Brieven uit k Maasstad v Harde lessen. Zondag 22 Januari 1899. 43ste Jaargang No. 3382. FEUILLETON. TWEEDE BLAD. Rotterdam, 17 Januaii 1899. No. 174. Het is, geloof ik, Mark Twain geweest, die in een vermakelijke essai de booze ge volgen van edelmoedigheid, gelijk die door bakers en andere ouderwetsche zedeleera- ressen en -leeraren wordt aangepreekt, heelt geschetst. Hij vertelt, dat op een morgen een dame met h;ar zoontje door de hoofdstraat van een groots stad reed, toen plotseling de paarden schrokken en op hol gingen. De koetsier viel van den bok en de dame met haar zoontje waren naar behooren van schrik verlamd. Doch er was een dappere jongeling, die zich voor de hollende bees ten wierp en ze, met gevaar van zijn ei gen leven, tot staan bracht. De dankbare dame vroeg des redders naam en woon plaats en sprak met haar echtgenoot die de bakerlessen over grootmoedigheid gelezen had over de heldhaftige daad van den jongeling. De echtgenoot, snik kend van ontroering, liet den braven knaap bij zich komen, gaf hem duizend gulden en voegde er bij de woorden Als gij ooit vrienden noodig hebt, herinner u dan dat ik een dankbaar hart bezit. Hier plegeD moralisten dan het geval te lateu eindigen, maar de vroolijke Ame rikaan gaat verder. De dappere jongeling zoo vertelt hij kwam reeds de vol gende week bij den edelmoedigcn heer om zijn voorspraak te verzoeken bij de solli citatie voor een opzichtersplaats. Die voor spraak werd hem met succ.s gegeven. Veertien dagen later werd de moeder van den dapperen jongeling ziek en de dappe re jongelittg kwam dea vader van het ge- Eiehard stiet em uitroep v.n schrik en toch van liefdevolle vraagde nithij was teruggedeinsd, maar een oogenblik later snel de hg op haar toe en bracht haar ie zijn kamer, de deur haastig achter zich dicht slaande. De bediende staarde sprakeloos van ver wondering maar de gesloten deur, waarach ter een eigenaardig geluid onloochenbaar veel geleek op het geven en ontvangen van Daardoor lette hij er niet op, dat do huishei reeds voor de tweede maal driftig was overgegaan. Maar bij de derde maai stormde hij met twee, drie steppen de trap af en op de deur toe. Het was zijn heer en meester- „Wat beteekent da!, da! ge niet op uw post zijt F Wat zie je er raar uit; is er iets gebeurd F* „O newn, mijnheer de baron 1" „Wat drommelache lummel, wat is er danP Maar je liegt. Binnen een ondeelbaar oo- genblik voor den dag er mie." Trausnitz senior, door zijn 2orgen zeer zenuwachtig gemaakt, zag den armen be diende, die anders teer bruikbaar was, on heilspellend aan. Deze was zeer in verwar ring, en spr«k daarom geen woord,- hij waagde het niet, dea luitenant te verraden, nog minder evenwel zgn meester te trot- seeren, en zoodoende trok hij met eeu spre kende manoeuvre het hoofd tussohen de schouders en wees naar bovon, met het ge laat van iemand die zeggen wilde dat hij zelf onschuldig was aan het aangerichte onheil. liet natunrljjke gevolg was, dat Trausnitz senior weinige minuten later voor de deur redde k:nd verzoeken zijo moeder iu huis te nemen. Het oude mensch werd met zorg verpleegd, maar zij verlangde zoo zeer naar haar vier groote en kleine kinderen, dat de edelmoedige en dankbare heer ver plicht was ook hen io huis te nemen. Het jongste opgADonen dochtertje was een speelsch meisje, dat in korten tijd voor ongeveer tien duizend gulden aan meube len en oud porselein beschadigde. De oude zieke vrouw dronk tamelijk sterk en vloek te tamelijk