Brieven uil de Maasstad. PLAATSELIJK NIEUWS. Staten, de Heeren noemen, vindt men overal in ons vader land woningtoestanden, die ten hemel schreien. Op enkele uitzonderingen ns, is het voor de bewoners onmogelijk, om ■elf daaraan een einde te maken en nu rijst de groote vraaghoe kan dat ge schieden door hen, die wel daartoe in staat zijn P Rotterdam, 8 JuDi 1898. *No. 158. UDdertjeitjeKenut-ii. n™»-. Zon nu het denkbeeld, dat in het voor- aïaï-Doetinchem was neergelegd, zoo on mogelijk geweest zijn Terwijl de regeering bezig was, om door wijze wetten de taak van het particulier initiatief in deze zoo gemakkelijk mogelijk te maken, zou de Maatsshappij tot Nut van 't Algemeen, welker crediet toch groot genoeg is, een proef hebben kuunen ne men met een begin van practische oplos sing van het woningvraagstuk, zooals dit in het voorstel-Doetinchem was neergelegd. Het hoofdbestuur was van oordeel, ^dat het niet lag in de richting," waarin de Maatschappij gewoon is te werken, dat zij optreedt als een credietinstelling of hypo theekbank, zelfs al wordt daarmede een doel beoogd, zoo nuttig als het bouwen van gezonde volkswoningen. De afgevaardigden hebben zich bij die meening van het hoofdbestuur neergelegd en van eigen actie in deze zal dus voor- loopig wel niets komen. Toch toont ook weer de behandeling van dit vraagstuk in de jaarvergadering van het Nut aan, hoezeer het denkbeeld meer en meer veld wint, dat aan hst stel sel van laisser fairelaisser aller voor goed een einde dient te komen. En waar men vroeger aan de Liberale Unie verweet, dat haar streven zou voe ren naar staatssocialisme, daar zien wij thans een eerwaardig lichaam als 't Nut bij de Regeering aankloppen, opdat deze de fondseD, die haar zijn toevertrouwd, beschikbaar zal stellen voor vereenigingeD, die het bouwen en verhuren van goede en goedkoope volkswoningen zich tot taak hebben gesteld. En honderden afgevaardigden, uit alle oorden des lands te zamen gekomen, wier politieke overtuiging zeker niet voor allen op dezelfde wijze getint zal zijn geweest, ga ven bij acclamatie te kennen, dat zij me- degingen met een beginsel, dat een twin tigtal jaren geleden zeker nog uit den booze zou zjjn verklaard. Het is waar, daardoor maakte men zich voor zich zeiven van de zaak af, maar de beteekenis van het feit bleef er hetzelfde om. Er zullen echter nog vele andere, bete re draden in het maatschappelijk weefsel noodig zijn, aleer het practisch ingrijpen in het heden het vurig verlangen naar een ideale toekomst zal temperen. „Bevalt het u dan Ik wilde u daar naar vragen." „Gij zjjt zeer goed, wij zullen bier heel spoedig op ons gemak zijD, Zeker, in Or- pen was het mooier," zuebtie zij met droeve oogen, „maar wat helpt het„voorwaarts" heet het overal." „Waar woondet ge P" vroeg Franoiska. „In Orpenwij hadden een kleine villa, diebt bij de stad, niet ver van zee-* „En hoe heet go dan P" „O ja, ik vraag n wel om versehooning, dat ik gister vergat, n mijn naam te noe men, zeide Eva blozend, „later viel bet mjj in, toen het te laat wasik heet Eva Herbach." Franciska zette zich, sprakeloos van ver wondering, op de keukentafel neer, vervolgens sprong zij weder op den grond en drukte het meisje in bare armen. „Heet uw moeder niet Helena, uw vader OttoP En gij zjjt :-Eva Natuurlijk zijige betl Waar heb ik mjjne oogen gebad," riep zjj ademloos. „Mijne moeder heette Helena, maar zij is dood, en mijn vader is verlamd. Maar wie zjjt gij vroeg Eva, ontsteld en verwon derd tegelijkertijd. „Nn, natuurlijk