AllSfflfiei Bitlis-,
itritilit- k Liiiilliiimiii
Een Protesl.
Zondag 18 APRIL 1899.
43sts Jaargang Uo. 3407.
Bit iDnuner Bestaat uit iric Malei.
Politiek mrackt der week.
EERSTE BLAD.
Jacht en Visscherij.
0 n d e r w ij s.
Bnilenlaridscli Nieuws.
Binnenlandsch Nieuws.
II
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
A.DVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
bureau: SCHAOISlii l^aau, fè» 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. W IXh E L,
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 8.60,
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 6 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Beleefd verzoeken wij aan
Abonné's die met Mei van
woonplaats veranderen, ons hun
nieuwe adres op te
geven, om vertraging in de ver
zending te voorkomen.
Uitgever.
(ieioeenteSchage n.
i§ e k e ia d saa a k i si e n.
De Burgemeester der gemeente SCHA
DEN brengt ter kennis van de ingeze
tenen, dat de aanvragen ter bekoming
van jacht- en vischakten en van kostelooze
vergunningen tot de uitoefening der
visscherij voor het seizoen 1899/1900
ter Secretarie voor de belanghebbenden
ter invulling verkrijgbaar zijn, dagelijks,
Zondagen en feestdagen uitgezonderd,
des voormiddags van 9 tot 12 ure.
Schagen, 24 Maart 1899.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
Burgen). en Wethouders van SCHAGEN
brengen ter kennis van de ingezetenec
lo. dat het toelaten van nieuwe leer
lingen op de openbare lagere school aldaar
zal geschieden op den eerstOü Mei a s.
en alsdan kunnen wo d-;n toegelaten de
kinderen, geboren in het jaar 1893.
2o. dat de ouders der betalende scho
lieren, welke deze wensohen toegelaten te
zien, d arvao aafl het Hoofd der school,
den heer R e s> s i n g, kennis moeten geven
vóór den 24 dezer,ook voor leerlingen,
dis onderwijs we.nschen te ontvangen in
de Fransche, Duitsche en Ecgelsche t-len.
8o. dat de verzoeken oin ki.steloos
onderwijs voor de nieuwe leerlingen alleen
moeten worden aedasn ter gemeente-secre
tarie vóór den 22 dezer. De geboorte-
en vaccinebewijzeu dt r nieuwe leerlingen
moeten bij de toelating tot de school
worden medegebracht.
Schagen, 11 April 1899.
Burgemeester Wethouders voornoemd,
8. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
Het Hoofd van het Plaatselijk Be
stuur der Gemeente Schagen brengt bij
deze ter kennis van de ingezetenen dier
gemeente, dat het kohier No. 1 van de
Personeele belasting op den 10 April j.1.
door den Heer Directeur der Directe
Belastingen te Amsterdam is executoir
verklaard en op heden aan den Heer
Ontvanger der directe belastingen bin
nen deze gemeente ter invordering is
overgegeven.
Ieder ingezeten, welke daarbij belang
heeft, wordt alzoo vermaand op de vol
doening van zijnen aanslag behoorlijk
acht te geven, teneinde alle gerechtelijke
vervolgingen, welke uit nalatigheid zou
den voortvloeien, te ontgaan.
Schagen, den 12 April 1899.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur
voornoemd,
S. BERMAN.
Veel is er nog niet door de bladen gezegd. Het
moet eigenlijk nog beginnen, het beoordoelen van de
tweede wet, door den heer Borgesius ingediend",
aldm liet zich De Standaard ongeveer een maand
geleden uit, toen dit orgaan der anti-revolutionnairen
het oordeel van het Christelijk Schoolblad over eenig
punt van het wetsontwerp op den leerplicht onder de
aandacht zijner lezers bracht.
Daarna is veel en velerlei geschrevenook wij
hebben ons oordeel gezegd en er vooral op gewezen,
hoe uiteenloopend het gevoelen der katholieke peis
in deze was. In het bijzonder hebben wij getracht
aan te tooneo, dat de profetie van dr. Kuyper:
„Op het Herhalingsonderwijs zal leerplicht struike
len* nu niet getuigde van zoo groot een zienerskracht
als de profeet zich in deze zelf wel zou willen
wijsmaken.