grof, maar de dankbare ouders, steeds bedenkende wat haar zoon voor hun eenig kind had gedaan, verdroegen dat met kalmte. Allerlei kleine en groote diensten, al lerlei opofferingen worden van de dank bare ouders gevraagd, telkens onder aan haling van hrt feit dat de dappere jon geling het leven van moeder en kind gered had. Totdat het tenslotte de spui gaten uit-loopt en de dankbare vader de heele reddersfamilie op straat zet, 't uil-schreeuwend dat hij door de malle boeken ovet edelmoedigheid bedrogen is en dat elk die het hart hetft weer eens zijn vrouw en zijn kind te redden op de plaats sterveu z d 1 Er zijn natuurlijk heel wat menschen die zonder io zóó pijnlijke consequen tie de gevolgen van edelmoedige beloften te hebben ondervondeu,toch wel een en kele maal in hun leven reden hadden, om zich over bewezen diensten te beklagen. Dat kan ook een gemeente overkomen. Een gemeente kan in het geval veikeeren, dat zij eigenlijk liever géén weldaden van deze of gene had ondervonden, omdat zij die in dankbaarheidsbetoon bezurtm moet. Io het algemeen is het niet prettig ver plichtingen aan iemand te hebben. Rotterdam heeft indertijd van de Rijn conventie verlof gekregen de Maas te overbruggen, mits zij door de achter de Maas te graven Koningshaven de vrije vaart geen hinderpaal in den weg legde van Eiehard s kamir stond. Daar binnen v?a3 ailes slil Wat beteekende dat F Wst viel hier voor F Hij wilde de kamer binnendringen, maar do dsur was g»Bloten. „Richsrd, ik ben hetDoe vlag open, ik maak me zeer beangst" Nog hssrschte er op dat ©ogenblik een doodsche stilte. Een minuut laier naderden badaarde schre den do deur on dozo werd geopend. Eiobard' bleek en rood wordend, stond voor ajjn vader. „Gij komt als een redder in den nood, vader,* riep bij, al zijn moed bijeen ra pend, uit, want ds vleselijks situatie, waar in hij zich bsvoud, was hots heal duide lijk. Intasschen was Trausnitz ssnior hem voorbp vlug en nieuwsgierig de kamer bin nengegaan, wat de zoon ook niet verbood de oude m^n stond een ooganblik later zeer verrest voor Gisela Kandermsnn. In het volgende oogenblik begreep bij, wie zij was, en tegelijk bevestigde Eiehard zijes vaders vermoeden. „Het is Gisela, vader, mijn verloofde. Zij is zoor in da war, zij is gedwongen, dadelijk naar hiar grootouders in Doyk te reizen zij wilde mij vragen, haar naar bet station te vergezellen „Ah Een groote verandering was er op het gelaat van dan ouden Trausnitz te lezen. Riehard's hart stond een oogenblik stil bg dc uitdrukking ven zooveel verach tenden spot. „Ea gij wilt natuurlijk mês? Natuurlijk gaat bet niet naar Doyh, naar de oudelui, maar mon gaat een klein reisje voor pleisier ondernemen. Wal, zin eens welk een ondernemende jonge dame." „Vader, vergeet niet dat «jj onder mijne bescherming staat, dal ga de vsrloofda van nw' zoon voor u hebt," riep Bichard nit. Maar hoe was hot Gisela te morde bij den toorn van den onden man I Zp begreep na eerst ten volle de dwaasheid, het onpassende van baar stap. Zeer ontzet daarover, vervolde haar en de Kouingshavenbrug openen liet voor elk Bchip dat dit vtageu kwam. Deze welwillendheid komt thans de Maasstad duur te atasn. Van het recht de Ko- ningshavenbrug te laten opeDeD, maken de schippers den geheelen dag door gebruik en telkens is dus het verkeer voor voet gangers en wagens gestremd. Daaraan kan de gemeente niets doen. Zij heeft voor de gnest van overbruggen een voorrecht moeten ioestian dal haar thans eiken