Brieven mi de Maasstad
42ste Jaargang Ho. 332S.
Zondag 10 Juli 1898.
Een Offer
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Rotterdam, 6 Juli 1898.
No. 160.
ROMAN
van
H. Schubert.
COURANT
verdiende wraakneming
De barbier dan deelde me van morgen
mcê, dat het zoo'n nare zomer ia, en de
man had stevig gelijk. We beznren den
zachten winter, dien we achter ons heb
ben.
Zooiets werkt vanzelf op het stadsleven
in. Er is een maar zeer matig vreerade-
lingenbezoek in dit jaar, de Amerikanen,
die anders toch wel zouden gekomen zijn,
blijven nu om den oorlog weg en verkneu
kelen zich in hun eigen land om de Spaan-
sche nederlageo. Alleen door de lange
dagen weten we, dat we in Juli leven, we
zouden ons anders gemakkelijk in Oclober of
November kannen denken.Van een aantal zo-
mervermaken, die anders ons droge stadsle
ven plegen te vervroolijken, bemerken we nu
nieta. De Diergaarde en Parkconcerten
worden matig bezocht, men gaat niet nit
om zich in 't warme zomerzonnetje eens
lekker te koesteren, de rijtuigverhuurders
maken geen behoorlijke zaken en de tram-
wegm&atschappij heeft met haar open rij
tuigen ditmaal bitter weinig succes. Mode
handelaars voor dames en heeren klagen
steen en been er wordt weinig verkocht
en één hunner een practische
heeft reeds de vorige week »groote uitver
koop wegens sluiting van het zomerzeisoen"
aangekondigd.
Ons heele maatschappelijk leven is zóó
naar de seizoenen verdeeld, dat een ver
schil als dat van thans zich allerongunstigst
gevoelen doet. Men heeft er „een slecht
jaar' door. Alleen parapluiefabrikanten en
schoenmakers worden rijk.
Wat er dit j»ar ook grooteodeels bij in
schiet, het is die prettige, gszonda zomer
sport zwemmen
Alleen de ras-zwemmers, die 's winters
tasichen de ijsschotsen duiken, gaan in
deze kille dagen nog te water, maar be
scheiden amateurs als ondergeteekeode
blijven op het droge, tot schade van
levenskracht en levenslust.
Rotterdam, dat op het gebied van zwem-
gelegenheden zeer matig bedeeld is en
altijd was heeft wel nooit zich tot een
grooten bloei in deze sport kannen ont
wikkelen, het had toch wel goede krach
ten, die zich in weistrijden onderscheid
den.
Door het volk is in dezen inderdaad
weinig gedaan. Eén volksbassin ligt in het
stilstaande water van den Goudschen Singel,
waar men van lekker fiisch rondspaitelen
minder spreken kan dan van een lanw
badje en het andere tamelijk goed
aan de BaaD is te klein voor alle liefheb
bers. Meer gelegenheden zijn er niet,
want het fraaiv bassin aan de Boompjes
is alleen voor abonné's, of voor dagklan-
ten die een kwartje geofferd hebben, toegan
kelijk, en dat aehikt iederen niet 1 Boven
dien is dit Boompjesbassia niet altijd
frisch.* men is er in de stage mogelijk
heid van een rioolinhond door het zwem
water te zien roereD, en dat dan sterk te
ruiken
Natuurlijk pleegt dns het volk zijn
zwem-behoefte te voldoen in allerlei wa
ter in den omtrek, waar het streng ver
boden is te zwemmen." In behoorlijke zo
mermiddagen nu is dit niet het ge
val dat spreekt 1 is wandelen op
buitenwegen met dames abaolnut gevaar
lijk, wil men zich niet aan zéér onaange
name verrassingen bloot stellen.
Zelfs zoeken brutale zwemmers water
midden in da stad op, plompen zich bij
voorbeeld op het drukst van den dag in
den Coolsingel neer, waarna dan geregeld
een diender ijverig jacht maakt op een
hetrschap in zwemcostuum, dat hem in
een steegje wel wist te ontkomen. Ap-
petitelijk war zoo'n zwemoefening, even
min als zoo'n jacht, voor den rustigen
wandelaar niet, maar men kan in gemoede
den volksman niet hard vallen, dat hij
een verkwikking zoekt op verboden ter
rein als de overheid hem in den steek
laat.
Dit jaar blijven ons dergelijke voor
vallen bespaard en hierin ligt het aange-
uame van den konden zomer, het eenige.