Dat nu bladen als De Maasbode door hun heftige
taal dr. Kuyper eenigszins hebben gebracht lot zijn
would-be-profetisch wooid is, daar deze man zijn
Pappenheimers kent, moeilijk te veronderstellen
maar dergelijke opgeschroefde uitdrukkingen kunnen
dienst doen bij lezers, wien geen andere lectuur
onder de oogen komt dan Heraut en Standaard. Het
komt ons echter voor, dat het cynisme, waarmeA dr.
Kuyper daarvan gebruik maakt, om de zaak zoo
averechts mogelijk voor te stellen, wel wat te ver
gaat, als hij in De Standaard van 8 April jl. op
merkt, dat het verzet tegen het hei halingsonderwijs
vooral ten plaftenlaude overal zoo heftig mogelijk is.
De Standaard voert daartoe geen ander bewijs aan
dan een in De Tijd van 5 April jl. als hoofdartikel
geplaatst schrijven van een «Dorpspastoor."
Nadat deze „zielzorger" aldus noemt hij zich
De Tijd en de andere katholieke bladen heeft
verweten, dat zij, vooral met het oog op het ver
plicht herhalingsonderwijs, nog lang geen protesten
genoeg hebben doen hooren, geeft Zijnweleerwaarde
daarna op de volgende wijze aan zijn overkropten
boezem lucht
,Of ziet men dan niet in, begrijpt men niet wat
het zeggen wil, als voortaan alle aankomende
jongens en meisjes van dertien tot vijftien en zestien
jaar gedwongen worden eiken avond in den winter
tegen zeven en na negen uur (dus als het geheel
duister is) te zaaien langs den weg te zijn en
afstanden af te leggen van een half uur gaaus
„In welke herseuen mag zulk een onzinnig
denkbeeld het eerst zijn opgekomen
„Of is het de bedoeling, ons volk van de jeugd
af stelselmatig te verontzedeiijken Men zou
het inderdaad gaan geloovenl De minister, die
ons geheele onderwijs moet beheeren, en zijn
hoogwijze inspecteurs en ambtenaren schijnen van
de menschelijke natuur en hare zwakheden nog
minder begrip te hebben dan de eenvoudige
boerenouders mijner parochie. Gelooft maar uiet,
dat hier ouders, als zij ten minste de eer en de
deugd hunner kinderen op prijs stellen en dat
doen de katholieke ouders hier allen hun
dochters des avonds alleen zullen uitzenden. De
heeren in Den Haag denkea zeker, dat cnze boeren
er allen bedienden op na houden, die de kinderen
naar school kunnen brengen en vandaar a'halen I
Ik zelf, M. de Reden velen mijner eerw. con
fraters in de baurt, hebben de godsdienstoefeningen,
die elders gewoonlijk des avonds gehouden worden,
sinds lang op uren in den namiddag gesteld, omdat
wij het gevaar voor de zedelijkheid te groot acbtteu.
En toch, indien er des avonds Lof of predioatie
gehouden werd, zouden nog overal volwassenen bij
den weg zijn, die kinderen en meisjes in bescher
ming konden nemen. Wat moet dat geven, wanneer
in 't vervolg avond aan avond jongens en meisjes,
zonder eenig toezicht van ouderen, geheel aan
zich zo 1 ven, d. w. z. aan hun kwade haristochten,
zyn overgelaten? Zonder overdrijving kan men
zeggen, dat al wat wij, priesters, doen om deugd
en eerbaarheid aan te kweeken, hij onze parochia
nen op die wijze moet vernietigd worden. En dau
durft men God betere 'tnog zeggen, dat
de school moet opvoedeu, dat het onderwijs dienst
baar moet gemaakt worden aan de opleiding tot
christelijke deugdenNeen, niet tot cliristelyke
deugd, maar veeleer tot heidensche ontucht in
allerlei vorm zal de school, als het dien weg uitgaat,
de opleiding wezen."
