Vallende bladeren.
(o)
Een koude, noordoosten wind sneed
door het park; hij deed de jalonsieën en
vensters van het eenzame hoerenhuis
schudden, hij floot door de twijgen der
oude olmen en gaf zich alle moeite, de
weinige bladeren, welke dtar nog aanhin
gen, af te rukken. De jonge gravin
Brockhorst stond aan het venster en zag
naar het dorre landschap. Hare oogen
schenen zonder licht, haar gelaat was
bleek; diep en scherp wjren de trekken
reeds om haar jeugdigen mond. Zij dacht
aan den langen winter, die nu volgen
zou, aan de eenzaamheid, die haar hier
omgaf, aan haar man de toekomst,
en haar slanke lichaam beefde.
Zij dacht ook aan het verleden, aan
haar onderlijk hnis, aan haar onde moe
der, die het nog zoo gaarne eens had
gezien dat ze met haar Frans gelukkig
geworden was. Haar Frats 1 Zij zag zijn
foische gestalte voor zioh staan, zij voelde
zijn blik teeder op haar rnsten,zij meende
nog zijne kussen op hare lippen te
voelen. Dat was een hserlijke tijd ge
weest 1 Op het bal bij mevrouw den Hof
raad hadden ze elkaar leeren kennen.
Twee dergelijke karakters moesten zich
tot elkaar aangetrokken gerotlen en zoo
doende was de liefde met groote kracht
in hunne harten gekomen. Hare moeder
wenschte deze verbinding vurig maar
een luitenant zonder vermogen, zijne
bruid eveneens geen vermogen, maar
Frans wist raadhij zou alles aan zijn
oom graaf Brookhorst meedeelen, die zou
de gelden wel geven. De graaf maakte
uitvluchten, het was nog tijds genoeg,
de verloving was nog niet pnbliek, de
trouwdag was eerBt over een jaar. Wan
neer het echter zijn moest, son hij het
zijne doen.—
Toen was het noodlot met rasse schre
den gekomen, huD geluk verwoestend.
Een beroerte maakte een einde aan het
leven der oude vrouw en nu stond zij
alleen, hulpeloos zonder middelen.
Aan eene verbintenis met Frans was voor-
loopig niet te denken, hij werd naar een
ander garnizoen verplaatst, de idylle was
verstoord.
Toen was graaf Brockhorst gekomen
en had om haar hand gevraagd, de steen
rijke graaf, die bijna een halve provincie
de zijne kon noemen. Wat zou ze doen
Zij martelde haar arm hoofd met aller
lei plannen, zjj schreef wanhopige brieven
aan Frans nergens, nergens een uit
weg.—
ljjke schoonheid roerde bem. Ook hij ge
raakte in een verheven, droomenden tos-
stand. Maar daar Margeretha zioh niet
verroerde, daar haar gelaat boe langer hoe
bleeker werd en haar adem bjjna scheen op
te honden, werd hij besorgd. Hij had dik
wijls van die onbegrijpelijke aanvallen ge
hoord, die zulke verheven vrouwennaturen
kunnen aanvatten en zonder aanzegging
eensklaps verpletteren.
Was Margaretha's toestand een dergelij
ke, die buitengewone voorzichtigheid en
zorgvuldigheid vereisohte P
Zacht stond bjj op en naderde haar. Hij
noemde haar naam, eerst caobf, dan luider
om haar niet te doen schrikken en baar
eindeljjk te doen ontwaken.
Op dit oogenblik werd de deur geopend
en majoor Randen verscheen op den drem
pel. Hij was juist thuis gekomen, met stof
bedekt door den snellen rit over de velden,
en rechtstreeks hierheen gegaan, vol onge
duld om Margaretba te zien.
