Gebochelde Liesje.
Gemengd Nieuws.
V 1 W A W TWS.T I
Anderen daarentegen vijlen de tanden pun
tig.
Bijna alle neger» verven zich. Rood, geel,
wit eu zwart zijn daar de meest gelief
koosde kleuren.
De oogleden wordan meeat geel, de ar
men met eene witte streep en de botst
met oen zwarte en roode streep gekleurd.
Nstuurlfjk wordt er nog op vele andere
manieren geverfd. Dit alles te omschrij
ven zon me te ver voeren. Wel kan ik
nog meedeelen, dat oogleden, armen en
borst bij de mensen de plaatsen zijn om
te verven. De vrouwen doen haar best om
haar zwatte kleur ta veranderen- in rood
bruin, door zich in te smeren met olie en
oker.
Nu nog een praatje over zandvlooien.
Dat zijn andere vlooien, dan die gewone
huis- ot tuinvlootjes uit het Noorderkwartier.
Zandvlooien zijn kleine, bruine diertjes
die ongemerkt in den voet, meestal onder
of om de oagels inboren tusschen vel en
vleesch, met het doel daar eieren te leg
gen. Na 12 nur ongeveer begint die plaats
te jeuken. Een zwart stipje, omgeven door
wit vel, duidt de plaats aaD, waar het
diertje zich bevindt. Wij laten ze dan zoo
spoedig mogelijk verwijderen door onze
jongens (elke blanke der A. H. V. heeft
een zwarten bediende) en de .wond geneest
spoedig.
Sommige negers laten ze maar stil zit
ten, omdat 't uithalen hen te pijnlijk is.
De vloo dringt dan natuurlijk al dieper
in het vleesch, en er zijn negsrs, die daar
door hunne teenen hebben verloren.
Wij trachten ona te beschermen door
kousen en hooge rijgschoenen te dragen,
doch onze zwarte natuurgenooten loopen
evengoed barrevoets.
Wij Hollanders staan bij de negers op
een wit blaadje aangeteekend. Sommige
negers willen bepaald vrienden van mij
zijn. Ze weten, dat wij zijn van Fnmen-
tango en Eumentango ia overal bemind.
Daar waar Boe le Matadiof de Co-
mander of de S. A. B. slecht worden
ontvangen en bun booten worden bescho
ten, daar kunnen veelal de booten van
Fumentango vrij passeeren en vaak ook
nog levensmiddelen koopen of krijgen.
Mijn employé vertelde mij hiervan een
staaltje, op de Boven Obanghi voorgeval
len. Hij werd n.1. aan wal gezonden om
rrires te koopen van de Degers. Een Com
mandant van de Congo Francais vergezel
de hem om viires te koopen voor de on
der zijne bevelen staande manschappen.
Aan wal gekomen, mocht de eerste wel en
de laatste niet uit de kano komen en
beiden werd beduid, zoo spoedig mogelijk
wat overdrevanOnze cultaar is toch nog
een weinig oader dan de Amerikaanache.
Bovendien (rouwen de geldmeisjes uit dat
zoo geroemde Amerika dan toch maar gaar
ne met onze jongens.*
Hammer knikte. „Dat is ook zaken doeni
Zij hebben altoos nieuw vreemd bloed noo-
dig. In stilte houden ze ons evenwel voor
ezels. Kijk maar eens naar hnn spotcou
ranten. De Dnitsoher is daar altoos als
een arme drommel afgebeeld, grof, met
vierkante schoaders, ijselijke vuisten en
dikke, kromme boenen. En men zegt im
mers, dat de aristocratie zich uitbeeldt in
slanke, fijne vormen 't is precies 't on
derscheid als tusschen een renpaard en een
werkpaard.*
„Een renpaard is gewis een edeler dier 1"
riep de generaal, „maar een werkpaard
veracht ook het werkpaard niet, mijn bestel
Waarachtig,* viel hij lachend uit, „een
merkwaardige ruiling van de rollen- De
industtiëel prijst het luxe paard en de ge
neraal der ruiterjj neemt den werkzamen
bruin in bescherming.*
Majoor von Randen had tot dusverre
geen aandeel in het gesprek genomen. Geen
woord evenwel was hem er van ontgaan.
