muitten Brieven uil do Maasstad. Zondag 2 APRIL 1899. 43ste Jaargang 2To. 3403. tweede blad. De oude Klokkenluider. FEÜILLETO N. Hdbld. COURANT Novelle van Paal Blisz. Thomas Wille, de grijze doodgraver, zat in het kleine kamertje voor het raam, en keek naar buiten naar de langzaam dalende schemering. Zijn vrouw, wier haar ook reeds grijs begon ie worden, kwam bij hem staan en legde haar witte, gerimpelde hand op zijn schouder. „Vader, je moet naar den toren, om hei feest in te lniden. Het is bijna half zeven." De oude man schrikte. Hij had gedroomd zijn gedachten hadden hem ver heel ver weg naar vroegere tijden gevoerd. Nu was hij plotseling met een schrik in de werkelijkheid teruggekeerd. Met groote oogf.n zag hij zijn vrouw aan. *Hebt gij weer aan hem gedacht P" vroeg zij met zachte stem. Hij knikte, veegde een traan weg, en stond op. „Het is vandaag tien jaar geleden, dat hij ons dat verschrikkelijke verdriet aandeed," zeide de oude vrouw met berende stem, ydat was een treurig Paaschfeest." De oude man knikte eveD, toen nam hij zijn hoed en verliet de kamer. Terwijl hij zoo langzaam de smalle torentrap op ging, kwamen al die gedachten aan den verloren zoon weer bij hem op, en toen hij boven bij den klokkenstoel was geko men, viel hij op de bsnk neer, drakte zijn handen voor het gezicht en begon luid tc schreien, Maar zijn plicht riep hem. De oude torenklok sloeg brommend twee slagen. Het was half zeven. Nu moest het feest worden ingeluid. Hij richtte zich weer op, greep naar het klokkentouw en begon den klepel in beweging te brengen. Plechtig, tot heel in de verte, hoorde men de klokkentonen tonen uit het schoone rijk vau vrede, waar eeuwige lief de heerscht, waar vergeving geschonken wordt aan allen, die ze komen zoeken to nen uit de eeuwigs sferen, die de hoop aan de geloovigen voortoovert to- Den, die al het goede en edele io de men- schenziel doen ontwaken ea zoo den ster veling eenige oogenblikkeu nader brengen tot den eeuwigen vrede. En de oude man, die heel ia de hoogte de klok luidde, verzonk mser en meer in gepeins en terwijl hij de oude, stijve vin gers om het touw klemde, kwam hem zijn geheele lijdensgeschiedenis van de laatste jaren weer voor den geest en met een bevend hart doorleefde bij alles nog eens. Hoe dikwijls had hij jaren gelsden hier met zijn zoon gestaan en hoe dikwijls had de kleine Karei, ving en vroolijk sis een eekhoorntje, boven ia de balken rocd- geklauterd. Daar op die bank had hij ge zeten, om naar de sprookjes te luisteren, en hier bij dit luik had hij zoo dikwijls gekpkea naar het uitgestrekte, bloeiende land allts, alles kwam den oude weer in de gedachten M-ar hoe geheel anders was alles algeloopen, hoe anders dan hij had gehoopt Daar be neden door de schemering z g hij de ?i- IV. 'I Was zeer begrijpelijk, dat de dames, wanneer zij eenmaal het modemagaaijn van Delabour waren binnengetreden, den uitgang niet meer kondon vinden, 't Was een pracht van goederen, stoffen en versierselen, zooals in geen enkele za»k van dien aard. Wanneer men nit de winkels die beneden waren, met de lift, of langs breede trappen het bovengedeelte doorging, zag man de ateliers, die zaal aan zaal, kamer aan k»mer, de geheele bovenverdieping in beslag na men. Daarnaast lag de teekeDzaal en daar achter weer het kabinet van de eerste di rectrice. Bier regeerde juffrouw Wiese als eerste minister van den modestnat-In hare handen lag bijna de geheele leiding dezer groote onderneming, dat met haar leger van b<idi«n- den, baar wijdvertakte Uohnisehe en zaketjjka betrekkingen als een groot raderwerk haar gang ging. Zonder Clara's goedkeuring verliet geen stnk van waarde bet atelier, werd geena bestelling uitgevoerd, werden geene bestellingen gedaan alles hing van hare goedkeuring