lante Frans, ge zult toch wel van tante Frans gehoord hebben, EvaP Van de vriendin uwer moeder P Dood is ze, mijne arme, mooie Helena/ Otto Herbaeh lam I Mijn God, wat een ongeluk 1" „Tante Frans 1" zeide nu Eva, „ja, die ken ik heel goed, mama sprak tegen mg soo dikwijls van haar, en „Kind, dat moet ge mg alles eens goed vertellen, als mijn liet nichljf;maar kind,bier is het kond en kil, ga met mij mede naar be neden, daar gaan we juist aan tafel." „En papa P" seide Eva, „ik kan onmo gelijk hem alleen laten." „Ge hebt gelijk, kind, ik dacht in 't ge heel niet aan bem maar Eva, sedert wan neer is je moeder dood?" „Kwaamt gij daar dan niets van ie weten? Dat is door die grenzenlooze verwarring ge- sohied, en „Ik dacht, dat ge na wist, wie ik ben f" vroeg Franciska. De Haagsche belastingverhoogingen zijn voor de Rotterdammers, wier ideaal het is, gauw rijk te worden en dan op hunne renten te gaan teren - bijna even ern stig als voor de Hagenaars zelt. Er lag iets zoo gelukkigs in de idéé, na veel geld te hebben verdiend, door noesten ar beid of door speculatie, de opbrengst der couponnetjes te gaan uitgeven in de ge zellige residentie met hare vele uitspauniu- gen, die Rotterdam ontbreken, voornl Sche- veningen, dat voor Rotterdam een Eldorado is, het verlangen zelfs van den kleinsten burgerman, die toch éénmaal in een zomer met vrouw en kinderen naar Den Haag en Scheveningen moet geweest zijn. In Den Haag gaan wonen, dat was het loon voor jaren lang werk. En 't gezelligste van Den Haag was de buitengewone laagte der belastingen, w>ar die in Rotterdam uiet zijn jaarlijksch klimmende behoelten gere geld hooger worden. Nog niet zoo heel laDg geleden stelde een Haagsche vriend me in allen ernst voor, in de residentie te komen wonen. „Behalve dat het daar veel aangenamer wo nen is dan in de Maasstad, zijn de huren geweldig laag en de levensbehoeften zeer goedkoop, zoodat je er zelfs met glans je abonnement op de spoor mee uithaalt en dan nog elk jaar een reisje kuDt m»ken van de verdiensten op je onderhoudskos ten.' Zoo schreef hij mij en al was ik niet geneigd, me door de verlokkingen te laten vangen en mijn hois op te breken, 6r waren, en er zijn Rotterdammers genoeg, die verstandiger doen en het Haagje op zoeken. Maar nu er, als een donderslag, de be lastingbiljetten met 50, 100 en meer pro centen verhooging in de woningen der burgers zijn komen vallen, nu Den Haag dus een deel van de verdienste weinig onderhoudskosten te vergen, gaat verliezen, komt er wel een kentering in die Haag sche voorliefde van onze gegoede Rotter dammers. Het aantal personen zal er door vermindeten en het geval zal zich nu zelfs kunnen voordoen, dat lui, die hier hun geld verdienen, het er uitgeven ook. In zooverre mag Rotterdam zich dus aan de Haagache autoriteiten voor hun initiatief op belastinggebied verplicht ge voelen. Misschien komt nn evenwel de sinds jaren verouderde mode terug, ergens in de buurt van Leiden een optrekje te gaan huren. Ik herinner me uit mijn kin derjaren toen de Haagsche prefe rentie nog slechts in opkomst was dat vele goeie Rotterdamsche familiën hun villaatje betrokken aan de Vliet in de gemeenten Voorburg en Voorschoten. Daar was het toen gezellig leven. Men had er zijn kennissen, die allen van Rotter- damschen oorsprong wareD, men kocht er zich een paardje met een karretje, om mor- genritjes te gaan maken en men hield een roei- of een zeilboot, om op de Vliet de namiddagwarmte in den koelen adem van het water te ontkomen. Verder zat men in