dag duurder te staan komt. Een verzoekschrift van den havenmeester aan de schippeiij tracht thans wat verbetering aan te bren gen door de schippers te bewegen zoo 'i eenigszins mogelijk is onder de Maasbrug door te varen. Maar, zooals 't met ver zoeken gaat, niet alle betrokkenen zijn bereid lot inwilliging. De brug over de Koningshaven, die tel kens het verkeer stremt, zoodat op enke le uren van den dag honderden wagens in vier of vijf rijen aan beide zijden te wach ten staan, vertegenwoordigt één dei meest zorgwekkende feiten voor de toekomst van Rotterdam. Hoe langer hoe meer breidt zich de stad aan den linker Maasoever uit, de jaarlijk- sche toename der bevolking van 10.000 zielen vindt voor een niet gering deel daar huisvesting. Wij hebben er onze handelscentra, ouze havens, onze pakhuizen, en de vetkeersweg van de enorme beweging, die zich vandaar naar de oude stad uitspreidt, loopt over de telkens geopende brug over de Konings haven. Aan een tweede overbrugging van de rivier is niet te denken groote vrer- booten, die wagens en voetgangers over brengen zoogenaamde Eerry-booten acht men in het druk stoombootverkeer in ds hoogste mate gevaarlijk een tunnel op den bodem der rivier is met het oog op den slappen grond en de bezwaren van hellende in- en uitrittan niet te construee- ren; wij hebben dus tenslotte niets dan Ricbard's pijnlijke toestand bovendien mei onuitsprakslijks beschaming. Zoo msakts «ij ook dan indruk van asn betrapte schuldigezij was in de oogen van den vader werkelijk niet veel meer dan eea onwaardigs, die zich schaamteloos had binnengedrongen in het huis van haar min naar. Dat eij pss een paar minuten in de kamer wes, wist hij niet, „Ik bid u, mijnheer von Transnits misken mij toch niet stamelde „Ik geloof nauwelijks, dat ik het doe, mij ti waarde juffrouw/ maar ik zou mij toch willen veroorloven, u den raad *e gaven, u zoo snel mogeijjk 4e verwij deren van de plaats, waar uw tegenwoor digheid even ongepast is als uw konian on verantwoordelijk.* Men kon de woorden niet seherpar doen klinken, niet dnidalgker uitspraken. Het jonge meisje staarde den vader van haar verloofde zoo on'steld aan, alsof zij dacht een slang voor zich te zien. Zooveel verachting en boosheid ging bo ven haar begrip, en loch »onk ze bjjna onder hot gewicht daarvan ineen. Maar zoover liet Richard het niet komen. Hij was doodsbleek en sprak 'neol bedaard, bijna gelijkmatig als een automaat. „Kom, mijn lieveling, ik begeleid je. Ver geet dat ge eenmaal uw voet in dit buis hebt gezet." „Daarop kan ik van mijn kant slechts ja en amen zeggen, en weaschen, dat ge ds juffrouw aan hst verstand zult kunnao brengen, dat ze niet meer terugkomt ook." Daarop had Trausnitz ssnior «ich kort en bondig naar de deur gewend en steeg de trap met luido schreden af. Eiehard had in een gemoedsstemming die hem geheel radeloos maakte naar een plaid gegrepen en Gisela daarin gewikkeld. Zij trilde als een espenblad. Stom en bleek verlieten ze daarna he! huis,, zj wisleo nauwelijks hoe het beo was. Suf, verward eu grensenloos ellendig lie pen ze zwijgend de lange straat af; einde lijk kwamen zij op een singel. Daar was deze ééae smalle brug en de welwillendheid van de Rijn-conventie verplicht ons, die nog zoo dikwijls een schipper het noodig of noodeloos vraagt, open te maken We raceten nu op onze beurt een wel willendheid van de schippers Tragen en, wie weet of deze welwillendheid ons ook weer niet op de één of andere wijze