af«3 had een bijna absolute macht, In haar tegenwoordig beroep was ze door een toeval gekomen- Toen rij haar onderwtyzereeexemen bed efgelfgd en naar een plaats om<»g, was haar bioer, die toenmaals nog bij zijne onders inwoonde, bezig eenige nieawe machinerieën in teekening te brengen. Hij had bet gaarne dat zijne znster met een boek of ren handwerkje bij hem zat terwijl hij teekende en rekende. Dan nam zij bij tijd en wijle eens een ter zijde gelegd bied papier, waarop een vluchtig schetsje waa geworpen en voegde vier, de wilde, onstuimige rivier, en daar was het gebeurd, dasr lagen al de dui- sanden verwachtingen van een arm, treurig vaderhart begraven De klok zweeg. Lingzaam stierven de laatste tot en weg. Toen werd het stil daar boven in den klokkenstoel en de onde man zat en st» rde droomend met vochtige oogen in de groote ruimte, die zich voor hem uitbreidde. Hij vervolgde zijn droomeu, maar door zijn geheelen gedachteüloop drong altijd weer als een wegstervende klokkentoon, dat eene„Mijn lieve jongen, waarom heb je mij dat verdriet aangedaan f" Het begon donker te worden, de oude man ging de trap af en deed, zooals ge woonlijk, voordat hij naar huis kwam, »og eens de rondte op het kerkhof. Da kiezelsttenen op de paden knarsten onder zijne voeten. Langzaam ging hij van de eene afdee- ling naar de andere. Het eerst naar de graven van de kin deren, dan naar de „nieuwe", toen naar de „oude", en het laatst naar de familie graven. Hij kende ieder graf zoo goed, dat hij het midden in den nsebt wel had koutten vinden. Alles wss in orde. Ma^r bij bLef staan en zag om zich heen, als zocht hij iets en hij dacht„Och, had de rivier hem mij toeh teruggebracht, dan wist ik ten minste, waar ik aan zijn grsf kon bidden, doch ook dit laatste is mij ontzegd," Met een diepen zucht ging hij eindelijk naar zijn huisje terug. Toen hij een uur later met zijn vrouw aan het avondeten zat, werd er voorzich tig aan het hek gebeld zacht als een bede klouz het geluid door de stilte van den vredigen avond. De beide oudjes zagsn elkander verbaasd aan. Niemand durfde iets te zeggen. Zij hadden een voorgevoel, alsof erietsgibnu- ren zou. Eindelijk stond hij op, nam zijn stok en de lantaarn en ging raar het hek. Da oude vrouw bleef luisterend achter de deur staan. »Wie is daar riep de doodgaver met vas ts stem. Van buiten vrerd zacht geantwoord: Een zieke bedelaar. Ik bid u, laat mij bij u overnachten." „Waarom gast gij niet naar het dorp, daar is esn ziekenhuis", riep de oude knorrig. »Ik kan nitt verder," smeekte de vreem deling, „heb toch medelijden met mij De oude zweeg en was het nog niet roet zichzelf eeus. Hij wilde den vreemdeling wel binnen laten, maar er kwam wantrouwen bij hem op, w nt er zwierf zooveel slecht volk in den omtrek. Dasr kwam echter de onde vrouw aanloopen en fluisterde haar man in 't oorWees niet zjo hard, vader Laat hem binnen, hij kan toch in de ka mer liggen.* Zonder iets daarop te zeggen, deed de onde man het hek open en liet den vreem deling binnengaan. Het w .s een man van dertig jaar, groot daar allerlei grillige figuren en lijnen aan toe. Zoo ontstond nit een cirkel een gevleugeld rad, uit stangen, cilinders en andere maebinedi elen een groep vechtende krijgers, de doorsnede van een looomotief werd verend rd in een snuirenden draak. Edaard keek dan met genoegen naar dis knoeiergen en seide „Weet je wal, snsja, dat ja een kunste nares bentIr steekt talent in ja. Dat moet ge sebolen. Als ik jou was werd ik, in plaats van het aantal onderwijzeressen nog met esn te vermeerderen, liever e*n knappe teakenaarster; ge moei e9n ontwerp ster van allerlei kanstwerken voor d<imes worden dat bevredigt mear en geeft ook meer. Of zijt ge d ar te trotsch voor, mijn Klaartje „Tro'soh antwoordde «e