Indien dus verplicht herhalingsonderwijs wordt
ingovoeid, zullen, - wij kunnen het met zooveel
woorden lezen de zonen en dochters onzer plat
telandsbevolking, de kinderen onzer eigen omgeving,
zich overgeven aan „heidensche ontucht in allerlei
vorm* dat zijn die vormen, die aanleiding gaven
tot een ondergang van Sodom en Gomorra, vormen
waarvan de geschiedboeken van het Romeinsche
Keizerrijk ons de afschuwelijke buitensporigheden
hebben verhaald. Deze vormen hebben dezen „dorps
pastoor" voor den geest gezweefd, de braspartijen
dier dagen hebben zijn gemoed beroerd, toen hij de
verschrikkelijke beschuldiging neerschreef, waarmee
bovenstaand citaat eindigt.
Want zijne woorden zijn een in-staat-van-beschnl-
diging-stelling der geheele plattelaudsche bevolking
van Nederland. Indien toch de kinderen van dertien
tot zestienjarigen leeftijd, zoodra zij maar alleen
zulleu gelaten zijn, des avonds in het duister, „of in den
zoeten maneschijn", waarvan dr. Kuyper in De
Standaard van 21 Maart j.1. gewag maakte, zich
onveroiddelijk zullen gaan overleveren aan „heidensche
ontucht in allerlei vorm", dau kau men toch niets
anders veronderstellen, dan dat ook de ouders dier
kindereu een bederf zulleu vertoonen, waarbij
de tooneelen, in Zola's La Terre geschetst, nog maar
kleinigheden zijn.
Trouwens, iets dergelijks heeft deze „dorpspastoor"
reeds te kennen gegeven, waar hij zelf mededeelt,
dat hij de avondgodsdienstoefeningen in zijn dorp
heeft doen sluiten, „omdat hij het gevaar voor de
zedelijkheid te groot achtte".
Wij weten niet of de parochianen van dezen
„dorpspastooi" alleD een confessioneele school hebben
bezochtmaar is dit zoo, dan geeft dit vertrouwen,
door den „zielzorger" in zijne biechtkinderen gesteld,
uit een oogpunt van zedelijkheid beschouwd, een
zonderlinge tint aan het daarop genoten onderwijs
en het komt ons voor, dat hun kinderen, die
„heidensche ontucht in allerlei vorm" zulleD plegen
als zij de herhalingsschool ook van het bijzonder
onderwijs zouden bezoekeD, eveu zonderlinge resul
taten van dit onderwijs mededragen.
Deze „dorpspastoor", die aldus het brandmerk
reeds bij voorbaat op het voorhoofd onzer kinderen
heeft gedrukt, die onze regeering kennelijk beschul
digt de bedoeling te hebben ons volk van de jeugd
af stelselmatig te yeroutzedelijken, deze „zielzorger"
(met destrekking van wiens woorden de redactie van
De Tijd, zonder elke uitdrukking voor hare rekening
te nemen, volgens haar daarboven geschreven ver
klaring, kan meegaan), legt daarna een geloofsbelijdenis
als staatsburger af, waarvan wij voor alles nota dienen
te nemen.
Hij is overtuigd, geheel en al overtuigd, dat de
katholieke onderwijzers en onderwijzeressen, dat
„onze goede Zusters" zich door de regeeiing niet
zullen laten gebruiken, om die ouders te doeu
veroordeelen tot boete en gevangenis, die de eer en
de onschuld hunner dochters niet roekeloos in
gevaar willen stellen.
„Wat denkt men", roept hij uit, „in de ministe
rieels bureaux toch wel van ons Ik ken mijn
gemeentenaren te goed, om niet te weten, dat zij,
vóór de keuze gesteld, boete eu gevangenis zullen
verkiezen boven het gehoor geven aan een goddelooze
wetEn zoo eenigeu van hen mochten aarzelen, dan
hoopt hun pastoor, dat God hem de kracht zal geven,
hun te lecren, wat in deze hun plicht zou wezen.
Als het moet, zal ik dit verderfelijk schoolbezoek
voor alle kinderen of althans voor de meisjes
verbieden."
