Zondag 1 Januari 1399. 43ste Jaargang No. 337S. Politiek owzicM Jer weel. INSCHRIJVING. Dit nummer bestaat uit !Wee bladen. EERSTE RL AD. KENNISGEVING. DENIJS. Kennisoeving. Wet op aröeids- en rusttijden. in. Iiuitenland>cli Nieuws. SCHA68R Alimti Nieows- Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden IDVEKTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst [^GEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. COURANT. Aiurtsitie- LiiünvHiL Bureau: SCMACHSW, laan, U <f. Uitgever: P. TRAPMAN. MedewerkerJ. WINKEL, giekessdinakiiifen. jemeen te Schaget). POLITIE. Ter secretarie dezer gemeente worden dichtingen verzocht omtrent een verloren iasspeld. Burgemeester en Wethouders van Scha- sn noadigen bij deze belanghebbenden, die jter het jaar 1898 vaD de gemeente •ts te vorderen hebben, uit, hunne reke- ingen vódr of op den len Februari j. s. ter plaatselijke secretarie in te (veren. Schagen, 28 December 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S. BERMAN. De Secretaris, TV atioiiiile Militie. (Art. 19 d«r Wet.) Burgemeester en Wethouders der Gemeente Schagen; Brengen ter openbare tennis, dat de mannelyke igezetenen, geboren in het jaar 1880, zich ter nschrijving voor de Nationale Militie behooren an te melden ter Gemeente-Secretarie, tusschen den iaten en den 31sten Januari 1899. Voor die inschrijving zal zitting worden gehouden jederea werkdag van des voormiddags 9 ure tot des lamiddags 4 ure. Verder wordt de aandacht gevestigd op onderstaande artikelen der wet van den 19den Augustus 1861 'Staatsblad No. 72), welke betrekking hebben op de inschrijving voor de Militie: Art. 16. Jaarlijks worden voor d« Militie inge schreven alle mannelijke ingezetenen, die op den (sten Januari van het jaar hun 19de jaar waren Jigetreden. Voor ingezeten wordt gehouden lo. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wieus loeder, of, zijn beiden overleden, wiens veogd «gezeten is volgens de wet vau den 28sten Juli 850 (Staatsblad No. 44) 2o. hij, die geen ouders of voogd hebbende, edurende de laatste, aan het in de eerste zinsnede dit artikel vermelde tijdstip voorafgaande chttien maanden in Nederland verblijf hield So. hij, van wiens ouders de langstlevende inge- eten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij innen het Rijk verblijf houdt. Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, ehoorende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet an den verplichten krijgsdienst is onderworpen, of ;aar ten aanzien der dienstplichtigheid het beginsel an wederkeerigheid is aangenomen. Art. 16. De inschrijving geschiedt: 1. van een ongehuwde in de Gemeente waar de ader, of, is deze overleden, de moeder, of zijn beiden verleden, de voogd woont; 2o. van een gehuwde en van een weduwnaar in Gemeente, waar hij woont; 3o. van hem, die geen vader, moeder of voogd Beft of door dezen in achtergelaten, of wiens voogd uiten 's lauds gevestigd is, in de Gemeentewaar hjj toont j 4o. van den buiten 's lands wonenden zoon van en Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in en vreemd land woont, in de Gemeente, waar zijn 'ader of voogd het laatst in Nederland gewoond eeft. Art. 17. Voor de Militie wordt niet ingeschreven; lo. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon tan een ingezeten, die geen Nederlander is; 2o. de in een vreemd Rijk verblijf houdende uderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd «gezeten 3o. de zoon van den Nederlander, die ter zake tan 's lands dienBt, in 's Rijks overzeesche bezittingen tf koloniën woont. Art. 18. 1ste en 2de lid. Elk, die volgens art. 15 behoort te worden ingeschreven, is verplicht zich Saartoe bij Burgemeester en Wethouders aan te geven nk'schen den lsten en den 3t Januari. Rij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is agn vader, of, is deze overleden, zijn moeder, of, zijn keiden overleden, zijn voogd tot het doen van die ngifte verplicht. Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 9.:u jaar, doch vóór het volbrengen van zjjn 20ste, [gezeten wordt, is verplicht, zich, zoodra dit plaats leeft, ter inschrijving aan te geven bij Burgemeester Wethonders der Gemeente, waar de inschrijving, folgens art. 16 moet geschieden. Daarbij gelden de bepalingen Aer 2de zinsnede van tttikel 18. Z\y.i« inschrijving geschiedt in het register van het jaar, waartoe hjj volgens zijnen leeftijd behoort. Afgekondigd cd aangeplakt voor de tweede maal te Schagen, den 29 December 1898. Burgemeester rtn Weihouders voornoemd, De Burgemeester, S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 8.6G. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADYERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 et. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. richten tot paardenslachterij Schagen, 30 December 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd. S. BERMAN, De Secretaris, DENIJS. t WETHOU- brengen ter al- aan Cornelis ing is verleend, Jo. 80 aan de te uiogen in- Yan de rusttijden. Een onzer groote grieven tegen deze wet is, dat zij zeer veel aan duidelijk heid te wenschen overlaat. De minister verdeelt in art. 1 de ar beiders, op wie dit wetsontwerp betrek king heeft, in twee categorieën, A en B. In de artt. 5, 6 en 7, handelende over de arbeidstijden, vinden wij te recht de ar beiders sub A genoemd,omdat de regeling van den arbeidstijd alleen geschiedt voor een zekere categorie van fabrieken en werk plaatsen. Ook vinden wij die arbeiders terug ia de artt. 16 en 17, waar gespro ken wordt van arbeids- en rustlijsten, maar slechts eenmaal, en wel in art. 24, wordt de categorie B genoemd, waar we lezen „Het hoofd of de bestuurder van eene fabriek of werkplaats, waarin een arbeider als bedoeld in art 1 sub B. werkzaam is, zorgt, dat in of voor zijn bedrijf door dien arbeider niet wordt gewerkt in de rusttijden, be doeld in art. 18 of art. 19, tenzij en voor zoover een der artt. 9, 12, 13 en 14 is toegepast." Naar het ons voorkomt, staat art. 24 niet op zij n plaats, maar zou dit moeten zijn onder de par. 3: „Yan de rusttijden", en niet onder par. 4: „Vau verklaringen, arbeidslijsten en rustlijsten." Het ware dan ook veel beter geweest, om duidelijk te omschrijven, welke rusttijden aan de arbeiders der categorie B zijn toegestaan. Thans moet bet hoofd of de bestuurder zes artikelen bestudeeren, aleer bij tot die wetenschap komt, welke rusttijden hij zijn arbeiders moet gunnen. Wat beteekent b. v. art. 10 Wij lezen daar „Aan de arbeiders, die niet bij al gemeenen maatregel van bestuur aan gewezen werkzaamheden verrichten, wordt in iedere week een rusttijd toegekend van ten minste dertig ach tereenvolgende uren, waarin de Zondag begrepen moet zijn." De vraag is nuslaat dit artikel ook op categorie B In art. 1 A vindt men de arbeiders in brood,- koek-, beschuit- of banketbakkerijen en de arbeiders van den algemeenen maatregel van bestuur. Men zou dus meenen, dat art. 10 sloeg op de arbeiders in de broodbakkerijen enz., maar wanneer wij nu bij de toelichting der artt. 10 en 11 lezen; „Aan alle arbeiders, die in fa brieken of werkplaatsen werkzaam zijn, zullen rust- tijden, als in deze artikelen bedoeld, moeten worden toe gekend", dan veronderstellen wij, dat de minister in art. 10 ook getracht heeft te maken een bepaling voor de arbeiders der categorie B. Maar waarom deze dan niet genoemd De groote eisch, dien wij aan een so ciale wet stellen, is, dat zij vooral duide lijk moet wezen. Hierop is reeds in een entrefilet door de Werkmansbode gewezen, maar de Nieuwe Rott. Courant schijnt zich over dit groote bezwaar nog al ge- gemakkelijk heen te zetten. Het resul taat der wet een „tamelijk samengestel de resultante" noemende, acht hét conser- vatief-liberale orgaan dit bezwaar niet onoverkomelijk: „De hulp der inspecteurs is iedereen die haar inroept ten dienste wie zelf niet genoeg weet te ontleden en verbinden, kan hun den weg vragen". Ja, dat is goed voor hoofden of bestuur ders van fabrieken of werkplaatsen, maar die weg staat niet open voor de tiendui zenden arbeiders, die bij een nuttige toe passing van de wet belang hebben. Deze wet moet duidelijk genoog zijn om iede- ren