het tninkoepellje thee te drinken en op den weg te kijken, waar geen sterveling ging. Ja, dat was een gezellige tijd 1 'sWiuters genoot men er ijspret, voor zoover de in handelszaken verstramde lede maten het toelieten ea op zijn tijd knipte men zijn couponnetjes. Totdat de sterker wordende behoefte naar een minder dorpsch en «eer stadsch leven de felle liefde voor Den Haag deed ontstaan, die sedert gebloeid heelt over het geheele geslacht waarvan ik de eer heb een zoon te zijn. Maar de hooge belastingen dooven de liefde, zooals een kleine bruidschat bij een aaustaando dat pleegt te doen en waar schijnlijk komt de voorkeur voor buiten- wonen weer terug, waarbij men zich be roepen kan op Dr. Van Eeden, die ook zijn villa te Bussum verlaat om op de door hem bedachte hoeve het nobele land- bouweisvak te gaan beoefenen Ea misschien blijft men ook wel in Rotterdam ondanks de hooge belastingen. Want dit moet men den vroeden vaderen van thans als een eere toerekenen, dat zij alles doen, om de Maasstad zoo plezierig- bewoonbaar mogelijk te maken. We zijn verplicht altijd weer op dat fameuze ver bod tegen straatschrobben terug te ko men, waardoor de stad inderdaad minder modderig, droger en solieder is gaan worden. Weliswaar houden da sproeiwa gens tegenwoordig op ongehoorde wijze huis, maar dat hebben ze vroeger ook gedaan en toen hadden we nog het vuile stoepenwater bovendieD. Consequent houden autoriteiten aan het verbod vast. Ondanks de wei-gegronde bezwaren van wijnhandelaren, winkeliers, melkboeren en rijtuigverhuurders, blijft de politie met ijver toezien, dat géén dropje leidingwater of ander water de steentjes bemorst. Vereend hebben allen, die zich bezwaard gevoelen, een adres tot den raad gericht, doch de commissie voor de strafverorde ningen, die de fabrikante is van deze nut tige bepalingen tegen de openbare voch tigheid, geeft, blijkens haar pas ontvangen preadvies, geen van deze bepalingen prijs. Dat klinkt koppig, maar zij heeft hare redenen. „Er moet meer en meer een eind gemaakt worden,' aldus die commissie, de in Rotterdam zoo ingewurttlde gewoonte tot gebruikmaking van de open bare straat voor doeleinden, waarvoor zij niet bestemd is, of tot het daarop werpen van al wat men binnenshuis kwijt wil zijn.' Dat is een wijs en een waar woord van de commissie. Uit de dagen, toen door alle straten slooten liepen eri men de gewoonte kon hebben, alle vuil nit de ramen in het wa ter beneden te gooien, dateert de Rotter- damscbe hebbelijkheid, van de openbaie straat een openbare vuilnisbak te maken. Ik spreek nu niet van de betere buurten, waar men verstandiger en menschlievender is, maar in de volkswijken kon bet er soms allervreemdst toegaan. Of het zoo behoorde zag men vrouwen hun tsch- en vuilnisem mer leeggooien tegen buurman» muur en er was zelfs niets vreemds in, als men, bij een wandeling door een smalle straat, plot seling een raam boven zich hoorde opsn- schuiven, „van onderen 1' hoorde roepen, wat zooveel als een waarschuwing moest beduiden en dan een vloeibare of vaste massa langs zich voelde wegvloeien. De commissie wil aan zulke leelijke dingen voor goed een einde maken. Ben ik wel ingelicht, dan zal zij nu ook verbieden, vuilnisbakken buiten te zetten. Ze tast daarmede de „vuilnisbak- keoplaag* aan, wat een zeer ernstige plaag is. Er ioopen in Rotterdam dozijuen kleine en groote honden los, die leven van den eetbaren inhoud van vuilnisbakken en die geregeld des morgens langs de huizen hun ontbijt gaan opsnorren. Dat zij bij