HOLLANDS NOORDERKWARTIER, VERSLAG van de vergadering der Vereeiligingtot Ontwikkeling van den Landbouw IN op WOENSDAG 29 MAART 1899, in het locaal van den heer P. Haring huizen, te NIEUWE NIEDORP, des mor gens te 101/, ure. Op het uitgeschreven uur opent de Voorzitter, de heer K. Breebaart Jz., de vergadering en spreekt de aanwezi gen als volgt aan Mijne Heeren Nu ik gereed sta de 59ste algemeene vergadering der door ons allen zeer ge liefde vereeniging Hollands Noorder kwartier te openeD, wensch ik U in de eerste plaats mede te deelen, dat toen ik 't vorige jaar de benoeming tot voorz aannam, ik dat niet geheel zonder schroom deed. Ik was mijzelven maar al te goed be wust van den ernst der betrekking, we tende bij overlevering, zoowel als bij on dervinding, met welken ijver en geest kracht mijne voorgangers steeds een geopend oog, hunne beste krachten be schikbaar hadden voor de bevordering dier landbouwbelangen, waarvan Hol lands Noorderkwartier de behartiging ten doel stelt, vreezende dus, dat mijne bescheiden krachten wel eens niet kon den beantwoorden aan de eischen, die men aan een voorz. van H. N. mag stellen; herinnerde ik mij de indrukwek kende, gevoelvolle woorden, (niet woorde lijk, maar toch de bedoeling ervan) die een geacht oud-voorz., de heer Groneman, te Abbekerk in zijn openingsrede uitte, toen hij de eerste algemeene verg. van zijn laatste voorzitters-loopbaan onzer vereeniging opende. En waar U dus door het uitbrengen uwer stemmen mij tot uw voorz. aan- weest, was het plichtsgevoel dat mij ge bood, die benoeming, dankbaar voor het in mij gestelde vertrouwen, te aanvaarden. Verder bouwde ik vol vertrouwen op de hulp en medewerking van den heer leengsonzen geachten secretaris; hij toch immers wordt steeds bereid gevon den waar noodig zijn steun en hulp te verleenen; moge zijn persoon en naam nog vele jaren aan Hollands Noorder kwartier verbonden blijven. En wat niet het minst de functie van voorzitter ver aangenaamt, is de vriendschappelijke verstandhouding der bestuursleden onder- ling. De bestuursvergaderingen toch dragen daarvan steeds het kenmerk. Wij wanhopen dan ook niet voor het waardig voortbestaan onzer dierbare ver eeniging, wanneer a. s. herfst in de Novembervergadering onze stem gevraagd zal worden vóór of tegen het voortduren der vereeniging, zoolang er personen gevonden worden, die door beschikbaar stelling hunner kennis en voorlichting en opoffering van tijd en geld, bereid zijn, zitting te nemen in dat bestuur. En nu, mijneheeren richt ik tot U het beleefd verzoek, dat, mocht het blij ken, dat Uw voorzitter in eenig opzicht tekort mocht Bchieten in 't vervullen zijner plichten, gij hem dat zoo moge lijk zult vergeven en bereid zijn zult, hem op den rechten weg te leiden, waarvoor hij u, ik geef u daarvan de verzekering, erkentelijk zal zijn. Met het oog op de werkzaamheden, die ons wachten, wil ik u niet vermoeien met eene lange openingsrede. Yergun mij er even de aandacht op te vestigen, dat, zooals velen uwer reeds zullen weten, vandaag voor 8 dagen op negentigjarigen ouderdom overleed mijn grootvader, mede-oprichter en oud-lid onzer vereeniging. Op te sommen wie en wat hij voor het publieke leven is geweest, past mij als zijn bloedverwant niet. Ruste hij in vrede Door den dood leed onze vereeniging naar ik vermeen in hare gelederen verder geene verliezen. Laat mij er slechts nog even op wijzen, dat naar het mij toeschijnt een gezonde landbouwtoestand in wording is. Er is althans in den laatsten tijd min der aanbod van land en schijnen de pachten der landerijen op het cijfer te zijn gedaald waarvoor die met vrucht kunnen worden gebruikt. Verbeterde verkeerswegen bevorderen de uitbreiding der groentencultuur, er worden voor dien bouw nu steeds meer gronden bestemd, die vroeger door hunne afgelegen ligging daarvoor niet in aanmerking konden komen. De kaas- en boterprijzen waren dezen winter bevredigend. De veeprijzen zijn op 't oogenblik rijzende. Hoewel er over de prijzen van de meeste