Dat dolle,onverklaarbare verlangen naar haar
maakte zich soms zoo onweerstaanbaar van
hem meester, dat hij op die oogenblikken zelfs
zijn meest dringende zaken plotseling afbrak
om naar haar toe te snellen en zich een oogen
blik iu haar sohoonheid te vermeien en
bet volle gevoel van haar bezit te vernieu
wen. Zoo ook vandaag. Zonder zich eerst
door den bediende te laten aandienen en
zender dat deze gelegenheid had, zijn
meester Arno's aanwezigheid mee te deelen,
trad hij bij Margaretha de kamer binnen
Niet dat argwaan of jaloesie hom zoo deden
handelenzijn warmbloedig temperament,
dat Margaretha dikwijls zoo lastig en sto
rend was, dreef hem tot kaar. En nu, ter-
wjl hij binnentrad
Terwijl zijn oogen de kleine groep ver
slonden, bleef hij met 6en beweging van
schrik op den drempel staan. Zijn gelaat,
zeoeven door den flinken rit nog frisch rood
gekleord, was plotseling Ijjkbleek geworden.
Zyn band, waarin hij de rijzweep bield, werd
als tot slaan opgeheveD, cm daarna
krachteloos neer te zinken. Bij
tuimelde bjjna een schrede terug, alsof bjj
voor helleen bjj zag wilde vluchten- Zjjn
De gravin steunde het klonk zelfs
luider dan het rollen vau den stoel, welke
door een dienear op het zachte tapijt werd
heen en weer geschoven.
„Ge droomt weer met open oogen 1"
klonk het scherp nit den mond van haar
man, die hulpeloos in een rolstoel zat.
„Vau verleden tijden zeker Ik kan mij
dat zoo denken, ha, ha, ha
Zij wie-p een vreesachtigen blik op de
ineangezonken gestalte met het gele ge
laat, de fonkelende oogen en hst leelijke
lachje. DaD nam ze haar vorige houding
weer aan.
Een nieuwe windstoot huilde door het
park; hij deed de vensters trillen en van
den dichtstbijstaanden olui rukte hij een
geheelen tak af. Vallende bladeren
Eindelijk dan een goede uitslag I Zijn
laatste schilderstuk had een koopar ge
vonden. Die was niet bekrompen ge
weest, de gevorderde som was stilzwijgend
uitbetaald.
WalterViering bracht, van geluk stralend,
die vreugdeboodschap aan zijne jonge vrouw.
Het was echter ook meer dan tijd ge
weest, dat de huishouding eene versterk
te bron kreeg, en liefde is zeker een heel
mooie zaak, maar nood, gebrek, honger
doen zelfs de sterkste liefde minder wor
den. En zoover was het bijna geweest.
Na was bet verder werken, geducht
zijn best doen. Aan talent ontbrak het
hem niet, dat was hem van meer dan
eene zijde verzekerd geworden. Zijn
schets had hij al gereed, het model
gevonden, hg behoefde slechts te werken,
dag en nacht te werken.
Een brandende eergierigheid vatte hem
azn; hij had het gevoel, dat zijn werk
hem moest gelukken, dat een hooge prijs
zijn belooning zou zijD, dat hij op weg
w*s, een beroemd man te worden. Deze
eergierigheid gaode hem geen rust, hij
zat onafgebroken op zijn atelier. Rij
gunde zich geen rust, geen enkel oogen
blikje, hij schilderde, schilderde en schil
derde.
„Ge moet a een weinig meet ontzien,
Walter," had zijne vrouw hem gesmeekt.
„Wanneer ik eerst een beroemd, rijk
man geworden ben, dan kan ik een heel
jaar achtereen mijn rust houden/' had hg
haar ten antwoord gegeven.
Daar was hij op een dag duizelig ge-
wordeHeen vreeselijke hoofdpijn was het
gevolg, daarna een ruwe, droge hoest. Hij
had er geen acht op geslagen, de aanval
ging voorbij, de Loofdpijn ging weg, maar
het hoesteD bleef. Maar wanneer hij
een rijk man was, zou hij een half do
zijn beroemde doctoren nemen, om ook
met sporen voorziene laars stootte daarbij
tegen de deur achter hem.
Arno zag op en waek, onwillekeurig door
de verrasging iels ineenkrimpend, ean stap
terug en Margaretha sprong in heftige ver
warring nit haar schommelstoel op. Met door
tranen gevulde oogen, die niets zagen, staar
de ze haar man aan als een beeld
van versehrikking en geweld.
Een pijnlijke stilte ontstond; 't was als
de aankondiging van een naderenden storm.
En deze stilte der verlegenheid, der verras
sing schoen den majoor een bewijs voor de
schuld der beide mensehen daar voor hem.