lachend. .Waar om zou ik trotsch zijn® Kuna' verhoogt. Wat gij in den sin bob', schijnt mij geen geringe kunst ook; men heeft daar opvoe- diog. fantasie en geschik'beid voor noodt*. Ik weet, dat ik v».n al die goede zaken niets bezit. „Stilte 1' beval hij daarop. „Je zelf ver kleinen kan je gerust aan een ander ovcla- tenwanueor men iets bereiken wil, moet men vertrouwen io zichzelf hebben. Ik zeg je, je hebt talent. Ik zal je in de leer ne men. Wilt geP* „Js," zeide zij En nu begon zijn onder richt, en zelden had een meester een be gaafder leerlinge gehad. Hij plunderde zijne portefeuilles en bracht haar de heer- lijks'e voorbeelden; bij snorde onde modes na, snuffelde in vroegere modejournalen kortom, hij voedde haar smaak op en schoolde haar hand alles half spetend. En toen ze later hare eerste zelfstandige ontwerpen aan de redactie van een mode tijdschrift kon voorleggen, verwekte zij daarmede de hoogste bewondering. Men haastte sich dat ongewoon talent aan het blad te verbieden, en toen baar na een jaar, toen ze haar techniek geheal volkomen had gemaakt, de vacante plaats in de mode zaak van mevrouw Delaboor werd aangebo den, was haar cwiè-e gemaakt. Want alras trad het op den voorgrond, dat ze en breed geschouderd, met een donkeren, verwarden baard, het gezicht was ingeval len en geelbleek, zijn donkers oogen schitterden koortsachtig. Hij s'amelde verlegen een paar woordeD van dank, maar vermeed het, zijn weldoe ners daarbij aan te zien. ToeD men hem verzocht iets te eten, bedankte hij hij verlangde alleen te slapen. De oude luidjes zageu elkaar vragend aan. Geen van beiden durfden hun gedach ten nit te spreken, maar zij lazen uit el kanders blik,dat zij hetzelfde gedacht had den de blik van den vreemdeling herin nerde hen aan hnn dooden zoon. Diar gebeurde eensklaps iets zonderlings, wat de beide oudjss hevig deed ontstellen. De oude man zeide: „Wanneer gijniet eten wilt, kunt gij meteen naar bed gaan.* En wat gebeurde er De vreemdeling keerde zich om, knikte evea goedennacht en liep, zonder dat men hem den weg gewezen had, naar de ka merdeur toe, naar de kamer, waar vroeger hnn zoon geslapen had. Strak, met bleeke gezichten, staarden de onde lieden naar den vreemdeling. E n doodelijke angst had hen als 't ware ver lamd, zoodat zij geen woord kouden spre ken. Voordat hij fchter bij de kamerdeur was, draaide hij zich nog eens om en zag de oude vrouw sprakeloos, met een smee kenden blik aan. De oude vrouw gaf een schreeuw het was een jubelkreet. yMijn Karei, mijn jongen Iu het volgende oogenblik lag de zwerver voor het oudje, en verborg zijn hoofd in den schoot der schreieude viouw. Ei de oude man, nog altijd sprakeloos van schrik en verbazing, stond er bij en zag naar hen beiden. Eindelijk begon de wedergevondene te spreken. *Ik ben uw zoon. Gij hebt mij als een doode betreurd, msar het is mij nog niet vergund geworden, den eeuwigen vrede te vinden; uitgeput en gejogd ben ik door de wereld gegaan, om rust en vergetelheid te vinden, maar het was al les tevergeefs, ik vond nergens waarnaar ik zoo verlangend zocht." Een lange stilte heerschte er. Niemand durfde iets te zeggen of te vragen. Slechts het zachte snikken der moeder was hoorbaar. ToeD begon de zoon weer „Gij vondt mijn kleereD ean den oever van de rivier, en daarom dacht gij, dat ik mij had ver dronken. Docb, ik deed het niet. Welwas het eirst mijn plan geweest, want ik had ingezien, dat ik ellendig en diepgezonken waa, nitt meer waard om uw uaain te dra gen, en toen mijn vader mij had vervloekt en mij voor altijd de ouderlijke woning had verboden, toen wilde ik niet langer leven. Ik wilde in het water springen. Maar toen ik in dien nacht bij de rivier kwam en dat woeste, golvende water voor mij zag, toen ontzonk mij den