llium Heuss- AflTErteiliE- k Lailliiillil. aap, Zondag 7 Augustus 1898. 42sts Jaargang No. 3334. Dit nummer bestaat uil twee bladen. EERSTE RL AL). Bekenduiukiii^en. GemeenteSc hagen. Vasthouden van Eenden. De bezwaren. Rinnenlandscli Nieuws. A SCHAGE Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Bureau: SCHAOBM, Laan, Al 4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. WIKKEL. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct, Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. POLITIE. Ter Secretarie dezer gemeente zijn inlichtingen te bekomen omtrent een ge vonden rozenkrans, een bril en een zij naald. Burgemeester en Wethouders van SCHAGEN gezien art. 45 van de Politieverorde ning dier gemeente; Brengen bij deze ter algemeene ken nis, dat vanaf heden tot en met één October a.s. de eenden binnen die ge meente opgesloten of gebokt moeten worden. Nalatigheid is bij de politieverordening Btrafbaar gesteld met een boete van ten hoogste f 25, of hechtenis van ten hoogste zes dagen. Schagen, 29 Juli 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S. BEKMAN. Pe Secretaris, DENIJS. ii. Zooals wij in ons vorig artikel hebben aangetoond, ontwikkelt het wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van het Bur gerlijk Wetboek, o. a. betreffende de erkenning enz. van natuurlijke kinderen, het stelsel, dat door het feit der onech te of liever „onechtelijke" geboorte zooals men op het zedelijkheidscongres in Den Haag wilde rechten en ver plichtingen ontstaan niet alleen voor de moeder, maar ook voor den vader en het kind zelf. Dit laatste is niet meer het rechteloos wezen der huidige wetgeving door zijn geboorte erlangt het naast rechten ook plichten jegens vader en moeder, die meer bindend worden, zoo dra de erkenning op de afstamming het zegel drukt. Voor dit alles waken ver schillende wetsartikelen. De tegenstanders van het onderzoek naar het vaderschap zullen vermoedelijk hiervan is ook sprake in de memo rie van toelichting drie bezwaren doen gelden 1°. de bewijzen voor het vaderschap zijn onmogelijk voldoende te leveren 2°. er zal aanleiding gegeven worden voor schandaal 3°. de kans van afpersing, dia nu reeds geen zeldzaamheid is, zal grooter wordeD. Wij willen erkennen dat het physio- logische moment, waarop als 't ware het vaderschap begint, niet is waar te nemen. Maar zoo menige daad wordt gestraft, waarvan juist hetzelfde is te zeggen, b. v. overspel. Naast het directe bewijs staat het bewijs door vermoedens. Den rechter wordt toegestaan het te bewijzen feit af te leiden uit andere bewezen feiten, die het bestaan van het feit voldoende zeker of ten minste waar schijnlijk maken. De gevallen, in art. 329 genoemd, geven al vrijwel den weg aande uitdrukking onder meerlaat de gelegenheid open tot het aanvoeren van een bewijsmateriaal zoo uitgebreid mogelijk, terwijl dit, wanneer het door den rechter gewichtig genoeg geacht wordt, door getuigenverklaring tot vol komenheid gebracht kan worden (art. 344a). Wat nu het schandaal betreft, zij die daarop wijzen, spreken er over, alsof er heden ten dage nooit een schandaal plaats heeft. Wanneer thans een meis je ten plattenlande door een man, die haar niet wil huwen, ongelukkig is gemaakt, heeft men in vele oorden van ons va derland de zoogenaamde ketelmuziek, waarbij de meest ergerlijke tooneelen voorkomen. De stem des volks spreekt hier recht. Indien echter de vader zijn wettelijke verplichtingen vrijwillig na komt, dan wordt het feit, dat er on- echtelijke gemeenschap heeft plaats ge had, niet meer ruchtbaar dan thans, als het kind geboren wordt en de publieke opinie den vader aanwijst. Het vrijwillig toekennen van de rechten aan het kind sluit niet in zich openbaarmaking van alle omstandigheden, waaronder het kind verwekt en geboren is. Erkend moet worden, dat het pro ces zelf eenige ruchtbaarheid na zich sleept, maar dit zal