arbeider, die lezen kan en begrijpt wat hij leest, in staat te stellen te con- tröleeren, of de wet door zijn patroon richtig wordt toegepast of niet, en het is hem niet kwalijk te nemen, dat, in dien het weteontwerp werd aangenomen zooals bet daar ligt, hij in den door de N. R. Ct. genoemde „tamelijk samenge stelde resultante" geen weg kan vinden, en niet genoeg weet te ontleden en te verbinden. Het is waarde werkman kan ook de hulp van een inspecteur in roepen, maar wanneer hij in dat geval ontdekt wordt, kan zijn brood er mee ge moeid zijn. Evenals dil bij de arbeidstijdjan het ge val is, bestendigt het wetsontw rp ook bij de rusttijden niet veel meer dan het ge bruik. Het hoofdbeginsel is, dat een ar beider ten minste in veertien dagen ze ven nachten moet kunnen slapen van 's avonds 9 tot 's morgens 5 uur, en dat hij een rusttijd heeftvoor de bakkerijen en voor de categorie B van 30 uren, voor de categorie A van 36 uren, waarin de Zondag moet begrepen zijn. Het is waar: er zijn hierop uitzonderingen toegelaten bij de artt. 13. 14, maar Zondagsfust is regel. Aan dit beginsel moet alle hul de worden gebrachtalleen wijzen wij er op dat, waar aan een bakkersknecht wordt toegestaan in een etmaal ten hoog ste 17 uren te werken, dat met de schaft tijden ten minste 19 uur wordt, hij van Zaterdagmorgen zeven uur tot des nachts twee uur in het haam kan worden ge houden, zoodat hij alsdan, ten einde het moede lijf te herstellen, wel een gedeel te van den Zondag aan den slaap moet besteden. In ieder geval is bij onder de Dieuwe wet beter uit dan thans, nu hij vaak reeds des Zondagsavonds te zes uur, vooral in de broodfabrieken, weer aan het werk moet gaan. De bepalingen van par. 2 en 3 heb ben dit voordeel, dat, wanneer een pa troon of werkgever op het bestaande ge bruik wil ingrijpen en zonder verhoo ging van loon tot overwerk of tot het verzuimen van rusttijden wil dwingen, de arbeider zich kan houden aan de wet. Wenschelijk zou bet zijn, dat daarin ook een bepaliDg werd opgenomen, voor schrijvende dat bij overwerk ot bij ver zuim van rusttijden de aangewezen ar beider in zulk een geval een zeker per centage verhooging van loon ontvangt. Wij zouden nog vele vragen kunnen doen en tal van opmerkingen maken, maar het komt ons voor, dat bet bo venstaande voldoende is. Waar wij tot een conclusie komen, moeten wij on verholen mededeelen, dat de indruk, welken wij van bet wetsontwerp ont vangen, verre van bevredigend is. Ten eerste wil de minister, zooals uit de toelichting blijkt (zie ons vorig artikel) door dwang tot inkorting van den arbeidsduur in sommige bedrijven geraken, en daarom stelt hij voor do meer of minder gevaarlijke inrichtingen een arbeidstijd vanelf uren, met de machtiging voor het hoofd of den bestuurder, de broodbakkerijen uitge zonderd, om in de eerste vijt jaren ver gunning tot overwerk te erlangen gedu rende zestig dagen van bet jaar, voor ten hoogste 3 uren per etmaal voor de eerste vijf jaren en vervolgens voor ten hoogste 2 uur per etmaal. Is het een wonder dat de Maasbode van dit wetsontwerp getuigde„Het geeft den radicalen den schijn en den doctrinairen het wezen" De minister behoeft niets te dwingen, maar bestendigt alleen den toestand, bestaande in 77 percent der fabrieken in Nederland Ten tweede geeft die bestendiging aanleiding, dat, wanneer later ook voor de arbeiders der categorie B een arbeidsduur wordt vastgesteld, deze altijd langer zal moeten genomen worden dan thans voor de arbeiders der categorie A is aangege ven. Ten derde is het wetsontwerp zoo on duidelijk, ook wat betreft de rusttijden, dat zelfs de N.R.Ct. reeds dadelijk de mogelijkheid stelt, dat de patroon, om er uit wijs te worden, de hulp der in specteurs moet inroepen, zoodat voor een gewoon werkman daarin in het ge heel geen J te vinden zal zijnen het is toch 'Voor dezen van het grootste belang, dat hij weet, waaraan hij toe is. Maar voor alles en boven alles maken wij den minister er een grief van, dat hij, waar op den 20sten September jl. in de troonrede sprake was van een wetsontwerp tot het tegengaan van