(Kil NiEDWS- ilitrtiiiii- k LhëiwIM Zondag 2 APRIL 1399. Leerplicht. 43ste Jaargang No. 3403. Dit uur bestaat lit twee Halen eerste blad. KEURINGEN ÏAN DEKHENGSTEN. Polei werciciit der west. UemeenteSchage n. Be k e n al in ak laf en. Openbare Vergadering van den Raad der gemeente Behagen, op Dins dag 4 April 1899, des voormiddags ten 10 uur. Jacht en Visscherij. Maatschappij van Weldadigheid Buitenlandsch Nieuws. ÜRANT Dit blad verschijnt tweemaal por week Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. SHureau: üüUjIOüI, Laan, O 4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. WI N K E L. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60. Atzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letter» worden naar plaatsruimte berekend. Punten van behandeling Ingekomen stukken. Kohier Hoofdelijken Omslag. Bepaling kermis. Behagen, 31 Maart 1899. De Burgemeester, S. BEKMAN. De Burgemeester der gemeente SCHA GEN brengt ter kennis van de ingeze tenen, dat de aanvragen ter bekoming van jacht- en vicchakten en van kostelooze vergunningen tot de uitoefening der visscherij voor het seizoen 1899/1900 ter Secretarie voor de belanghebbenden ter invulling verkrijgbaar zijn, dagelijks, Zondagen en feestdagen uitgezonderd, des voormiddags van 9 tot 12 ure. Behagen, 24 Maart 1899. De Burgemeester voornoemd, S. BEKMAN. De Burgemeester van Schagen, brengt ter kennis van de ingezetenen de volgende bij hem ontvangen circulaire van de te Frederiksoord. Landgenooten Ruim TACHTIG jaren bejtaat de MAATSCHAPPIJ Van WELDADIGHEID. In dat tijdvak is zij voor tal van gezinnen een zegen geweest. Zij genoot daarbij den steun van vele belangstellenden in den lande, waaronder het KONINKLIJK HUIS steeds de eerste plaats innam. Thans komt zij een beroep doen op Uw aller steun, door een collecte, die dezer dagen aan LTwe huizen zal gehouden worden. Het is bekend, dat de werkkring der Maatschappij vooral bestaat in het opnemen van verarmde gezinnen of personen, die zij in de gelegenheid stelt nis arbei ders, en later dikwerf als vrijboeren, in eigen onderhoud te voorzien. Allen hebben tegen eene matige vergoeding een huis met tuintje en de vrijboeren daarenboven 2'/t hectaren grond in gebruik en ontvangen de noodige voorschotten voor hnn bedrijf. De bevolking bestaat thans uit pl.in. 350 gezinnen met ruim 2000 zielen. Twee Hervormde en ééne Roomsche Kerk met pastorieën zijn in onderhoud bij de Maatschappij De kinderen zijn verplicht het onderwijs in de scholen tot hun 14e jaar te volgen en bovendien het godsdienstonderwijs hunner gezindte bij te wonen. Bij het verlaten der school staat hun de gelegen heid open om zich voor verschillende betrekkingen te bekwamen; vour de meisjes o.a. in eeu viertal handwerkscholen en voor de jongens door de uitmun tende gelegenheid, die de Maatschappij van Wel dadigheid in hare fabrieken en werkplaatsen aanbiedt tot het aanleeren van allerlei ambachten en in hare zes groote boerderijen tot het zich bekwamen in den landbouw. Aldus toegerust, verlaten ons jaarlijks een zestigtal bestedelingen of kinderen van opgenomen gezinnen en hun latere loopbaan geeft in deD regel aanleiding om met groote voldoening op de verkregen resultaten terug te zien. Het is echter duidelijk, dat voor dit alles groote geldelijke offers vereischt' worden. ïeker, de Maatschappij is in menig opzicht voor uitgegaan en zij, die Frederiksoord bezochten, zullen een' gunstigen indruk hebben medegenomen van den staat harer bezittingen, die een oppervlakte van ruim 2000 hectaren beslaan, maar de behoefte aan bedrijfskapitaal neemt steeds toe, terwijl de inkomsten niet vermeerderen ook het ledental, dat indertijd tot 23000 was gestegen, is thans tot beneden 7000 gedaald. Daarom is Uw steun onmisbaar, zal