Voor ons, stadsmeoschen, in wier leven
de zomer zoo heerlijke afwisseling brengen
We hebben in jaren niet zoo'n treu-
rigen zomer gehad, meneer, 't is maar
koud eu guur en het blijft kond en guur
en we gaan mit kon den winter in, let
op wat ik je zeg.
Deze mededeeling kreeg ik van morgen
van mijn barbier op het oogenblik, dat ik
onder het mes moest. Er is al meer op
gemerkt, dat barbiers altijd iets mede-
deelen wat men al weet, beter dan zij
zelf, hoewel zij de allares aannemen van
beter op de hoogte te zijn. Zoo vertelde
de mijne me van morgen, dat er wel iets
warms toch in de lucht zat en daar had
ik zelf absoluut niets van gemerkt, lute-
gendeel, mijn kennissen beweren, dat ik
een welwillend mensch ben en daarom
misschien knik ik altijd maar ja en amen
op al wat de barbier zegt en ik volg het
voorbeeld niet hoe oprolganswaard
ook van één mijner vrienden, die al
tijd, als hij het coiffourssalon binnentreedt,
in één adem deze formule uitspreekt
Goeie morgen 't is lekker weer gis
teren was het slecht, maar 't zal morgen
nog beter zijn - of misschien weer min
der al wat er gisteren gebeurd is, heb
ik el in de krant gelezen en scheer
me nou maar gauw en hon je mond.
Neen, dat is niet welwillend, en ik ben
er zeker van, dat deze vriend des barbiers
levensdagen verkort, stellig zeker, dat hij
geen geziene klant bij den barbier is. Ik
mag graag de mijne eens laten praten, 't
hoort immers bij zijn vak en waarom zon
ik den man onaangenaam zijn, aan wien
ik mij zorgeloos moet kannen toevertrou
wen. Vreemd, de kort aangebonden vriend
heelt altijd, als hij van den batbier komt,
kleine wondjes, per ongeluk met het mes
gemaakt. Ik hond het voor een stille en
21.
„Hij zal toch voer em enkelen middag
wel aan de hoede van Johan kunnen wor
den toevertrouwd, denk ik Wave Eva, ge doet
er mij soo'n oneindig grooten dienst mede:
oeh toe, neem nn voor deze enkele maal
de verpleging eens op u.'
„Maar ik kan niet, Milly, werkelijk het
gaat niet."
„O, wanneer ga maar wilt, maar ik aie
het reeds, ge wilt niet
„Lieve Milly
„Acb wat, lieve Milly I Eva, wees toch
eens een enkelen keer vriendelijk voor me,
ik heb zoo'n geweldige hooidpijn.'
Hare wangen brandden, de banden beefden,
het moast bepaald waar zjjn, dat het meisje
niet wel was.
„Ik soa zoo gaaroe een poosje gaan lig
gen, opdat ik tegen den avond weer wat
beter sou zijn, en mag het tegen mijnheer
von Eickboff niet zeggen, daar hij anders
zon kannen gelooveo, dat hij een last voor
me is. Wiit ge mjj niet eens aflossen,
Eva
„Ja 1 Wanneer ge aiek zijt, is hst iets
anders', zeide Era, „ga maar vooruit, ik volg
U dadeljjk."
Uit Miily's oogen schoot een straal van
triomf, maar zij reikte Era de hand en zei
de mat
„Ik dank je welrast zal mij heel goed
doen ge gelooft wellieht niet, hoe dat vele
praten afmat. Ik reken bepaald op je.'
Toen Era de trap afging, dscht se i
„O God, ook dat noghoe zal ik die
twee nar nog doorkomen met hem alleen.'
Milly was reeds weg, Eduard sobeen in
geslapen. Het tapijt dempte Era's schredeo,
stil en zonder eenig gedruis zette bet meis
je zich met haar werk aan hot venster.
Deze stilte, die haar zoo rertroowd was, zij
herinnerde Era slechts aan een ander ziek
bed, vier trappen hooger. Plotseling werd
er van de sofa af zacht geroepen
„Juffrouw Milly, waar zijt ge? Hebt ge
me nu geheel alleen gelaten?'
Era stond op en trad op do tafel toe.
„Ik ben het maar, die bij n is, mijnheer
von Eiekhoff. Milly had verbazende hoofd
pijn en is gaan liggen; kan ik ook iets voor
n doen l*
„Ach, juffrouw Eva 1 Dat is een 2onder-
lioge ontmoeting i mag ik n opdragen, mij
een omslag aan te reiken? Mijn voet brandt
als vuur.'