een der redenen zjjn om het proces te voorkomen. Er bestaat geen dadelijke reden om te veronderstellen, dat de meeste vaders hun verplichtingen niet zullen nako men, maar al ware dit zoo, dan is het proces toch het gevolg van de weige ring van den vader, om in deze voor zijn kind te doen wat gedaan moet wor den, en moet hij dus de gevolgen daarvan dragen. In ons vorig artikel wezen wij er reeds op, dat do bepaling, vervat in art. 344a, dat alle gedingen, welke naar aanleiding van het onder zoek naar het vaderschap worden inge steld, met gesloten deuren worden be handeld, der vrouw wel eenige meerdere gemakkelijkheid bij de behandeling der zaak geeft, maar dit is tevens een waar borg voor don man, dat aan de feiten, waarover het gaat, geen ongewensohte ruchtbaarheid zal worden geschonken. Eindelijk komen wij tot de kans van afpersing. In de Memorie van Toelich ting wordt daaromtrent het volgende gezegd Mea pleegt zich gewoonlijk ten betooge èn van dit bezwaar èa van het voorgaande te beroepen op de ervaring, in het bijzonder op de ervaring, die men in Frankrijk vóór de invoering van het ver bod van het onderzoek zou hebben opgedaan. De gangbare voorstelling is deze, dat de groote en er gerlijke misbruiken, waartoe bet zoogenaamde vrije onderzoek van het vaderschap aanleiding gaf, vooral in Frankrijk, maar óók in ons land, de uitvaardi ging van het verbod noodzakelijk hebben gemaakt dat het verbod de maatschappij van een werkelijke en onduldbare plaag heeft verlost. Nieuwere onderzoekingen, in het bijzonder die van Léon Gibaud 1), hebben aangetoond, dat de be doelde voorstelling, wat Frankrijk betreft, geheel onjuist is, dat zij niet veel meer is dan een sprookje. Behoorlijke bewijzen zijn voor hare juistheid nooit bijgebracht. Men bepaalde zich tot een beroep op een rede van den advocaat-generaal bij bet Hof te Grenoble, Seevan en op de getuigenissen van Bigoï-Pbéameneu, Duveyriee, en Lahaby, bij gelegenheid van de behandeling in 1803 van den titel van den Code Civil „van bet vaderschap en de afstammeling" in het Wotgevende Lichaam. Dat aan deze getuigenissen niet de minste waarde kan worden toegekend, is door Gibaud voldingend aangetoond. Vast staat, dat in Frankrijk de vroegere rechtstoestand, volgens welken de vader verplicht was, zijn onecht kind te onderhouden, nimmer aanleiding heeft gegeven tot opvallende misbruiken of tot schandalen en afpersing in die mate, dat daardoor de algemeene aandacht werd getrokken Wat Nederland betreft, ook naar het oude va- derlandsche recht was „het onderzoek, wie met een vrouw gemeenschap had gehad en wie de vader was van haar onwettig kind, in rechte toegelaten." Het verbod is eerst, evenals de erkenning, in 1811 met den Code Napoléon geïm porteerd, en later, in het Burgerlijk Wetboek over gebracht. Ergernis over bestaande misbruiken heeft daaraan part noch deel gehad. Op de lessen der ervaring kan' hij, die schan dalen en afpersing voorspelt of daarvoor beducht is, zich dus niet beroepen; wèl daarentegen kan hij dat, die deze voorspelling overdreven, deze vrees hersenschimmig noemt. Bovendien mag er op wor den gewezen, dat het zoogenaamde onderzoek naar het moederschap èn door den Code Civil èn door ons Burgerlijk Wetboek wordt toegelaten, zonder dat zulks ooit tot bezwaren als de genoemde aan leiding heeft gegenn. Dat die wel zouden moeten worden verwacht van het onderzoek naar het va derschap, is ook daarom weinig aannemelijk. Maar al ware 't nu, dat in een enkel geval eens chantage kon worden gecon stateerd, waartegen de rechter door een nauwkeurig onderzoek toch kan waken en waartegen men zich zelf toch kan verdedigen door den betrokken persoon een proces wegens laster en poging tot oplichting aan te doen, zou dit dan een argument zijn tegen de opheffing van een verbod, dat tot zooveel wee, zooveel ellende, tot zelfmoord, kindermoord en tot bevolking der