de Maatschap pij hare taak kunnen blijven vervullen. "Wilt gij ons helpen Door eene bijdrage, hoe klein ook, zult gij hebben medegewerkt om menig gezin, dat in de groote Maatschappij zou verloren gaan, van den ondergang te redden en de kinderen van dat gezin tot nijvere burgers dier Maatschappij, waarin zij straks terug- keeren, op te kweeken. Stcnnt ons dus naar uw vermogen, om, onder Gods zegen, het zedelijk en stoffelijk welzijn van zoovele Uwer hulpbehoevende medeburgers te bevorderen. Commissarissen der Maatschappij van Weldadigheid: C. W. Gbaaï V. LIMBURG STIRUM, Voorzitter. Mr. A. r. NAAMEN VAN EEMNES. Mr. "W. J. VAN WELDEREN Bakon RENGERS. Mr. W. H. DE BEAUFORT. Mr. F. J. M. A REEKERS, Secretaris. De ia bovenstaande circulaire bedoeldecollecte langs de huizen der ingezetenen dezer gemeente zal in den loop van de volgende maand gehouden worden. In het belang der werkelijk goede zaak wordt deze collecte ten zeerste in de offervaardigheid van alle weidenkenden aanbevolen. Schagen, 23 Maart 1899. De Burgemeester, S. BERMAN. Burgemeester en Wcthonders van Schagen brengen ter algemeene kennis, dat vergunning voor de uitoefening van den kleinhandel in sterken drank is verzocht door KLAAS SNAAS Sr., voor perceel No. 129 van Wijk B. aan de Nieuwe Laagzijie, alhier Schagen, 31 Maait 1899. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. De Buigemeester der gemeente Schagen brengt ter kennis van belanghebbenden het volgende Gedeputeerde Staten der Provincie Noordholland, Gelet op art. 11 van het Reglement op de keuring van hengsten in deze provincie, vastgesteld op 9 Juli 1897, en goedgekeurd bij Kon. Besluit van 15 September 1897 no. 53; Brengen ter algemeene kennis lo. dat bij de keuringen, welke op 7, 9, 14, 15 en 16 Maart 1899 te Texel, Terschelling, Schagen, Beverwijk en Haarlemmermeer (Hoofddorp) plaats hadden, zijn goedgekeurd de volgende 85 dekhengsten Naam van den Naam van den Woonplaats van hengst: eigenaar; den eigenaar: Gladstone J. Breebaart Kz. en Co. Winkel. Duke ot Clarence II H. Vijn Hz. Twisk. Max C. Waiboer Dz. Anna Paulowna Baron A. A. v. d, Berg Haarlem. Adolf Jb. Kuiper Koegras, gem. Helder Kleber D Duin Schoorl Kleber III Gebr. Koning Schermeer Zampa I) Duin Soboorl Fcliï Faure V Bakker Jz. Wieringerw. Haiduk Vereen. Hollands Noorderkwartier Alkmaar Carnot J. Breebaart Kz. Winkel Wellington id. id. Epi d' or Vereen, Hippos Purmerend Martin id. Ttxel Texel Bilstein id. Hollands Noorderkwartier Alkmaar de Zwart G Koasen Zijpe Hunnibald A. A. v. d. Berg Haarlem Jan Jb. Kort Wieringen Norman G. H. Geerligs Anna Panlowna Adolf II J. Hofdijk Heer Hugowaard Juno id. id. Wilhelm P. Clay Wogmeer de Kol J. Smit Spanbroek Apollo W. van Woudenberg IJpolder Frits Vereen. IJ polders id. Prins Bismarck J. D. G. van Gulpen Spaarndam- merpolder. Constantijn H. Dalenberg Alkmaar Pilet P. Kieft Limmen Gamin Mevr Suermond Kamphuis Haarlem Blalard H. Haas Beemster de Jonge Prins W. van Woudenberg IJpolder Remus II Vereen. Purmerend Beemster en Wormer Purmerend Adalbert Vereen. Hollands Noorderkwartier Alkmaar de Jonge Felix J. D. G. van Gulpen Spaarndam. merpolder. Matador G. Speijers Nieuwendam Pauw T. Vos IJpolder Rudolf M. Sepers Legmeer Pongs C Vreugdenhil Haarlem mermeer Ardo II A. C v. Nieuwenhuizen id. Hardenbroek L. van Reewijk id. Karei Wad. Noordam id. Coriandar Vereeniging Haar lemmermeer id Leou A. v Wiaringen id. Emile Zola T. Hanedoes id. Alderick Gebr. V. d. Beek Heemstede Jan B. Raven Blaricum Tabor J. H Brouwer Valkeveen Hercules III A Ruighaver Haar) m. Tancred B. Biesheuvel id. Rudolf II M. Verkuijl id. de Jonge President B. Biesheuvel id. Festus D. Knibbe id. Eloff B. Verhulp id. Labori D. Knibbe id. Adonis H. A. Pauwen West Pan- nerden A. A. v. d. Berg Haarlem