het gretig-zoeken van den kop in in den rommel van vuilnisbakken, in den regel, om het zich gemakkelijker te ma ken, den heeien bak omsmijten en den in houd over de straat verspreiden, kan elk trhondenkenner' wel nagaan. En dat dus de losloopende honden ja, ik zag me nigmaal zelfs fatsoenlijke honden, die een halsband droegen en een lootje aan het spel meedoen geregeld zondigen tegen de reinheidswetten van de strafveiordenin- gen-commissie eu onze straten bevuilen, mag niet langer toegeitaan worden. In den ïegel zetten onze dienstboden de vuilnisbakken al zoo vroeg mogelijk buiten, vom van den rommel af te wezen" en dan staan ze daar in rijen langs de trottoirs, deftig en aanmatigend en uren lang lokken zij hongerige honden en vod denrapers, Ook voddenrapers zoeken de vuilnisbakken na voor lorren en verder verkoopbaar afval. Dit is concurrentie met Wanneer ge alles bezorgt in het huis houden en dat slechts met behulp van Johan, en gij mij nog af en toe eens gezel schap houdt, hebt ge bezigheid genoeg, lief kind; te groote inspanning deugt op uwe jaren nieten daar we eenmaal op dit pnnt gekomen zijn, is het mg lief, dat we sa men 't daarover eens worden. Ik ben se dert den dood eener oude tante van mij zeer welgesteld, pralende menscben zonden zeggen van rijk, en sta nn geheel alleen in de wereld. Milljr en de andere kinderen van mija broeder zullen er niet om lijden en er is geld genosg, dat ook gij, kind, zorgeloos kunt leven. Eva, gij zult dat der oude vriendin uwer moeder niet wei geren, aan te nemen wat «ij u aanbiedt. Wees opgewekt en vrooljjk, geniet uw le ven en wanneer gij het kunt, heb mij een beetje lief." Franciska zweeg afgemat door dete lange redeneering en zag vol verwaohiing het jonge meisje aan, daar zij er niet heel zeker van was, dat deze haar aanbod zoo aannemen. Eva zag nadenkend voor zich, vervolgens zeide zij vast besloten „Wees niet boos, tante Frans, maar ik mag nw aanbod niet aannemen. Ik ben jong en krachtig, weet hier en daar nog al iets van, geloof me, ik zon mij schamen, dat alles zonder waarde en nut te laten blij ven. Wat gij mij en papa aan vriendelijk heid wilt bewijzen, neem ik gaarne aan, lief heb ik n reeds van ganseher harte, maar oeno directe onderstenning, neen, tante, daartegen verzet zich mijn eergevoel." „OntiD, Eva, onzin," morde Franoiska, „wees niet zoo dwaas. Eens, lange jaren geleden, beloofde ik uw grootmoeder, haar dochter Helena altoos als een stennende vrien din terzijde te staan ik heb mijn woord niet kunnen bonden, want zij liep met uw va der weg.— Hoe is nu eigenlijk die mensohen- scbnwe overste? Kwelt hij u erg?" „Mgn moeder had hem zeer lief en daar om bemin ik hem ook," zeide Eva blozend. „Natuurlijk, gij hebt hem beiden uit den aard der zaak bedorven,en bovendien is hjj een doordraaier, niet waar de vnilnis-ophalers zelf, die zorgvuldigüjk bij het instorten in den wagen, al wat lom pen waarde heeft uitpikken en in zak ken verzamelen. Welnu, aan dit alles komt een eind. De dienders krijgen de opdracht, aan alle Jjantjes eu Dientjes aan te zeggen, dat de vuilnisbak voortaan niet mag wor den bnitengezet, dan na het waarschuwend geritel, waarmee de vuilnisman zijne ^blijde comste" pleegt aan te kondigen Komen er dan nög honden en vodden rapers den boel omgooien, dan heeft althans de commissie hare „schuldigkeit" gedaan en met een gerust geweten kan zij ver klaren, dat zij alles verricht heeft, wat op ha en weg om onze straten in orde te houden en Rotterdam rein te houden als een pas