om
Aar en Halm.
'e"0"60
,c, Zi\ «n
jggfl. Jaargang No. 3380.
Zondag 6 November 1898.
TWEEDE BLAD.
Leii ons niet iü VBrzoetini.
—(-mm-)—
Een zachto herfstwind bewoog liefkozend
het gordijn voor een geopend venster van
een elegaute villa in het westen van Berlijn.
Daarbinnen is het stil, zeer stil. Onder
de zijden dekens ligt in het kostbaar ge
beeldhouwde ledikant ean jonge vrouw
zwaar ziek. Bruine lokjes hangen over
het doodibieeke gelaat, de oogen zijn half
gesloten, onrustig plukken de kleine han
den aan het dek.
Naast bet bsd zit zwijgend en zonder
zich te bewegen e«n liefdezuster.
De sieke slaat de oogen op, dispblanwc
kioderoogen, waarin de angst flikkert. „Zui-
ter Eliiabeti, ik droomde, dat ik stierf
O, wanneer dat secs waar werd, wanneer
ik eens scheiden moest van mijn kindje,
van mijn man. H*t moet ondragelijk Hard
zijn, van disgenen te scheiden, die men
boven alles lief heeft.*
De pleegzuster knikt, een smartelijke
trek wordt op haar gelaat leesbaar. ,Hu-
der nog is hel, wanneer het leven scheidt
in plaats van de dood.'
«Znster Elisabsth I Hebt gij ook eenmaal
liefgehad, werdt ge ook bemind, waart ge
gelukkig
Een vrcolijk lachje glsed over hel ern
stige en, ondanks de zwarte kap, zoo
schoone gelaat. „Eens was ik een geluk
kige verloofde.*
En toen?' viosg de moede, mede
lijdende stem.
fToes stierf mijn vaderwij bleven arm,
neer arm achter; mijn verloofde kon io
zijn stand en omdat hij daarbij zijn ouders
nog woest onderhouden, geen arm meisje
huwen. Zoodoende scheidden wij. Een alle-
daagsche geschiedenis I' Zij lacht er nu om,
een bitter, vreugdeloos lachen.
„Arme zuster En zaagt ga hem
nooit weer
„Nooit I" Hare lippen beven. De
FEUILLETON.
27.
Eu terwijl Lucy en Hammer in de ven
sternis wachtten tot een aanvang met het eten
zon kannen worden gemaakt, zetten
ze bun gesprek over hun toe
komst voort. Zg gedroegen zich als kin
deren, zoodat Cbarlotte niet wist, wat ze
ervan moest denkeu. Want in de venster-
nis staande, vlak naast elkander, onderhiel
den zij zich flaisterend over de personen, die
sij op hunne broiloft zonden noodigen, zij
babbelden over Lucy's japon, over de in
richting van hun huishouden. Ia de Thior-
garlenstraat te Barlijn, door Lucy zoo dik
wijls vol afgunst bewonderd, als ze dacht aan
het versohil in lot tnsschen hiar en de be
woners dier straat, wilde Hammer een villa
koopen, met alle gemakken van den nieuwe-
ren tijd. Ean elegante equipage en rijpaar
den, eon loge in de opera, dat alles zou ze
hebben.
En terwijl zich voor Lucy's sohitterende
oogen al dat moois ontplooide, steeg een
donkere bloB naar baar gelaat en zocht haar
kleine hand naar de zooveel grootere van
den ouden men en drukte die heimelijk.
Met moeite vermocht ze zich te beheer-
sohen, opdat ze niet het triomfgevoel liet mer
ken, dat haar hart met zooveel heftige sla
gen deed kloppen. Went hij was rijker,
veel rijker, dan zij zich in baar koenste
droomen had durven voorstellen. Toen hjj
haar een ruw verslag van zijn vermogen
had gegeven, had bijna iets als sehrik haar
verstomd doeu staan over den geweldigen om
vang vau de som. Dat alles, dat alles zou
baar toebohooren 1
Het duizelde haar. En dan kwam er over
haar een verlangen naar rechtschapenheid
ea reinheid. Met een eerlijk gevoel van
Joage vrouw begrijpt het niet, dit het
ha&r echtgenoot is, vau wien wordt ge
sproken.