Iwan Molke Aurich Bismarck L'union IV Caput Adolf Marnix Nelson Victor Koenraad Lokalion D. Knibbe D. Versluis D. Knibbe D. Versluis G. B 't Hoofd J. Bos D. Versluis P. D. m. Scholten G. Rip P. D. M. Scholten Gebr. v. Genderen Haarl. m. id. id. id. id. Zoetermeer Haarl. m. id id. id. Weesperkar- spel Prins Willem II P. D. M. Scholten Haarl. m. Redpath J. Koster Heemstede Kaiser Wilhelm J. D. G. v. Gulpen Spaarndam- merpolder de Jonge Tancred B. Biesheuvel Haarl m. Bernard A. A. v. d. Berg Haarlem Majick id id. Elegant G. Moleman Amstelveen Jacob A. A. v. d. Berg Haarlem Lucas J. Ravestein Haarlem mermeer de JongeHercules P. Coelen id. Abugres P- J. Eijma 's Graveland Allouez H. van Wickevoort Crommelin Heemstede Leo P- Zuiver Haarlem mermeer True Bleu II. F. Bultman Hz. id. Humbold D. Lap Texel. Eynar Afd. „Terschelling" v. Magnaat d. Holl. Mij. r. Landb. Othello R. v.d. Zee St. Anna— Parochie. 2. dat bij die kenrÏDgen zijn afgekeurd do volgende 3 hengsten Naam van den Naaravanden Woonplaats van lieden van hengst. eigenaar. den eigenaar, afkeuring- Horatius A. A. v. d. Berg Haarlem Cornago. Hercules M. Verkuil Az. Haarlemmerm. Waltraui L. van Wijk Jz. Eu zal dit besluit in het Provinciaal Blad worden geplaatst en voorts in elke gemeente der provincie Noordholland worden aangeplakt ou de aldaar gebruikelijka wijze. Haarlem, 22 Maart 1899. Gedeputeerde Staten voornoemd, (get.) VAN TIENHOVEN, Voorzitter. A. A. LAND, Griffier. Schagen, 31 Maart 1899. De Burgemeester S. BERMAN. lï: De Kansen. I. Indien wij de vraag willen beantwoorden, door ons aan het einde van het vorige artikel gesteld, of de Minister, nu hij het zevende schooljaar liet vallen, wel verstandig deed, thans ook aan zijn wetsvoorstel het verplicht herhalingsonderwijs vast te koppelen, dienen wij in de eerste plaats na te gaan, wat hem hiertoe genoopt heeft. In het Voorloopig Verslag is medegedeeld, dat door „zeer vele leden" met „bijzonderen nadruk" er in de afdeelingen op was aangedrongen, om aan den leerplicht op de lagere school tevens verplicht herhalingsonder wijs te verbinden. Tot die „zeer vele leden" behoor den zij, die leerplicht tot het veertiende jaar voor stonden, zij, die met den dertienjarigen leeftijd genoegen namen, en eindelijk ook degenen, die ènom financiëele redenen, èn om de kansen der aanneming van het wetsontwerp grooter te maken, leerplieht tot aan den twaalfjarigen leeltijd wildeD, dus alle leden, die in principe voorstanders waren van leer plicht. Nu de minister, ook „om redenen van opportuniteit", den dertienjarigen leeftijd liet vallen, kon hij natuur lijk in het aandringen der „zeer vele leden" niets anders zien, dan een spoorslag, om, indien hij zijn wetsontwerp ging wijzigen en 'aanvullen, ook aan het verplicht herhalingsonderwijs zijn krachten te beproe ven. Hij voldeed alsdan aan het sterk uitgedrukte verlangen van „zeer vele leden" der Tweede Kamer. Nu is het een niet te loochenen feit, dat ook door den drang van buiten af de regeering toch vandaag of morgen zich met het herhalingsonderwijs zon moeten bemoeien «n dat de Minister, zelf groot voorstander van het herhalingsonderwijs, gevolg gevende aan dien drang, reeds jaren lang uit den boezem der werkliedeD-vereenigingen vernomen, in aanmerking nemeide dat verplicht herhalingsonderwijs stond op het program van urgentie der Liberale Unie, thans, waar zoo vele leden van de Kamer zich mede hebben uitgesproken, van de gelegenheid diende gebruik te maken om, als een logisch gevolg van gestelde eischen en eigen sympathieën, dat onderwijs meer op den voorgrond te brengen. Er was nog meer, dat voor dezen gedachtengang van den minister pleitte. Als de schoolwetgever van 1878 wat minder naïef ware geweest en hij had ia art. 17, inplaats van „voor zooveel