongeluk 1"
„Tante Frans 1" zeide nu Eva, „ja, die
ken ik heel goed, mama sprak tegen mg soo
dikwijls van haar, en
„Kind, dat moet ge mg alles eens goed
vertellen, als mijn liet nichljf;maar kind,bier is
het kond en kil, ga met mij mede naar be
neden, daar gaan we juist aan tafel."
„En papa P" seide Eva, „ik kan onmo
gelijk hem alleen laten."
„Ge hebt gelijk, kind, ik dacht in 't ge
heel niet aan bem maar Eva, sedert wan
neer is je moeder dood?"
„Kwaamt gij daar dan niets van ie weten?
Dat is door die grenzenlooze verwarring ge-
sohied, en
„Ik dacht, dat ge na wist, wie ik ben f"
vroeg Franciska.
De Haagsche belastingverhoogingen zijn
voor de Rotterdammers, wier ideaal het
is, gauw rijk te worden en dan op hunne
renten te gaan teren - bijna even ern
stig als voor de Hagenaars zelt. Er lag
iets zoo gelukkigs in de idéé, na veel
geld te hebben verdiend, door noesten ar
beid of door speculatie, de opbrengst der
couponnetjes te gaan uitgeven in de ge
zellige residentie met hare vele uitspauniu-
gen, die Rotterdam ontbreken, voornl Sche-
veningen, dat voor Rotterdam een Eldorado
is, het verlangen zelfs van den kleinsten
burgerman, die toch éénmaal in een zomer
met vrouw en kinderen naar Den Haag en
Scheveningen moet geweest zijn. In Den
Haag gaan wonen, dat was het loon voor
jaren lang werk. En 't gezelligste van
Den Haag was de buitengewone laagte der
belastingen, w>ar die in Rotterdam uiet
zijn jaarlijksch klimmende behoelten gere
geld hooger worden.
Nog niet zoo heel laDg geleden stelde
een Haagsche vriend me in allen ernst
voor, in de residentie te komen wonen.
„Behalve dat het daar veel aangenamer wo
nen is dan in de Maasstad, zijn de huren
geweldig laag en de levensbehoeften zeer
goedkoop, zoodat je er zelfs met glans je
abonnement op de spoor mee uithaalt en
dan nog elk jaar een reisje kuDt m»ken
van de verdiensten op je onderhoudskos
ten.' Zoo schreef hij mij en al was ik
niet geneigd, me door de verlokkingen te
laten vangen en mijn hois op te breken,
6r waren, en er zijn Rotterdammers genoeg,
die verstandiger doen en het Haagje op
zoeken.
Maar nu er, als een donderslag, de be
lastingbiljetten met 50, 100 en meer pro
centen verhooging in de woningen der
burgers zijn komen vallen, nu Den Haag
dus een deel van de verdienste weinig
onderhoudskosten te vergen, gaat verliezen,
komt er wel een kentering in die Haag
sche voorliefde van onze gegoede Rotter
dammers. Het aantal personen zal er door
vermindeten en het geval zal zich nu
zelfs kunnen voordoen, dat lui, die hier
hun geld verdienen, het er uitgeven ook.
In zooverre mag Rotterdam zich dus
aan de Haagache autoriteiten voor hun
initiatief op belastinggebied verplicht ge
voelen.
Misschien komt nn evenwel de sinds
jaren verouderde mode terug, ergens in de
buurt van Leiden een optrekje te gaan
huren. Ik herinner me uit mijn kin
derjaren toen de Haagsche prefe
rentie nog slechts in opkomst was dat
vele goeie Rotterdamsche familiën hun
villaatje betrokken aan de Vliet in de
gemeenten Voorburg en Voorschoten. Daar
was het toen gezellig leven. Men had
er zijn kennissen, die allen van Rotter-
damschen oorsprong wareD, men kocht er
zich een paardje met een karretje, om mor-
genritjes te gaan maken en men hield
een roei- of een zeilboot, om op de Vliet
de namiddagwarmte in den koelen adem
van het water te ontkomen. Verder zat
men in het tninkoepellje thee te drinken
en op den weg te kijken, waar geen
sterveling ging.
Ja, dat was een gezellige tijd 1
'sWiuters genoot men er ijspret, voor
zoover de in handelszaken verstramde lede
maten het toelieten ea op zijn tijd knipte
men zijn couponnetjes.
