noegd, dat Elise haar verwonderd aanzag.
Toen Frans Biber denzelfden namiddag
kwam, verwonderde hij zich niet weinig
over Augnsta's veranderd voorkomen. Zij
was buitengewoon vriendelijk eu z<g hein
uit hare donkere oogen hslf weeneud, half
treurig aan, zoudat hij haar verward
aanzag.
„Juffrouw Bertram ia niet wel, zij laat
u begon het mooie meisje »wil u
niet binnengaan, om een weinig uit te
rusten P"
De oude heer volgde haar in de kamer,
nog een weinig in de war over die zonderlinge
begroeting, doen spoedig nam zijn gewone
driestheid weder de overhand. Hij greep
de hand van Augusta en hield die vast.
Beeds wilde deze hem de laig geven, maar
zij bedwong zich en liet hem do hand houden.
jyEigenlijk was ik zeer boos op n, mijn
heer Biber,' begon ze op vrirndelijken toon.
#Docb gij hebt dat toen niet zoo erg ge
meend en ik wil nn niet langer boos op
u zijn. Het is nu eenmaal mijne natuur,
dat ik met menschen sympathiseeren moet,
wanneer zij door anderen verdacht worden
en wanneer men tracht, hun schade aan te
doen. En dat is nu bij u het geval.'
Mij, mijl" stotterde Biber. wMij ver
denkt men Eu wie doet dat P"
Verscheidene personen", antwoordde bet
meisje met een zucht terug, die deelneming
moest uitdrukken.»Eigenlijk mag ik daarover
met a niet spreken hier sloeg ze als
beschaamd de oogen neder, als een beeld
van ware verlegenheid aau haar schort
trekkende. »Maar ik kan niet anders,
het doet mij zoo oprecht leed."
Biber spitste nog scherper de ooren.
»De menschen zijn zoo slecht," ging
Augusta voort. »Stel u eens voor, men
zegt, dat u mijn juffiouw slechts nit be
rekening hebt gevraagd ter wille van
haar geld van liefde zou bij u geen
spoor aanwezig zijn gq zoudt de groot
ste egoïst
Bibers gelaat verfde zich donkerrood van
Woede en zijne kleine, grauw-groene oogen
flikkerden toornig.
„Dat is laagbrulde hij. #De men
schen moeten zich maar om iets anders
bekommeren en mij en mijne aangelegenhe
den met rust laten.'
»Ja, dat is mijne meening ook," viel
Augusta in. »Maar de menschen bekom
meren zich nu eenmaal niet om n; en
voornamelijk de broer van de jufirouw
schijnt in 't geheel niet goed over zijn
toekomstigen zwager te spreken te zijn."
Ditmaal werd mijnheer Biber bleek bij
wist; msar al te goed, dat mijnheer Ber
tram hem niet lijden mocht.
„Luister nu goed naar mijn geheim,
mijnheer Biber. Men heeft tegen u s>.Om
gespannen. Mijnheer Bertram heeft zijne
zuster ronduit gezegd, dit het niet om
haarzelf was, matr slechts t«r wille van
haar gild. Juffrouw Elise gelooft dit niet.
Vandaag kwam nu evenwol het bericht, dat
het bankiershuis, waar juffiouw haar geld
gedepoueerd heeft, bankrett is gegaan.
Maar d*t geld is, God zij dank, eenigen tijd
geledeD van dat kantoor weggenomen en
ergens anders belegd geworden. Nu wil
men u evenwel op de proef stellen. Mijn
beer Bertram overreedde zijne zuster, dut
zij tegenover u zou doen, als had zij haar
geheels vermogen verloren en als w&s ze
zoo arm als een kerkmuis. Dan zou zij
afwnohten, hoe gij u zoudt gedragen.
Mijnheer Bertram hoopt, dat ge u zult
terugtrekken en spoedig daarop de verlo
ving zult afbreken. Juffrouw Bertram wilde
daar eerst niemendal van weten; zij wilde
van een dergelijke komedie niet hooren,
zij hield het voor schandelijk en ik weet
al niet wat. Teil slotte liet ze zich over
halen en willigde io, alleen maar om haar
broeder te bewijzen, dat zij zich in uw
trouwe liefde niet bedrogen had.'
Augustii zweeg en sloeg met groote be
langstelling de uitwerking harer woorden
gade-
Mijnheer Biber draaide ocrustrg opzijn
stoel heen en weer, het scheen hem recht
onbehaaglijk te moede te zijn, want
op zijn voorhoofd parelden groote zweet-
druppelen.