Toen do directrice vsn het ziekenhui»,
voor acht dagen zuster Elissbeth in pL&ts
van een zieke zuster naar dit huis gezon
den hzd en den naam van de» eigenaar had
genoemd,had Elisabeth het bijna voor comoge.
lijk gehouden, aan zijn vrouw de dieasten
eener samaritane te bewijzen maar een
diakones mag geen rekening houden met
haar eigen gevoelens en daarom had haar
plichtgevoel haar tot rust gedwongen en
de vriendelijkheid der lijderes had weldra
haar hart gewonnen. De ritmeester had ze
nog niet weergezien, een bevel had hem
dadelijk na de operatie, die zijn jonge vrouw
had moeten ondergaan naar Oost-Pruisen
gezonden, maar eiken dag werd hij terug
verwacht. Zuster Elisabeth gelooft, hom
onbewogen te kunnen tegemoet treden,
alles heeft zij immers overwonnen
Ea toch beeft ze, als zij zijn veerkrach-
tigen tred, zijn stem in de andere kamer
hoort. Zij wil gaan, maar daar treedt hij
reeds na de vraag„Mag ik binnen
en snelt Baar hst bed, buigt zieh over het
bleeke gelaat io het kussen, en kussen en
liefkozen begint.
Zuster Elisabeth is naar het venster ge
vlucht, hwar vingers klemmen zich om de
zware portiere, baar lippen klemmen zich vast
opeen, opdat haar geen verraderlijke kreet
ontsnapt. Was zij gestorven, w#!licht be
graven gewaand, zij is nu wederom opge
staan om te leven voor de liefde, die an
deren behoort. Hoe dat zachte fluisteren
en de klank der kussen haar martelen, her
inneringen in haar opwekken Dit leed is
nog zwaarder dan het vroeger geledens bi) hun
afscheid. Zij scheldt zich zelve, zij moest
immers blij -zijn, dat hij gelukkig gewor
den is. Is hij dat werkelijk
Heafi zijn vurige ziel, zijn rijke geest
voldoening gevonden aan de zijd-» van
dat kinderlijke, onrijpe meisje Horft hij
hasr dan geheel vergeten
«Zuster Elisabeth, och tos, kom hier,
opdat Heinz mijn goede engel kennen
vreugde sprak zij ziohzelve op dit oogenblik
voor, dat ze nog niet «go slecht was, sis
waarvoor ze zich ia uren van berouw
had gebonden.
Zeker, ze had dingen gidsau.die niet goed
waren, meermalen mits maar dan was haar
lichtzinnigheid altoos de reden van haar misdrijf
geweest. Nu echter zou het anders wor
den. De «e man daar zou haar een ideaal
worden en blijven, van dit oogenblik af
aan zou ze een goed en eerlijk mensch
blijven. Zonder naar rechts of links te
zien, wilde sij alleen voor hem leven-
Ea Hans Röoneberger
Zij zou zich van hem losmaken. Ook bij
«oo uit baar leven verdwijnen.
Zij deed bij zichzelf een eed daarop. En
aan haar oor fluisterde daarbij de stame
lende stem van den ouden man naast haar
„Niet waar, mijn lieveling, een weinig
lief bebt ge mij toeh wel Slechts een wei-
uig.
Zij drakte zijn hand en wilde hem etn
kus op den mond drukken, toen vanuit de
gang de kamerdeur geopend werd. Licht
ineenkrimpend, wendde Lucy zich om en
zag in Arno's bleek, als door een ijzeren
vastberadenheid versteend gelaat.
Zg wist, zij voelde bet, bef gevaar was
daar
Toen ArnoLuoy zag, deed de smart hem zijn
lippen nog stijver opeenklemmen. Het werd
hem oneindig zwaar, voor dat meisje, aan
wie vroeger zijn hart had behoord, cn als
een meedoogenloos rechter te moeten op
treden. Maar hg aarzelde geen oo
genblik. Nooit weder gelooide hg zgn hoofd
te kannen opheffen, wanneer bg na om per-
soonlgke gevoelens voor de waarheid terug
week.
„Wel, waarde baron,' riep Hammer hem
opgeruimd en niets kwaads vermoedend te
gemoet, „wat brengt gg ons voor goedB?"
„Ik vrees er voor, mgoheer Hammer, dat
hetgeen ik n breng, u niet zeer aangenaam
sul sgn. Ik vraag u evenwel te willen ge-
looven, dat alleen mgn plicht mg gebiedt te
doen wat ik sal doen.
„Het is een leelijke geschiedenis. Maar,
sooals gezegd, ik kan niet anders en ik
leert
Zij moet zich naar hem begeveD, onder
zijne oogen komen 1 Wellicht herkent
hij haar niet in haar ernstig zwart kleed!