doenlijk", geschreven„Er wordt aan hen, die het gewone schoolonderwijs genoten hebben, gelegenheid gegeven tot het genieten vin herhalings onderwijs", dan zou er geen quaestie van zijn, of herhalingsschoolplicht wel in het kader vau het wetsontwerp behoorde. Wij noemen den schoolwetgever «aïef, want ook toen reeds had de ondervinding geleerd, dat vele gemeentebesturen oneindig gemak kelijker in een wet weten te ontdekken, wat ze niet behoeven te doen, dan waartoe zij volgens de letter verplicht zijn. Hierbij kwam bovendien het niet te loochenen feit, dat daar, waar wél herhalingsonderwijs werd gegeven, men had te klagen over onverschilligheid der ouders en over tegenwerking van de werkgevers. Waar hier eeB voorgewend niet-kunnen der gemeenten werd geconstateerd, stootte men elders het hoofd tegen het niet-willen van hen, die er juist het meeste belang in moesten stellen. Daar aldus het grootte nut van het herhalingson derwijs door niemand werd betwist en door duizenden verdedigd, was, na alles wat over het wetsontwerp was gezegd en geschreven, thans eene gelegenheid te schoon om èn de naïeviteit van den wetgever van 1878 te coirigeeren èn te komen tot een harmonisch geheel, door het herhalingsonderwijs verplichtend te stellen. In zoover is dus alles in 't reine. Regel: onderwijs van het zesde tot en met het twaalfde jaarde onwillige ouders door de wet gedwongen hun kinderen daarvan te doen gebruik maken daarna herhalings onderwijs tot of in den vijftienjarigen leeftijd; onwillige gemeentebesturen gedwongen dit te geven, ouwillige ouders, gedwongen hun kinderen daarvan te laten profiteeren. Waar nu de financiëele bezwaren voor het grootste gedeelte waren opgeheven, zou men denken, dat alles al zeer spoedig van «en leien dakje zou gaan en dat men omtrent de ondergeschikte punten van het wetsvoorstel het wel spoedig eens zou worden. Hij zou bedrogen uitkomen, die aldus zou denken. Er is altijd een oppositie, die bij het indienen van een wet niet vraagt wat nuttig en wenschelijk is, dan wel of deze kan dienen, om, door haar te bostrijden en te doen vallen, tevens het ministerie daarover te doen struikelen, ten einde zelf de ledige ministerzetels te kunnen innemen. Die oppositie kan men in twee «oorten onderscheiden de eerste stelt steeds het principe van een non possumus een niet kunnen vooropde tweede zon ons willen wijsmaken, dat ze over het beginsel wel zou kunnen heenstappen, maar dat de wet zelve in haar techniek aanleiding moet geven tot verwerping. Tot de eerste soort behoort de aanvoerder der christelijke democraten, dr. Ktiyper. „Als men eenmaal oordeelt," schrijft hij in De Standaard van 14 Maart jl., „dat aan de overheid in een tand als het onze en te doen hebbeide met een bevolking als de onze, bic et nunc, het recht en de bevoegdheid t o e k o m t, om aan de ouders die regels der opvoeding voor te schrijven, is het nu inge diende ontwerp in meer dan een opzicht onberis pelijk. „Zij daarentegen, die deze bevoegdheid aan de overheid betwiaten, staan tegenover dit ontwerp even beslist als tegen het eerste gekant. „Ten déele zelfs nog beslister, in zooverre de door hen betwiste bevoegdheid van de overheid nu van het 13e tot 16e jaar wordt uitgebreid." Wij hebben reeds vroeger in onze eerste artikelen over leerplicht aangetoond, dat dr Kuyper en de zijnen deze bevoegdheid onverbiddelijk aan de overheid betwisten, en indien men dat nog niet weet, zou meu het kunnen lezen in een drie-ster, voorkomende in De Standaaid van 15 Maart jl., waarin dr. Kuyper zijn ingenomen standpunt neg eens tegenover het Handelsblad duidelijk uiteenzet. Wij hebben in de Memorie van Antwoord woorden kunnen lezen, die, komende uit den mond van den vroegeren voorzitter van Volksonderwijs, wel eenige verwondering