huizen van ontucht aanleiding geeft? Ook nu is afpersing mogelijk en komt herhaalde malen voor. Indien de man daaraan toegeeft, al is hij aan het feit van het vaderschap onschuldig, dan doet hij dit uit vrees voor publiciteit. De goê-gemeente gelooft toch in deze gaarne de vrouw. Als echter het onderzoek naar het vaderschap geoorloofd is, kan de in de ze bedreigde man, indien hij onschuldig La vérité sur la recherche de la paternifé, in de Revue critique de leg. et de jurisprud.,33e année. s) Verg. het overzicht der geschiedenis bij Uolenokaaff, in De Gidt, Jan. 1896, bladz. 94, vlg. is, of ten minste, omdat de vrouw een ontuchtig leven heeft geleid, niet ver plicht is het kind mede te onderhouden, zijn onschuld voor de rechtbank bewij zen. Praatjes helpen hier in het geheel niet. en indien het blijkt, dat de vrouw, met het doel om afpersing te plegen, den verkeerde als vader aanwijst, dan is toch de strafrechter daar om haar de gevolgen daarvan te doen ondervinden. Ten slotte zouden wij nog een argu ment tegen de wet kunnen noemen, dat der mogelijke rechterlijke dwaling. Het getuigenbewijs, aldus redeneert men, is in deze niet te vinden, de rech ter moet dus op het indirecte bewijs afgaan en kan zich dan ter goeder trouw vergissen. Maar is dit niet bij alle an dere rechtsgedingen het geval, waarbij, bij gebreke van het directe bewijs, het indirecte wordt erkend En laten wij nu nog op iets wijzen, waarmee ook zeker rekening moet wor den gehouden. Het verbod van het on derzoek naar het vaderschap kwam tot ons met den Code NapoléoD, die op meer dan een plaats het recht van den sterk ste, en dus van den man, predikte. Hoe wel de Fransche revolutie erkend had, dat de vrouw krachtens haar persoon lijkheid volledig mensch was, had Napo leon toch voor haar een superieure min achting. Gewoonte, zeden, godsdienstige dwalingen hebben 't hare er toe gedaan, om de positie der vrouw maatschappelijk beneden die van den man te doen zijn en het egoïsme van den man heeft haar maar zelden vergund, de vleugelen uit te slaanzij is de instandhoudster van zijn eerwaard geslacht en de inspectri- ce van zijn linnenkast, terwijl het ongehuwde meisje, rustig moetende aanzien, dat de ongehuwde man zijn wilde haver uitzaait, indien zij slechts eenmaal valt, uitgesloten wordt uit de maatschappij, vaak al dieper wegzinkt tot zij in 't ende „In een onpeilbren afgrond nederstort waar rouw en ziekten, honger en ellende, „Gelijk zoovele helsche duivels haar vastklampen en betwisten aan elkartr." „Rechters zijn ook mannen", antwoord de ons eene dame, wie wij het bezwaar der dwaling voorlegden„zij zullen in deze geen vonnis vellen, tenzij de indirec te bewijzen krachtig genoeg zijn om dit te wettigen." Indien wij nu resumeeren, dan bren gen wij hulde aan dezen Minister van Justitie, dat hij den moed heeft gehad dit groote vraagstuk onder de oogen te zien. Waar De Maasbode onlangs aan het „Ministère der sociale rechtvaardig heid" verweet, dat het nog niets anders tot stand had kunnen brengen dan de wet op de afschaffing der dienstvervan- ging en de wet op den leerplicht, wij zen wij er op, hoe de minister Cort van der Linden, door het indienen van zijn wetsontwerpen, waakt voor de belangen èn van het verwaarloosde èn van het onechtelijke kind, waarbij het begrip van sociale rechtvaardigheid op den voorgrond staat. In 1880 werd een Staatscommissie tot herziening van het Burgerlijk Wetboek in het leven geroepenhaar taak is later in 1887 overgenomen door een commissie van vijf leden en nu zijn wij reeds 10 jaren verder. Bij de be handeling van de Begrooting van Justi tie, wist dan ook de afgevaardigde voor Haarlem, Mr. Rethaan Macaré, uit te rekenen, dat het wetboek in 1900 onge veer gereed zou zijn, hoewel er nu de zer dagen door Het Centrum geklaagd werd, dat er voor de Tweede Kamer te veel werk kwam, is het toch in den minis ter te