»D»t is schandelijk, ongehoord,' kuchte
hij, »en Elise mijne bruid liet
zich werkelijk verleiden, mij deze
B Ach, mijnheer Biber, u moet bedenken,
dat het arme meisje biju* gedwongen
is," viel Augusta hem in de rede. „Zij
kan niet anders, en ten slotte dost zij
hel nit het oogpunt om u glansrijk
uit het strijdperk te doen treden. Zij
heeft zich bijna de oogen uitgeweend, zoo
diepbedroefd is ze."
»Hm hm
„Juffrouw Bertram schudde mij haar
hart uit en zeide, dat ze bel niet over
leven zou, wanneer gij gij ja, gij weet
reeds w»t ik bedoel. Ik houd het voor
groote zonde, dat men op zulk eeD licht
vaardige wijze twee menschen, die elkan
der liefhebben, scheiden wil. Daarom
nam ik mij voor, u te waarschu
wen, Maar, mijnheer Biber, dv strengste
geheimhouding, hoorMijne meesteres
zou ontroostbaar zijn, als zij het vernam.'
„Ik ben zoo stom als het graf," ver
zekerde Biber snel, „gij zijt een goed
meisje, ik dank u hartelijk. Wanneer
wij getrouwd zijn, blijft ge natuurlijk bij
ons en ge zult het zeer, zeer goed
hoogacht en bemind. Aan alle deze voor
treffelijkheden van haar hart paarde zich
nog een dengd zij was zeer rijk.
Mijnheer Frans Biber, wiens voorhoofd
zich al bedenkelijk vei naar achteren be
gin uit te strekken, wiens oogen evenwel
nog jeugdig konden schitteren, beminde
haar alleen met het oog op de laatste
deugd. Had Elise geen groot vermogen
bezeten, 't zou hem heusch niet ingevallen
zijn ofschoon hij zelf zeer rijk was
zich met haar te veiloven. Dat wist ie
dereen, die hem kende, alleen zijne bruid
wist dat niet. Zij beminde haar oudach-
tigen vriend van ganscher harte en zen
hem geen slechte bedoelingen hebben dur
ven toekennen. Dat hij haar alleen
ter wille van het geld nam, dat zou zij,
wanneer men het haar gezegd had, met
verontwaardiging van zich hebben gewezen.
Frans Biber of »de oude Biber,»
zooals hij algemeen genoemd werd, want
hij was reeds 54 jaar oud bekommer
de zich over het oordeel van de wereld al
heel weinig. Dat hij vele vijanden bezat,
die zijn kras egoïsme hem had bezorgd,
wist hij maar al te goed. In het huis
van zijn verloofde bezat hij ook een niet
zeer goede vriendin, en dat wel in de per
soon van Augusta, juffrouw Bertram's ka
mermeisje. D.'ze mocht den »oudenbruids
giftjager*, zooals zij hem in haar binnenste
noemde, in 't geheel niet lijden, omdat
rij zijn werkelijk karakter geheel doorzag.
Hoewel zij reeds ia den beginne tegen
hem was ingenomen, werd dat gevoel
later tot baat verscherpt, toen Biber op
een zekeren dag de brutaliteit had, Au
gusta te willen kussen. Hij, de verloofde
van haar meesteres, wilde haar kussen
Hij was in één woord verschrikkelijk 1 De
ze beleediging vorderde wraak.
Augusta zag er zeer aardig uit dat wist
zij zelve maar al tegoed; zij was evenwel
ook een zeer braaf meisje, dat hare mees
teres hartelijk liefhad. Was dat niet 't
geval geweest, dan zou za na dit voorval
den dienst van juffrouw Bertram verlaten
hebben, na haar alles te hebben verteld.
Maar zy zweeg en behandelde den ver
loofde van baar meesteres vanaf dat oo-
genblik kort en onbeleefd. Ook jnam zij
zich vast voor, na de bruiloft van betrek
king te veranderen.
Augusta had er al in het hreede over
nagedacht, hoe zij zich over de geleden-
krenking op Biber zou wreken; er was
haar evenwel nog niets geschikts in de
gedachten gekomen.
Zij wilde niet hebben, dat ook haar
meesteres er door getroffen zou worden; die
zou zij voor alles ter wereld geen leed
lubben willen aandoen.
behalve beleefde antwoord.