Hij wist wel, wien die speldeprikken van
Hammer golden. Terwijl deze den Amerikaan-
sohen geest een plnim gaf en de Daitsche be
krompenheid bespotte, had hij het oog op de
weigering van baron von Rauden om zijD
landgoed aan Hammer te verkoopen. Dat
mensoh daar scheen niets heilig te zgn dan
het geld, dat bij in zgn rusteloos bezig-sjjn
had opgehoopt. Medegevoel, vaderlandslief
de, de natuurlijke gehechtheid aan de
plaats waar men geboron was, noemde hg
domheid on dwaasheid. Elk zijner woor
den trof den majoor von Randen als een
sweepslag. Hij was boos op siohteif, dat
bjj zich door dien koelen, alles berekenen
den man liet opwinden, maar zijn woelige
gevoelens waren sterker dan zgn verstand.
Zonder het zelf te weten, was bij opge
staan, met wijdgeopende oogenen rood ge
laat, en was soo op Hammer toegegaan. Zij
ne hand had hjj op de tafel, waaraan dese
sat, geslagen, zoodat alles er op trilde en
te vertrekken, daar anders hun leven ge
vaar liep. Als Fumentango terugkomt, »ls
Comauder weg is, dan kunt gij plenty
krijgen, zells zonder boUliug, maar nu
niets, werd hem beduid. Hiar zijn de ne
gers niet zoo „wild», maar „boven' schijnt
het menschenvleesch nogal in den smaak
te vallen. Liter za! ik daar moor over
schrijven. Ik ken de taal nog te weinig
om de lui daaromtrent goed to kunnen
interviewen.
K.
is een afgehakt stukje koperdraad van 27
c. M. lang, dat tot betaalmiddel di«nt.
(-). is de naam van den chef der A. H. V. en
beteekent „zonneprins."
is Etat Inde-pendant du Congo.
(4). ia Congo frangais.
is Socitf An. dc la Belgique.
Het is duidelijk, dat de ambtenaren bedoeld
worden van de onder 25 verklaarde benamingen.
O—O
VERVOLG.
Henrietto had gelijk gehad, zij kon mij
onmogelijk compromitteeren en ook
niet door mij gecompromitteerd worden.
Ik had haar voorgeslagen, mjjn atelier
eens te bekijken en op een Donderdag
kwam ze voor het eerst. Ik zie haar
nog voor me, door het trappen klimmen
met oen blosje op do wangen, in haar
wijden mantel, dien zij altoos droeg. Vóór
dat zij er was, had ik alles, wat ik maar
als studieteekening bezat, zorgvuldig in
een map gesloten. Zij verliet het atelier
in het vaste geloof, dat ik een van die
schilders was, die hun leven lang niet
anders dan landgezichten enz. teekenen.
Over kunstenaars en het leven van kun
stenaars had zij zeer kleinburgerlijke
idééën en ik vermeed het, daarover met
haar te spreken.
In haar kuischheid.toentertijd noemde
ik het preutBchheid, gerustgesteld
over mijn richting, zocht ze mij bij mijn
arbeid door welgenaeenden raad te hel
pen en wanneer ze dan zoo onbevan
gen en ten volle overtuigd van hetgeen
se zeide, tot mij opzag, dan overkwam
mij het verlangen, haar als een klein
zustertje teeder te kussen en te lief
kozen.
In den voorzomer, in den langen
winter zag Henriette er bleek en moe
uit, sloeg ik haar voor, eens 'samen
uit te gaan naar het bosch. Ik koos
daarvoor het bosch van St, Dénis, dat
toenmaals meer dan nu op eenzaamheid
rinkelde. En terwijl de majoor sprak, werd
alles stil en sneed zgn gelnid scherp en fel
door die stille.
„Gij sohijnt Amerika goed te kennen,
mijnheer Hammer t* begon hij, terwjjl hij
zijne oogen in het gelaat van zgn tegen
stander boorde. „Zijt ge er soms ge
weest
Hammer kromp onwillekeurig bij deze
woorden ineen. Hg zag den majoor wal aan,
maar Bloeg de oogen dadelijk weer neder.