gewasschen jonkvrouw. Nu moet zij alleen nog gaan verbieden kleeden uit te kloppen en er is volmastif. heid bereikt. Ook dat is een plaag voor wandelaars. Huisstof en baccilleu vallen tnsscben tien en elf 'a morgens onze stiaatatmosfeer, ik heb zelfs onlangs een ouden heer gesproken, die zich beklaagde over het feit, dat hij van het inademem der stofdselen uit eeu kleedrheu- matiek hal opgeloopen. Die meneer dronk ook veel Bourgogne, 's middags bij het diner, maar daar kon hij geen rheu- inatiek van krijgen, 't Was van 't kleed- kloppen. Anderen beklagen zich, dat hun die dienstmeisjes-gewoonte telken jare een pak extra kost, omdat er zoo sterk geborsteld moet worden om de ingewaaide stoffen nit de naden te verwijderen. Laat de commissie ook dit verbieden, dan is Rotterdam de gezelligste stad vau heel Nederland geworden, dan hebben we maling aan Den Haag, met zijn óók hoo ge belastingen, dan krijgen we misschien zelfs hier renteniers, die om de gezellig heid hun geld komen verteren. Alleen de dienstmeisjes klagen over tfzóé'u schrikbewind" O. Sohagen, 11 Juni 1898. Vergadering van de afdee- ling Noordbolland van de vereen. Het N0- derlandsch Paardenstamboek, ge- bouden in het Noordhollandsch Koffiehuis, j.1. Donderdag, des middags ten 12 ure. Voorzitter de heer J. Breebaart Kt., lid der Eerste Kamer. Aanwezig 27 leden. De secretaris, de heer W. leengs, leest, na het openen der vergadering, de notulen, welke onveranderd worden goedgekeurd. „H;j is zeer ongelukkig geweest," zeide zijne dochter. „Een doordraaier weet zelf nooit preeies. wat hij is geweest; overigens „A.oh neen," viel Era heftig uit, „alles ging zoo ongelukkig, hij werd zoo door al len tegelijk lastig gevallen. Wanneer ge eens wist, boe hij mjj altijd heeft liefgehad en ik hem." „Goed, goed, kiod," antwoordde Franoiska voor de tweede maal, „gij zjjt oud genoeg om te weten, wat ge wiltwanneer ge eens iets noodig hebt, komt ge bij mi)Geef mjj de hand daarop, en nu voor den dag met uwe plannen, want ik begrijp al reeds, dat ge die gemaakt hebt." „Ik wil muziekles geven dan blijft mij nog genoeg tjjd over, om de huishoadiag te bezorgen; en ik zal vandaag daar nog mijn best voor doen." „Haal papier en inkt, daar is ook de cou rant; kijk maar eens na, of er annonoso zijn, die u lijken-" Toen Eva opstond om bet schrijfgereed schap te halon, vloog zjj Franciska om den hals. „Zijt ge boos op mjj?" fluisterde zij zacht. „Neen, kind, soek nw heil; gij zaagt er ui', als zoudt ge niet lang stil zitten ea die uitdrukking in awe oogen doet a nn geheel niet meer op uwe goede moeder gelgken." Wanneer Franoiska geloofd bad,dat de lio'de, die haar hart zon hebben knanen koesteren, met haar brnidegom, moeder en broeder ge storven was, zoo deed zij nn de zeldzama ontdekking, dat dit geenszins bet geval was: voor Eva voelde zjj iets heel bjjzondets in haar harten wanneer zij zich iel ve in stilte verwijtin gen deed, dat zij niet in staat was, het kind van haar broeder op dezelfde wjj»e lief te hebben als deze vreemde, werd er toob evenwel niets door veranderd. Eva had leerlingen gevonden. Zeker nog niet velen, maar er was tooh een begin, ofsohoon zij nog veel moeite zon moeten aanwenden, om meerdere leerlingen w kr(jgen. WORDT VEBVOLGD. Natuurlijk, juflrouw Franeiska Reinwald, niet waar P* laohte Eva, verwonderd over die vraag. „Volstrekt niet, dat wil zeggen, voor ande- ro menscben wel, voor u ben en blijf ik tante Frans, hebt ge dat begrepen; of denkt de jonge dame mij do rechten eener tante niet toe te staan P* Eva reikte haar beide handen.