moed, de lust om te leven kwam weer boven en ik besloot te vluchten. Ik wierp mijn jas aan don kant, om u te doen geloovtm, d;it ik mij verdronken had. Daarna reude ik over het veld, stal uit de hut van den schaapherder de jas van den ouden Schwarz, niet bloot in baar vak de eerste was, maar dat se ook op ander gebied door baar talen kennis, haar fiinen smaak, haar flink oordeel, hare medearbeidsters verre actner sich liet. Het duurde niet laDg of ze had sen over wegende plaats ingenomen, waarop de p i- irones het segel drukte toan se havr ook formeel tot eerste directrice van dr zaak verhief. Mevrouw Delaboor bad van den beginne af een hartelijke gelegenheid voor het eohoo- ne en veelbegaafde meisje opgevat. De pitrones ven de groote handelszaak voelde zich geestverwante van haar direotrice. Terwijl zij in ziehzelve slechts de dillettante «ag, bewonderde eij in C'ara de begenadigde kunstenares Da patrones had bsar bureaa dicht bij de werkkamer ven CLra, msar den meesteo tijd werkte rij in b-ar eigen kamer, dia telefonisch m-jt die van Clara verbon den was. Joist hid te gevraagd: of jofftoaw Clara e«iQ oogenblik tpd had om bij hanr te komen. Het antwoord had geluid, dal er dringende zak. n ter behandeling lagen die over een twintig minuten aobter den rug waren; of m- vrouw zoolang kon wachten P Jaw 1, was het bescheid geweest! wanneer juffrouw Wiese gereed was moest se maar even bellen. Mevrouw Delabour, een goede vijftiger, zat sedert een uur over eea omvangrijk «■uk papier g «bogen, Haar frisoh gelaat, dat rr tussoheo de zilverwitte haren bijna jeagdig oit<ag, w s liobt rood gekleard, het verstaod'g» bruine oog schitterde en een s'il lachje »an bevrediging lag over den fij nen mond, terwijl ze achterover in haar stoel geleand het gesebrevene overlas. Een kort, scherp kloppen a«n de deur, die nsar de gang voerde, deed haar opzien. Zij moest eerst een oogoublik tot ziob»elf ko oi n eer zij bet teaken b greep en uitriep Binnen 1 Èon goedeD morgen, dokter.* De binnen'redende was een joviale dokter van do oude school, die reeds aan do deur don groet leide beantwoordde en op een toon die geërgerd moest klinken, er direct aan toa vo-gde: „Reeds weder ean den arbeid f 6e moet en vloog zoo hard als ik kon weg, alsof ik vervolgd werd, om zoo gauw mogelijk weg te komen.* Weer ontstond er een lange, angstige stilte. Toen sprak de zoon verder»Eo zoo ben ik nu tien jaar lang door de wereld gegaan. Ik wilde boete doen, voor al het verdriet dat ik u heb aaagedaan. Ik wilde als een ander, als een beter mensch teragkeeren. „Gij zoudt niets van mij hooren, voordat ik n vreugde en geluk kon meebrengen. (,0, ik heb mij alle moeite daarvoor gegeven, maar het w*8 alles vergeefs. De vloek drukle mij. ylk kon mijn volle levenskracht en levenslust niet wederviuden. „Ik ging innerlijk te gronde. En na kom ik tot u als een gebroken man, en smeek alleen, dat gij mij hier in vrede laat sterven". Scikkend omhelsde hij de oude vrouw, die hem aau haar hart drukte, en toen kwam ook de oude man en legde sprake loos, z-geneud, zijn hand op het hoofd van den weergevonden zoon. Toen de oude Wille dea volgenden mor gen de feestklok luidde, en het Paaschko- rsal plechtig in de heilige stilte van den ochtend weerklonk, zag da oude man naar beneden op de wereld, dia prijkte in het frissche lentegroen, hij vouwde da stijve vingers en bad zacht „Hemelsche Vader, ik dank U, dat ik deze vreugde nog heb moge» beleven, en ik hoop verder op Uw goedhrid, dat het naar Uw wil geschiede, Amen 1* Rotterdam, 28 Maait 1899, No. 179. Een, wat men zou kunnen Doemes „opgewekt caféteveu" houdt de Maasstad er niet op na. Zóó als men dat vindt in de groote wereldsteden, óók in Amsterdam, menschen die hun halve leven in koffie huizen doorbrengen, vindt