Totdat de sterker wordende behoefte
naar een minder dorpsch en «eer stadsch
leven de felle liefde voor Den Haag deed
ontstaan, die sedert gebloeid heelt over
het geheele geslacht waarvan ik de eer
heb een zoon te zijn.
Maar de hooge belastingen dooven de
liefde, zooals een kleine bruidschat bij een
aaustaando dat pleegt te doen en waar
schijnlijk komt de voorkeur voor buiten-
wonen weer terug, waarbij men zich be
roepen kan op Dr. Van Eeden, die ook
zijn villa te Bussum verlaat om op de
door hem bedachte hoeve het nobele land-
bouweisvak te gaan beoefenen
Ea misschien blijft men ook wel in
Rotterdam ondanks de hooge belastingen.
Want dit moet men den vroeden vaderen
van thans als een eere toerekenen, dat zij
alles doen, om de Maasstad zoo plezierig-
bewoonbaar mogelijk te maken. We zijn
verplicht altijd weer op dat fameuze ver
bod tegen straatschrobben terug te ko
men, waardoor de stad inderdaad minder
modderig, droger en solieder is gaan
worden. Weliswaar houden da sproeiwa
gens tegenwoordig op ongehoorde wijze
huis, maar dat hebben ze vroeger ook
gedaan en toen hadden we nog het vuile
stoepenwater bovendieD.
Consequent houden autoriteiten aan het
verbod vast. Ondanks de wei-gegronde
bezwaren van wijnhandelaren, winkeliers,
melkboeren en rijtuigverhuurders, blijft de
politie met ijver toezien, dat géén dropje
leidingwater of ander water de steentjes
bemorst.
Vereend hebben allen, die zich bezwaard
gevoelen, een adres tot den raad gericht,
doch de commissie voor de strafverorde
ningen, die de fabrikante is van deze nut
tige bepalingen tegen de openbare voch
tigheid, geeft, blijkens haar pas ontvangen
preadvies, geen van deze bepalingen prijs.
Dat klinkt koppig, maar zij heeft hare
redenen. „Er moet meer en meer een eind
gemaakt worden,' aldus die commissie,
de in Rotterdam zoo ingewurttlde
gewoonte tot gebruikmaking van de open
bare straat voor doeleinden, waarvoor zij
niet bestemd is, of tot het daarop werpen
van al wat men binnenshuis kwijt wil
zijn.'
Dat is een wijs en een waar woord van
de commissie.
Uit de dagen, toen door alle straten
slooten liepen eri men de gewoonte kon
hebben, alle vuil nit de ramen in het wa
ter beneden te gooien, dateert de Rotter-
damscbe hebbelijkheid, van de openbaie
straat een openbare vuilnisbak te maken.
Ik spreek nu niet van de betere buurten,
waar men verstandiger en menschlievender
is, maar in de volkswijken kon bet er soms
allervreemdst toegaan. Of het zoo behoorde
zag men vrouwen hun tsch- en vuilnisem
mer leeggooien tegen buurman» muur en
er was zelfs niets vreemds in, als men, bij
een wandeling door een smalle straat, plot
seling een raam boven zich hoorde opsn-
schuiven, „van onderen 1' hoorde roepen,
wat zooveel als een waarschuwing moest
beduiden en dan een vloeibare of vaste
massa langs zich voelde wegvloeien. De
commissie wil aan zulke leelijke dingen
voor goed een einde maken.
Ben ik wel ingelicht, dan zal zij nu
ook verbieden, vuilnisbakken buiten te
zetten. Ze tast daarmede de „vuilnisbak-
keoplaag* aan, wat een zeer ernstige plaag
is. Er ioopen in Rotterdam dozijuen
kleine en groote honden los, die leven van
den eetbaren inhoud van vuilnisbakken
en die geregeld des morgens langs de
huizen hun ontbijt gaan opsnorren. Dat
zij bij het gretig-zoeken van den kop in
in den rommel van vuilnisbakken, in den
regel, om het zich gemakkelijker te ma
ken, den heeien bak omsmijten en den in
houd over de straat verspreiden, kan elk
trhondenkenner' wel nagaan. En dat dus
de losloopende honden ja, ik zag me
nigmaal zelfs fatsoenlijke honden, die een
halsband droegen en een lootje aan het
spel meedoen geregeld zondigen tegen
de reinheidswetten van de strafveiordenin-
gen-commissie eu onze straten bevuilen, mag
niet langer toegeitaan worden.