granen, zaden en peulvruchten niet valt te klagen, is de voortdurende daling der tarwe- en meelprijzen voor den landbouwer niet bemoedigend en geeft dat stof tot nadenken. Wij hopen en vertrouwen tevens, dat dit van voorbijgaanden aard zal zijn, af gaande op de berichten die men om trent den beperkten wereldvoorraad ver neemt. Men gaat zelfs zoover binnen een niet zoo'n groot aantal jaren broodnood te voorspellen. Dat wij voor zulk een ramp bewaard mogen blijven, is zeker ons al ler weiEib. Het gevaar daarvoor zal door de meerdere ontwikkeling en toe passing der landbouwkennis en het steeds meer tlink optreden van een jeug digen, krachtigen, met moed, wilskracht en vertrouwen in de toekomst bezielden landbouwersstand nog niet zoo spoedig zjjn te vreezen. Laten wij nu, terwjjl ik u allen har telijk welkom heet, in het bijzonder den heer Entchedé, die, al riep ziju toekomst hem verre, nog vele jaren lid onzer vereeniging is gebleven, nu in onze ver gadering aanwezig, een aanvang maken met de werkzaamheden op de agenda van heden vermeld. Ik hoop dan, dat de besprekingen en beraadslagingen kalm gehouden zullen worden en de te nemen besluiten een maal tot eere onzer vereeniging ge noemd mogen worden, en verklaar de vergadering voor geopend, (applaus). Daarna worden de notulen door den heer IV. leengsSecretaris, gelezen en daarna onveranderd goedgekeurd. De Voorzitter bedankte den Secretaris voor zijn zeer uitgebreid en uitstekend ge redigeerd verslag. Hierna komt punt 1 van de agenda mededcelingen van verschillenden aard, aan de orde le. dat de vergadering 8 dagen is uitgesteld door de tentoonstelling te Schagen 2e. dat het ledental 179 bedraagt, met 2 zoons van leden 3e. dat door de Eriesche en Gelder- sche maatschappij van Landbouw en door de Maatschappij voor Handel en ïlijverheid te Groningen adhaesie is be tuigd aan het adres van Noorderkwar tier aan de regeering in zake de Proef- zuivelboerderij 4e. dat adres is verzonden aan de reg. betreffende den vee-invoer in België; 5e. dat 6 antwoorden waren ingeko men over de prijsvraag der kaasfabrie- ken. Tot commissie om die antwoorden te onderzoeken, had het bestuur benoemd de heeren: fV. KeestraC. NobelBrander C. Bijpost en P. Kok 7e. dat de Veefokkerij-commissie in kennis was gesteld met de meening der vereeniging van geene wijziging te brengen in de manier van stierenkeu ringen, waaraan in zooverre gevolg was gegeven, dat er vóórkeuringen waren gehouden en te Amsterdam en Alkmaar de uitgezochte dieren waren gekeurd. 8e. dat een missive van de vereen.tot be strijding van knoeierijen in den kaas en bo- terhandel was ingekomen om aan een adres aan den minister van Binnenl. Zaken over eenige wijzigingen in het aanhangige wetsontwerp betreffende den boterhandel, adhaesie te betuigen, hetgeen bij accla matie geschiedt. De ingezonden stukken bevatten 1. Een schrijven van den heer Grone- man, waarin hij meldt, om gezond heidsredenen als lid der Pachtcommissie en zoodoende ook als algemeen voorz. te moeten bedanken 2. een missive der Pachtcommissie met een dubbeltal voor een nieuwen voorzitter, bestaande uit de heeren Scher- merhorn enSwan. Het bestuur van H. N had gekozen den heer Jb. Swan3 een schrijven van den heer P. Buis Jz algemeen secretaris der P.C., dat tot alge meen voorzitter was benoemd de heer 8. de üonghverder nog eenige brochures en circulaires, die bij den secretaris ter lezing liggen. De voorzitter doet daarna mededeeling, dat door den heer P. J. J. Kepelaar een schrjjven was gezonden, waarin door hem een som van f 50.werd beschik baar gesteld voor het onderzoek van rijpheid oogst landbouwgewassen. Onder applaus wordt dit blijk van belangstel ling begroet en de gelden aanvaard. Het jaarverslag zal evenals andere jaren worden gedrukt. De heer G. Kooij brengt daarna rapport uit namens de financiëele commissie betref fende de rekening en verantwoording over 1898, die sloot in ontvang op f 3965.065 en uitgaaf op f 2301.65, dus met een batig slot van f 1663.415, en stelt