prijzen, dat hij tot een partiëele herziening zijn toevlucht heeft genomen, ten einde sociale ongerechtigheden op te ruimen, die anders nog jaren lang zouden moeten hebben bestaan. Het was genoeg voor den minister, dat het volksgeweten verzet had aangetee kend en uit naam der gerechtigheid en uit naam der zedelijkheid recht vroeg ook voor het onechte kind, om de hand aan den ploeg te slaan. Wordt het wetsvoorstel tot wet ver heven - en daarop bestaat alle kans, waar het geen partijwet is dan zullen de sociale gevolgen zegenrijk werken. In het gedenkwaardige j«ar, waarin liilda van Suylenburgverscheen en de tentoonstelling van vrouwenarbeid te 's-Gravenhage wordt gehouden diende deze regeering een wetsvoorstel in, dat aan een onrecht, dat bijna een eeuw oud is, een einde zal maken en tevens aan naamloos lijden en wee. Al zou zij ook bezwijken in den strijd, die van clericale zijde na de huldigings feesten met kracht tegen haar zal wor den aangebonden - tot na September heeft dr. Kuyper baar het leven gegund - deze regeering heeft de eer, te dur ven doen, wat voor haar niet één kabi net durfde ondernemen. Het recht van den sterkste moet wij ken voor het hoogere begrip van sociale rechtvaardigheid Vergadering van den Raad der gemeente Haringcarspel op Woensdag 3 Aug. 1898; tegenwoordig alle leden. 1. De vergadering wordt door den Voorz. geopend, waarna de notulen van het verhandelde in de vorige vergade ring worden voorgelezen en goedge keurd. 2. De heer W. de Jongh, den 28 Ju ni verkozen tot lid van den gemeente raad eu wiens geloofsbrieven in de vori ge verg. zijn goedgekeurd, wordt hedeu in die betrekking beëedigd en neemt daarop zitting in deze veig. 3. Andermaal wordt ter tafel ge bracht het in eene vorige verg. aange houden adres van K. IJ ff o. s., houdende het verzoek, in to trekken de benoe ming van A. Smit als telephoonkantoor- houder. De Voorz. zegt, dat de Raad niet be voegd is, de benoeming in te trekken en stelt derhalve voor, het adres voor ken nisgeving aan te nemen, waartoe wordt besloten. 4. Worden voorgelezen en voor ken nisgeving aangenomen dankbetuigingen van mej. De Winter en den heer Plaats man voor de hun toegekende gratifica tiën. 5. Hierna wordt overgegaan tot het opmaken van een voordracht van vier personen ter benoeming van twee zetters voor 's Rijks directe belastingen in deze gemeente, ter voorziening in de vacatu re welke op 1 Jan. a. s. zal ontstaan door periodieke aftreding van de heeren WGovers en J. Schoorl. Nevens de aftredenden worden op de voordracht geplaatst de heeren JV. Kees- om en IV. de Jongh. 6. Wordt voorgelezen een schrijven van den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid dato 16 Juli j.1. no. 2195, luidende als volgt: Ik heb de eer U mede te deelen, dat met het voorgestelde personeel en de lokaliteit voor den telephoondienst genoegen wordt genomen. Mitsdien zal overeenkomstig mijne beschikking van 12 Mei j.1. no. 1466 tot de vestiging van een Rijkstelephoonkantoor te Ha ringcarspel worden overgegaan. De kosten van instructie van het thans aangewezen personeel komen voor rekening van het Rijk. Bij verwisse ling van personeel behooren de kosten van instructie, alsmede die vallende op de eventuëele verplaatsing van het kan toor door de gemeente te worden ver goed. De Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, (Was get.) C. Lely. De Voorzitter zegt, zich te hebben verbaasd over dit schrijven, wijl door het Gemeentebestuur van de benoeming nog geen kennis is gegeven. Daarmede is gewacht tot na de behandeling van het protest tegen de benoeming van Smit Voor kennisgeving aangenomen. 