-——«Ar»
S2 tXTZpn Kï*
zorgdragen, alles onder nadere goedkeu
ring der algemeeno vergadering van
Vennooten.
De onderhandiche aanbesteding van
de dwarsleggers en spoorstaven werd den
16den November 1896 door den Minis
ter goedgekeurd.
Daar de kosten voor den aanleg en
installatie belangrijk hooger zouden worden
dan bij de begrooting was geraamd, door
verbeterden aanleg od beter materieel,
waren wij in de noodzakelijkheid eene
obligatie-leening van f 250.000 in plaats
van f 150.000 te sluiten, waardoor de
voorwaarden met de Regeering en Ge
deputeerde Staten moestan worden ge
wijzigd en de annuïteit van f 8100 op
f 12650 moest worden gebracht. Deze
wijzigingen worden door de Regeering
en Gedeputeerde Staten goedgekeurd.
Den 23sten April 1897 is het exploi
tatie-contract met de Algemeene Tram
maatschappij, gevestigd te 's-Gravenhage,
door de algemeene vergadering van
Yennooten goedgekeurd, alsmede het
plan der geldleening, welke met de fir
ma Labouchère-Oyens zou worden ge
sloten daarvoor werd op 2 Juli 1897
de acte voor deu Notaris Pollonis
te Amsterdam verleden.
Op 1 Mei 1897 werden de kunst
werken en op 31 Juli 1897 de aarden-
baan enz. aanbesteed.
Hoewel de onteigening voor het groot
ste deel in der minna tot stand was ge
bracht, waren er echter nog 6 eigenaren,
met wien wij geen koopcontract kon
aluiten, van wie een was overleden,
welke zich bereid had verklaard, het
gedane bod aan te nemen. Wij kon
den daardoor de 5 anderen niet som-
meeren, omdat het niet zeker was, dat
de erfgenamen het door hun vader
aangenomen aanbod zouden gestand
doen en daar volgens de Onteigenings
wet alle niet-toestemmende eigenaren
tegelijk voor de rechtbank gedaagd moe
ten worden, omdat anders alle kosten
komen ten laste van de Eischeresse,
konden wij de sommatie aan de 5 on-
willigen niet vroeger doen dan 28 Sep-
temberl897. 4 van de 5 eigenaren kwamen
binnen acht dagen na de bekendmaking van
den gestelden termijn mededeelen, dat ze
bereid waren, het aanbod aan te nemen,
zoodat er een overbleef en wel de fa
milie Swaag te Barsingerhorn, welke
geen genoegen wilde nemen, zoodat wij
daarmede moesten procedeeren.
Tot ons leedwezen heeft dat proces
ons zeer lang opgehouden, omdat de des
kundigen de perceelen, die onteigend
moesten worden, zoo hoog taxeerden,
dat de Rechtbank bij haar uitspraak op
21 Februari 1898 verklaarde, naar die
taxatie de waarde niet te kunnen bepa
len en daarom drie andere deskundigen
benoemde, wat ons wederom 15
weken oponthoud veroorzaakte.
De uitspraak van de Rechtbank had
plaats op 28 April 1898 en die van
den Hoogen Raad, aangezien de familie
Swaag cassatie had aangeteekend, op 7
Juni daaraanvolgende.
Als curiositeit jachten wij het voor
degenen van U, die met den afloop van
het proces niet bekend zijn, wenschelijk,
dien afloop mede te deelen.
Wij hadden bij minnelijke schikking
aangeboden f 7100.doch daar wij
dit zeer hoog vonden, boden wij gerech
telijk f 6600.aan. De eerste des
kundigen taxeerden de perceelen met de
schadesnijding op f 9239.75, waarmede,
zooals ik reeds boven mededeelde, de
Rechtbank geen genoegen nam en drie
andere deskundigen benoemde, welke de
perceelen een waarde toekenden van
f 5476.'De Rechtbank nam er nog
f 367.60 af en bepaalde de waarde op
f 5108.40, welke uitspraak door den
Hoogen Raad bevestigd werd.
Op 1 Januari 1898 had onze Maat
schappij door den dood het verlies te
betreuren van het bestuurslid den heer
D. tan der Stokdie steeds krachtig had
medegewerkt om de tram tot stand te
brengen. In zijne plaats is door de
algemeene vergadering tot bestuurslid
gekozen zijn zoon, de heer Jb. v. d. Stek.