Wanneer zij onschuldig bijeengeweest wa
ren, wanneer zij niets te verbergen hadden
gehad, waarom dan deze hen aanklagende
verlegenheid, die verwarring
Arno en Margaretha hadden op dit oo
genblik dezelfde instinctmatige gevoelens.
Zij waren zich van geen schold bewnst en
toch vonden zij geen enkel woord ter op
heldering. Margaretha's trots liet een
antwoord op de stomme vraag van haar
man niet toe; en Arno zou hij door
woorden, die altoos als een verontschuldiging
sonden klinken, niet toegegeven hebben, dat
de schijn tegen hem en Margaretba was P
Wie zich verontschuldigt, klaagt zich aan.
Zoodoende trad hij, de scheeva positie,
waarin men zich bevond, ignoreerend, in een
onwillekeurig wat stijve en vormelijke hou
ding op mijnheer von Randen toe.
„Uwe vriendelijke uitnoodiging volgend,
heer majoor, ben ik begon bjj en
brak dadelijk weder afin het gevoel, dat
jaist dergelijke onschuldige woorden
be; pijnljjke van het geval nog ver
scherpten.
De majoor werd met moeite zijn opge
wonden gevoelens meester.
„Ah, mijnbeer von Erdmann!» zeide hij
met heesche, onzekere stem, iets van ver
rassing huichelend. „Vergeef me, ik her
kende u eerst niet. Wanneer men zoo
uit de lucht binnenkomt en uit het hel
dere daglicht het is een weinig donker
hier de oogen moe'.en zich daaraan
eerst wat gewennen.Maar het is goed
vsn o,* voegde hij er dan sneller en op
dat te doen verdwijnen.
Dat hoesten bezorgds hem een zwakte, die
hem spoedig op het ziekbed bracht. De arts
deed een grondig onderzoek, trok een ern
stig gelast en schudde het hoofd
Nu was de herfst in het land geko
men. Bleek en uitgeteerd lag Walter in
hel kussen, zijne witte hinden gleden rus
teloos over het dele heen en weder. Slechts
wanneer hij aan zijn groot werk dacht,
aan het sueces, dat hem daarmede wachtte,
dan steeg er een vluchtig rood naar zijne
wangen.
Weder werd hij gepijnigd door het
vreeseljjke hoesten, het zweet kwam hem
op het voorhoofd, een heftige koorts deed
ziju ledematen schudden. Daarna zonk hij
willoos in het kassen terug: een vallend
blad
Het waren acht of tien moedertjes, die
om de ronde tafel in de „groote
kamer", die behaaglijk verwarmd was, plaats
genomen hadden. De „groote kamer"
was het vertrek, waar de oudjes van het
besjeshuis haar gemeenschappelijk kopje
dronken en haar gemeenschappelijk praat
je hielden. Dat menige storm over de
hoofden der ondjes was heengegaan eer
zij deze hsven der ruste waren binnenge-
loopen, toonden de rimpels en vouwen,
die in de verwelkte, gele gezichten waren
geploegd. Was het wonder, want de oudjes
telden zoo ongeveer 8 eeuwen met elkaar.
De breinaalden tikten vlijtig, de dik
buikige koffiekan stond te puffen en spoe
dig was het onderhoud in gang. Over
de toekomst behoelden de oudjes zich niet
te bekommeren, het heden begrepen zij
niet meer zoo recht en er bleef haar dus al
niets anders over, dan het verleden te be
spreker), en dat deden ze gaarne.
„Toen mijn man zaliger nog leefde,* ver
telde de weduwe Mettig „hebben we een
reizje naar den Spitsberg gemaakt, tweemaal
op één dag, en we bespeurden 's avonds
nog niet de minste moeheid.*
„Ach, het is zoo mooi op den Spitsberg,"
waagde juffrouw Schlukter schuchter op te
merken, „neen, die pracht Alles was
verwonderd over de dapperheid van deze
^kijkt pas in de wereld*, die zich zoo
maar zonder meer in het gesprek meng
de. De juffrouw gold namelijk niet voor
vol, zij telde immers „pas" 70 jaar?
Maar zij liet zich niet van haar stuk bren
gen.