7. Wordt gelezen een schrijven van H.H.Ged. Staten dezer provincie,houdende het verzoek vóór 15 dezer te berichten of naar het oordeel van den Gemeente raad uitbreiding moet worden gegeven aan de voorwaarden, door den Minister van W. H. en N. vastgesteld voor het rijden met motorrijtuigen langs Rijks wegen, bijaldien Ged. Staten bepalingen wenschen vast te stellen voor het rijden met dergelijke rijtuigen langs de andere wegen in de provincie. Na voorlezing van de door den Mi nister vastgestelde bepalingen wordt be sloten te berichten, dat daaraan voor het berijden der overige wegen geen uit breiding behoeft te worden gegeven. 8. Behoudens goedkeuring van H. H. Ged. St. wordt besloten, uit den post voor onvoorziene uitgaven der begrooting voor 1898 te betalen: Bijdrage aan de feestcommissie voor de aanstaande Kroningsfeesten f 50. Gratificatie aan Mej. De Winter 25. den heer Plaatsman 70. Kosten van rattenverdelging 146.30 Voorts over te schrijven uit den post voor onvoorziene uitgaven op den post: jaarwedde van den Burgemeester, het bedrag ad f 50.--, waarmede die jaar wedde is verhoogd. 9. De rekening van het algemeen burgerlijk armbestuur dezer gemeente over 1897 wordt onderzocht, met de bescheiden vergeleken en goedgekeurd tot een bedrag in ontvangst op f 2428.62 in uitgaaf op 2156.12 derhalve meteen batig saldo van f 272.50 10. Bij de gewone rondvraag door den voorzitter, merkt de heer Govers op, dat een gedeelte van het voetpad van Dirkshorn tot Kerkbuurt noodzakelijk moet worden beschoeid, teneinde te voor komen, dat het straatje wegvalt. De voorzitter zegt, hierin reeds te hebben voorzien. Voorts vraagt de heer Govers of het niet wenschelijk zou zijn, de in gezetenen te herinneren aan de verplich ting tot het vasthouden van eenden in den oogsttijd. De voorzitter belooft, de daaromtrent vastgestelde bepalingen van de politieverordening door middel van aanplakking aan de verschillende borden bekend te zullen maken. De heer De Jongh vraagt, of de boomen in Kal verdijk het eigendom der gemeen te zijn en op het bevestigend antwoord van den voorzitter geeft hij in overwe ging, die boomen öf af te bollen, of door anderen te doen vervangen. Die boomen toch staan dicht aan den waterkant en hellen naar de sloot af zoodat er wel eenige vrees bestaat, dat ze met een storm zullen omwaaien. Overeenkomstig 's voorzitters voorstel wordt besloten, de bedoelde boomen te gelegener tijd af te bollen. Ten slotte wordt nog op bet voorstel van den voorzitter met algemeene stemmen besloten, aan den veldwachter J. Wardenaar eene gratifi catie van f 10.toe te keDnen voor zijne bemoeiingen bij de rattenverdel ging en ook dit bedrag behoudens na dere goedkeuring te voldoen uit deu post voor onvoorziene uitgaven. De vergadering wordt hierna gesloten. Bij het laatst gehouden examen is geslaagd voor de hoofdacte de heer D. v. d. Sluisonderwijzer te St. Pancras. Den 1 dezer vergaderde het Bestuur van het Onderling Yeefonds te Haringcarspel. Over de maanden Mei, Juni en Juli waren verzekerd 1328 runderen de omslag werd bepaald op 53 cent per rund. De schade bedroeg f695.49 voor 10 runderen. Het kantoor van 's Rjjks belastingen te Anna Paulowna, zal vooreerst geopend zijn op Maandag, Dinsdag en Donderdag. In het begin dezer week werd ten huize van den heer Brui* te Zijdewind eene algem. verg. gehou den van de „vereeniging tot bevorde ring van trouw schoolbezoek." De heer Baashoofd der school te Zijdewind, leid de als voorzitter de vergadering. Na het behandelen van verschillende punten kwam aan de ordeeen te hou den schoolfeest. Met 10 tegen 6 stemmen word bepaald, eene prijsuitdeeling te houden, waarvan de regeling overgela ten werd aan het Bestuur van genoem de vereeniging. AMSTERDAM, 3 Augustus. Bij den intocht van H. M. de Koningin zal de stoet in hoofdtrekken zijn samengesteld als volgt: 1. maréchaussées; 2. huzaren; 3. rijdende-artillerie; 4. vesting-artillerie; 5. koloniale reserve; 6. mariniers 7. grenadiers en jagers 8. matrozen 9. de schutterij van Amsterdam. Vervolgens het eerste deel van de eere-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1898 | | pagina 1