Het meisje had, terwijl hij sprak, den koa-
den omslag in orde gebrachtzij reikte hem
dien aan, maar haar band beefde eu haar
gelaat was doodsbleek. Hij hield hare vin
gers vlochtig vast en op dan stoel wijzend,
die Miily's gewone plaats was, verzooht bij
„Ga daar eens zitten, wanneer n dat goed
issedert ik hier zoo liggen moet, bob ik
altoos behoefte, gezichten om mij heen te
zien. Niet waar, hot is belachelijk, maar
het is nu eenmaal niet anders.'
Zij zette zioh ernstig en rnstig op de aan
geduide plaats ook het kloppen van haar
hart was kalmer gewordenwat was sij voor
Edaard, hij voor baar Een vreemde, niets
meer.
„Zal ik u het kassen een weinig hooger
ophalen vroeg Eva, met geoefender) blik ie
dere ongemakkelijkheid opmerkend, „het ligt
anders gemakkelijker.'
„Dank. Maar* en hierbij sloeg hg
baar opmerkzaam gade „gij zijt zeer ver
anderd, juffrouw Herbach.'
„Zeker, de omstandigheden, waarin men
leeft, zijn daaraan de sohuldik heb veei
zorg en veel leed te dragen gekregengij
weet, papa zal nooit beter worden."
„Dat is niet alles; ave oogen kijken
zoo heel anders de wereld in, niets herin
nert mij meer aan die kleine, vroolyke Eva
Herbaoh uit Orpen.'
Waarom moest hij haar dat nu zeggen P
Zij gevoelde, boe warm haar de tranen naar
de oogen stegen, maar hg mocht de vochtige
schemering daarin niet zien en dieper boog
sij het hoofd.
„Hebt ge nooit den wensch gekoesterd, nit
Berlijn weg te koman vroeg hy. „Ik
dacht er dikwijls aan, of ge wel gelukkig
zondt kannen zijn te midden van die hui-
zensee, of het verlangen naar de frische
zeelucht u niet ie sterk zou worden
„Gelukkig,* zeido Era en wendde hot
gelaat geheel af, „gelukkig kan ik nooit
meer worden. Tenminste niet sarder,'
voegde zjj er in hare gedaohten aan toe,
,dan wanneer de schuld betaald is." Zij had
(00 gaarne tot hem ovor bet gsld gespro
ken, maar het was haar, als legden zeven
zegels der schaamte zich op haar lippen en
zij zweeg daarom.
„Wel zeker kant ge gelukkig worden,
bijvoorbeeld als ge trouwt.'
„Dat zal ik nooit doen," antwoordde zjj
heftig, als was het uitspreken van znlk een
mogelijkheid reeds eene beleediging voor haar.
„Waarom niet, wanneer ge osd passende
partp kont vinden; het is de bostemming der
vrouwik geloof, dat Teichmann mij inder
tijd zooiets heeft willen meedeelen, toen hij
u in Berlijn eertijds had ontmoethij maakte
zulke zonderlinge aanduidingen.
„Gij kont onmogelijk gelooven, mijnbeer
von Eickboff," antwoordde Eva ontzet, „dat
ik zijne aanzoeken zou aannemen. Neen,
dat moogt go niet t zelfs om alle mo
gelijke voordeeleD, zou ik mij nooit zoo diep
hebben vernederd, de echtgenoote van znlk
een man te worden."
„Hoe, joffrouw Eva!" riep Edaard nit en
riehtto zich op de ellebogen op, „bij zelf heeft
om nw hand aanzoek gedaan Dat is een
ongelooflijke brutaliteiten de bons, die hij
gekregen beeft, heeft hem natanrlijk gekrenkt.
Ab ha, dus daarom, daarom I'
„Vergeef me.' zeide Eva blosend, „ik
meende uit nwe redeneering te moeten op
maken, dat ge het wist, anders had ik het
u bepaald niet gezegd, maar
„Gij badt volkomen gelijk, joffrouw Eva,"
antwoordde hij, „maar hij beeft het n natuur
lijk heel lastig gemaakt, dat was bij nwe
zachtheid van handelen wel niet anders te
verwaohlen."
komt, is een teleurstelling als deze heel
groot.