„Ik dank u voor uw bescheiddat is ge
woonlijk het geval, wanneer men tevergeefs
naar iemand vraagt. Ik mag wel een kort ant
woord op mijn onbescheiden vraag verdieud
hebben, maar het is mijne bedoeling niet
geweest, om nit te visscben, waar ge geweest
zp. Wees daarom maar niet boos. Ga
maar eens zitten; ik heb u zeer veel te ver
tellen, dat wellicht allemaal voor n niet
heel aangenaam is, te meer als men de te
genwoordige nitdrnkking van nw gelaat ga
deslaat."
Edaard wist, dat zijn vriend hem nitboo-
ren wilde; hij merkte het aan bet gedwon
gen laebje, dat hem om de lipppen speelde
en den doordringenden blik, die in de anders
zoo goedige oogen lag. Maar hij was be
sloten, zich tot geen bieebt te lalen dwin-
gan en met wanhopige inspanning zijn ge
melijke stemming afschuddende, wierp hij
zich op de sofa neder en zeide
„Wees barmhartig en spreek vandaag
niet over te erg zwaarwichtige dingen; ik
ben zeer afgemat en ton mij gaarne nog
oëd weinig mst geven vóór ik afreis."
„Waarheen F" vroeg da bankier, bij wien
de nieuwsgierigheid weder voor de beleefd
heid moest wijken.
„Naar Parijs 1* was het antwoord.
„Waarom naar Parjja F"
„Voor gewichtige zaken 1" zeide Eickhoff,
terwp hij zelf over het antwoord moest
lachen.
„Onzin," zeide de bankier. „Gewichtige za
ken zijn dingen, die ge nw leven lang niet
gekend hebt. Ik hond het voor zeer on-
waarscbpljjk, dat ge juist heden geat, te
meer daar ik iets voor n te doen heb. Ge
moet naar de Heibachs gaan."
„En wanneer ik dat niet wil F* vroeg
Edaard, sterk blozend.
„Ik neem geen beding aan, ga moet
naar de Herbachs, graag of niet graag,
maar ge moet en zult er been."
„Moeten is een heel krasse nitdrnkking
ik tio er do nocdwendigheid niet van in."
„Zeker wel, mijn vriend ge moet naar de
Herbaohs en juffrouw Eva om een onder-
boud vragen."
Eindelijk kwam voor Augusta de ge-
wenschte gelegenheid, op een wijze, zooals
het goede meisje nooit zou hebben ver
langd, want die gelegenheid voerde een
zwaren slag voor haar juffrouw met zich.
Op een zekcron morgen bezocht mijn
heer Bertram zijn zuster op een zeer on
gewoon uur. Hij zag opvallend bleek
en verstoord. Nog geen kwartier bleef hij
in huis, of daar werd reeds om Augusta
gescheld. Toen deze de kamer van haar
meesteres binnen kwam, vond zij deze
luid weenend. Elise's broeder was de
overbrenger van zeer kwade berichten ge
weest. Het bankiershuis, waarin juffrouw
Bertram's vermogen wïs belegd, had ban
kroet geslagen; slechts een geringe som
kon gered worden.
//Ach, mijn God, mijn God," jammerde
Elise, nadat hasr broedsr haar had ver
laten. „Wat moet ik nu beginnen Ik
moet Frans zijn woord teruggeven de
verloving verbreken.'
Zij snikte luide en verborg haar gelaat
in haar handen. Augusta was haar ver
trouwde in dit zwaarste uur haars levens;
zij schudde voor de trouwe dienstbode haar
hart nit,
„Maar juffrouw, gelooft ge dan niet,
dat mijnheer Biber veel van u houdt F»
vroeg deze troostend. En op verachtelij-
ken toon voegde zij er aan toe„Wanneer
hij zich nu, nu het ongeluk u bezoekt, te
rugtrekt, kan hij ook geen vonk eerge
voel bezilten.»
»Acb, Augosta, het is niet edel, wan
neer ik hem nu aan zijn onder andere
omstandigheden gegeven woord bind,"
zuchtte juffrouw Elise. „Ik moet hem
zijn ring terugzenden
Het arme, beklagenswaardige meisje
brak opnieuw in tranen uit eu zag smar
telijk naar den diamanten ring, dien Frans
Biber als teeken vau eeuwige liefde en
trouw haar aan den vinger had gestoken.