men 't in Rot terdam niet. Alleen enkele uren van den dag hebben de groote café's eenige drukte 't bitteruur, dut van drie tot zes daart en vervolgens, met afwisselende levendigheid, van acht tot één 's avonds. Om elf uur stupt het gelukkig-getrouwde gedeelte op en de vrijgezellen inet de brave mannen, die hunne huwelijksplichtea niet zoo erg hoog opvatten, blijven tot de keilnersom kwart vdór ééu komen waarschuwen, dat het op slag van éénen is Stamgasten in de kat me zeggen Duitsche beteekeuis van het woord hebben alieeD enkele caié's die de renommée hebbeD van héél lekker bier te tappen de anderen verheugen zich in een niet meer dan tijdelijk bezit vau zeer vaste eliënlèle. Ik behoef dat verschijnsel niet te Ver klaren, ik constateer alleen. M sscbi«n ligt de hoofdoorzaak iu het feit, dat de Rotterdammersgéén gezellige menschen zijn. Ze zijn ledorpsch en ze zijn te werkzaam. Een man van wien men weet dat hij niets een beetje meer rost nemen. „Kom eens hier, waa'de vriond,* was het antwoord, „en krik eens wat een zwaren arbeid ik hier beb." Dokter Sobraidt trad nu op de schrijftafel tos en rag over den schouder der dame met lijn kleine ondeugende oogjes in het geschrift. „Wat is dat na allemaal f* was wijn vraag. „Ean nieawe graeiease uitvinding op het gebied der mede-dwaasheid f Nu P1 „Dokter, ga zitten en lees." Mevroww Dekboxr overhandigde bem bet papier, dat op de wijze van een noiariëele akte ingenaaid was en op walks omslag de oude heer les„Out werp van een versorgings fondr „Wat is dat P* seide hij opkijkend. „Wilt ge een volkskoffiehuis oprieh eo He was te wensohen dat ean origineel* geest als de uwe sich met zoo iets sou willen bezighou den." „Lees nu den heelen titel toch." „Ontwerp van ten verzergingtfonds voor de ondergeschikten der firma Lilly Delaboor." De dokter sette fluks zijn bril tegen bet veorhoo'd* Wfc6t ge, mevrouw Dekbonr I* riep bij. „Alle respact voor die wereldverbeteraars, maar nw praotiscbe blik is mij liever I Na dat ge den laidjes een zieken- en ocders'en- ningsfonds h-bt helpen oprichten, wilt g zoover els ik het begrijjien ken, ben ook op den dsg van onderdon en hulpbehoe vendheid zorgjn-vrij m-kt-n- Wanneer kan ik bij n in dienst tredea, mevrouw „Is dit nog wel noodig, mijn goeie dok ter P* antwoordde zij lachend. „Zijt ge niet reeds mijn baste en oudste vriend en medearbeider, ven den d<g af dat mijn wio- kel ja in het smalle steegje in de voors ad werd geopend Heelt niet uw raad, nw vri ndschap mijn onderneming stap voor atap brgoieid P Waart gij het Diet P* ,Hè, bè Ophouden!* riep de oude h er, terwijl hij de beide hadden tegen de ooren hield. „Hond op mevrouw de meesteres, oi ik verlang n«>g op s atnden voet deelgenoot te wordnn iu de firma. Spreek me liever over uwe stichting 1 Zj bevalt me." uitvoert, geld heeft en in de kracht van leven is, geldt iu Rotterdam als een won der. Men „doet* toch ietsMen brengt toch den dag niet door met fhneeren en biertjes danken I Men steekt zijn geld ia eea onderneming en men tracht wat meer of wat minder te verdienen dan de couponnetjes van de stakkeD, die men voor ziio kapitaal koopt, telkenjare aangereo Er zijn in Rotterdam gelegenheden genoeg om zijq kapitaal in te steken en zich iD te koopen als vennoot, werkend of stil. Dan kan men zich zitten verhij- ten in het slecht-gian van de zaken en de feitelijke afneming vso zijn kapitaal, betreu ren den goeien tijd van rustig couponnetjes knippen en niets-doen, men is er in Rot terdam een man door. Ziker, een man voert iets uit. En wie niets-dost geldt te d«zer stede niet. Toen Dr. Van Eadeu hier zijn befaamd-ge» worden nutslezing heeft gehouden, nam men 't hem vootk! kwalijk dut hij zoo smalend over opvatting van kapitaal en rente sprak, alsof alle rente