In den ïegel zetten onze dienstboden
de vuilnisbakken al zoo vroeg mogelijk
buiten, vom van den rommel af te wezen"
en dan staan ze daar in rijen langs de
trottoirs, deftig en aanmatigend en uren
lang lokken zij hongerige honden en vod
denrapers, Ook voddenrapers zoeken de
vuilnisbakken na voor lorren en verder
verkoopbaar afval. Dit is concurrentie met
Wanneer ge alles bezorgt in het huis
houden en dat slechts met behulp van
Johan, en gij mij nog af en toe eens gezel
schap houdt, hebt ge bezigheid genoeg,
lief kind; te groote inspanning deugt op uwe
jaren nieten daar we eenmaal op dit pnnt
gekomen zijn, is het mg lief, dat we sa
men 't daarover eens worden. Ik ben se
dert den dood eener oude tante van mij
zeer welgesteld, pralende menscben zonden
zeggen van rijk, en sta nn geheel alleen in
de wereld. Milljr en de andere kinderen
van mija broeder zullen er niet om lijden
en er is geld genosg, dat ook gij,
kind, zorgeloos kunt leven. Eva, gij zult
dat der oude vriendin uwer moeder niet wei
geren, aan te nemen wat «ij u aanbiedt.
Wees opgewekt en vrooljjk, geniet uw le
ven en wanneer gij het kunt, heb mij een
beetje lief."
Franciska zweeg afgemat door dete lange
redeneering en zag vol verwaohiing het jonge
meisje aan, daar zij er niet heel zeker van
was, dat deze haar aanbod zoo aannemen.
Eva zag nadenkend voor zich, vervolgens
zeide zij vast besloten
„Wees niet boos, tante Frans, maar ik
mag nw aanbod niet aannemen. Ik ben
jong en krachtig, weet hier en daar nog al
iets van, geloof me, ik zon mij schamen, dat
alles zonder waarde en nut te laten blij
ven. Wat gij mij en papa aan vriendelijk
heid wilt bewijzen, neem ik gaarne aan,
lief heb ik n reeds van ganseher harte, maar
oeno directe onderstenning, neen, tante,
daartegen verzet zich mijn eergevoel."
„OntiD, Eva, onzin," morde Franoiska,
„wees niet zoo dwaas. Eens, lange jaren
geleden, beloofde ik uw grootmoeder, haar
dochter Helena altoos als een stennende vrien
din terzijde te staan ik heb mijn woord niet
kunnen bonden, want zij liep met uw va
der weg.— Hoe is nu eigenlijk die mensohen-
scbnwe overste? Kwelt hij u erg?"
„Mgn moeder had hem zeer lief en daar
om bemin ik hem ook," zeide Eva blozend.
„Natuurlijk, gij hebt hem beiden uit den
aard der zaak bedorven,en bovendien is hjj een
doordraaier, niet waar
de vnilnis-ophalers zelf, die zorgvuldigüjk
bij het instorten in den wagen, al wat
lom pen waarde heeft uitpikken en in zak
ken verzamelen.
Welnu, aan dit alles komt een eind.
De dienders krijgen de opdracht, aan
alle Jjantjes eu Dientjes aan te zeggen,
dat de vuilnisbak voortaan niet mag wor
den bnitengezet, dan na het waarschuwend
geritel, waarmee de vuilnisman zijne ^blijde
comste" pleegt aan te kondigen
Komen er dan nög honden en vodden
rapers den boel omgooien, dan heeft althans
de commissie hare „schuldigkeit" gedaan
en met een gerust geweten kan zij ver
klaren, dat zij alles verricht heeft, wat op
ha en weg om onze straten in orde
te houden en Rotterdam rein te houden
als een pas gewasschen jonkvrouw.