Dus boven de geschreven wet, door de Staten
Generaal aangenomen, door onze Koningin bekrachtigd,
zullen staan de wil, het gezag, het verbod van
dezen „dorpspastoor".
Wij achten verdere commcntnrc» overbodig. Het
komt ons voor, dat er hij ds clorlcslc partij in Ne
derland toch nog wel organen zullen lijn, die nint
het voorbeeld van De Tijd zullen volgen en zooals
dit blad, met eenig geestelijk voorbehoud, het zullen
goedkeuren dat dese „dorpspastoor" der huidig» rege»-
ring van Nederland de bedoeling toeschrijft om ons
volk van de jeugd af aan stelselmatig rijp te maken
voor heidensche ontucht in allerlei vorm de platte
landsbevolking van Nederland, da dorpsonderwijzers
die de kinderen der boeren kennen, lullen hun schou
ders ophalen en dezen dorpspastoor overlaten aan zijn
eigen ziekelijke gedachtenmaar wij konden deze
woorden, die èn een zware beschuldiging bevatten, èn
daarna verzet tegen recht en wet predikten, niet onge
merkt laten voorbijgaan, omdat zij kennelijk de sym
pathie hebben weggedragen van De Standaard, een
anti-revolutionnair blad,aan welks hoofd een staatsman
staat, die reeds bij voorbaat is aangewezen, indien
dit ministerie met een wet op de» leerplicht mocht
komen te vallen, als de formeerder van een nieuw
kabinet op te treden.
Naar aanleiding van een opmerking door de Arn-
hemsche Courant over de woorden van dezen „dorps
pastoor", welk blad het natuurlijk afkourt dat dezt
„zielzorger" verzet predikt tegen hetgeen „door den
wetgever wensehelijk wordt geacht voor 's lands toe
komst en de algemeene volksontwikkeling", schrijft
De Standaard
„Dut de Arnhemsche zich verbaast over een zoo
warme overtuiging, waardoor men zich liever achter
slot laat brengen dau b. v. zich te onderwerpen aan
wat de wetgever wensehelijk acht, kan óók eenige
verbazing wekken.
„De Arnhemsche lal vermoedelijk weten, dat dit
wel meer is voorgekomen. In de dagen van 1834
cn daaromtrent zijn er b. v. óók menschen om des
geweteDSwille gekerkerd, en zoover behoeven we
niet eens te gaan. Zoo zal 't wel blijven ook, want
wat een Regeering wensehelijk acht, kan, dat zal de
Arnhemsche toestemmen, wel eens rast ernstige,
heilige overtuigingen in botsing komen."
Hier heeft man weer een wonder stukje casuïstiek
van dr. Kuyper I Ten eerste gaat de vergelijking niet
op, want de toestand was iu 1834 een geheel andere.
Zooals men weet, was bij velen in den lande in de
plaats van bet kalme, tamme supra naturalisme van
1830 een beweging ontstaan tegen het rekkelijk ma
ken van de Protestautsche leer. Er kwam een opleving
op dogmatisch gobied, die terugkeer naar de orthodoxe
predikte en tot de streng» formulieren der Dordtsche
Synode van 1618 en 1619. Aan de beweging zijn
dé nameD van Hendrik De Cock, te Ulrum en H. P.
Scholte, van Doeveren, onafscheidelijk verbonden.
Groen van Prinsterer verklaarde haar te zijn ontstaan
„uit opgewekte behoefte aan evangelische waarheid
hij terzijde-zetting van de leer des bijbels".
Oas bestek gedoogt niet de geschiedenis van dien
veelbewogen tijd te schrijven en niet een onzer zal
het verdedigen dat de regeering de Synode van die
dagen hielp, zelfs door het zenden van soldaten, ora
de afgescheidenen te vervolgen Bekend is het, dat
staatsmannen als Luzac, Dirk Donker Curtius en
Falck die daad in de dagen van 1834— 1836 luide
afkeurden, al beweerde de doctrinaire Thorbecke, dat
de vervolgingen niet streden met de toenmalige
strafwet en de toen bestaande grondwet. Maar dat
was dan ook alles wat voor een willekeurige handeling
eener regeering, die toen nog een minister voor den
Hervormden Eeredienst bezat, kan gezegd worden. Al
wat echter in die dagen waarlijk vrijzinnig dacht,
keurde ze af, omdat men hier alleen te doeu had
met gewetensdwang, welke in de vrijplaats, eenmaal
aan de Hugenoten geschonken, geen wortel mocht
schieten, een dwang, die in deze dagen niet bestaan
baar zou zijn.