Op dit oogenblik schoot er een gedach
te dooi Augnsta's breindie gedachte
kwam haar zoo komisch voor, dat ze moei
te had om niet in een schaterlach uit te
barsten.
»Kom, jaffrouw, ga een poosje liggen
en rust wat uit. Wanneer mijnheer
Biber komt, Lat ge u niet zieD, Gij zijt
aiet wel en ziet er met die roodgeweende
oogen in 't geheel niet goed uit. Ik zal
hem zeggen, dat hij morgen terng moet
komen*
„Ach, AuguBta, zoudt gij hem niet
kunnen vertelleD, welk een ongeluk ons is
overkomen F Ik zelve kan het onmogelijk
doen, het is mij te verschrikkelijk.»
„Js zeker, dat wil ik gaarne doen,»
antwoordde Augusta, zoo snel en verge-
Edaard begon bitter te lachen.
„Ge sp in de war, wanneet ge aan de
zaak geen gewicht hecht, Edaard; ik zal u
alki zoo dadelijk nit elkaar zetten, wanneer
ge msar geduldig naar mjj wilt luisteren."
„Ik zal een zeer opmerk mam luisteraar
zp," zeide Ednard spottend.
Do bankier zag hem zeer geërgerd aan;
Edoard's luim was volstrekt niet prettig,on om
hem moed tot zijne verklaring te geven
dengda ze in 't geheel niet; bij wilde deze
gelegenheid evenwel niet laten passeeren,
daar zich wellicht niet zoo spoedig we
der een passende zon voordoen.
„Wanneer ge ernstig zondt willen zp,
Edaard F"
„Ernstig F Ik wss dat nooit meer in mijn
leven dan nn; doe mij het genoegen en
begin eindelijk, Scherer, opdat die onzeker
heid ophonde."
„Het handelt daarover, dat ge onder ie
der bediBg moet vragen om de hand van
joffrouw Herbacb."
„Wat moet ik doen F" riep Ednard nit,
terwp tot vreugde van den bankier een
vlammend rood zp wangen bedekte.
„Om baar hand vragen," zeide Scherer.
„Dat zal ik wel laten," antwoordde
Eduard boos. „Ik ben n wel zeer verplicht,
Scherer, voor nw zorgen omtrent mjj; maar
ik ga Diet naar Eva Herbach."
„Ik dacht, dat ge haar gaarne moeht,"
merkte de bankier terneergeslagen op.
Edaard sprong op en ging aan 't venster
slaan.
„En wanneer dat werkelijk het geval was,
dan is dat nog geen reden, om als een e-
zel te handelen. Ik Ironw nooit. Ik zal
als jonggezel leven, sterven en daarmede,
basta 1*
Zulk een heftigheid sprak er nit Eduard's
wezen, dal de bankier de oorzaak meende
te rsden. Om gauwer achter de waarheid te
komen, seide hij„Meent ge, dat Eva
uwer niet waardig is, Edaard F"
„Mper waardig F Zij is vptigmaal te
goed voor mjj. Geef mij mijn sigarenkist
eens even i zij staat daar diebt bij n. Dank
je. Mper waardigi Gjj gunt haar toeh
zeker wel een boter man."
„Gij zijt niet, wat ge eigenlijk »p kon-
det," antwoordde de bankier op zp open
hartige wjjee. „Maar nn veront
schuldig mijn kruisvragen waarom wilt
ge niet trouwen F Uit trots F"
„Trots, neen, zeker niet 1 Maar waarvoor
sulk een lang onderhond om niets F Gaan
wjj over iets andors praten."
„Laat ons liever dit onderwerp vasthou
den. Omdat haar vader zich aan een wan
daad heeft schuldig gemaakt F Omdat zjj tegen
leed en zorgen heeft moeten strpen F Om
dat zij arm is* omdat haar positie een wei
nig minder hoog is dan vroeger, ofschoon zij
hare talenten voor zeer nuttige doeleinden
heef< aangewend F"
„Neen," herbaalde Eduard, „die afgezaagde
rsdenen zp niet de oorzaak. Ik herhaal
htt u; ik trouw niet."
Toen hield hij de zaak voor afgedaan,
stond op, schoof een raam open en keek
naar bniten,
Langtaam trok de bankier zp stoel ook
aan het venster, dicht naast den jongen man,
die zeer rood werd en over een middel na
dacht om te vlochten. Maar niets scheen
hem te willen helpen, en de bankier liet htm
niet los.