voor, de rekening zoodanig vast te stellen, wat door de vergadering geschiedt. De heer leengs brengt daarna verslag uit van de Algemeene Vergadering van het Ned. Paardenstamboek, te Rotterdam gehouden. De heer Keeslrazuivelconsulent, brengt daarna verslag uit van zijne werkzaamheden over 1898. In het zomer- halfjaar had dat voor namelijk bestaan in het uitbrengen van adviezen in de praktijk en die waren in '98 niet onbelangrijk toegenomen, en spr, meende te mogen zeggen, niet ongelukkig geweest te zijn. Ook het aantal lezingen was in 1898 geklommen en wel tot het cijfer van 28, die waren gehouden grootendeels voor afd. der Landbouwmaatschappij, een paar maal voor afd. van een Boerenbond en voor de Commissie tot vee verbetering te Alk maar, welke laatste lezing zoo nuttig werd geoordeeld dat werd besloten ze in brochurevorm uit te geven. In overleg met de commissie van toe zicht was door den heer Keestra een cursus gehouden voor kaasmakers uit verschillende kaasfabrieken, om hen, daar zij uitsluitend in de praktijk gewerkt hebben, ook in de theorie wat kennis bij te brengen. O.a. waren besproken de onderwerpen: melkerij, samenstelling der melk, melk- behandeling, melkonderzoek en melk- contróle op de fabrieken, kaasbereiding «n kaas-gebreivr. Elke cursus had on geveer 24 k 27 lesuren gehad. 27 Leerlingen hadden zich aangegeven, doch een 20 hadden de lessen te Beemster en Schagen gevolgd. De belangstelling noemde de heer Keestra over 't alge meen uitstekend en er waren weinig verzuimen. Bezwaren noemde Spr., die aan deze zaak waren verbonden, de lo calen die niet voor proefnemingen wa ren geschikt en het lage ptii van ont wikkeling van velen der leerlingen, zoo dat men niet altijd laag genoeg kon afdalen om het hen begrijpelijk te maken, 't Gevolg daarvan is geweest, dat nu een cursus is gehouden te Hoorn in het laboratorium en dat daar meer boerenzoons zijn toegelaten, zoodat aan beide bezwaren is tegemoet gekomen, en Spr. meent de resultaten ook gunstiger te mogen noemen. Verder is Spr. door het Hoofdbestuur der Iloll. Maatschappij aangezocht, met zijn collega uit Zuidholland, tot het aan leggen en bijhouden van melkstaten, welke arbeid is verschenen en ver spreid. Dan zijn lezingen gehouden over speciaal gemaakte opmerkingen, bijv. een te Schermer, of een hoog gehalte van vet in de melk juist een lager gehalte van andere bestanddeelen ten gevolge moet hebben. Spr. is tot andere resultaten gekomen. Nog een ander punt is het verkoopen van melk op gehalte, wat Spr. zeer aanbevelenswaar dig vindt. Eenige malen heeft Spr. melk ie on derzoeken gekregen vervalscht met wa ter, wat een paar maal kon worden aangetoond. Nu is Spr. een punt ter inleiding op deze vergadering opgedragen, en is hij tot adviseerend bestuurslid benoemd wat hij gaarne heeft aanvaard, Dit verslag werd met applaus beloond. De heer P. Buis Jz. brengt verslag uit namens de Pachtcommissiën, dat uit den aard der zaak sober zijn moet, daar er veel van vertrouwelijken aard is. In het vierde district is tweemaal geschat, zeer ten genoegen van wederzijdsche partijen Spr wijdt eenige waardeerende bewoordingen aan den heer Groneman bij zijn heengaan als lid en algemeen 1 Voorzitter der Pachtcommissiën en meldt dat de Pachtcommissiën een schrijven aan den heer Groneman hebben gericht, waarin dank en hulde voor zijne be moeiingen.Dit geeft den Voorzitter aan leiding te zeggen, dat ook door het bestuur van Holl. Noorderkwartier een dergelijk schrijven is gezonden. Omtrent de proeven met het aanleggen van melklijsten brengt de heer Dr. Van der Zande van Hoorn rapport uit. De heer Van der Zande begint met een lans te breken voor het aanleggen van melklijsten. Hij zegt, dat het voor de boeren van het hoogste belang is te weten, niet alleen of de koeien veel geven, maar ook wat die plas is, hoe veel vaste stof ze bevat. Tusschen melk en melk, zegt Spr., is een groot onderscheid. Verschillende zaken zijn van zoo groot gewicht en dat dient men vooral ook in het oog te