De gebouwen werden aanbesteed 8
Januari 1898.
Het langdurige oponthoud, door de
procedure Swaag veroorzaakt, bracht
ons in de noodzakelijkheid meer dan
eens verlenging van den termijn voor
het in exploitatie brengen der lijn be
paald, bij Regeering en Gedeputeerde
Staten te verzoeken, welk uitstel ons
steeds bereidwillig is verleend, daar zjj
overtuigd waren, dat overmacht ons be
lemmerde, op tjjd gereed te zijn.
Uit al het hier medegedeelde zal het
U blijken, dat er voor het tot stand
brengen van de stoomtram Sohagen
Wognum veel tijd is noodig geweest,
door verschillende moeilijkheden, waar
van wij er maar enkele hebben ge
noemd, veroorzaakt. Maar met welke
onderneming is dit niet het geval De
ondervinding heeft geleerd, dat er veel
al jaren over een of ander plan of onder
neming gesproken en onderhandeld moet
worden, voordat men tot de uitvoe
ring kan overgaan.
Zoo is het ook hier gegaan reeds 17
jaar is het geleden, dat de heer A. J.
Krieger het plan ontwierp om een tram
ig n van Hoorn tot Schagen aan te leg
gen over den publieken weg en reeds
10 jaren, dat de nu tot stand gebrach-
ten stoomtram ontworpen werd.
Welnu, mijne heeren, al heeft het
lang geduurd, het bestuur gevoelt zich
op dit oogenblik zeer gelukkig te kun
nen constatoeren, dat het met vrucht
werkzaam is geweest en heeft weten te
verkrijgen het lang door ons gewenschte
vervoermiddel, hetwelk, naar wij hopen
en veiwachten, tot den bloei van onze
streek zal medewerken.
Het bestuur gevoelt zich dubbel gelukkig,
het genoegen te hebben, dat het den ln-
spectierit in tegenwoordigheid van vele
autoriteiten, den dag voor de officiëele
opening voor het publiek van de stoom
tram SchagenWognum, heeft kunnen
bijwonen.
Anderen, dio medegewerkt hebben om
de zaak tot stand te brengen, smaken
dat genoegen niet, daar zo reeds over
leden zijn; wij achten het daarom een
duren plicht, iu de eerste plaats hulde
te brengen aan de nagedachtenis van
de heeren Donker en fan Dedemaan
wie wij zeker te danken hebben, dat
de lijn reeds thans geopend kan worden.
Verder is een woord van hulde aan de
nagedachtenis van de heeren D. van der
Stok en R. Retelman, die beiden steeds
groote voorstanders der onderneming
waren en zoo gaarne de opening zouden
hebben bijgewoond, hier op zijn plaats
en wij spreken daarbij den wensch uit,
dat de herinnering aan die 4 heeren bij
ons blijve voortleven.
Thans rest ons nog eenige woorden
van dank toe te brengen aan verschil
lende personen en autoriteiten en wel
in de eerste plaats aan de heeren Lely,
Schorer en Ged. Staten.
De heer Lely heeft, bij zijn optreden
als Minister in 1891, in zijn programma
opgenomen, de verkeerswegen in afgelegen
landbouwstreken te verbeteren en daar
voor geldelijken steun te verleenen. Hij
zal daarmede de ontwikkeling en den bloei
in die streken zeer hebben doen toenemen.
Onze tram behoort onder de eerste, waar
aan die geldelijke steun vanwege het
Rijk is verleend, zonder welken steun
wij zeer zeker het plan niet hadden
kunnen doen uitvoeren. Wij brengen den
heer Lely daarvoor onzen oprechten dank
en hopen, dat het hem gegeven zal
zijn, nog eenige jaren minister te blijven
en ons land, overal waar het noodig
blijkt, van tramwegen te voorzien.
De heer Schorerdie als Commissaris
des Konings en der Koningin in deze
provincie, zich ten taak had gesteld, be
nevens zoovele andere nuttige zaken, ook
de verkeerswegen in een beteren toestand
te brengen, heeft zeker zeer veel er toe bij
gedragen, dat door de Staten van Noord-
Holland de f150000 subsidie aan Arkus
werd toegezegd, en toen het bleek, dat
Arkus de zaak niet kon uitvoeren, heeft
hij in alle opziohten krachtig medege
werkt, gesteund door heeren Gedeputeerde
Staten, dat die subsidie ook aan ons is
verleend. Wij brengen daarvoor den heer
Schorer en Gedeputeerde Staten onzen
welgemeenden dank toe.