„Eduard," vroeg deze weder op den man
af, .hebt ge Eva lief F"
„Ik mag haar zeer gaarne en acht baar
zeer hoog, dat wil ik n wel zeggen," zeide
Eduard aarzelend en tegenstribbelend.
„Dan laat ik n verschoond blpven Tan
mijn verdere indiscrete vragen," meende de
bankier; „maar Eduard, ik denk, dat aan nw
onuitstaanbaar humeur de jonge dame meer
schold heeft dan ge wel bekennen wilt."
„Wilt ge zoo vriendelp zp, het gesprek
nn als geëindigd te beschouwen, want er
zp dingen
„Die zelfs een vriend niet aanroeren mag",
viel de directenr in. „Ik geef dat toe en
zal daarom ook niet verder gaan. Om u
echter eene verklaring van mp optreden te
geven, wil ik u een kleine geschiedenis ver
tellen, die ge eigenlek eerst nn nw aan
zoek had mogen te weten komen."
Daar Edaard geen enkel woord sprak,
en strak vóór zich bleef kjjken, begon
de direotenr:
„Gjj zult u nog wel dan dag herinneren,
waarop wij beiden voor dien ongelukkigen
wissel naar het hnis van overste Herbacb
zijn geweest, dal wil zeggen, ik bedoel den
tweeden dag, waarop we met do dochter
spraken en baar valsche beweringen hoor
den, waartoe man haar dat was niet
moeiljjk te zien gedwongen had. Ik
geloof niet, dat één ven ons ooit dat onder
bond zal vergeten; op mij tenminste beeft
het een onuitwischbaren indruk gemaakt en ik
valte van dien dag af een hartelgke gene
genheid voor Eva op. Hare schoonheid, baar
ellendige positie, de toon harer slem, dat
alles werkte voor mij eamen,om voor het jonge
meisje, dat aan den rand van den afgrond
slond, een innig medelijden op te vatten. Ik
hield evenwel al van dat gelaat, omdat het
mjj aan oogonblikken nit mp jongeling
schap berinnerdo en daarom sprak ik met
n, toen we de villa verlieten, op een
voor mp doen buitengewone wpe,
zooals ge u nu nog wel zult herinneren. Ik
dacht en hoopte, dat ik mij vrjj op uwe
grootmoedigheid verlaten kon, en ik heb mjj
niet bedrogen de toekomst van het meisje lag
in nwe handen, gij maaktet mp vertrouwen
niet te scharde. Gjj bewaerdet haar voor
ellende, n self voor beroow en wroeging.
Vader en dochter vertrokken. Hoe gaarne
had ik toenmaals geweien, waarheen ze gin
gen, welk plan ze voor hon verder leven
hadden gemaakt, want al was onze kennis
making nog mear van heel korten dnnr,
ik had zoo gaarne hen geholpen, maar dat
ging nn niet en zoodoende geraakten zjj nit
mp gezichtskring. Ik zag en hoorde niets
meer van hen."
„Waarde direotenr4, zeide Ednard ernstig,
toen deze een oogenblik zweeg, „sta m0 toe,
dat ik u de zaak eens ophelder gjj hebt n
een seer verkeerde voorstelling van mij ge
maakt en mjj daarbij een graad van groot
moedigheid toegedacht, dien ik in geenen
deole bezit. Was ik er in zekeren zin
niet toe gedwongen, ik had nooit zoo ge
handeld als ik gedaan heb. Eerljjk gezegd,
ik verdien nw lof niet. Spreek mü
niet meer san de betaling van den wisse),
hebben,"
„Daarin vergist ge u, oude zonda».
dacht Augusta bij zichzelve, maar z,?e'
deed ze hit nitt.
Mijnheer Biber had wederom de hand
van August* gegrepen, om haar zijn dank
mat een handdruk te bezegelen. Zij
onttrok haar hem echter snel en hief
waarschuwend den vinger omhooghaar
scherp oor had het gedruis van schreden
vernomen. Zij opende de deur en trad
de kamer uit. Aan het einde van den
gang stond haar ongelukkige meestere,
en wenkte haar.