overmatigen arbeid van volwassen per sonen in fabrieken en werkplaatsen, waaronder iedereen verstond en moest verstaan alle fabrieken en werkplaatsen, bij op den 26stcn November jl. dus slechts twee maanden later komt aandragen met een wetje, dat zoozeer rekening houdt met den afkeer van velen waar het de sociale wetgeving betreft, en tevens tracht bij de vrijzinnig- democratische elementen in het gevlei te komen. In ons vorig artikel deelden wij uit de toelichting mede, waarom de minister dit wetsontwerp, waarin geit en kool gespaard worden, aldus heeft ingediend bet bezwaar om het personeel der ar beidsinspectie zoodanig uit te breiden, dat eenige zekerheid zou bestaan voor een behoorlijk toezicht op de naleving der bepalingen omtrent den arbeidsduur in een grooter aantal inrichtingen dan thans wordt voorgesteld aan de werking der wet te onderwerpen. Oogenschijnlijk is dus de overweging des ministers van administratieven aard. Volgens hem ontbreekt bet hem voor- loopig aan de mennekensdat echter de minister in Nederland geen inspecteurs ot onder-inspecteurs zou kunnen vinden wier taak het zou zijn om zich te over tuigen of de wet op axbeids- en rusttij den wordt rageleefd, die tevens èn pa troons èn werklieden tot wegwijzers zou den kunnen dienen in dit onduidelijk stuk van wetgeving, wil er bij ons niet in. Zoo moeilijk is dit werk niet. Wij kun nen dus niet anders veronderstellen, dan dat de minister zich heeft doen leiden door overwegingen van jinancieelen aard, en dan vragen wij, boe deze rijmen met de verzekering, door den minister van financiën ia zijn memorie van antwoord op het verslag van hetafdeelingsoaderzoek der Staatsbegrooting gegeven, dat hij in staat zou zijn de financiëele gevolgen te bezweren met het oog op de sociale maatregelen, die reeds aanhangig zijn of het eerlang zullen worden*). Niets van hetgeen de regeering heeft toegezegdstond in des ministers antwoord, nioenscht gij uit het oog te verliezen. Zj hoopt het be wijs te leeren, dat zj niet blind is voor sociale nooden en niet opziet tegen kraehtdadig ingrijpenwaar dit dringend gevorderd wordt" Wat de regeering in de troonrede heeft toegezegd, toonden wij boven aan en wanneer nu het wetsontwerp op arbeids- en rusttijden als staaltje moet dienen vau bet krachtdadig ingrijpen der regeering, dan zouden wij wel eens willen vragen, hoe een wetsvoorstel op sociaal gebied er uit zou zien, als de regeering, om redenen van politieken aard, eens de conservatieve elementen naar de oogen zou willen zien. Dat het der regeering onmogelijk is, om bij den langzamen gang onzer wetge ving, na hetgeen zij reeds heeft gedaan, alle punten van het progam van urgen tie der Liberale Unie in wetsvoorstellen te belichamen, en al deed zij dit, dat bet den Kamers onmogelijk zou zijn in de drie jaren, welke ons nog overblijven, dat al les te behandelen, kunnen wij onder eenig voorbehoud toegeven; maar laat de regeering dan ten minste zorg dragen, dat eon wetsvoorstel, een onderwerp be handelende dat zoo urgent is als de be perking van overmatigen arbeidsduur ook voor volwassen mannelijke arbeiders, vooral tegenover arbeiders een goed figuur make. Wanneer het weekblad De Kroniek ronduit vraagt„Wie kan in 's hemels naam aan zulk een ont werp steun of stem verleenen dan zouden we daarop kunnen antwoorden niet alleen de hoofden en patroons van alle fabrieken en werkplaatsen, waar op de wet niet toepasselijk is maar ook de hoofden en patroons, die in de wet wel worden genoemd, maar blijde zullen zijn, dat zij er met zulk een koopje afkomen Zie ons artikel „Vragen en Ant woorden", voorkomende in het nummer van 27 Nov. 1898. Nog weinige uren en het jaar 1898 behoort tot het verleden. Als zoovele zijner voorgangers is ook het afgeloopen jaar rijk geweest aan geschiedkundige gebeurtenissen, aan merkwaardige voor vallen, aan treffende tafereelen. Wanneer wij onzen blik terugslaan, dan ontwik kelt zich een staatkundig panorama voor ons, dat in vele deelen merkwaar dig interessant mag gebeeten worden. Een der schrilste punten van dit pa norama vormt voorzeker