Huisvaders en dito moeders maken zich
terecht na al ongerust tegen de aanslaan
de vacantie. Menigmaal zal men een
reisje met de kinders na niet aandurven
en hoe hen weken lang bezig te honden
in hnis zelf, als hst geen wandelweer is
en de gare regen tegen de ruiten klettert?
't Schijnt, dat zelfs de spoorwegmaat
schappijen ons niet de voorrechten gon-
nen van andere jaren; pleziertreinen naar
Amsterdam of Arhem, die voor zoovele
kleine burgers een heerlijk zomerdasgje
beteekenen, worden tot nu niet aangebo
den en zoo schiet er het gawone reisje
ook ai op in. Plezierbooten, door veree-
nigingen speciaal tot dit doel gevormd, of
door handige particulieren aangeboden,
voor een galden of minder een riviertocht
met muziek aan boord en matige buffetten,
lijden in figuurlijken ziu schip
breuk.
't Is een saffe, doode zomer, alweer een
tegenvaller voor wie er in winter en vroe
ge lente zoo hartelijk naar verlangd
hebben.
We gaan, kalm berustend tenslotte,
alweer kermisplannen vormen, hopend,
dat ook die niet verdrinkt en verlangens
richten naar het Koninginnefeest op den
bataten dag van Augustus. Falb heeft
een kritieken dag lste rang voorspeld,
maar we gelooven Falb niet. Kermis
en Augustuefeest zullen, zooals men het
noemt, ydoor mooi weer begunstigd worden'.
En daarna alweer winter.
Alsof we al niet genoeg gelegenheden
voor winterpret hebben, wordt er nn een
heel nieuw gobouw een casino variété
bijgezet om toch vooral te zorgen, dat we
's wintersavonds niet thuis behoeveD te
blijven. We zullen dan vier café-concert-
zalen hebben, naast twea schouwburgen,
zoodat we den rustdag ongerept ge
laten eiken avond kunnen uitgaan. En
dan zegt men nog wel, dat Rotterdam
geen vroolijke stad is! 't Lijkt voor de
vreemdelingen, of we hier voor ons plezier
„Ach, Iaat ons daar maar niet verder
over spreken," verzocht het meisje, daar de
zaak haar zeer pjjnljjk was.
Zij trad op het venster toe en zag een
wijle naar buiten.
„Bos is het anders in Orpan," was haar
vraag na een poos.
Evenals vroeger. Dook neen, he! komt
mij voor, als is da wereld ie die jaren slech
ter geworden. Overal bedrog, huichelarij,
lengen; o, hoe veracht ik de mensohen, die niet
den moed hebben, vrjj hon weg te gaan,
zooals het behoort; overal moeten we de
zelfde onwaarbeid ontmoeten."
Eduard dacht hierbij aan iets, dat hem
kort geleden was gebeurd en had geen en
kele godachte aan den wissel, die, nadat hij
betaald was, maar zelden in zgn geheugen
terugkwam. Gaarne had hy met Eva daar
over gesproken, maar haar hardnekkig zwij
gen op dat punt hield ook bij hem ieder
woord terug. Maar Eva piste zijne erger
nis toe op de zaak, die tnseohen ben be
stond. Zg eeide niets, maar een zware
zocht doortrilde de kamer.
„Hebt gij geen dergelijke ervaringen in
het leven opgedaan?" vroeg hij. „Heeft da
wereld n immer een waar, oprecht en vrien
delijk gelaat getoond
„Ik heb overal vrienden gevonden."
,Na, dan zgt gij inderdaad gelnkkigar
dan ik. Waar ik geloofde, werd ik belo
gen, waar ik vertroowde, bedrogen het is nu
eenmaal de loop der wurold en ik ben, on
gelukkig genoeg, niet voldoende optimist.
Vergiffenis sehanken kan ik nooit als een
maal mgn gevoel boleedigd is, is bet hoog
ste voorbgl*
Hy lachte geërgerd.
Eva zat met gevouwen banden in een
stoel aan het venster. Hare oogen volg
den niet meer de wolken, maar warma tranen
vielen op haar handen. Zy waa eeu
wig door hem verdoemd.
„Gg zwijgt, joffrouw Eva," begon hy op
nieuw. „Gij houdt mij voor een ydelen
wreedaard, maar geloof me, ontgoochelingen,
die het hart beroeren, doen pyn; 't is te
hopen, dat ze verre van n blijven. Maar
zondt ge mg nog niet een natten omslag
leven en alleen aan uitgaan deuken, wat
toch werkelijk niet waar is. Zaken vóór
alles Bij alle plezierplanoen dniken toch
telkens weer practische voornemens op.