houden, b. v. verschillende rassen van koeien kunnen zich zeer ongelijk gedragen, de leeftijd oefent invloed uit,'t is een zaak van belang dat men weet, dat de individuëele eigenschappen van het vee zulk een groote rol spelen bij de melkopbrengst. Nog grooter belang noemt Spr. het, dat die eigenschappen erfelijk zijn. De fokkerij moet met het voortbrengings- vermogen der moederdieren rekening houden, men moet dat leeren kennen. Die proeven op dit gebied waren voorheen kostbaar, nu kan een ieder met eenigen goeden wil dat doen. In de laatste jaren, zegt spr., is voor het onderzoek een methode uitgedacht, die met goede nauwkeurigheid en groo te snelheid en weinig kosten werkt. Spr. deelt nog mede, dat door den heer Keestra een heel eenvoudig apparaatje is uitgedacht, dat ook in dit onderzoek veel gemak bewijst, waarvoor den heer Keestra aller hulde toekomt. Door Noorderkwartier is spr. met be hulp van veehouders opgedragen, melk lijsten aan te leggen. Door spr. zijn bij veehouders, in vier verschillende streken wonende, proeven gedaan bij de heeren Zuurbier, Moll, Kool en De JoDgh. Vervolgens schetst spr. uitvoerig, hoe het onderzoek is genomen en deelt daar na de verkregen resultaten mede. De geheele becijfering was nog niet gereed. Wij laten daaruit de volgende treffende resultaten volgen Twee koeien gaven gelijke hoeveel heden melk, werden gehouden op dezelfde boerderij en de eene gat f22meer vaste stof dan de andere per jaar. Een koe gaf in vergelijking met een andere meer melk, maar toch 27 kilo minder vaste stof, ook onder gelijke om standigheden. Een koe, die de meeste melk gaf van al haar concurrenten, bleek ook het allerhoogste gehalte vaste stof te leveren. Tusschen twee koeien van denzelfden leeftijd was het verschil 230 kilo per jaar. Sp'r. noemt het geen punt van klein belang, datis aangeroerd; sommige koeien kunnen een verschil van f 100 opleveren, en al is het gemiddeld f 20 en f 25, dan weegt een dergelijk voor- of nadeel toch te zwaar om dat geheel te veronachtzamen. Voor een grooten veestapel als Noord holland bezit, zou een goede contróle een ontzaglijk voordeel kunnen opleve ren Daarom zou het zeer op prijs te stellen zijn, dat fokvereenigingeD eens begonnen te letten op de voortbrengse len van het moederdier en spr. zou het toejuichen als in die richting gestreefd werd. Voorzitter brengt al den rapporteurs harteljjken dank en vraagt den heer v. d. Zande of het mogelijk zal zijn, die goede melkgeefsters aan zekere ken merken to herkennen; dat noemt 8pr. van groot belang voor do veefokkerij. De heer v. d. Zande zegt,de koeien die het onderzoek hebben ondergaan wel te hebben gezien vóór de proef en belooft de dieren in dien geest bij een tweede bezoek nauwkeuriger gade te slaan. Tot bestuursleden worden benoemd de heerenH. Baiboer, PO/ij en 6. B'ijdenes Gz. De heer IVaiboeraan wezig, verklaart de benoeming te zullen aanvaarden/Tot voorzitter wordt benoemd de heer J. Koopmandie eveneens de be noeming aanvaardt De heer Bleengs wordt gekozen tot afgevaardigde naar de alg. verg. van het Ned. Paarden stamboek; de heer Oortman Ger/ings tot afgevaardigde naar het Landhuishoud- kundig Congres. Door beide heeren worden de benoemingen aanvaard. Hoorn wordt aangewezen als de plaats waar de volgende vergadering zal worden gehouden. De hr. C. Nobel leidt vervolgens in het bestuursvoorstelhet nemen van proeven, om te onderzoeken, welken graad van rijpheid de gewenschte is bij den oogst van onze landbouwge wassen. Mijneheeren In beginsel werd in de vorige ver gadering besloten om gedurende den zomer van 1899 een onderzoek in te stellen, bij welken graad van rijpheid verschillende gewassen moeten worden gesneden om van die gewassen een zoo groot mogelijken oogst te verkrijgen. Voldoende aan zijne opdracht om in deze vergadering met een meer gedetail leerd voorstel voor den dag te komen, heeft het bestuur de eer het volgen de in overweging te geven Het onderzoek zal zich voorloopig be palen tot de gewassen tarwe, gerBt, haver