Ook den heer Van lienkovenhoewel hij
nog slechts korten tijd aan het Hoofd
van deze provincie is geplaatst en dus
zeer weinig voor deze zaak heeft kunnen
doen, danken wij voor hetgeen hij
er nog voor heeft gedaan. Het is ons
hoogst aangenaam, dat hg in de plaats
van den heer Schorer aan het hoofd
dezer provincie is geplaatst en hg hier
zoowel als vertegenwoordiger der Regee
ring, als van de Provincie tegenwoordig is.
Yerder danken wij de besturen van
de versohillende gemeenten en polders,
die deel hebben genomen in het maat
schappelijk kapitaal en ons het vertrou
wen schonken, om de werken te doen
uitvoeren. Wij hopen, dat die besturen
de overtuiging hebben, dat wij ons
mandaat naar behooren hebben uitgevoerd
en zij daarover tevreden zijn.
Ook de ambtenaren aan het Ministerie
van Waterstaat, Handel en Nijverheid
en de provinciale ambtenaren zijn wij
dankbaar voor de welwillende hulp,
waar wij di# noodig hadden, die ze
ons hebben verleend.
Den heeren F as Visser brengen wij
onzen welgemeenden dank toe voor de
welwillende en humane wijze, waarop
die ons van den beginne af met raad
en daad hebben terzijde gestaan en het
doet ons genoegen, dat het resultaat van
hunne bemoeiingen zoodanig is, dat die
heeren door het op zich nemen der ex
ploitatie aan onze maatschappij verbonden
blijven; van hen hangt voor het welsla
gen van de zaak veel af.
Wij vertrouwen echter, dat ze, door
de ondervinding, op het gebied van het
tramwezen opgedaan, zich zeer zullen
beijveren om de tram zooveel mogelijk
tot ieders genoegen, zoowel van de
maatschappij als van het publiek, te
exploiteeren.
Ook, mijne heeren, komt een woord
van lof en dank toe aan den heer Schotel
wien als ingenieur door ons de uitvoering
van het werk was opgedragen, een werk,
het bestuur heeft er de bewijzen van,
dat van geen geringen omvang is geweest;
alles is door hem met de meeste juist
heid en den noodigen spoed behandelden
als men dan daarbij in aanmerking neemt,
dat dit werk nog maar een klein onder
deel omvat van de werkzaamheden,
die hem ook door anderea zijn opgedra
gen, dan getuigt het, dat de heer Schotel
een groote werkkracht bezit, waarvoor
men eerbied moet hebben.
Hulde dus aan den heer Schotel.
Eindelijk nog een woord van dank
aan allen, die aan de uitvoering der
werken hebben deelgenomen en wel
hoofdzakelijk aan de opzichtors, de aan
nemers en leveranciers der verschillende
werken en materialen, waarover wij, op
I enkele uitzonderingen na, tevreden waren.
Aan het einde van onze taak geko
men zijnde, rest ons nog, de stoomtram
Schagen—Wognum aan te bevelen en
medewerking te verzoeken.
In de eerste plaats hebben wg die
noodig van de Directie van de Üolland-
iche IJzeren Spoorweg Maatschappij) wel
ker medewerking voor ons van zeer
groot belang is.
Een uitstekend bewijs, dat de Directie,
wil medewerken, is reeds getoond
op dezen dag, daar ze zoo beleefd is
geweest, een locomotief te Wognum
gereed te hebben staan, die ons met
onze wagons naar Hoorn bracht en ons
straks weer naar Wognum zal brengen.
Bovendien is de Directie zoo welwillend
de heeren genoodigden van elders per
extra-trein naar Amsterdam te brengen.
Wij stellen dat op hoogen prijs en
brengen daarvoor aan de Directie onzen
hartelijken dank toe.
Wij hopen en vertrouwen, ook met het oog
op het feit, dat onze lijn een toevoerlijn
moet zijn voor hare lijnen, dat het ons in
het vervolg ook aan die medewerking
niet zal ontbreken; wij bevelen ons ten
zeerste voor die medewerking bij de
Directie dier maatschappij aan, terwijl wij
van onzen kant zooveel mogelijk samen
werking zullen traohten te bevorderen.
