AllSfflfiei Bitlis-, itritilit- k Liiiilliiimiii Een Protesl. Zondag 18 APRIL 1899. 43sts Jaargang Uo. 3407. Bit iDnuner Bestaat uit iric Malei. Politiek mrackt der week. EERSTE BLAD. Jacht en Visscherij. 0 n d e r w ij s. Bnilenlaridscli Nieuws. Binnenlandsch Nieuws. II Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden A.DVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. bureau: SCHAOISlii l^aau, fè» 4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. W IXh E L, Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 8.60, Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 6 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Beleefd verzoeken wij aan Abonné's die met Mei van woonplaats veranderen, ons hun nieuwe adres op te geven, om vertraging in de ver zending te voorkomen. Uitgever. (ieioeenteSchage n. i§ e k e ia d saa a k i si e n. De Burgemeester der gemeente SCHA DEN brengt ter kennis van de ingeze tenen, dat de aanvragen ter bekoming van jacht- en vischakten en van kostelooze vergunningen tot de uitoefening der visscherij voor het seizoen 1899/1900 ter Secretarie voor de belanghebbenden ter invulling verkrijgbaar zijn, dagelijks, Zondagen en feestdagen uitgezonderd, des voormiddags van 9 tot 12 ure. Schagen, 24 Maart 1899. De Burgemeester voornoemd, S. BERMAN. Burgen). en Wethouders van SCHAGEN brengen ter kennis van de ingezetenec lo. dat het toelaten van nieuwe leer lingen op de openbare lagere school aldaar zal geschieden op den eerstOü Mei a s. en alsdan kunnen wo d-;n toegelaten de kinderen, geboren in het jaar 1893. 2o. dat de ouders der betalende scho lieren, welke deze wensohen toegelaten te zien, d arvao aafl het Hoofd der school, den heer R e s> s i n g, kennis moeten geven vóór den 24 dezer,ook voor leerlingen, dis onderwijs we.nschen te ontvangen in de Fransche, Duitsche en Ecgelsche t-len. 8o. dat de verzoeken oin ki.steloos onderwijs voor de nieuwe leerlingen alleen moeten worden aedasn ter gemeente-secre tarie vóór den 22 dezer. De geboorte- en vaccinebewijzeu dt r nieuwe leerlingen moeten bij de toelating tot de school worden medegebracht. Schagen, 11 April 1899. Burgemeester Wethouders voornoemd, 8. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. Het Hoofd van het Plaatselijk Be stuur der Gemeente Schagen brengt bij deze ter kennis van de ingezetenen dier gemeente, dat het kohier No. 1 van de Personeele belasting op den 10 April j.1. door den Heer Directeur der Directe Belastingen te Amsterdam is executoir verklaard en op heden aan den Heer Ontvanger der directe belastingen bin nen deze gemeente ter invordering is overgegeven. Ieder ingezeten, welke daarbij belang heeft, wordt alzoo vermaand op de vol doening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven, teneinde alle gerechtelijke vervolgingen, welke uit nalatigheid zou den voortvloeien, te ontgaan. Schagen, den 12 April 1899. Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voornoemd, S. BERMAN. Veel is er nog niet door de bladen gezegd. Het moet eigenlijk nog beginnen, het beoordoelen van de tweede wet, door den heer Borgesius ingediend", aldm liet zich De Standaard ongeveer een maand geleden uit, toen dit orgaan der anti-revolutionnairen het oordeel van het Christelijk Schoolblad over eenig punt van het wetsontwerp op den leerplicht onder de aandacht zijner lezers bracht. Daarna is veel en velerlei geschrevenook wij hebben ons oordeel gezegd en er vooral op gewezen, hoe uiteenloopend het gevoelen der katholieke peis in deze was. In het bijzonder hebben wij getracht aan te tooneo, dat de profetie van dr. Kuyper: „Op het Herhalingsonderwijs zal leerplicht struike len* nu niet getuigde van zoo groot een zienerskracht als de profeet zich in deze zelf wel zou willen wijsmaken. Dat nu bladen als De Maasbode door hun heftige taal dr. Kuyper eenigszins hebben gebracht lot zijn would-be-profetisch wooid is, daar deze man zijn Pappenheimers kent, moeilijk te veronderstellen maar dergelijke opgeschroefde uitdrukkingen kunnen dienst doen bij lezers, wien geen andere