Zijne hand speelde met zgn glas, dat voor
bem stond en waarin de gonden paarlen
opstegen.
„Ik ben niet gewoon over «aken te spre
ken, waarvan ik geen verstand heb,* ant
woordde Hammer norseh, „zeker, ik ben in
Amerika geweest
„En mag men n vragen, wat ge daar
gedaan hebt P* ging de majoor met forsche
stem voort. „Want nw enorme rgkdom
heeft zgn oorsprong toch daar gekregen?*
Hammer lachte gedwongen. „Gedaan?
Daar ZakenI Wat anders? Overigens
zal dat hier wei niemand belang inboeze
men l* De majoor liet de tafel los en deed
nog een paar pas voorwaarts.
„Gij vergist u, mijnbeer! Wij hebben
hior bij de vele vooroordeelen, die ge hebt
genoemd, ook nog dat, dat we gaarne we
ten, met wien we aan tafel zitten.* Hij
wendde zioh tot den generaal. „Pardon,
excellentie, mag ik u even wat zeggen
Generaal von Uringen stond dadelijk op.
Het was hem hoe langer hoe benauwder
geworden.
Maar Hammer hield bom terng. Uit zijne
oogen sohoot een hooze straal, terwjjl zgn
gelaat doodsbleek geworden was.
„Wanneer ge zijne Excellentie ie s over
mg zeggen wilt, mgnhesr de majoor von Ran
den,* riep hg lnide, „zeg het dan ten minste
zoo, dat een ieder en ook ik het hoore 1
Ik heb voor geen enkele daad het daglioht
te sohnwen. Maar wees op nw hoede,
dat ge mg niet beleedigt 1 Ik heb nog
nooit een enkele beleediglng ongewroken ge
laten.*
De majoor haalde de schouders op. „Ik
weet nietwat gg onder eene beleedigiog
kon bogen.
Het was prachtig buiten in Gods
wereld de natuur ontplooide
haar toedereu luister; geen menech zagen
we bgna, en als was het alleen ons ei
gendom, zoo eenzaam wandelden we
door de schoone lanen. De weg, dien
we langs gingon, was wat steil on zoo
doende bood ik Henrietto don arm, om
haar het gaan gemakkelijk te maken.
Zij leuudo licht op mij on ik vroeg al
voortgaande
„Nu, gevoelt ge u nu wel, Henriette,
zijt ge tevreden
„Tevreden? Gelukkig ben ik!"
„Ja, go verdient hot, gelukkig te zijn,"
meende ik daarop. „Zoo goed en zoo
lief als gij zijt, is niemand ter wereld."
Ik weot niet, wat alles ik nog
meer heb gezegd, ik voelde haar
naast mij en mijne verbeelding ging
met mij in hooger sferen, ik
gevoelde behoefte, haar vreugde te be
reiden haar den dag onvergetelijk
te maken ik sprak haar telkens we
der en weder over hare voortreffelijkhe
den en hoe lief en dierbaar zij mij was.
Toen wendde zij eenmaal haar hoofdje
tot mij on in hare oogen zag ik een
blik, een uitdrukking, die ik daarin nog
nooit had gezien, .die ik als kunstenaar
en man maar al te goed kende. Ik
zag haar mooi haar, haar heerlijke teint,
maar ach, ik zag ook haar
bochelWaarom was ze ook mismaakt!
Ik ontwaakte als uit een droom. Hen
riette was weer voor mij „gebochelde
Liesje* geworden voor de
rest van den dag wilde de goede stem
ming niet meer over ons komen.