In de tweede plaats hebben wij noo
dig de medewerking van het publiek,
dat tot het welslagen der onderneming
veel kan bijdragen. Gaarne znllen wij
de exploitatie zooveel mogelijk regelen
naar de behoeften van de streek, die er
gebruik van kan en moet maken. Wij
houden ons aanbevolen, van de gegronde
gebreken, die mochten voorkomen, te
worden ingelicht, daar wij van de ver
onderstelling uitgaan, dat de belangen
in deze van het publiek, ook ons belang is.
Wg verzoeken in het begin der ex
ploitatie echter eenigen tijd verschooning,
indien niet alle eischen dadelijk kunnen
worden ingewilligd, daar er met ver
schillende toestanden rekening moet
worden gehouden.
Wij bevelen ons daarom bij het publiek,
alsmede bij de autoriteiten, waarmede
wij in het vervolg in aanraking komen,
ten zeerste aan.
Ook aan de vertegenwoordigers van
de pers, hier aanwezig, die zoo beleefd
zijn geweest, aan onze uitnoodiging ge
volg te geven, bevelen wij de stoomtram
SchagenWognum ten zeerste aan en
danken hen voor hunne tegenwoordig
heid.
Tenslotte spreken wij den wensoh uit,
dat de daarstelling van de stoomtram
SchagenWognum zal medewerken tot
den bloei van dit gedeelte van Hollands
Noorderkwartier en wij tevreden zul
len kunnen zijn met de inkomsten der
exploitatie.
Luide toejuichingen vielen den heer
Breebaart voor zijne belangwekkende re
de ten deel; den aanwezigen werd de
parelende eerewijn aangeboden en eea
algemeene dronk op den voorz. be
zegelde de bijvalsbetuigingen.
Tussohen de verschillende gerechten
maakten wij kennis met menig welspre
kend redenaar.
Het eerst werd het woord gegeven
aan den Commissaris der Koningin, Mr.
Q. van lienkoven. Z.Ex. betuigde, dat
het werk van vele jaren van zorg en
arbeid, op ieder een hoogst gunstigen in
druk had gemaakt. Namens alle genoo
digden meende hij dan ook te mogen
zeggen „Wij zijn tevreden". Wanneer
hij het Bestuur der Maatschappij geluk
wenscht met het voltooide werk, meent
hg dit ook namens de regeering en het
provinciaal bestuur te mogen doen.
Het is hem een genoegen te kunnen
constateeren, dat dit nieuwe verbindings
middel de vrucht is van de volharding
der West-Friezen.
Eenmaal hebben uwe voorvaderen zich
met kracht van wapenen tegen de in
lijving bij Holland verzet en hoewel zij
door de overmacht gedwongen, zich ten
slotte in het onvermijdelijke moesten
schikken, hebben zij toch ten deele
hunne zelfstandigheid weten te bewaren.
Die zelfstandigheid, dat stoere, krach
tige karakter is een erfdeel der kinderen
gebleven. De vrijheid is ook hun lief,
doch die zucht tot zelfstandigheid heeft
hen niet weerhouden, zich door ijzeren
banden met de centra der beschaving
te vereenigen.
Spreker wijdt ten slotte een dronk
aan het heil van West-Friesland, den
bloei van Noord-Holland en de groot
heid van Nederland.
Op dezen spreker volgde de heer Ma
rei Oijens, vertegenwoordiger van den
Minister van W. H. en N. Wanneer
men den minister Lely hier welverdien
de hulde brengt, dan komt die tevens
ook aan anderen toe, meent hij.
Een minister van Waterstaat kan al
leen mild zijn, wanneer hij tevens milde
ambtgenooten heeft en dan vergete men
niet, dat de heer Lely zitting had in het
kabinet Yan Tienhoven.
Spr. acht vooral stoomtrammen het
meest gewenschte vervoermiddel in on
ze landbouwstreken. Yele goede plan
nen blijven echter, trots den steun van
den minister, wegens gebrek aan de
noodige gelden in portefeuile. Ook van
een goeden exploitant hangt een groot
deel van het wel en wee eener Mpij.
af. Er is talent voor noodig, zegt spreker,
om een stoomtram te exploiteeren en
dat talent bezitten vooral de heeren
Vas Visserzoowel vader als zoon, wat
spreker aanleiding geeft, de Westfriesohe
hoer O. Tot Pf..er aaaleid'Dg em te to
stoomtram-maatsohappg, J j
lovendiff gevoelt, hoe innig de band wei
is Dat deze stoomtram tot stand is go-
komen, schrijft spreker daaraan toe omda
ieder zijn plicht heeft gedaan. De goede
uitkomsten eener Hm-
hem niet uitsluitend bg de exploitanten,
maar zij zijn grootendeels te danken aan
de medewerking van allen, die belang
hebben bij den bloei en welvaart eener
Hij verzocht dan ook voor zich en
zijn zoon den hulp en steun van ieder,
terwijl hij daarbij gaarne de vorklaring
aflegde, dat het hun aan ijver en goeden
wil nimmer zal ontbreken.