en karwij, omdat bij deze veel verbouwde gewassen zich de vraag nogal eens voor doet, die door het onderzoek tot eene oplossing zal moeten worden gebracht. De inzichten van verschillende prac- tische landbouwers omtrent den meest geschikten tijd van oogsten loopen dikwijls sterk uiteen. Do een houdt van vroeg snijden, omdat hij daardoor het gevaar vermijdt waaraan een zeer rijp gewas blootstaat bij plot seling invallenden harden wind. Een ander houdt ervan, vooral gebruik te maken van mooi weer bij het oogsten en stoort er zich daarom minder aan, welken graad van rijpheid het gewas bezit, omdat hij vreest, dat het weder ongunstig kan worden, het werk daar door iii hooge mate zal worden belem merd en de hoedanigheid en misschien ook de opbrengst schade zullen lijden Een derde wacht bij voorkeur het oogenblik van de volle rijpheid af, omdat hij van oordeel is, dat de grootere op brengst en de betere kwaliteit van het geoogste in gunstige jaren ruimschoots opwegen tegen het nadeel dat door plotseling intredend slecht weer in andere jaren kan worden veroorzaakt. Om nu in deze kwestie eenig licht te ont steken, zullen verschillende deelen van het zelfde gewas op verschillende tijdstippen moeten worden geoogst en zal dan moe ten worden nagegaan hoe groot die opbrengst op die verschillende tijdstip pen is en hoe de kwaliteit van het geoogste. Nu stelt het bestuur op advies van de commissie die met de voorbereiding van deze proeven werd belast en welke bestaat uit de heeren BreebaartGeertigs en ondergeteekende, zich voor, dit on derzoek als volgt uit te voeren. Het zal plaats vinden in drie ver schillende polders en wel te Anna Paulowna op de landerijen van den heer Geertigs, in den Waardpolder, en in den Groetpolder bij den heer Breebaart. Bij ieder van deze heeren zal het onderzoek zoowel plaats hebben met karwij als met gerst, tarwe en haver. Wanneer r<u een gewas het tijdperk van rijpheid begint te naderen, zal daarvan door de commissie een gedeelte worden uitgezocht, waarvan de stand voldoen de gelijkmatig is om een zuiver verge lijkend onderzoek te kunnen instellen. Zoodra er practisch van rijpheid sprake kan zijn,zal uit dat gewas een deel worden weggosneden over eene oppervlakte van 1 Are ongeveer. Deze oppervlakte kan na het snijden nauwkeurig worden afgemeten. Eenige dagen later wordt een tweede stuk van gelijke grootte gesneden en hetzelfde wordt viermalen herhaald, de laatste maal waaneer het gewas doodrijp is. Het zal natuurlijk van het weer afhangen hoe snel het gewas zal aan rijpen en het is dus niet mogelijk voor uit te zeggen hoeveel dagen er tusschen het eerste en het laatste snijden zullen verloopen. De oogst van de verschillende percee- len zal mot dë meeste zorg worden bewaard, gedroogd en gedorschtde opbrengsten zullen nauwkeurig worden afgewogen en de kwaliteit van het ge oogste zorgvuldig worden vastgesteld. Voor het bepalen van de handels waarde zal de hulp van oen ervaren koopman worden ingeroepen. Voorts zal van het zaad worden onderzocht de kiemkrackt, de kiemenergie, het gewicht van 1000 korrels en het Hectoliter-gewicht. Dit onderzoek zal tegen eené gerin ge vergoeding kuonen geschieden aan het Rijksproefstation voor zaadcontróle te Wageuingen, omdat de direc teur van deze instelling termen kun vinden dit voor deze proef toe te staan. Op drie verschillende plaatsen bij vier verschillendo gewassen en op vier verschillende tijdstippen dus, zal dit onderzoek worden verricht, wanneer de vergadering hare adhesie aan dit voor stel wil schenken en uit do uitkomsten zal moeten blijken, of de practijk er nut van zal kunnen trekken. "Wanneer het toch mocht blijken, dat er weinig verschil in opbrengst of in kwaliteit bestaat of het gewas geelrijp, dan wel volrijp of doodrijp is ge sneden, dan zal dit eene aanwijzing voor den landbouwer kunnen zijn om meer rekening te houden met het weer of met andere omstandigheden, die zich voordoen, dan met den graad van rijpheid en dan zal dus dit onderzoek voor hem groote