hebben gebaard „Al is het doel," lezen wij, „dat de wetgever van 1889 zich heeft voorgesteldvolkomen pacificatie in zake den «choolstr jjd, niet bereikt, oadergeteeken- de erkent gaarne, dat die wet goede vruchten heeft algeworpen. Aan die erkenning zal misschien eenige waarde worden toegekend, omdat hij in 188-) behoord heeft tot de bestrijders en tegenstanders. Daar de met zooveel nadruk vooropgestelde pacifi catie hem eeu illusie scheen en het ook werkelijk gebleken is te ïijn, heeft hij in iiïe'dagen eeuztjdig het oog gesloten voor andere, veel grootere belan gen. Door gehechtheid aan de openbare school mag men den feitelijken toestand niet uit het oog verliezen. En de feitelijke toestand is, dat zich door groote krachtsinspanning van een groot deel der natie naast het openbaar een bloeiend bijzonder onderwijs heeft ontwikkeld, dat door een Regeering, die de belangen van het geheele volk heeft te behartigen, niet mag worden geïgnoreerd. Eeu in den goeden zin des woords democratische politiek brengt mee, dat men, rekening houdende met de verschillende stroomingen en de verschillende richtingen in den lande, alle factoren van het volksleven tot ont wikkeling tracht te brengen. Dat heelt de wetgever in 1889 beproefd en met goed gevolg. Het korte verblijf aan het Departement van Binnenlandsche Zaken heeft ondergeteekende de overtuiging ver schaft, dat de gelden, uit de Staatskas voor het bijzonder onderwijs ten koste gelegd, goed zijn besteed en geitrekt hebben het bijzonder onderwijs tot een hooger peil op te voeren. En te betreuren is het niet, dat de herziening der schoolwet de gelegenheid heeft geopend, het aantal bijzondere scholen nog aanzienlijk uit te breiden. Hoe meer gelegenheid er voor de burgers is hunne kinderen te zenden naar de school hunner keuze, te minder bezwaar kan er ook zijn legen invoering van leerplicht waardoor, zooals boven is aangetoond, het peil van alle onderwijs, bijzonder zoowel als openbaar, weder gelijkelijk zal worden verhoogd. En goed onderwijs voor allen dat is het, wat bij elke onderwijshervorming boven alles op den voorgrond moet staan. Al is ondergeteekende nog een even beslist voorstander van openbaar onder wijs als vroeger, er is iets dat bij hem hooger staat dan bevordering van het openbaar onderwijs alleen, en dat is bevordering van het onderwijs in al zijn schakeeringen. En dat wenscht hij niet alleen te toonen door woorden maar ook door daden". Hoe die daden zullen zijn, kunuen wij op pag. 29 der Memorie van Toelichting als volgt lezen „Wat betreft de klachten over te grooten drnk, die door deze wet aan de bijzondere scholen zal worden opgelegd, kan worden verwezen naar hetgeen daarop reeds is geantwoord bij de bespre king van de verhouding tusschen opeubaar en bijzonder onderwijs. Bezwaarlijk kan echter worden toegegeven, dat reeds de Wet van 24 Mei 1897 (Staatsblad No. 156) de in 1889 vastgestelde verhouding teu nadeele van het bijzonder onderwijs heelt gewijzigd Wel is waar zijn door die wet de uitkeeringen van het Rijk Toor tal van ge meenten belangrijk hooger geworden, maar die meerdere uil keeringen worden niet speciaal gegeven tot dekking van onderwijskosten. Er zijn vele gemeenten,die zeer door hooge onderwijskosten worden gelrukt en toch niet meer ontvangen dan vroeger, en andere die met betrekking tot onderwijsuitgaven de grootst mogelijke zuinigheid hebben betracht en toch van de bedoelde wet bijzonder profiteeren. Indien voorgesteld ware geworden, speciaal de uitkeeringen voor de kosten van het openbaar onderwijs belangrijk te vorhoogen zonder tevens de bijdragen voor het bij zender onderwijs aan eene' herziening te onderwerpen, dan zonden de voorstanders van het bijzonder onderwijs en terecht niet in gebreke zijn gebleven