ingepeperd wordt. •X" De chef van onzen gemeeotereiuigingsdienst gaat ons verlaten. Na 23-jarigen dienst zal de directeur van dezen tak van beheer plaats maken voor eeu ander. De titnlaris, die welhaast op non-acti viteit zal zijn, was een goed en e»n een voudig man, vriendelijk voor zijne onder geschikten, gemoedelijk in zijn dienst, maar of hij, met alle waardeering over zijn eigenschappen, nu wel de man was om van Rotterdam een behoorlijk begaan bare stad te maken, er is reden tot welwillend bedoelden twijfel. Alle vreemdelingen kennen Rotterdam als een stad, overvloeiende van vuil, water en modder; in ons heele land is géén gemeente, die zulke erbarmelijke straten heeft. Men wijt dit aan den veengrond waarop de stad gebouwd is, maar ik geloof toch, dat een nieuwe energieke directeur van dezen veengrond minder last zal heb ben dan de oude. De moderne vindingen werden tot beden in Rotterdam maar schaars ea zonder veel doorzettingskracht in toepassing gebracht. Ons korps straat reinigers was te klein en het aantal werk tuigen te gering. Ook is ons plaveisel slecht. Waar in alle groote steden van binnen- cu buitenland in de hoofdwegen een mscadam-bestrating is, heeft Rotterdam nog zijn primitieve puntige en bonkende keien, waartusschen modder en vloeibaar vuil zoo gemakkelijk zich neervlijen kunnen. Een nieuw beheer van gemeeDtereiniging zal in al deze diDgen wel verbetering kannen brengsn. Er werd voor gemeente reiniging niet gevraagd, er werd dus ook het eenzaam. Na zonk zij aan zijn bo st en bij Gisela's krampachtige snikksn welden eanige warme sranen uit Ricbard's oogen. Hij gedoelde zio'a als vernietigd en zich doodeiijk beledigd door den vader, van wien bij geen rekenschap kon vorderen, en wien hij andorzejds gelijk moest geven dat hg als oaingawijde de zaak van dien kant op nam. Ness, neen, zijn vader had niet anders kunnen ordealunMaar hjj had ook ge»n woord van opheldering willen aanhoo- rea. „O, o, hij heeft mij behsndeld ais een ver achtelijk weren," snikte Gisela. Een woedende bitterheid tr-gen zijn vader bleef Richard ia ds xtaldaardoor werd ie dere andere, mildire gedachte verdreveu. Intusschsn regende het weder. Da wind joeg kond en gierend door de gele bladeren der boomen en strooide ze rondom. Gisela's tanden klapperden tegen el kander. Eerst nu vernam Riobard van den brief dien «iin vader aan Kandermann had sresohreven. Gisela b*d eerst maer gezegd, dut iemand haar vader had opgehitst; dat deze iemand dc va der van Eiehard zijn kon w»3 haar in haar opgewondenheid niet in do gedach ten gekomen. Maar nu werd hel dea beiden joDgtilni maar al te duidelijk, wie de aanlegger hier van was geweestzij hadden beidvn van bunne ouders niets meer te kopen, niets d>n tegenstand en oen harde behande ling. Eb nu te midden van al bun kommer en ellende gevoelden ze, dat ze elkaar niet konden missen; zij boboorden bij elkaar voor tijd en eeuwigheid. Juist sloeg de klok van don toren een vol uur. Eiehard kon de cijfers op zijn borlogo niet zien hij trok Gisela mee onder eender lantaarns, die hier en daar hel park verlichtte;; maar in plaats van op het hor loge, zag bij vol diepe smart in haar bleek en angstig gezichtje. Zij was zoo jong, zoo onschuldig. Had zijn vader daarvoor dan geen oogen gebad F niet voor gegeven. De nieuwe directeur moet maar veel vragen; onze Rsad is, waar't noodig is,wer kelijk niet zoo schriel en misschien wordtRot- terdam dan nog wel eens een toonbeeld van zindelijkheid.Broek inWaterland in 't groot Bij een terugblik over 1898, zooals die in cijfers officieus reeds vroeg in het jaar gegeven wordt, blijkt, dat Rotterdam in 't oude jaar weer behoorlijk is voor uitgegaan. Handel er, industrie hebben zich ontwikkeld in verhouding sterker dan vorige jaren. Wat den handel betreft was dit te verwachten, dat ook de industrie bloei de, is wel eeu gelukkig feit. Rotterdam bezit in de laatste jaren naast zijn scheepvaart een werkelijk betee- kenisvolle industrie in velerlei genres. Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat ik in onze grootste tabaksfabriek, en één der grootste in den lande, die van den heer Louis Dobbelinann, nieuwe machi nes bewonderde en tegelijk weer eens een indruk kreeg van de bedrijvigheid in deze fabriek, die honderden brood geeft. Ik heb de groote industrie-ondernemin gen ia Twente gezien; naast deze wekt deze belangrijkste iudustriëele onderneming in de Maasstad werkelijk niet minder ont zag. Het is tevens de eerste fabriek in onze stad, waar voor de arbeiders in soci aal opzicht iets wordt gedaan. De werk lieden vormen, onder beschermheerschap van den heer Dobbelmann, een zang en een gymnastiekvereauiging, dia zes of zeven malen per winter uitvoeringen ge ven, waar goed gezongen en uitmuntend getarnd wordt en waarbij de arbeiders stand, zeer gul toegelaten, alleraangenaam ste Zondagavonden doorbrengt. Overigens heeft deze tabaksindustrie den verbazenden vooruitgang van de stad harer vestiging getrouw bijgehouden. Zij zendt h>re producten naar alle windstreken, produceert jaa»lijks meer en nieuwere ar- Maar vaker I De woads van zijn vader over bet mislukken van aijn huwelijksplannen met Ciara Thillenbetger was nog ni-;t verdwenen geweest. Hoeveel onaangenaams, hoeveel bitters soa Riobnrd daarover nog wel moeten hooren I En bovendien was het gevaar dreigender en mser oogenblikkelijk gewor den. „Nagan uur!4 riep Gisela ontzet nit. Na viel Hem hun toestand weder iD, en tegelijk ook een reddende geduchte, Clara/ Zg sou «ieh wel over Gisela ontfer- man? CUra had een edele natunr. In het blinde vertrouwen op de goadheid van har'e van het meisjs, dat hij ieo ruw had versmiad, lag bijna waan tin, maar hij gevoelde dat niet, doeh alleen die reddende gedschtozg zal ons wal halpen. „Kom, mijn lieveling, ik breng je bij haar; zij is e*ti engel in een leeiijke ge stalte zeids bij, en Gisela wist ouk reeds, dat Clara een vriendin van haar zuster was. Met een verlicht hart gingen ze welge moed voort; de vroolijke moed der jeugd zegevierde weldra over da troosteloosheid der laatste nren. Dieht tegen eikaar aangedrukt, zij half onder zijn mantel verscholen, ging in zij de straat langs. Met den nieuw ontwaakten moed kwam ook de warmte wader, die hun bloed snel ler deed strooman. Zoodra zij een plaats beraikten waar rijtuigen Ie huur s.onden, zotte Richard haar in een vigelanie en g«f d;*n koe sier straat en nummer op. Dsaraa steeg ook hij in het rijtuig en in da zaligheid van hun alleen-zijn vergiiea zij voor hot oogenblik han nood. Wat waren zij gelukkig! Dat verhief hen boven alle Inod 1 Zoo lang en zoo ongestoord slDen waren se nog nooit ge weest; hoe swaarder straks het verdriet hen had terneergedrukt, zooveel te grooter was nu han geluk. Het rjjtuig bleef staan. Richard tilde Gisvla er nit, en na eerst dacht bij met schrik aan da ouders van C lara. Maar wat bleef hem anders over te doen F

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 5