Maar als zijn oog op de koninklijke
gestalte, op het klassiek gevormd gelaat
valt, verbleekt hij. Een kreet wil zich
over zijne lippen dringen, doch de zuster
legt waarschuwend den vinger op den mond
met een blik op de zieke. Waarom haar
ongerust te maken En zoodoende sta
melt hij slechts zgn dank. Zijoe jonge
vrouw vindt zijne ontroering zeer natuur
lijk en strijkt liefkozend over zijn bevende
handen. Ook Elisabeth's hand houdt ze
teeder omval. Heel dicht bij elkaar zijn
dvzs beide, schoon gevormde handen, die
zoo dikwijls in elkander hebben gerust.
Haastig trekt znster Elisabeth de hand
terug en zegt«Ge moet nu rusten,
mevionw, andess doet de opgewondenheid
u schade."
„Geen «mevrouw' zeggen 1 Noem mij
Rnth, ik heb je immers zoo lief. Geef mg
een zasterlijken kus."
Gehoorzaam buigt de diakonvs zich hare
lippen roeren den mond aan, waarop zoo
even de zijne heeft gerust. Een warme blos
stijgt haar naar de wangen.
Als zij opziet, is mijnheer de ritmees
ter verdwenen.
Maar na dat nnr ziet z« hem dikwijls;
zoodra hij vrij van dieast is, zet hij zich
bg de zieke, zoekt haar op te vroolijken,
haar heur smart te doen vergeten. Zuster
Elisabeth wil zich dan steeds terugtrekken,
maar Ruth duldt dat niet. Zij is nog te
zwak om veel te kunnen spreken, dasrom
moet Elisabeth zich met Heinz onderhouden.
De beide mensehen zitten tegenover
elkaar, zooals vroegerhunne gelijk-
gesuaarde zielen vinden steeds onderwer
pen, die hen wederkeerig belang inboezemen,
hunne oogen vestigen zich vast op elkaar,
zooals vroeger 1 En toch gaapt er een
afgrond tusschen hen, toch volgt op het
gesprek niet die zalige rust, zooal» vroe
ger, en dat komt, omdat die eene, die
daar op het bed ligt, nog ademt, nog keft!
hoop, vertrouwende op uw ridderlijkheids-
gevoel, dat ge mg uw hulp niet zult ont
zeggen, om licht in deze zaak te brengen."
Hammer was onaangenaam getroffen op
gestaan.
„Wel, wat is er dan?" riop hg verdrietig
nit. „Gg doet toch, als was er een zware mis
daad begaan."
„Iets dergelijks wal," antwoordde Arno,
zijn blik vast op Lucy's schijnbaar onver
schillig gelast richtend. Daarna haalde hg
uit het couvert, dat hg in de hand hed, een
brief.dien hg aan Hammer overhandigde.,Wiit
ge daten brief even lezon, die e nige
d-gen geleden aan majoor von Rauden is
gezonden F"
Hammer nam het sohrgven verwonderd
aan en las het haastig door. ,,'t Is drommels
onaangenaam voor hen, wien het aangaat,"
zeide hg toen op onztkeren tcon, „maar wat
heb ik na eigenlgk met dat zaakje te
maken F*
„Gg niet direo! 1 Maar wellicht is uw
nicht wel zoo vriendelgk, kennis van bet
sohrgven te nemen."
Himmer werd driftig. „Mgn nicht? Wat
heeft die daarmede te maken P Mijnheer
van Erdmann, ik
Lucy fronste de wenkbrauwen. „Geel
bier, oom! Waarom zou ik mguheer von
Erdmann dat genoegen niet doen F" Zg las
den brief heei langzaam, terwgl zg de woor
den halüuid uitsprak. Haar stem bad daar-
bg iets triomfeerends en spottende. Daarna
legde zg den brief neder. „Nu F En F"
„Ja, dat had ik ook willen vragen," riep
Hammer opgewonden uit. Ean duister vermoe
den, dat hem iets vijandigs bedreigde, pij
nigde hem. „Moet wellicht mgn andere
nicht hier ook kennis van nemen?' voegde
hg er met een handbeweging naar Charlotte
ipotlend aan toe.
„Ik heb daar niets op tegen I' antwoordde
Arno, die eveneens ten prooi was aan een
geprikkelde stemming. Hg voelde maar al te
goed, dat Hammor reeds vijandig tegenovor
hem stond.
Charlotte verbleekte teer, terwgl zg las.