daartegen krachtig te protesteeren. „Maar hoe dit zij, ondergeteekende erkent de billijkheid, dat na de invoering van leerplicht ook aan de bijzondere scholen meer Rijksnitkeering worde verleend, en hij vertrouwt, dat die voor standers van het bijzonder onderwijs,die verklaarden, dat indien op eene billijke verhooging van de Rijksuitkeering uitzicht werd gegeven, het wets ontwerp voor hen een geheel ander karakter zou verkrijgen, door de boven gegeven toezegging bevredigd zullen zijn," Nu willen wij niet zeggen, dat de Minister met deze verklaringen, in het bijzonder den katholieken, die wellicht bonne mine a mauvais jeu zouden maken indien er maar wat meer dubbeltjes waren te halen, in het gevlei heelt willen komen, maar het lijkt er toch wel een beetje op. Zoo konden wij in het Venloosch Nieuws blad lezen, dat de gewijzigde regeling zich althans in dit opzicht van de oorspronkelijke gunstig onderscheidt, dat zij practisch met minder moeilijkheden kan worden toegepast en de Nieuwe Koerier verklaarde, dat de eerlijkheid gebood te erkennen, dat de Minister van Binnenlandsche Zaken er ernstig naar gestreefd had om de grieven, vooral van de voorstanders van bijzonder onderwijs, nit den weg te nemen. Het democratische katholieke blad Het Centrum gaat nog verder, citeert in zijn nummer van 17 Maart jl. een paar kolom uit de Memorie van Antwoord, waaronder het bovenstaande en verklaart zelfs, dat het ontwerp op den leerplicht de katholieken belooft een stap nader te brengen tot het groote doel; „ge lijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs" De ingenomenheid met de plannen van den Minis ter is b(j dat blad dan ook zoo groot, dat het den 23sten Maart jl. daaraan lucht moest geven in een hoofdartikel, getiteld: „Nieuwe Verhoudingen'', waar in de redactie, wijzende op de verklaringen van den Minister Borgesius ten opzichte der bijzondere school, meende dat er een frisschere strooming gekomen was in de gedachten, dat het „botte anti-clericalisme" verdween en dat men meer en meer tot de waardeering kwam van hetgeen de „clericalen" hebben gedaan en Dog doen, om het volk te herinneren aan zijn plichten en te honden op den weg van rechtvaardig heid en eerbied voor het gezag". Na zouden wij wel willen opmerken, dat in de zuidelijke provinciën, waar de clericalen overwegend de meerderheid hebben, het begrip van rechtvaardig heid wel eens zeer zonderling wordt opgevat uien herinnere zich de verslagen der arbeidsenquête en dat het daar aan eerbied voor een ander gezag dan dat van den geestelijke nog wel eens hapert; maar laten we over deze kleinigheden heenstappen. Gunnen wij Het Centrum zijn zielsvergenoegdheid en spreken wij de hoop nit, dat nooit aadere „clericale* daden, dan die om het volk te houden op don weg van rechtvaardigheid en eerbied voor hot gezag, de „botte anti-clericalen" ter wille van het lieve vaderland mogen prikkelen tot een hernieuwd verzet, „De Tijd* is echter minder goed te spreken. Niet vreemd aan de bekende versregels „De vooglaer, op bedriegchen nyt, „De vogel lockt met soeteu fluyt, meent, dit aristocratisch-katholieke blad, dat een Kamerlid tot hoofdredacteur heelt, dat de bedoelde vooistanders van het bijzonder onderwijs in elk geval verstandig zullen handelen, alvorens zich „bevredigd" te toonen, met nog iets meer te vorderen dan zeer vage beloften. „Zooals zij thans in de Memorie voorkomt, doet de belofte van hoogere subsidiën wel eenigszins denken aan de voorspiegeling van „moois en lekkers" in onbepaalde toekomst, waardoor men onwillige kinderen pleegt over te halen tot het slikken van een bitter drankje." Veel duidelijker neemt De Maasbode positie. Daarin lezen we „Men kome ons nn niet meer aan met de bewering, dat Minister Borgesius, het bijzonder onderwijs