„Hebt. ge hem de ongeluksboodschaj)
verteld P" fluisterde zij bevond. „Ik hie]j[
die onzekerheid niet langer uil; hoe heeft
hij het opgenomen
Mpheer Biber was spoedig na AugU8.
ta eveneens de kamer uitgestapt. foe
hij zijn verloofde zag, opende hij wijd en
met een theatraal gebaar zijne armen eu
riep
„Mijne Elise, mijn lief kiud&oin
aan mijn hart; daar is nw plaats y0or
eeuwig. Hoe kondet ge aan mj;
twijfelen en van mij denken, dat mijne
liefde voor jou zau weten van wankelen
of wijken I"
Augusts had nog gezien, hoe Biber zijne
verloofde stormachtig omarmdt; daarna
was zij heengegaaD, om eens naar hartelust
te schateren zij had zich gewroken en
de toekomst van haar meesteres verzekerd.
Vier weken later vond de bruiloft
plaats. Augusta verliet reeds den volgen,
den dag haar betrekking, ofschoon Elise
haar bad en smeakte, toch bij haar te
blijven. Maar August» liet zich van haat
besluit niet afbrengen, zij vond het nu
hoog tijd worden, dat zij uit Biber's na
bijheid kwam; wat haar daartoe bewoog
daarvan behoefde de jonge echtgenoote
niets te weten.
Eenige weken later ontmoette Augusla
mpheer Biber op straat. Zijn gelast
werd bijna green, toen hij het vroegere
kamermeisje zijner vrouw zag. In plaats
van met een zoet glimlachje, waarmede hij
Augnsla vroeger steeds begroette, schoot
hij nu een giftigen pijl uit zp kleine
oogen in de richting van Augusta, wat
deze met een boosaardig, Liomfeerend
lachje beantwoordde. Daarna ging hij zon
der groet voorbij. Augusta verheugde zich
uitermate erom, dat de list zoo voortrtfie-
lijk was gelokt. De sluwe vos was in
de v»l geloopen haai geliefde metsterts
was de vrouw van eeo rijk man gewor
den, wiens verlies zij zeker nauwelijks te
boTen gekomen zou zijn.
Frans Biber waagde het nooit, zijn
vronw anders dan liefdevol te behandelen.
het drijft mij het bloed naar de wangen en
blijft steeds een teer pont voor mij. Kunt
ge Diet over iets anders praten F"
„Eerst moet ik met mpe vertelling
ten einde sijn," antwoordde de bankier,
„luister verder. Ik heb u aan al deze
dingen horinnerd, om u te verklaren, waarom
ik mi) zoozeer voor de dochter van den orante
interesseer. Wanneer ik nog etn wensch
in dit leven te uiten heb, is het dit, dat
ik jonge menschen met al mijne kracht aal
mogen bptaan, om het spoor, dat bet leed in
hnn siel en bart heeft achtergelaten, te
helpen nitwissohen-
„Het is wellicht een dwaas idéé van een
ond man als ik, maar bet laat sicb msar
niet veranderen. Thomas Teiahmann was
de eerste, die mij van Eva wedsr bericht
bracht. Om alles door hem aan de weet
te komen, heb ik hem een middag len eten
gevraagd, verdroeg ep geselschap en kwam
zoodoende werkelijk veel te weten over den
overste en »pe dochtergenoeg, om op
recht medelpden met het ongelukkige meisje
te hebben, naast den vnrigen wenscb, haar
te kannen helpen. Daar ik spoedig
daarop voor zaken op reis moest, maakte
ik ook een besoek op het slot Botbenbnrg,
tnsschen twee haakjes gezegd een vsd de
mooiste landgoederen, die ik ooit heb gezien
om daar eens bij den ooden man een goe
woordje voor spe kleindochter te doen.
Ik had evengoed voor een rotsblok kannen
knielen en om medelijden smeeken.
Nooit heb ik met een mensch op aarde sn
een ellendig onderhond gehad als met dien
ouden zondaar. Eindelijk zeido ik bem
goed Hollandacb, wat ik van hem en zp han
delingen daoht en waarachtig, mp ®r^ern
en mp brntaal optreden schenen hem g
troffen te hebben- Hoe heiliger ik sp'4
des te bedaarder en oplettender luist®'
de bij naar mij.
„Ik had tot dusverre slechts van Ev» g
sproken en den overste zoo ter loops m
gesprek gemengd, «onder over zp P®'1.
veel te zeggen. Ik smeekte voor zp *1®
kind en daar dat tevergeefs scheen, "®P
hem ten laatste alle booze en bittere dingen
die ik maar eenigssioB bij elkander rapen