En toen sg aan het eind was, sloeg zg onwil
lekeurig een aDgstig vragenden blik naar
spoedig dat le
ratie is wul geltwPfi i
komen niet lerug, de\q "Iet ziede acj,
onregtlmatig. °Pe- hulp, Daarua zinkt
„Het leven der zieke iust rachten j voor het bed neder-
uwe hand, zuster!" had da pro®. te viüg, eea
dien morgen gezegd. „Let zeer nau f haar en
ze
zoo noodige
op haar knieën
nederig 'k J6" e' °m '«ge-
doort?' 8aD G0d'" 'H IP
rig op den pols cn w«od in geval '»God is barmhartig^Ruth'^hart
nood dadelijk het pijnstillend middel aanlpstiger,
Slechts met de grootste zorgvuldigheid is
de pitiente ta redden.'
«Het leven van de zieke rnst na God
in uws handeii;" hoe hadden die woorden
haar geroerd. Ze hebben haar beangstigd,
ze drijven haar rnsteloos door de kamer.
Waarom is haar zulk ean zware ver
antwoordelijkheid opgelegd; waarom moet
za juist deze vrouw redden, die tusschen
hem en haar staat Als in een visioen
ziet zij ziohzelve in dit rijke hais aan zijne
zijde, naast hem, die haar nooit vergeten
is, dien zij nu nog mst al de weelde harer
teedere ziel liefheeft en wiens kleinen
zoon zij tot een man zal opvoeden. Ruth
hseft haar deel in het geluk geno
ten, nn wil zij, die naar dat geluk gesmacht
en gehongerd heelt, ook haar deel
De zieke is ontwaakt, zfj kreuiit, een
lichts kreet onwringt zich a*n haar klenr-
looze lippen. Zuster Elisabeth grijpt naar
den pols; die slaat onregelmatig, en is bijna
niet meer merkbaar werktuigelijk grijpt
ze naar het fleschje met het voorgeschreven
middel plotseling doorsohiet haar brein
de gedachte: «Wanneer ge nn niets doet,
dsH is het in weinige minuten voorbij 1"
Ruth bidt in doodsangst «Vader, die
in de hemelen zijt I" Als een donderslag
klinken de nauwelijks gefluisterde woorden
aan Elisabeth's oor«En leid ons niet
in verzoeking 1"
Zg ontwaakt als nit een angstigen droom.
Heeft zij werkelijk die misdadige gedach
te gekoesterd, ook slechts maar één se
conde zou zij voor de verzoeking bezweken
zijn zonder dat roerends gebed P Hare tanden
klapperen sis van koude en toch brengt
ze nu zouder aarzelen, met vaste hand,
Luey, die oogensohijnlijk beel onverschillig
over de tafel keek en met de armen op de
leuning vaa een sloe! steunde.
E n pijnlijke psme ontstond, waaraan
Hammer een einde maakte.
„Ik sou u toch wel willen verdoeken,*
wendde hij zieh op groven toon tol Arno,
„dat gi) mij eindelijk verklaart, wat deze
tragische scène hier te bedniden heeft P
Galesen hebben we den brief nn allen
en
„Deze brief," viel Arno hem ernstig in
do rede, „hoeft bijna den dood van een
eerlijk man tengevolge gehad. En grj be
grijpt, dat mevrouw von Randen en ik, die
geheel onschuldig smadelijk zgn beleedigd,
alles gedaan hebben, om den ellendeling te
ontdekken al liever de ellendig» vrouw 1"
Weder rustte zjjn blik doorborend op
Lucy.
„Ah, bet is dus een vrouw," riep Ham
mer uit, gedwongen lachend. „En wat bebt ge
verder ontdekt F*
Arno aarzelde. „Dergelijke misdadigen
kan men natuurlijk niet op de daad be
trappen. Wel echter kan men bewijzen ver
zamelen, die den schuldige aanwijzen. Eu
dat was in dit geval niet zoo heei zwaar.
Mgn gesprek met mevrouw von RandeD,
dat in den brief valsoh en verdraaid is
weergegeven, most beluisterd zgn gewor
den. Dat kan slechts geschied,<n uit eea an
dere kamer van hel hótol, die naast die
kamer was, waar wij dat gesprek hebben
gevoerd. Het eene van de twee vertrekken,
waar dat is kannen geschieden, is niet be
woond geweest en gedurende den ganschen
tijd gesloten gebleven. De andere kamer
werd door den schilder Rönneberger ge
bruikt."