de SpaanBch- Amerikaansche oorlog. In weinige weken werd een groot koloniaal rijk van bijna al zijne schoone bezittingen beroofd, ver nederd en vernietigd, teruggebracht tot een Btaat van den tweeden rang. Aan gene zijde van den Oceaan werd een jonge reus zich van zijne krachten bewust. Met verpletterende zekerheid trof bij den trot- schen Don op de meest gevoelige plaatsen. Tusschen den Atlantischen Oceaan en de Stille Zuidzee verrees een wereldrijk, dat ook in de zaken van het oude Eu ropa zoo nu en dan eeD woordje mee zal spreken. Welk een invloed het koloniale Amerika op den handel en de scheepvaart zal uitoefenen wordt ons eerst duidelijk, wanneer wij bedenken, dat bet bezit der Philippijnen een kanaal door Midden-Amerika noodzakelijk maakt. Het Oosten des lands, met zijn rijke kustontwikkeling, zijn baaien en golven, zijn dokken en zijn havens, zijn breede riviermonden, moet in de kortste verbin ding met de eilanden worden gebracht. Werkelijk, de Yereenigde Staten heb ben een groot en krachtig aandeel in het wereldproces van 1898 gehad. Of deze actie eene reactie in de an dere deelen der Nieuwe Weield heeft veroorzaakt, is moeilijk te zeggen, doch opmerkelijk is bet, dat het staatkundig verloop in de Zuid-Amerikaansche staten dit jaar bijzonder rustig was. Een verschil omtrent een schade loosstelling tusschen Columbia en Italië werd bijtijds in der minne gere geld; een botsing tusschen Argentina en Chili werd door wederzijdsche inschikke lijkheid voorkomen. Eenige veranderin gen in het bestuur van Venezuela en Bra zilië gaven, merkwaardig genoeg, geen aanleiding tot binnenlandscbe onlusten. Wanneer straks het inwendig bestuur op Cuba aan bevoegde handen is toe vertrouwd; als al de opstandelingen naar hunne haardsteden zijn teruggekeerd als de braakliggende plantages weder in welige landouwen zijn herschapenals de rijkdom van zijnen bodem en de noeste vlijt zijner bewoners Cuba werkelijk tot den parel der Antillen zullen gemaakt hebben; dan zal ook in de Caraïbische Zee de lang ontbeerde vrede en rust heerschen. Als gevolg van den oorlog tusschen deVereenigde Staten en Spanje,is er tusschen de Angel-saksische volken een sterke toenadering ontstaan. Aan beide zijden van den oceaan is deze toenadering warm toegejuicht. Daar ook de hooge regeeringspersonen zich sterk voor een nauweren band interes seeren, kan een verbond tusschen de Angel-saksische volken als mogelijk be schouwd worden. Zulk een verbond zou vooral voor Engeland van groote betee- kenis zijn. Engeland heeft meer tegen standers dan vrienden, zoodat een hulp, waarop het in de uren des gevaars zal kunnen rekenen, voor zijne positie on misbaar wordt. Nog voor weinige weken is het gebleken, in hoe groote moeilijk heden Albion met zijne wereldkoloniën spoedig kan geraken. De bezetting van Fashoda door majoor Marchand had Engeland en Frankrijk bijna in een oorlog gewikkeld. Alleen in het laatste oogenblik werd de strijd voorkomen. Toch bestaan er voor Engeland ook nu nog in Afrika en elders zooveel gevaar lijke kwesties, dat te eeniger tijd hat zwaard zal moeten beslissen. Wanneer Frankrijk en Rusland de ontruiming van het Nijldal eiscben, kan een oorlog niet uitblijven. In de laatste dagen is de spanning tusschen Engel- schen en Boeren in Zuid-Afrika ook weder toegenomen. De Boeren be schuldigen de Engelschen, de Kaf fers in Zoutpausberg in opstand tegen de Transvaal te hebben gebracht. De Engelschen op hunne beurt roepen ach en wee wegens de tirannie, waaronder de Uitlanders te Johannesburg zuchten. Wij vragen ons af, of dit wellicht het voorspel is van ernstiger moeilijkheden in Zuid-Afrika. Men wil weten, dat Engeland door een overeenkomst met Duitschland de beschikking over de De- lagoabaai beeft gekregen. Dat wil eigenlijk zeggen, dat Portugal, met goedvinden van Duitschland,Engeland in staat zal stellen, de Boeren-republie- ken van alle kanten in te sluiten. Yan Zuid-Afrika richten zich onwillekeurig onze blikken naar Zuidoost-Azië. De ontbinding van bet groote en volkrijke

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 1