Mijn vriend zuchtte diep en ging dan
met zijne vertelling voort, terwijl hij met
de hand over het voorhoofd streek:
Ik was toen nog zoo jong, zoo on
ervaren en de onverschilligheid, die
Hemiette bij de volgende ontmoeting
voor mij aan den dag legde, bracht me
op een dwaalspoor en deed me geloo-
ven, dat ik me ook de vorige maal
had vergist. Juist in dien tijd had ik
de mooie vrouw weder bij den beeld
houwer gezien. Ik zal hier niet te
lang bij stil staan, maar u alleen maar
zeggen, dat ik geheel onder de betoo-
vering dier vrouw stond en geen eigen
wil meer had. Bij haar vond ik niets
van dat geduld van Henriette; onbe
kommerd over mijn arbeid, gebood en
beschikte zij over mij, op ieder uur
van den dag kwam ze in mijn ate
lier en dan was het voorbij met vlijtig
werken, ik moest met haar mede en
wanneer ik een enkele maal tegenstrib-
verstaat. Ik constateer alleen, heeren, dat
deze heer in Amerika agent was voor een
landeompagnie; dat hg Daitsche boeren, zgn
landslieden, naar onvruchtbare disttieten
zond, die hg aangekooht had, om met hnn
lieve geld grootere ondernemingen op ge-
toavt te zetten. De meesten zgn daar te
gronde gegaan. Hnnne spaarpenningen bU-
ven evenwel in de banden van den heer
Hammer, den deelgenoot van de landeompag
nie. En derhalve, mijnheer Hammer er
is een genrtje aan nw geld."
Doodstil was hat nu in de met msnsohen
gevulde kamer. Ferdinand Hammer was
van zgn stoel opgesprongen, als wilde hg
sioh op den majoor storten. Maar iets «on
derlings hield hem terag. Bg wist, dat het
geen hem daar openlgk in het gelaat ge
slingerd was, waar was: zgn rgkdom had
hg op de inohtan en jammerkreten van
anderen gebonwd. En de woorden van
den majoor deden hier, waar bg niets van
dat alles bekend geloofd had, de gestalten
van het verleden voor zgn geestesoog op
stijgen. Mannen, vrouwen, kinderen zag hij
dan ook voorbggaan, eens zich vol ver
trouwen tot hem, hnn landsman, wendende,
dan, hoe hjj hen in de ellende dreef »n hoe
eg daar jammerden en ten ondergingen.
Hoe wist majoor von Randen dat alles
Ah, zeker had hg inlichtingen over hem
gevraagdondersoek naar zgn vroeger leven
gedaan, om bet lang begraven verleden op
te roepen.
Met een vloek stiet hg het glas champag
ne, dat hg in zgn hand bad, tegen de tafel
stuk,waardoor de parelen van den wgn wgd
rondsprongen. De droppels vlogen over
Hammer's jas, gezicht en haar. Hg merk
te hot niet. Hg voelde het niet, dat een
glasscherf hem de hand had bezeerd, zoodat
hg bloedde. Als in een nevel zwom alles
voor zgne oogen, terwgl de gelaatstrekken
der omstanders doodsbleek sioh afteekenden.
Hg zooht naar een woord, dat de belee
digiog in dubbele mate zou kunnen te
ruggeven, maar hg vond er geener zat
hem iets in de keel, zoodat hg slechts
stamelend eenige woorden kon nitbrengen.
En plotseling gaf hg de tafel een stoot,
belde, dan gaf het scène op scène.
Henriette zag ik in dien tijd zeld
zamer hot was, alsof zij er erg in
had, wat er voorviel, terwijl mij een zo-
ker iets terughield, haar van mjjn
nieuwe kennis te spreken. Ik giog niet
meer zoo dikwgls naar haar toe en
verzocht haar ook niet moer, in mijn
atolier to komen.
Ik weet niet, welk govoel mij er toe
drong, aan mgn schoone gebiedster niets
van mijn vriendschapsidylle te vertellen;
dat zij schoon en bekoorlgk was, dat
wist ik wel, maar of zg ook zoo goed
was, dat wist ik niet te zeggen.
In stilte maakte ik er mg verwijt van,
mgne treurige kleine Henriette zoo te
veronachtzamen en op een dag, toen mg
ne schoone vriendin mg gezegd had,
dat zg niet komen kon, verzocht ik
Henriette, bg mg te ontbijten. Ik
smachtte naar haar rustige en altijd de
zelfde vriendelijkheid, als naar een dronk
frisch water.
Henriette kwam ook; zg vertelde mg
al de kleine gebeurtenissen van haar
dagelgksch leven en schoen mg daar
door te willen toonen, dat ze niet boos
op me was.