Spr. besloot zijne welsprekende rede met
de meening,dat ook hier het belang van den
een dat van den ander in zich sloot, en
dat daardoor de bloei der Mpij. en de
welvaart der streek samengaan.
De heer 1. J. Froger, Chef van dienst
bij de afdeeling handelszaken der H. IJ.
S. M., betreurt het, dat de heer Van Ilas-
seltgedelegeerd lid bij den Raad van ad
ministratie, door ambtsbezigheden verhin
derd is, hier tegenwoordig te zijn. Als
zün persoonlijke meening geeft hij te ken
nen, dat de H. IJ. 8. Mpij. en de West-
Friesche Stoomtram-Mpij. eenzelfde be
lang hebben. Als chef van den com-
merciëelen dienst zal hg telkens dat bei
der belang indachtig zijn.
Deze verklaringen stelden den heer
P.B. J. terf, lid van Gedeputeerde Staten,
ten -opzichte van mogelijke tegenstrijdige
belangen bij de beide maatschappijen
volkomen gerust. Hg sprak daarbij den
wensch uit, dat de nieuwe lijn vooral
ook ten goede der gulle gastvrouw
moge komen, want Hoorn heeft in 't bij
zonder nieuwe voedingslij nen noodig.
Mr. C. P. Donker wilde hulde brengen
aan al de ambtenaren, die door kennis
en werkkracht machtige factoren waren
geweest bij het wordingsproces der lijn.
In 't bijzonder gold zijne toast den Rijks-
ingenieur van Waterstaat, den heer C.P.
Wijtenhorst en Mr. A. A. Landgriffier
bij de Provinciale Staten, die vele voor
komende moeilijkheden hadden opgelost.
In eene geestige causerie, die voorname
lijk over kool liep, zonder noohtans
ook maar iets met deze groente gemeen
te hebben, vlocht de heer J. A.
Roessingh van Itersonohef van
tractie en materieel bg H. IJ. S. Mpij.
te Amsterdam, de belangen der nieuwe
lijn met den groentenbouw te zamen. Zal
de W. F. S. Mpij. de voortbrengselen
van land- en tuinbouw vervoeren naar
de hoofdmarkten van Holland, de H.
IJ. S. M. zal ze moeten brengen naar
het buitenland, waarvoor hij hoopt, dat
heel West-Friesland één groote kool
tuin moge worden. Twee Maatschap
pijen, die zulk een ineensmeltenden
werkkring hebben, moeten immer krach
tig samenwerken.
Intusschen vervlogen de uren; nog
66n laatste woord van den heer A. I.
Zimmerman, waarin hij als burgemees
ter van Hoorn alle aanwezigen voor
hunne tegenwoordigheid bedankte, en de
dischgenooten begaven zich naar het
station, waar twee extra-treinen gereed
stonden om hen naar het Zuiden en
Westen der provincie te vervoeren.
Bij elke remisie, bij ieder station slonk
het getal der feestgenooten. In het
grijs-grauwe donker, waarin de dorpen
als lichtende nevelvlekken blonken,
stond uw verslaggever op het balkon
van den achtersten wagon.
't Waren nu echter geen beelden
uit het lang verleden, maar toekomst-
droomen, die zijne fantasie prikkelden hij
zag West-Friesland andermaal groot in da
den, rijk door voorspoed, nu niet door
zijn handeldrijvende steden, waaruit eens
Al el Tasman, Willem Schouten, Willem
IJsbrandsz. Bontekoe, Jan Pietersz. Koen,
de wereld met hare zeeen beheerschten,
maar door de vlijt en de bekwaamheid
zijner plattelandsbevolking, die Holland
in den tuin van Europa herschiepen.
En krachtig had daartoe de Westfrie
sohe stoomtram-maatschappij medege-
werkt.
Snelpersdruk van P. Trapmaï te Sohagen.