Hammar fronste de wenkbrauwen.
„Dus is die waarschijnlgk de bedrijver
vau het zaakje F Hij be<.ft den brief zeker
dooreen hem bekende dame lateu schrjjven."
„Wat voor reden sou hij daarvoor hebben
gehad? Hg is eerst korten tgd op Barna
en door de bewoners van hei Kasteel op da
meest vriendelgke wijze ontvangen. En ik
heb hem nooit eenig leed gedaan, waarvoor
bg wraak op mg soa willen oefenen. Neen,
een
ude wan ren T"d 7™? ha"
zien van datgeL ou barmhartig
tijd verloren is, *'ch als
haar hart knaagt. Zij w6ecl te wijken
tegenover hem en mijdf\ hot aan
haar verwijteed aanzien. Eöor al-
de zware plieht vervuld, zij kan fp
Na een tecder afscheid van Ruu
zij haastig het huis verlaten, doch Ik
laatste, het zwaarste blijtt haar niet be
spaard. Heinz treedt haar in den weg.
«Gij wilt reeds gaan vraagt hij met
onzekere stem.
«De plicht roept mij bij andere lieken'.
„Elisabeth!' Het klinkt bijna sis een
liefkozing. «Dat harde, n alles ontzeg
gende leven wilt ge nog langer leiden Het
kan u onmogelijk bevredigen."
«Gij vergist n, mijnheer von Barnick,
mijn leven bevredigt mij niet minder of
meer dan elk ander leren het had knnnen
doen."
Zij gevoelt, dat ze het rechte heeft
gezegd. De warme glans in zijne oogen
verdwijnt, de uitdrukking van zijn gelaat
wordt hard.
„Leef dan gelukkig en heb duizend
maal dank.'
Zij gaat met wankelenden tred naar bni-
ten, maar toch is haar voorhoofd onbe
wolkt. Ook hij zal zichzelf wedervinden,
en aan haar zal het woord bewaarheid
worden, dat ze hem zooeven heeft gezegd.
Daarom moedig voorwaarts 1
mijnheer Hammer, Rönnebergar heeft den
brief niet geschreven. Maar volgens het.
zegg-tn van den kellner heeft Hans een tijd
lang zgn kamer aan e»n dam* afgestaan en
dat juist wel gedurende den tgd, dat ik
met mevrouw von Randen het gesprek heb
gehouden."
„Aha, dat is das de zondares, trsehtte
Hiramsr te schertsen, maar het was hem
daarbij zeer onbehaaglijk te moede. ,Nn, en
hebt ge uitgevonden, hoe zij heet P*
Arno aarzelde weder. „Deze dame waa
twis ik dssd Lucy kalmpjes
hooren.
„Gg F Lucy!" Hammer riep zeer luid en
drifiig nit, terwijl Charlotte verbleekte «n
Lucy strak iu het gelaat zag, als moest ze
daar de bekentenis barer schuld lezen.
Een spottend lachje speelde er om de
lippen van Lucy. „Die dame was ik 1" her
haalde zij bedaard. Zij was het met zieh-
aelve overeengekomen, dat het haar schade
zon doen,wanneer se dit pnnl loochende, waar
van de waarheid dadelijk door een samentreffen
met den kellner bewezen zon kannen worden.
„Zeker", ging se voort, met toornig sohit
terende oogen, „Charlotts sal zieh herinne
ren, dat ik van mevrouw Kleefeld naar de
naaister ben gegaan, die in een donkere steeg
woont. Ik stapte mis ea viel in de sneenw.
Ik was doornat en koebt dadelijk het noo
dige om mij te verkleeden.
„En daarom was het ook niet andets dan zeer
natuurlijk, dat Rönneberger, dien ik toeval
lig in het hotel aantrof, mg de kamer af
stond, die nog disponibel wis. Maar,"
zij haalde diep adem en riohtte hare oogen
vast en doordringend op Arno, „is door
het feit, dat ik toevallig in die kamer was,
ook bewezen, dat ik nw onderhoud met me
vrouw von R iaden hoorde F Dat ik dien dom
uien brief aan den majoor heb gesohreven F Ik
verzoek n mij te antwoorden, mgnheer von
Erdmann 1*
„Ja, dat verlang ik ook!" viel Hammer
opgewonden nit, terwgl hij naast Lucy giag
staan „En en deze woorden riep hij
heel loid en drifiig, „ik heb het reebt, dat
te vorderen. Niet slechts omdat de vader