Die dwang werd bovendien niet bekrachtigd
door den wil van het volk. Integendeel, de Koning
en de Synodaleu beheerschten den toestandmaar
wanneer de wet op den leerplicht zal zijn aangenomen,
dan wordt aan de ernstige en heilige overtuiging
van niemand in zake geloof eenig geweld aangedaan
zelfs de oppositiebladen hebben erkeDd dat de
minister met zijn gewijzigd ontwerp den confessioneelen
zeer sterk tegemoet is gekomen maar alleen
wordt van de Nederlaudsche ouders verlangd, dat zij
hun kinderen niet in onwetendheid zullen laten
ronddolen, en zullen zorgen dat zij dat geleerde
voor latere dagen bewaren.
En wanneer die plicht door de regcering aan de
Nederlaudsche ouders zal worden opgelegd, dan zal dit
niet geschieden, omdat dit niet strijdt tegen een
regeerende strafwet of een bestaande grondwet, maar
wel omdat, naar aanleiding van een sinds jaren door
de grootste meerderheid der natie uitgesproken
wenseh, uitgesproken in alle kringen der maatschappij,
de regeering een wetsvoorstel heeft voorgedragen, en
dit goedgekeurd is door de meerderheid der beideKamers,
die, sinds de jongste herziening der kieswet,het overgroo-
te, zoo niet het grootste gedeelte derNederiandsche natie
vertegenwoordigden, en welk tot wet verheven wets
voorstel daarna in hoogste ressort zijn bekrachtiging
heeft ontvangen door de goedkeuring der Koningin.
En uit dit laatste blijkt ten tweede, dat het hier
niet een regeeving is, die iets wensehelijk acht, ten
rechte of ten onrothte steunende op bestaande
wetten zooals de regeering van 1834 188G
en dien wensch met vervolging eu dragonders doorzet,
maar dat de wensch is uilgesproken door liet
overgroot deel der natie, ook door een vrij aanzienlijk
deel der katholieken (wij verwijzen in deze naar ons
vorig artikel) e» dat de regeering niets anders doet,
dan dien uitgesproken wensch in wettigen vorm te
gieten.
De „Dorpspastoor" dus, die verzet tegen zulk een
wet predikt, die schrijft„den Nederlandschen rechter
wilde ilc dan ook zien, die dergelijke ouders of die
mjj, hun pastoor, omdat ik volgens mijn plicht mijn
parochianen van het naaste gevaar van zondigen
trachtte af te houden, durfde veroordeelen", is
een revolutionnair, en wij vinden deze woorden,
mogelijke aanstaande toestanden vergelijkende met
geheel ongelijksoortige toestanden van voor vijf en
zestig jaren geleden, in bescherming genomen door
dr. Kuvper, den hoofdman der anti-revolutionnairen I
En 'tegelijk met den priester legt deze dt smet
van heidensche ontucht op geheel onze plattelands
bevolking
Dat is een feit dat spreekt, cn dat wij niet zullen
vergeten 1
Het „wien men lief heeft, kastijdt men,"zal
zoo langzamerhand een geloofsartikel van
de internationale staatkunde beginnen te
worden. Duitschland heeft ook in deze
het voorbeeld gegeven. Nadat het in
1866 Oostenrijk had vernederd, werden
zoo spoedig mogelijk alle pogingen aan
gewend, om den Donaustaat aan zich te
verbinden. Een verbond met Oostenrijk
was het gevolg van deze toenadering,
waarbij zich later Italië als „Dritte in dem
Bunde" aansloot. Japan volgt thans in
alle opzichten de voetsporen van zijnen
militairen leermeester. In den korten
oorlog met China moest het Hemelsche
Rijk het onderspit delven en nu zoekt
de Mikado tusschen China en Japan
eene innige verhouding tot stand te
breDgen.