Ja, die pracht" ging zij voort,
„daar boven heb ik het gelukkigste uur
mijr.8 levens gehad.*
„Zoo? Hoe dan? Wat is daar gebeurd
Vertel eens I* klonk hat door elkan
der.
vasten toon aan toe, „dat ge eindelijk den
weg nzar ons blijkt gevonden te hebben en
dat ge mijn optreden tegenover uw heer
niet als een redea tot wegblijven meeutte moe
ten aanmerken. Mijnheer Hammer is op reis
gegaan, zooals ik gehoord heb
Hij bad dit gezegd zonder nevenbedoeling,
slechte om maar iets te zeggen. Arno
meende er evenwel een bedekte vraag in te
moeten zien.
„Ik zon ook gekomen zjjn," antwoordde
hij met een half lachje, „wanneer mijnheer
Hammer niet afgereisd was. In dit opzicht
heb ik mjjn volle zelfstandigheid bewaard
en
„Maar dat bedoelde fk met mijne woor
den in 't geheel niet I" viel mijnheer von
Randen haastig in. „Werkelijk niet 1*
Arno boog even het hoofd.
„Een dergelijke gedachte zou zoo
vreemd niet zjjn, daar ge rap volstrekt niet
kent, mijnheer de majoor. Maar afgezien
daarvan, mijnheer Hammer heeft mij zelf
gevraagd, u wel te bezoeken. Hij hoopt ze
ker door mijne bemiddeling het confliot met
u ter zijde te kunnen zetten i het is hem za-
ker heel onaangenaam en pijnlijk."
Mijnheer von Raaden gunde den ander
bijna den tijd niet aan het woord te komen.
„Confliot zeide hij met hoogmoedige
verwondering. „Ik heb in't geheel geen con
flict met hem gehad. Hg is wellicht Z6er boos
op mij, omdat ik weigerde, ter wille van
een zjjner speonlaties mijn bossohen te
ruïjeeren. Mg persoonlijk iB de man beel
onverschillig, zoolang hij mjj niet in den
weg komt. Ik heb volstrekt geen reden,
bj)tonder op zijne wenschen te letten. Zijn
persoon is mg zelfs heel onsympathiek en
dan de manier, waarop hg aan zijn rgkdom
is gekomen maar dat interesseert u
wellicht heel weinig, mijnheer von Erd
mann."
„Integendeel zeer, majoor!» viel Arno
levendig in. „EerlQk gezegd is het ten
deele daarom, dat ik vandaag hier ben. Het
is mij volstrekt niet onverschillig, van wien
ik mjjn brood eet. Ge zult begrijpen, hoe
onhoudbaar mijne betrekking op Tannwald
zou worden, wanneer mrn mijnheer Ham-
„Daar heb ik mij verloofd,* «famelde
de „kijkt pas in de wereld". „Wij had
den elkander reeds lang lief, maar het was
nog nooit tot eene beslissing gekomen.
Maar boven in de heerlijke lucht, bij
bloemengeur en zonneschijn, toen heeft hij
mij alles gezegd »Ue® 1 ^aar ,0S
moest ik het geheim houden, bij moest
een betere betrekking zoeken met een
grooter inkomen, want hij had nu wei
genoeg voor één, maar niet voor twee. Ik
was gelukkig, zalig Na weinige maan
den ging hij de wereld in om mijnent
wille I*
Weder drongen vele nieuwsgierige vra
gen om de rest der geschiedenis.
Zij boig het hoofd en een paar tranen
rolden over hare wangeu. „Ik heb hem
nooit weer gezien," snikte zij en begroef
hmi gelaat in baie handen.
Diepe stilte trad in. De oudste van het
rondje wikkelde haar kous in elkander,
nam haar kruk en strompelde naar bui
ten. De anderen volgden spoedig wan
kelend en gebrekkig; een windvlaag kon
heel gemakkelijk een opening in dit kring-
getje maken vallende bladeren.
"K* "X"
Tot het laatste oogenblik had hij zich
verzet tegen het plan, Anna naar de fabriek
te laten gaan.
Maar tegen de redenen, die ziju vrouw
aanvoerde, was hij machtelocs want het
loon, dat hunne dochter verdiende, zou
in de huishouding gebruikt kunnen wor
den een paar schulden zouden betaald
kuunen worden en ook dat etuwigekrap-
zak-zijn hield op.