zeer gunstig gezind, met veel welwil lendheid aan de gemoedsbezwaren tegemoet ketnt. „Wij hebben het steeds ontkend, toen het oude ontwerp in staat van wording was. „Wij ontkennen het ook nn. „Ons verzet tegen de nieuwe voordracht schijnt ons wel gerechtvaardigd. „Onze lezers zullen het toegeven, dat wij niet zonder grond reeds den eersten dag na het verschijnen van het nieuwe ontwerp des heeren Borgesius ons schrap hebben gezet." In het clericale kamp zien wij dus drie nuancen. In De Standaard van 21 Maart jl. schreef dr. Kuyper de profetische woorden „Op het Herhalings onderwijs zal Leerplieht struikelen," (Slot volgt.) Daar is in China iets wonderbaarlijks gebeurdde keizerin-moeder heeft een besluit genomen, en wat het geval eenig in China zal makeneen besluit van ver strekkende beteekenis, n 1. aan al de onderkoningen der zee-provinciën is gelast om zich in het vervolg krach tig tegen het ontschepen van vreemde troepen te verzetten, Nu zou men zoo'n kras bevel wel bij mosterd na den maal tijd kunnen vergelijken, maar toch, er schijnt leven in den brouwketel van het Chineesche eergevoel te komen. De suffe olifant beweegt zich. Ware hij slechts zijne geweldige kracht zich bewust, de kolossus zou alles en allen verpletteren, die zich ten zijnen koste wilden voeden. Indien het der keizerin-moeder werke lijk ernst is, dan liggen op de Oost- Aziatische kust heel wat botsingen in 't verschiet. Italië, dat nog altijd zijn „pachtcontract" niet bezit, kan zich dan in nieuwe koloniale avonturen be geven. De lessen, in Abessynië opgedaan, schijnen nog geen voldoende leeringen te bevatten. Oostenrijk, dat aan zijne binnenlandsche beslommeringen niet ge noeg heeft, tracht door een buitenland- schen bliksemafleider het gevaarlijk onweer, dat boven zijne staten hangt, voor een wijle af te weren. Wanneer China zich evenwel krachtig gaat ver zetten, zou 't voor den Donaustaat van kwaad, tot erger kunnen gaan. De olifant wordt niet alleen meer door dieren van middelmatige grootte besprongen, ook de kleinere bewoners van bosch en veld trachten zich aan zijn voerbak te vergasten. Men meldt toch uit Kopenhagen, dat de regeering van plan is een Chineesche haven te verwerven en daarom een kruiser, onder bevel van prins Walde- mar, naar Oost-Azië heeft gezonden. Uiteen Deensch standpunt beschouwd, is het bezit van een haven in Oost-Azië beter te verdedigen, dan de aanspraken van Italië op de Sanmoen-baai. De han delsbelangen van Denemarken in de Chineesche wateren zijn vele. In het jaar 1895 namen 495 vaar tuigen onder Deensche vlag deel aan de Chineesche kustvaartde Noordelijke telegraaflijn, die door China en Siberië loopt en tot Kopenhagen verlengd is,wordt voor het grootste deel door Deensche ambtenaren bediend en ook aan de Chi neesche douanendienst zijn vele Deensche ambtenaren verbonden. Iloe jammer, dat nu juist de keizerin weduwe met hare aanschrijving komt, 't zou nu visschen achter het net kun nen worden. Toch bestaat er eenige kans, dat de wensch van Denemarken ingewilligd zal worden. Denemarken heeft invloedrijke vrienden, wier steun, ten zijnen behoeve in de weegschaal geworpen, de balans zeker naar de Sont zal doen overslaan. In de eers'e plaats kan Denemarken rekenen op de welwillende medewerking van den kleinzoon aan de Newa. Ter wijl Rusland bestendig zijne aandacht aan China en Korea wijdt, houdt een groot deel der Europeesche pers zich met de binnenlandsche toestanden van het Tsarenrijk bezig. Een verschrikke lijke hongersnood teistert het gebied van den benedenloop der Wolga. De toestand in de gouvernementen Samara, Oefa, Simbirsk en Kazan moet verschrik kelijk zijn. Duizenden zijn van honger gestorven, duizenden lijden aan honger-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 1