Iu staatkundige kringen vertelt men,
dat tusschen beide rijken reeds eene
geheime overeenkomst bestaat, omtrent
de drilling van het Chineesche leger door
Japansche instructeurs en de opleiding
van Chineesche officieren aan de Japan
sche militaire scholen. "Waar men over
't geheel goed op de hoogte is van de
Oost-Aziatische toestanden, te Sint-Pe
tersburg, acht men het bestaan van eene
dergelijke overeenkomst zeer wel moge
lijk. De leus: Amerika voor de Ameri
kanen, zou dan haar pendant vinden in
Azië voor het gele ras. Dat Japan zich
sterk voor de Chineesche zaken geïnte
resseerd gavoelt, is niet te verwonderen.
Toen het de vruchten van zijne over
winningen hoopte te plukken, werd het
door Duitschland, Frankrijk en Rusland
toegeroepen „tot hiertoe en niet verder."
Het moest zich met het weerspannige
Eormosa tevreden stellen, terwijl de
noot waar de twist om liep, Korea, als
eene toekomstige Russische bezitting
werd aangewezen. Daarop volgden de
pachtcontracten, en Japan, dat den bo-
peloozen toestand van China aan het
licht had gebracht, kreeg verder
voor zijne operatie nihil. Is het wonder
dat de Eilanden-regoeriug China tracht
op te wekken, aan te moedigen en te
versterken, om straks aan de barbaren uit
Europa hunne pachtcontracten op te
zeggen
Daar zal allicht voor den onbaatzuch-
tigen vriend een brok overschieten, dat
het tot dusver moest ontberen. Het
spreekt, dat die staatkunde lang niet valt
in den smaak der Westerlingen. Van
een onbevooroordeeld standpunt be
schouwd, is voor het Aziatische beginsel
evenveel te zeggen als voor de grond
stellingen van de Monroeleer. Al meer
komt aan het licht, dat het deze leer is
geweest,die de Philippijnen voor hare doel
einden ging annexeereu.De Amerikaansche
bezitting in Oost-Azië zal als losprijs
voor de Britsche bezittingen in West-
Indie moeten dienen.
Natuurlijk zal men te Washington
de onzekere Philippijnen gaarne willen
inruilen tegen de Bahama-eilanden, de
slagboomen voor de golf van Mejico,
voor Trinidad, den schildwacht op de
kust van Zuid-Amerika, den sleutel tot
de Orinoco, voor het goedbebouwde
Jamaica met zijn sterke havenstad
Kingstown.
Men wil het zelfs nog wei laten voor
komen, dat Engeland bij zoo'n ruil aan
j het langste eind trekt, door te beweren,
dat de Philippijnen de macht van Enge-
land in Oost-Azië aanmerkelijk zullen
uitbreiden, wat voor den Britschen han
del aanmerkelijk meer voordeel zou
hebben dan het povere bezit van de
Westindische eilanden.
In Londen schijnt men voor dit aan
lokkelijk aanbod alsnog Oostin-
disch doof te zijn. Men zal zeker in
geen geval een berehuid voor grof
geld willen koopen voordat het
bruintje geschoten is. En dat de Ame
rikanen het bruintje reeds spoedig zullen
meester worden, is niet te verwachten.
Zelfs heeft generaal Otis moeten beslui
ten de krijgsverrichtingen tijdelijk te
staken, wijl de afmatende taktiek der
„opstandelingen" en het doodende kli
maat zijne troepen totaal uitgeput heb
ben. Is het te verwonderen, dat Uncle
Sam, zijn waarden neef John Buil gaarne
dit zaakje verder zou laten opknappen
Zou Amerika de Engelschen op de
Philippijnen er zonder eenig gewetens
bezwaar in laten loopen, elders anders
drukken ze elkander zeer vriendschap
pelijk de hand. Op Sareoa hebben ze
hunne mannekes bij elkander gevoegd,
teneinde met vereende krachten koning
Mataafa en zijne aanhangers mores te
leeren. Doch in stede van klappen uit
te deelen, vielen de Engelsch-Ameri-
kaansche landingstroepen in een hinder
laag, waarbij drie officieren en eenige
soldaten sneuvelden.