Anna arbeidde dus in de luxepapier
fabriek. De eerste jaren ging ook alles
heel mooiAnns was een solied meisje
en gaf haar wekelijksche verdiensten ge
heel over. Maar toen Anna juffrouw
Anna geworden was, keerde het
blaadje om. Toen gaf ze hoogstens nog wat
kostgeld, het andere gebruikte rij voor
kleeding, pronkerij. Ten slotte had ze
ook het kostgeld nist meer over.
Dat had ruzie gegeven, twistde
vader was boos, verbitterd zijne doch
ter verdiende toch bijna evenveel als hij
zelf I En daarbij stond hij bijna twintig
jaar lang aan een en dezelfde draaibank.
Hij had iederen cent, dien hg verdiende,
afgegeven eerst kwam de familie, dan
hij. Zoo wa» dan door dentijd voor
hem niets overgebleven. En nu die dui-
relsche meid
Weder was er ruzie geweest. Anna
verklaarde op een Zaterdagavond, dat ze
haar geld voor zich alleen noodig had,
daar zij Zondag naar een bal moest. Daar
bij bleef zij", trots alle, raadgevingen en
mor direot van oneerlijkheid zou kunnen
beschuldigen. Eu derhalve, mijnheer von
Raaden, zou ik u willen vragen, als edel
man en officier
De majoor sneed met een forsche hand
beweging het verdere af.
„Natuurlijk is het mijn plicht, n daarop
loyaal te antwoorden. De zaak is naar rajj-
ne meening zoo, dat men mijnheer Hammer
voorloopig niets ten laste kan leggen, wat
volgens onze wetten strafbaar is. Wel heb
ben wij, die nog een hoogere moraal heb-
ben dan de naakte artikelen der strafwet,
den plicht en het reoht, alle dergelijke men-
schen als mjjeheer Hammer uit onze krin
gen te houden. Mijnheer Hammer heeft te
gen onze begrippen van reeht en waar
heid gezondigd. Zijn verleden is zooals
men dat noemt niet zonder smet. Van
daar mijn bevreemdend, wellicht een wei
nig te grof optreden tegouover hem. Zijn
verwaandheid en pedantheid maakten mii
boos.»
Arno overlegde een oogenblik, het ge
hoorde had hem pijnlijk aangedaan.
„Mag ik mij nog een vraag veroorloven,
majoorzoudt gij in mijn plaats de betrek
king b0 Hammer blijven bekleoden of heen
gaan P*
De majoor sprong onaangenaam getroffen
op. Deze zijde van de aangelegenheid was
hem nog in 't geheel niet in de gedaohten
gekomen.
Eau droeve gedachte steeg in zijn brein
op;in zijn hand werd nu bet lot van Arno
gelegd. Van zjjn antwoord hing Arno's
gaan of blijven af. Raadde hjj hem de be
trekking bij Hammer op te geven, dan ging
Arno, en Margaretha zag hom wellioht nooit
meer. Raadde hg hem te blijven, dan
Hij waagde het niet, verder'te denken. En
daarna schaamde hg zioh, dat hij in de ver
zoeking had kunnen komen, uit persoonlijke
redenen van de waarheid af te wijken.
„Uw betrekking bjj Hammer?» herhaalde
de majoor na een poos en terwijl hij
voortging, behaalde de eerlijkheid van zijn
karakter de overwinning. „Het komt er
Tri,0p »aD' °f doze van zuiver
zakelgken of van meer intiemen aard op-
bedreigingen, volhouden. Dat deed de#
vader alle geduld verliezen. „Scheer je
weg, mijn huis uit!" riep hij, „voor on-
nutte eters is geen ruiuile in ouzo wq.
ning.'
Iu de volgende dagen, weken, maand#a
had hij berouw van dit harde woord.
Anna was de deur uitg-gian, zij had no»
dienzelfden avond haar zaken gepakt en
was vertrokken niemand wist waarheen
Dat had hem in het hart gegrep(.n'
Gaarue had hij het meisje voor altjjd bij
zich gehouden, en dat zc nu de woorden voor
ware munt zou opnemen, dat kon toch
niemand vermoeden.