Maar, het toeval zou andere dingen doen
gebeuren Bg het openen van een
album gleed er een blad uit, waarop ik
mgn geliefde als nimf had geschil
derd, niet op realistische wijze, maar toch
in alle schoonheid en ie al den trots
harer bekoorlgkheden zg leg
de die voor mg en ik zeide„Het
is een studie naar een Itali-
aansch modelvan een schilde
rij
„De teekenmg is mooien
deze vrouw is heel mooi," zeide zg met
lichte verlegenheid. Zg scheen met
zichzelf in strgd te zgn, nam het blad nog
maals in de handen en herhaalde „Zeer
mooi ja zeer mooi."
En dit woord „mooi" had in den mond
van de mismaakte zulk een smartelgken
klank, dat ik met heftige 6pgt degver-
zucht van het arme wezen er uit hoorde.
Zg begreep uit dit beeld voor de eerste
maal, welk een groote maoht schoon
heid is en kwam tot 't bewustzijn, wat zg
daarvan eigenlgk miste. Zg soheen te
sidderen en haar blik richtte zich met
een stille bede op mg.
„Gg zgt goed en vriendelgk, Hen
riette!" riep ik onwillekeurig...
Zg schudde het hoofd en legde do
teekening neder. Goed, vriendelgk
wat was dat tegenover dat ééne,
wat haar ontbrak P
Ik zat naast Henriette, ik streelde
zoodat glazen en flaisohen op den grond
stoven en ging, strak voor zich uitziende,
ast wankelende schreden ais een dronken
men naar de denr.
In dit oogenblik (raden, mevrouw von
Rauden en Cbarlotte, door Arno en Wenkel
gevolgd, binnen. Eén blik op het bleeke,
met kond zweet bedekte gelaat van haar
oom, zeide Charlotte, dat hier iets moeit
zgn voorgevallen. Zg snelde haastig op
hem toe.
„Mgn God, oom, wat scheelt n
„Mg Niets 1 Niets riep hg nit, baar
terzgde duwend. „O, die bond, die
hond! Vernietigen zal ik hem, vernietigen!*
Hg wilde de deur openen. Maar de kracht
verliet hem. Met een kreet van woede
Tiel bg tegen den wand aan.
Arno en Cbarlotte sprongen toe.
„Mgnheor Hammer, wat
„Oom i Ge zgt ziek 1*
„Ziek 1" mompelde hg voor zich heen, zioh
aan dat woord vastklemmend, dat hem ala
eea verontscholdiging van zgn vinoht kon
dienen. Ziekt Ja, ja, ziekt Maar - ik
zal spoedig weer gezond zgn t En dan
slechts eerst weg van hier t Weg
De hond i De hond I"
Door Charlotte ondersteund, ging hg
naar buiten. Buiten zag het meisje Arno
smeekend aan. Hg begreep haar
en haastte sioh, een rjjtnig te bestellen. Hg
zelf keerde ook niet meer naar de zaal
terug. Bat soheen hem onmogelgk, Char
lotte met den zieken man alleen te laten. Zoo
namen zg beiden tegenover Hammer in het rg-
tnig plaats, nadat hg de boodsohap gege
ven hed, het paard, waarop hg gekomen was,
naar Tannwald te brengen.
Het was een stille tooht naar huis. Ham
mer zat in elkaar gedoken, bgna onbeweeg
lijk; slechts nu en dan kwamen er doffe
en dreigende geluiden over zgne lippen en
zgn lichaam sohokte, ais door een hevige
koorts aangegrepen.
Zullen we maar een dokter halen?"
herhaalde Arno zgn vraag, die hg bg het
j^aPPen Tan bet rgtuig reeds godaan
Hammer richtte sioh met oen ruk op. Zgn
hare handen en trachtte zoete woordjes
te vinden, om het jonge meisje gorust
te stellen, zonder toch to laten merken,
dut ik hare gedachten geraden, haar ge
heim doorzien had Hoe kwam
hot, dat ik het openen der deur niet
hoordo Plotsoling stond mijno
schoone vriendin in hot atelier. Zij zag
slechts, dat ecu vrouwelijk wezen naast
ine zat, keek niot nauwkeuriger toe on
mot grooton hartstocht riep zg uit
„Geneer je nietDat noemt go
dus werken torwgl ik weg ben
de juffrouw helpt u zeker bg uw schil
deren
Henriette staat bleok en bevsnd op,
herkent in de dame het origineel der
teekening, die zij zooevon hoeft gezien
Alles wordt haar duidelgkbran
dend rood stijgt haar in hot gelaat,
zg slaat vlug haar mantel om.