- „Tante Frans, o, wanneer ik het zeggen kon, boe gaarne, en ik zal n liefhebben als mijn ge storven moedertje, wanneer ik mag." „Gij moet mij alles toevertrouwen, kind." Franciska Bloot haar daarbij in de armen. Zij gevoelde zieh zoo geroerd, dat dit de eenige manier was om de tranen ongezien ie kunnen houden, dat haar aan de wimpers hingen. Dat zij daar tegenwoordig veel meer last van had dau vroeger, schreef zij toe aan ouderdomszwakheid en dit maal manoeuvreerde zij zoo handig, dat bei de tranen op Eva's lokken vielen zonder zich te verraden. Eva echter snikte lui de. Welk een bitter-zoet gevoel, zieh aan de borst van een medelijdend menseh te kunnen werpen, dat hare schande niet ken de en haar liefhad terwille van haar doode moeder. Daarna trok zjj Franciska naast zieh op tafel. „Vertel mij nu veel, Eva, alles 1* En Eva vertelde van den dood harer moe der, de riekte baars vaders, het ongelok, dat hen had vervolgd, slechts van Eduard von Eickhofl en over den wissel sprak Eva geen enkel woord. „Vandaag zjjt ge mijn gast," besloot lan te Frans cd liep haastig een trap lager, om de keukenmeid de noodige orders te geven daarna verscheen zjj opnieuw boven, waar zjj Eva reeds weder druk bezig vond. „Geen wonder, dat ik n niet herkend heb gij zjjt Helena en gjj zjjt het toch weer niet; iedere beweging, iedere trek herinnert mij aanhaar, maargeheel opbaargeljjken,neen dat doet gjj toch ook weer niet.Kan ik uw vader spreken P" Eva bloosde, want toen zjj hem van haar ontmoeting had verteld, bad hjj mopperend geantwoord: „Dat komt ervan, als men altijd en eeu wig nieuwe kennissen maken moet; het komt niet bjj mij op, om mjj in mjjn armoede door iemand te laten bezoeken, die mjj vroeger gekend heeft, om zoodoende nog lastig gevallen te worden met baar mede- Ijjden. Begrijpt ge, ik wil niemand zien. Gjj knnt doen, wat ge wilt." „Papa is niet wel vandaag," stotterde Eva verlegen, daar zjj tot eene onwaarheid gedwongen werd. „Dat wil zeggen, dat hjj geen lust heeft, mg te zien, niet waar P 't Hindert niets, kleine, hij beeft volkomen geljjk; degene, wien het aangaat, ondervindt de minder gunstige omstandigheden altoos als een doemoediging, tot hjj er aan gewoon is geraakt; mjj ging het eveneens zoo. Maar in 't vervolg be hoeft ge mij met geen mooie woorden meer te paaien, wanneer ge soms iets onaange naams op de lippen hebt; ik kan het heel goed verdragen en spreek zelve eveneens zoo het mij voor den mond komt. Groet nw papa en zeg hem, dat we nn toch eenmaal boren zjjn en blijven ook." HOOFDSTUK XII. Nadat de eerste tjjd van drokte en be weging voorbij was, kwam Eva op een avond in het schemeruurtje, toen zjj Franoiska alleen wist, want Milly was uitgevraagd, beneden bjj Franciska en ging tegenover haar zitten. „Tante, ik zon gaarne eens ernstig met u praten." „Goed, ik luister, begin maar." „Gjj weet, dat we arm sjjn.Het pensioen,dat ons overgebleven is nadat fc'chröder opeen deel brslag beeft gelegd, ia maar net voldoende, om er onze huishouding en papa's verpleging van Ie konnen bekostigen. Ik mag het papa aan niets laten ontbreken, nu zich gelukkig teekenen van betersehap beginnen te open baren; en het leven hier iB zoo duur. Wanneer ik niet meer doe, dan het weinige behartigen, dat onze kleine huishouding vergt, ben ik niet erg nuttig bezig. Daarom heb ik het plan gevormd, zelf iets te verdieneD. Hoe, is nu de eerste vraag 1" Franoiska schudde het hoofd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 6