Twee stukken landingsgeschut vielen
in hadden van den vijand. Het lastig
ste van dit geval is, dat de overval
plaats had op de plantage van een
Duitscher, die daarop gevangen werd
genomen. De kwestie is daardoor tus
schen de drie betrokken mogendheden
nog ingewikkelder geworden. Ten Zui
den van de Samoa-groep of Schippersei-
landen liggen de Tonga- of Vriendschaps
eilanden, die mede in eene hoogst in
teressante kwestie zijn betrokken. De
Tonganeezen zijn aan Duitsche kooplie
den een aanzienlijk bedrag schuldig,
waarvan de afdoening op zich liet wach
ten.
Om de nalatige betalers wat aan te
porren, werd de Duitsche vice-consul op
Samoa naar de Tonga-eilanden gezonden.
Het dreigement der bezetting van de
stad Vavao maakte op koning George
zulk een indruk, dat hij de hulp der
Engelsche autoriteiten te Sidney inriep.
Deze zonden daarop de Taurango naar
den archipel, en de kapitein van dien
bodem kocht het geheele koninkrijk
voor 125.000 pond. Zal Engeland nu
de schuld aan de Duitsche kooplieden
voldoen, zal het tevens de verdragen
erkennen, die de koning met Duitsch
land gesloten heeft
Ziedaar een paar vragen, die nog wol
met eenige vermeerderd zullen worden,
en naar welker beantwoording met belang
stelling in Duitschland wordt uitgezien.
Toch meenen wij, dat Engeland en
Duitschland om deze quaesties niet met
elkander in conflict zullen komen. Daar
is in beide landen een geest van weder-
zijdsche toenadering merkbaar, die reeds
kiachtig genoeg is, om de hangende za
ken naar wederzijdsch genoegen af te doen.
Engeland heeft Duitschland noodig
voor zijne Afrikaansche plannen. De
uittocht uit Egypte, waartoe de Pharao's
aan de Seine en de Newa wel gaarne
het initiatief zouden willen nemen, kan
alleen door de welwillendheid van
Duitschland en zijne bondgenooten voor
komen worden. Nu komt de spoorlijn
KaïroKaapstad, waarvoor Duitschland's
medewerking noodig is, en dan is de
Duitsche neutraliteit in nieuwe geschil
len met de Zuid-Afrikaansche Repu
blieken ook wel eene kleine opoffering
waard. Het wekt verwondering, dat de
regeeringen van de Transvaal en den
Oranje-Vrijstaat geene uitnoodiging voor
de vredesconferentie ontvangen hebben.
Zou Engeland, dat, gelijk men weet,
suzereiniteits-rechten op de Zuid-Afri-
kaansche Republiek wil doen gelden,
invloed op deze ter-zij de-stelling hebben
uitgeoefend Aangenomen, dat deze sterk
betwiste rechtsvraag bevestigend werd be
antwoord, dan nog heeft het volgens
bet traktaat van 1884 alleen het recht
van veto in traktaten,die de Transvaal met
vreemde mogendheden,den Vrijstaat uitge
zonderd, denkt af te sluiten. Met de Haag-
sche conferentie heeft dit al heel weinig
te maken. Het zou nog kunnen zijn,
dat Engeland rust en vrede in Zuid-
Afrika minder wensehelijk acht, en
daarom in de republieken een oorlogs
toestand in 't leven tracht te houden,
doch dat Nederland genegen is bevonden,
Engeland's wenschen in de hand te
werken, is minstens vreemd.
Heer llugowaard.
De heer J. Broertjes, gepensioneerd
Adjudant-Onderofficier te Westzaan,
is benoemd als brievengaarder, om pri
mo Mei a.s. de betrekking te aanvaar
den.
Heer Hugowaard.
De heer Jb. Gootjes is den 11 herbe
noemd als Heemraad van den polder en
in dezelfde vergadering zijn de heeren
N. Pool en P. van Langen als ge
kozen Hoofdingelanden toegelaten.