practische waarde hebben. Blijkt daarentegen uit het onderzoek, dat de waarde van den oogst voortdu rend en belangrijk met den graad van rijpheid stijgt, dan zal het verschil van inzicht, zooals dat heden bestaat, wel moeten blijven bestaan, want dan zal de keuze van den tijd van snijden een speculatie blijven, waarvan het slagen of mislukken geheel zal afhangen van het weer, en het zal wel niet mogelijk zijn om ook den invloed van slecht weer, die immers zoo verschillend kan zijn, proefondervindelijk vast te stellen. Het is niet onmogelijk, zelfs zeer waarschijnlijk, dat met dit onderzoek in één jaar geene afdoende gegevens zijn te verkrijgen. Mocht deze veronderstelling juist blij ken te zijn, dan zal het bestuur te zij ner tijd wel voorstellen doen om deze proef voort te zetten. De kosten van deze proef worden ge raamd op een som van f 100.en het bestuur verzoekt U daarom het bedrag daarvoor beschikbaar te stellen. Bij acclamatie wordt dit voorstel aan genomen. De heer C. Nobel leidde daarna in het bestuursvoorstel: het aanleggen van proefvelden met het oog op de keuze van zaad- en pootgoed b ij a a r d a p p e 1 e n e n erwten. Mijneheeren In de najaarsvergadering werd op voorstel van het bestuur in beginsel besloten tot het aanleggen van proef velden met het oog op de keuze van pootgoed en zaaizaad bij aardappelen en erwten. Zooals gewoonlijk werd aan het bestuur opgedragen in de voorjaarsver gadering met een definitief voorstel voor den dag te komen. Door het bestuur werd daarop eene commissie benoemd, bestaande uit de heeren fijn van Twisk, Visser van Nieuwe Niedorp en den onder geteekende, die zich met het ontwerpen en het uitvoeren van deze proeven had bezig te houden. Daar het aanleggen van proefvelden eene zaak is die in het vroege voorjaar reeds moet worden voorbereid en be gonnen, heeft het bestuur onze commissie gemachtigd aan de voorgestelde proeven reeds een begin van uitvoering te geven, en wordt dus Uwe vergadering eeniger- mate voor een voldongen feit gesteld. Op het oogenblik zijn dan de volgende proeven tot uitvoering gekomen. Een proefveld is aangelegd door den heer Pijn te Twisk, groot 4 aren. Het is bepoot met vroege aardappelen en wel met Deensche muizen. Als poters zijn genomen aardappelen met spruiten van ongeveer gelijke grootte. Zij zijn op nauwkeurig gelijke afstanden uitgepoot, zooveel mogelijk even diep, en op grond van zeer gelijkmatige vruchtbaarheid. Het plan bestaat, de stoelen, die uit deze poters zullen groeien, voortdurend in hun groei na te gaan en dan ten slotte van alle stoelen de opbrengst nauwkeurig te bepalen. Een aantal van de allerbeste stoelen, van de middelma tige en van de slechtste stoelen zullen daarna afzonderlijk worden bowaard. Van elk van deze partijen zullen poters worden gesorteerd van twee verschillen de grootten, n.1. tamelijk groote en kleine, zoodat wij dus verkrijgen drie soorten van groote poters en drie soorten van kleine poters. Deze zes soorten van poters zouden dan in het volgend jaar opnieuw moeten worden uitgepoot, op zes of op twaalf veldjes. De opbrengst van deze veldjes zal dan het volgend jaar opnieuw nauwkeurig worden nagegaan en wan neer deze opbrengsten bekend zijn, zal kunnen worden uitgemaakt, of er ver schil is in de opbrengsten, verkregen uit flinke poters van slechte, middel matige en beste stoelen. En wanneer daarin werkelijk verschil blijkt te bestaan ten gunste van de poters afkomstig van beste stoelen, dan is het daardoor waar schijnlijk geworden, dat het niet voldoen de is voor den uitzaai de flinke poters te kiezen, en dat het zeer wenschelijk is die flinke poters te nemen van stoelen die een boste opbrengst hebben gegeven. Ik zeg, dan is het waarschijnlijk gewordenvolkomen zekerheid zal na tuurlijk eerst worden verkregen, wanneer bij verdere voortzetting der proef steeds een gelijk resultaat wordt verkregen. Ook zal kunnen worden uitgemaakt, welke poters de beste opbrengst hebben

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 6