De jonge vrouw heelt oogenblikkelgk
het gebrek van haar zoogenaamde me
dedingster ontdekt zg is zichzel-
ve nauwelgks meester van toorn,
om een bochel ontrouw to worden
wat een schandeTevergeefs
tracht ik haar gerust te stellen, haar
duidelgk te maken, dat Henriette mgn
vriendin, een zuster voor me is, die
aohting en respect verdient het
helpt niet
„Een vriendin een zuster -
werkelijk PWaarom hebt ge dan
nooit met mg over haar gesproken. Voor
zoo goedgeloovig moet ge me niet hou-
den ik wensch u geluk met nw
smaak ha! ha!"
Zonder een woord, zonder een po
ging te doen om zich te rechtvaardigen,
had Henriette het atolier verlaten. Ik
wist, dat ik haar nooit weer zou zien
ik stormde haar na, haalde haar in
greep haar beide handen.
„O, liefste, beste vriendin, vergeef
me ik kon u niet vertellen
u niet zeggen u bekennen
ik ben buiten mezelf wat gelooft
ge deze vrouw
Ik was in staat, een leugen te zeg
gen. Zg viel me in de reden.
„Sst! Lieg niet ge zgt vrg
deze vrouw heeft rechten
op u ik begrgp hare verwon
dering, ofschoon haar gverzucht mij
heel overbodig toeschgnt. Adieu, mgn-
heer Ferrar. Ik heb geen recht, toornig
op u te zgn.
Mijne oogen vulden zich met tranen
ik wilde Henriette niet voor
liegen, ik sprak van onze vriendschap,
die reeds zoo lang bestond
maar zij zag me slechts met haar groo*
handen balden cioh tot vuisten.
„Ge gelooft seker reeds, dat ik al op
sterven lig Een eoberp ltobje kwaa
er over zgne lippen „01 Gg eult zien.
hoe taai de onde Hammer is. Hoe taai 1
Verpletteren iel ik ie, verpletteren, allen I
allen Dien'geheelen bedelaarstroep
Daarna werd hg weer;stll en verviel opnieuw
in zgne overpeinzing. In Tannwald gekomen,
ging bg dadelgk naar zgn kamer, zon
der goedennackt te zeggen. En laog nog
hoorde Cbarlotte, die boven zgn kamer
sliep, zgne zware schreden dreunen.
Iets als vrees voor de toekomst maakte zich
van het meisje meester. Eensaam en verlaten
gevoelde zg zich in het groote, stille hois. Een
diep» kloof scheidde haar van haar oom, en
Arnohg minachtte haar zoo, dat hjj
het niet eens voor noodig hield, de gewo
ne beleefdheidsvormen tegenover haar in
acht te nemen. Hg had niet eens met hiar
gedanst.
Esn diepe, sngdende smart deed haar hef
harte trillen, terwgl ze tegen het vensier
iennde en in de dniaternis naar buiten
keek. Boiten viel in groote druppels h
regen rsn den hemel en kletterde, door den
wind gedreven, tegen het venster en trom
melde eentonig op de paanen van het dak'
En te midden van dat eentonig geruisch
steeg voor haar oog Arno'z gelaat o]
bleek en vol bittore verachting, «ooali '9
bet voor sioh gezien had toenmaale, 10,0
sg hem de boodsohap van Luey had overge
bracht.
Innig medelgden mot hem vervulde ha»*
siel.Ook hg was alleen, eenzaam als sö
Niemand, die hem een woord van trooe
toesprak, niemand, evenals bg haar.
Hoe innig lief had sg hemHoe liof
HOOFDSTUK XII-
De dag granwde nanwelgks, toonJrfc
na een onmatig doorgebraohten ozcbt>
trap in het slot Tannwald afsteeg, o"
eersten rondgang door de versohillend®
len te ondernemen- Tot sgn BrooJe uD.
wondering vond bg in den paardenstal
heer Hammer reed», terwijl hg den koe
luide een diohte oalèohe bestelde voor