Nu moet zij alleen nog gaan verbieden
kleeden uit te kloppen en er is volmastif.
heid bereikt. Ook dat is een plaag voor
wandelaars. Huisstof en baccilleu vallen
tnsscben tien en elf 'a morgens onze
stiaatatmosfeer, ik heb zelfs onlangs een
ouden heer gesproken, die zich beklaagde
over het feit, dat hij van het inademem
der stofdselen uit eeu kleedrheu-
matiek hal opgeloopen. Die meneer
dronk ook veel Bourgogne, 's middags bij
het diner, maar daar kon hij geen rheu-
inatiek van krijgen, 't Was van 't kleed-
kloppen.
Anderen beklagen zich, dat hun die
dienstmeisjes-gewoonte telken jare een pak
extra kost, omdat er zoo sterk geborsteld
moet worden om de ingewaaide stoffen
nit de naden te verwijderen.
Laat de commissie ook dit verbieden,
dan is Rotterdam de gezelligste stad vau
heel Nederland geworden, dan hebben we
maling aan Den Haag, met zijn óók hoo
ge belastingen, dan krijgen we misschien
zelfs hier renteniers, die om de gezellig
heid hun geld komen verteren.
Alleen de dienstmeisjes klagen over
tfzóé'u schrikbewind"
O.
Sohagen, 11 Juni 1898.
Vergadering van de afdee-
ling Noordbolland van de vereen. Het N0-
derlandsch Paardenstamboek, ge-
bouden in het Noordhollandsch Koffiehuis,
j.1. Donderdag, des middags ten 12 ure.
Voorzitter de heer J. Breebaart Kt., lid
der Eerste Kamer.
Aanwezig 27 leden.
De secretaris, de heer W. leengs, leest,
na het openen der vergadering, de notulen,
welke onveranderd worden goedgekeurd.
„H;j is zeer ongelukkig geweest," zeide
zijne dochter.
„Een doordraaier weet zelf nooit preeies.
wat hij is geweest; overigens
„A.oh neen," viel Era heftig uit, „alles
ging zoo ongelukkig, hij werd zoo door al
len tegelijk lastig gevallen. Wanneer ge eens
wist, boe hij mjj altijd heeft liefgehad en ik
hem."
„Goed, goed, kiod," antwoordde Franoiska
voor de tweede maal, „gij zjjt oud genoeg
om te weten, wat ge wiltwanneer ge eens
iets noodig hebt, komt ge bij mi)Geef mjj
de hand daarop, en nu voor den dag met
uwe plannen, want ik begrijp al reeds, dat
ge die gemaakt hebt."
„Ik wil muziekles geven dan blijft mij
nog genoeg tjjd over, om de huishoadiag te
bezorgen; en ik zal vandaag daar nog mijn
best voor doen."
„Haal papier en inkt, daar is ook de cou
rant; kijk maar eens na, of er annonoso
zijn, die u lijken-"
Toen Eva opstond om bet schrijfgereed
schap te halon, vloog zjj Franciska om
den hals.
„Zijt ge boos op mjj?" fluisterde zij zacht.
„Neen, kind, soek nw heil; gij zaagt er
ui', als zoudt ge niet lang stil zitten ea die
uitdrukking in awe oogen doet a nn geheel
niet meer op uwe goede moeder gelgken."
Wanneer Franoiska geloofd bad,dat de lio'de,
die haar hart zon hebben knanen koesteren,
met haar brnidegom, moeder en broeder ge
storven was, zoo deed zij nn de zeldzama
ontdekking, dat dit geenszins bet geval was:
voor Eva voelde zjj iets heel bjjzondets in haar
harten wanneer zij zich iel ve in stilte verwijtin
gen deed, dat zij niet in staat was, het kind
van haar broeder op dezelfde wjj»e lief te
hebben als deze vreemde, werd er toob
evenwel niets door veranderd.
Eva had leerlingen gevonden. Zeker nog
niet velen, maar er was tooh een begin,
ofsohoon zij nog veel moeite zon moeten
aanwenden, om meerdere leerlingen w
kr(jgen.
WORDT VEBVOLGD.
Natuurlijk, juflrouw Franeiska Reinwald,
niet waar P* laohte Eva, verwonderd over
die vraag.
„Volstrekt niet, dat wil zeggen, voor ande-
ro menscben wel, voor u ben en blijf ik
tante Frans, hebt ge dat begrepen; of denkt de
jonge dame mij do rechten eener tante niet
toe te staan P*
Eva reikte haar beide handen.- „Tante
Frans, o, wanneer ik het zeggen kon, boe
gaarne, en ik zal n liefhebben als mijn ge
storven moedertje, wanneer ik mag."