persé woeker moet zijn. Men lachte toen hij erop wees, dat het toch hensch niet aangas', te geloo- ven, dat men twee rijksdaalders in een doosje kan doen en trouwen laten en dat die na een zekeren tijd esn jonkie zouden krijgen in den vorm van een kwartje Maar men lachte als een kiespijnhebbend mensch lacht en men heeft van v.Eadeu's rede verder geen notitis genomen, 't Was gewoon onzin, rood men. En er is niemaud be keerd. Met dat al acht men toch niemand eeu welgeaard Rotterdammer,die rustig en alleen van zijn rente leeft eo jong genoeg nog is om j/in zaken' te gaan. Ik zei dus, dat er in Rotterdam geen eigenlijk koffiehuisleven bestaat. Yóér de schrijver van deze brieven trouwde, bracht hij esn deel van zijn avonden nog al eens in een café met vrienden door wie zonder zonden is, enzoovoort maar een stamcafé had hij, noch r zijner bekenden. Hij trouwde, enkele bekenden trouwden, en die ongetrouwd bleven dwalen nn nog in verschillende inrichtingen voor den iuwendigeD mensch rond. Hij is solide geworden, hij slijt zijn avonden thuis en bij zijn werkdat behoort immers zóó. Maar nu deze week juist was hij een poosje onbestorven weduwnaar en on revient toujours S son premier imout hij zocht zijn oude vrienden oog eens op, nadat hij zich te voren behoorlijk had laten inlichten wéér hij ze 's avonds vinden kon. De afspraak werd gemaakt in 't Zuid aan de leestafel. Zóó noemt men hier de lange meestal groenbekleede tafel, waarop een niet al te groot aantal eigen en vreemde dagbladen liggen en waaraan men zitten gaat, oir te lezen en te babbelen. Zaterdagavond dus zat schrijver aan dé leestafel, waaraan hij uit den aard van zijnen werkkring, weinig groot nieuws vit'den kon. Toch was er voor alle Rot terdammers een belangrijke tijding. Onver wacht en dus verrassend. „Heb je 't gehoord 1* I—n—8— „H <t is een lieve ingsjjertschte van me; ik koesterde re reeds langen tijd. Nu heb ik raijn plan op papier gebracht es wil mijn soon en dLns vriend Koliberg, die in die zaken bijzonder ervaren zijn, nog eens over mijns idééën spreken opdat eene gosde, prae- tische regeling getroffen worde. Op den vjjftienden Mei moet alles in werking treden." „Op den vijftienden Mei f' Wat is dat voor een dag P* „Herinnert ge a dat niet, waarde vriend Het is dan vijfentwintig jaar dat mijn zaak baataat." De dokter sette een zoar verheugd ge-icht. Vijt-ea-twintig jaar," rirp hij, „W8*r- aehtig, men vergeet menigmaal dat m-n een oude, hulpeloose grjjaaard wordt." Die de jeogd door sijn frisohheid van geest en levenslust beschaamd doet staan," voegde mevrouw Delaboor er aan toe „8 ilte! stilte I Dus werkelijk viif-eo- twintig jaar; h«t is nauwelijks te gelooven. Het is mij, aisof her gisteren is gebeurd. Ik zie u nog iu d n winkel staan tnesoben die geurende bloemen. Gij droegt loan- ma ils een mooi kleedje van eigen vinding, zacht roae. Gij sa»gt er wondersonoon uit 1 „Ik was gelukkig en de gelokkigsten schijnen steeds het mooist. Voor de eerste maal alond ik op eigen, zelfontgosnen •errein; voor mij lag de toekomst mat al hasr goede verwachtingen hat was een zalige dsg voor mjj." „Gelooft ge dsn voor mij niet f' viel de dokter hier in. „Ik zag verwonderd nsar al dm heerlijkheden, io wier midd <n ga als een sprcokj sfee pniktet. Ik h d echter niet lang tqd te bewonderen, want doo- al he» schoons aangelokt kwamen er spoedig dames Toen deukte ik mij bescheideD in •-en hofkje en luisterde aandachtig naar het gesprek dier koopsters en dan sloop ik den wiokel uit en giDg san de ecdere zijde v n da straat s aan en krek naar de groo'e gouden letters warrmede de firma zich presenteerde. En don 11 „Dan ginet ge naar de couranten m liet ze wonaeidiogcn bt.rieb.er, ovtr de nkuwe

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 5