Een dichte nevel lag over de stra
ten. Hij was op wog naar huis, bibberend
trok hij ziju blauwen kiel dichter om ZyQ
lendenen en haastte z:cb. Voor een bal.
lokaal belemmerde een menigte menschen
hem in zijn loop.
Een eigen rjjtuig reed voor. Een pal.
frenier rukte het portier open. Een man
blijkbaar uit den hoogsten etand, sprong
uit het rijtuig en achter hem
De oogeu van deu arbeider werden
grooter, hij sloeg zijn arm krampachtig
cm een lantaarnpaal „Anna
Anna stamelde hij.
„Hél* vroeg de heer, „wat mankeert
dien man
„Kom mee naar binnen," drong zijn
gezellin, „laat dien ouden kerel aan zijn lot
over.'
Daarmede verdween ze in de vestibule
- de wind joeg weer snijdend
door de straten een gevallen
blad I
Landontginning.
De stad Antwerpen heeft dorre, kale
heidegronden in vruchtbare streken willen
veranderen.
In '94 koebt zij 35 hectaren heide
grond, welk land zij heeft gedraineerd,
daarna bedekt met een laag vuilnis ha-
rer straten van 45 centimeter en daarop
weer 15 centimeter heidegrond gelegd.
Zaaien was toen aan de orde en daarop
groeit nu veevoeder, tabak, hop, bieten,
gras, zoo flink, dat de stad na verloop
van 4 jaren 7500 gulden per jaar inko
men van die 35 hectaren, die haar f275
per hectare kostten, trekt.
Nu wordt de ontginning op groote
schaal begonnen en zoodoende heeft d»
stad weer 158 hectaren boschland aan
gekocht en dat zóó voordeelig, dat de
opbrengst van het hout den inkoopspriji
zoo goed als dekt.
Zou dit alles ook niet eens iets weten
voor ons land?
vat.»
„Slechts zakeljjk
„Behoudt ze dan kalmpjes, mijnheer von
ErdmauD, Gij zult reeds wei hebben be
merkt, dat we n niet behandelen als den
ondergeschikte van mijnheer Hammer maar
als edelman, ais officier, als iemand, die met
ons op gelijke hoogte staat. Mijn hemel,
wie waarborgt ons bjj de tegenwoordigs
tijdsomstandigheden, dat wjj niet allen in een
dergelijke positie tullen komen P Leen- of
liever zetboeren van het kapitaal zjjn ve
len van om reeds nu I En wat mjjnheer
Hammer aangaat, wanneer uw betrekking
bjj hem alleen van zaketijken aard i»,
waarachtig, degene, die u dan den raad geelt,
die betrekking te verlaten,mag sioh ook nooit
met iemand inlaten, vau wiens moraliteit bij
niet te voren ruimschoots is ingelicht. Wat
had mjj er bjjvoorbeold vau kannen terng-
houdon, een bosch asn Hammer te verkoo-
pen, wanneer die verkoop voor mjj 8®"
wenscht geweest was? Neen, in dit op
zicht maakt ge n noodeloos aan het den
ken over dingeD, die niet waar sjjn, mÜ®'
heer von Erdmannintegendeel ons allen k*°
het slechts heel aangenaam zij wanneet
gjj bjj den man bljjit. Hjj zal zioh door
u van vele dingen laten afhouden, die hg
anders zeer zeker tot onze sohade zou on
dernemen.»
Hjj had op open, bjjna harteljjken toon
gesproken, zoodat Arno zich bepaald gestorkt
gevoelde.
Rauden'z verklaring nam hem een h®*'fl
zware zorg van de schouders. Trots de
onaangenaamheden, die zij met zioh brso®
was hom de betrekking op Tannwald 'ol!
zeer lief geworden en wanneer da nood bei"
bad gedwongen, haar op te geven, hg *ott
het dan toeh ongaarne lubben gedaan. E®®
dergelijk uitgestrekt, onbekrompen arboioj"
veld werd hem niet lioht voor de tweed
maal gabodon. En bet landgoed was root
hem een uitstekende gelegenheid, om *8®
ideeën over landbouwkunde en landbou*"
toestanden uit te breidea ea te verbet®'®0.
Zoodoende stak hjj den majaor, nadat o®*
ze geëindigdhad, aan een onwillekeurigen
drang gevolg gevende, hartelijk de hand'0®'