„Gij moet mij alles toevertrouwen,
kind."
Franciska Bloot haar daarbij in de armen.
Zij gevoelde zieh zoo geroerd, dat dit de
eenige manier was om de tranen ongezien ie
kunnen houden, dat haar aan de wimpers
hingen. Dat zij daar tegenwoordig veel
meer last van had dau vroeger, schreef zij
toe aan ouderdomszwakheid en dit
maal manoeuvreerde zij zoo handig, dat bei
de tranen op Eva's lokken vielen zonder
zich te verraden. Eva echter snikte lui
de. Welk een bitter-zoet gevoel, zieh aan
de borst van een medelijdend menseh te
kunnen werpen, dat hare schande niet ken
de en haar liefhad terwille van haar doode
moeder.
Daarna trok zjj Franciska naast zieh op
tafel.
„Vertel mij nu veel, Eva, alles 1*
En Eva vertelde van den dood harer moe
der, de riekte baars vaders, het ongelok, dat
hen had vervolgd, slechts van Eduard von
Eickhofl en over den wissel sprak Eva geen
enkel woord.
„Vandaag zjjt ge mijn gast," besloot lan
te Frans cd liep haastig een trap lager, om
de keukenmeid de noodige orders te geven
daarna verscheen zjj opnieuw boven, waar zjj
Eva reeds weder druk bezig vond.
„Geen wonder, dat ik n niet herkend heb
gij zjjt Helena en gjj zjjt het toch weer
niet; iedere beweging, iedere trek herinnert
mij aanhaar, maargeheel opbaargeljjken,neen
dat doet gjj toch ook weer niet.Kan ik uw vader
spreken P" Eva bloosde, want toen zjj hem
van haar ontmoeting had verteld, bad hjj
mopperend geantwoord:
„Dat komt ervan, als men altijd en eeu
wig nieuwe kennissen maken moet; het komt
niet bjj mij op, om mjj in mjjn armoede
door iemand te laten bezoeken, die mjj
vroeger gekend heeft, om zoodoende nog
lastig gevallen te worden met baar mede-
Ijjden. Begrijpt ge, ik wil niemand zien.
Gjj knnt doen, wat ge wilt."
„Papa is niet wel vandaag," stotterde
Eva verlegen, daar zjj tot eene onwaarheid
gedwongen werd.
„Dat wil zeggen, dat hjj geen lust heeft,
mg te zien, niet waar P 't Hindert niets,
kleine, hij beeft volkomen geljjk; degene, wien
het aangaat, ondervindt de minder gunstige
omstandigheden altoos als een doemoediging,
tot hjj er aan gewoon is geraakt; mjj ging
het eveneens zoo. Maar in 't vervolg be
hoeft ge mij met geen mooie woorden meer
te paaien, wanneer ge soms iets onaange
naams op de lippen hebt; ik kan het heel
goed verdragen en spreek zelve eveneens
zoo het mij voor den mond komt. Groet nw
papa en zeg hem, dat we nn toch eenmaal
boren zjjn en blijven ook."
HOOFDSTUK XII.
Nadat de eerste tjjd van drokte en be
weging voorbij was, kwam Eva op een avond
in het schemeruurtje, toen zjj Franoiska
alleen wist, want Milly was uitgevraagd,
beneden bjj Franciska en ging tegenover
haar zitten.
„Tante, ik zon gaarne eens ernstig met
u praten."
„Goed, ik luister, begin maar."
„Gjj weet, dat we arm sjjn.Het pensioen,dat
ons overgebleven is nadat fc'chröder opeen deel
brslag beeft gelegd, ia maar net voldoende,
om er onze huishouding en papa's verpleging
van Ie konnen bekostigen. Ik mag het papa
aan niets laten ontbreken, nu zich gelukkig
teekenen van betersehap beginnen te open
baren; en het leven hier iB zoo duur. Wanneer
ik niet meer doe, dan het weinige behartigen,
dat onze kleine huishouding vergt, ben ik
niet erg nuttig bezig. Daarom heb ik het
plan gevormd, zelf iets te verdieneD. Hoe,
is nu de eerste vraag 1"
Franoiska schudde het hoofd.