Men vergeet voor het ééa het ander niet.
Een bewijs van practischen zin hebben
onze melkboeren gegeven. Melkboeren
staan, al zijn ze dood-eerlijk, altijd onder
verdenking, dat zij bnn melk wasschen en
om nn eens en vooral deze verdenking te
ontkomen, hebben de Rotterdamscbe melk-
verkoopers ik weet niet, waarom men
hen „boeren" Doemt een vereeniging
opgericht, die zich voor baar leden ver
bindt, alleen melk te leveren onder schei
kundig toezicht, dus versch van de koe.
Beter bewijs, dat zij ten onrechte verdacht
worden, hebben zij wel niet kunnen
leveren, 't is als de tronw van een school
jongen, die van knikkers-roof verdacht
wordt en dia willig zijn zakken ter onder
zoek aanbiedt als je 't niet gelooft,
zeek dan zelf maar I
Een dergelijke vertrouwelijkheid zou ik
wel eens willen zien begaan door de
dozijnen handelaars binnen onze mnreD,
die geregeld blijven voortgaaD „boter" te
gen 40 ets. per 8 KG. en daarbij prijzen
van een kwartje waarde en allerlei buiten
gewone geschenken op den koop toe, aan
bieden. Als we hier eens een scheikun
dige contróle konden krijgeD, misschien
zouden wc vreemde dingeo hooren,
waaruit toch die „boter' gefabriekt wordt?
Deze handel wordt telkens mysteriëuser.
Het verwonderlijkste is op dit oogenblik
de leverancier, die op zijn „boter' aan
1000 klanten de gelegenheid voor een
reisje Daar Amsterdam biedt, met bezoek
aan Artis en het Panorama, Nova Zembla
en een middagmaal. Eén kooper kan die
gelegenheid voor zich en zijn vrouw winnen.
Op drie pond boter een Amsterdamach
reisje toe, 't is verbazend Eo het menu
van het diner wordt gegeven ossenlap-
pen, aardappelen en bier. Heel krachtig.
De ossenlappen in de „botei* gebraden?
13.
willen aanreikea
Eva stond op en trad op de tafel toe
hg zag de sporen van tranen op haar wan
gen, en plotseling werd hem de geheels
hardheid duidelijk, waarmede hg gesproken
had, viel het hem in, dat zg zyce woorden
op sichzolve bad toegepast, en zoo goed en
onderworpen had tg al zyue bittere bemer
kingen aangehoord, zonder zich te verdedi
gen slechts geweend had ze.
„Eva," zeide hij ontsteld en nam haar
hand, „vergeef mij; bg God in den hemel,
ik dacht niet aan o, toen ik sprakonze
rekening is afgesloten.'
„O neen, mgnheor von Eiekhoff," zeide
zg, sich trotseh oprichtend, „u ben ik van
ganscher harte dankbaar voor nw hulp
maar afgesloten is oasa rekening nog niet
niet eerder voordat
„Goeden avond, goeden avond," riep tante
FraDS, eenigszine buiten adem, „Eva, jy hier?
Myn hemel, wat een zeldsaam voorrecht; en
waar is Milly dan, dat sg het soo noodig
oordeelde, u hier te halen, kind
„Milly ligt te.bed, sg heeft erge hoofdpyn,"
gaf Eva tot antwoord.
„Heeft wat?" vroeg taate Frans, alsof
se zioh overtuigon wilde, of ze wel goed
gehoord had.
„Hoofdpyn en verioohl my, haar voor
eenige uren bg mynheer von Eiekhoff te
vervangen"
„Roep haar eens even hier," gebood
Francisks, ofschoon Eduard daartegen pro
testeerde.
Na weinige minuten kwam Eva terug.
Haar kamerdeur is gesloten en zjj geeft
op mgn geroep geen antwoord."
„Naiuurlgk niet, omdat ik baar op bet
Leipzigerplein heb gezienUlirich en mg,
zy bemerkte ons niet, want ig wae zeer
yvarig in de weer en zeg er soo gezond alt
als een visohje. Wet ter wereld heeft dat
kiDd in haar bol f"
Edaard van Eiekhoff was een weinig rood
geworden, Eva verward; het deed haar leed,dat
Milly juist in tegenwoordigheid van haar soo
streng denkenden aanbidder op een onwaar
heid betrapt werd; want Eva wist heel nauw
keurig,dat het jongemeisje, straks ondervraagd