lectuur onder de oogen komt dan Heraut en Standaard. Het komt ons echter voor, dat het cynisme, waarmeA dr. Kuyper daarvan gebruik maakt, om de zaak zoo averechts mogelijk voor te stellen, wel wat te ver gaat, als hij in De Standaard van 8 April jl. op merkt, dat het verzet tegen het hei halingsonderwijs vooral ten plaftenlaude overal zoo heftig mogelijk is. De Standaard voert daartoe geen ander bewijs aan dan een in De Tijd van 5 April jl. als hoofdartikel geplaatst schrijven van een «Dorpspastoor." Nadat deze „zielzorger" aldus noemt hij zich De Tijd en de andere katholieke bladen heeft verweten, dat zij, vooral met het oog op het ver plicht herhalingsonderwijs, nog lang geen protesten genoeg hebben doen hooren, geeft Zijnweleerwaarde daarna op de volgende wijze aan zijn overkropten boezem lucht ,Of ziet men dan niet in, begrijpt men niet wat het zeggen wil, als voortaan alle aankomende jongens en meisjes van dertien tot vijftien en zestien jaar gedwongen worden eiken avond in den winter tegen zeven en na negen uur (dus als het geheel duister is) te zaaien langs den weg te zijn en afstanden af te leggen van een half uur gaaus „In welke herseuen mag zulk een onzinnig denkbeeld het eerst zijn opgekomen „Of is het de bedoeling, ons volk van de jeugd af stelselmatig te verontzedeiijken Men zou het inderdaad gaan geloovenl De minister, die ons geheele onderwijs moet beheeren, en zijn hoogwijze inspecteurs en ambtenaren schijnen van de menschelijke natuur en hare zwakheden nog minder begrip te hebben dan de eenvoudige boerenouders mijner parochie. Gelooft maar uiet, dat hier ouders, als zij ten minste de eer en de deugd hunner kinderen op prijs stellen en dat doen de katholieke ouders hier allen hun dochters des avonds alleen zullen uitzenden. De heeren in Den Haag denkea zeker, dat cnze boeren er allen bedienden op na houden, die de kinderen naar school kunnen brengen en vandaar a'halen I Ik zelf, M. de Reden velen mijner eerw. con fraters in de baurt, hebben de godsdienstoefeningen, die elders gewoonlijk des avonds gehouden worden, sinds lang op uren in den namiddag gesteld, omdat wij het gevaar voor de zedelijkheid te groot acbtteu. En toch, indien er des avonds Lof of predioatie gehouden werd, zouden nog overal volwassenen bij den weg zijn, die kinderen en meisjes in bescher ming konden nemen. Wat moet dat geven, wanneer in 't vervolg avond aan avond jongens en meisjes, zonder eenig toezicht van ouderen, geheel aan zich zo 1 ven, d. w. z. aan hun kwade haristochten, zyn overgelaten? Zonder overdrijving kan men zeggen, dat al wat wij, priesters, doen om deugd en eerbaarheid aan te kweeken, hij onze parochia nen op die wijze moet vernietigd worden. En dau durft men God betere 'tnog zeggen, dat de school moet opvoedeu, dat het onderwijs dienst baar moet gemaakt worden aan de opleiding tot christelijke deugdenNeen, niet tot cliristelyke deugd, maar veeleer tot heidensche ontucht in allerlei vorm zal de school, als het dien weg uitgaat, de opleiding wezen." Indien dus verplicht herhalingsonderwijs wordt ingovoeid, zullen, - wij kunnen het met zooveel woorden lezen de zonen en dochters onzer plat telandsbevolking, de kinderen onzer eigen omgeving, zich overgeven aan „heidensche ontucht in allerlei vorm* dat zijn die vormen, die aanleiding gaven tot een ondergang van Sodom en Gomorra, vormen waarvan de geschiedboeken van het Romeinsche Keizerrijk ons de afschuwelijke buitensporigheden hebben verhaald. Deze vormen hebben dezen „dorps pastoor" voor den geest gezweefd, de braspartijen dier dagen hebben zijn gemoed beroerd, toen hij de verschrikkelijke beschuldiging neerschreef, waarmee bovenstaand citaat eindigt. Want zijne woorden zijn een in-staat-van-beschnl- diging-stelling der geheele plattelaudsche bevolking van Nederland. Indien toch de kinderen van dertien tot zestienjarigen leeftijd, zoodra zij maar alleen zulleu gelaten zijn, des avonds in het duister, „of in den zoeten maneschijn", waarvan dr. Kuyper in De Standaard van 21 Maart j.1. gewag maakte, zich onveroiddelijk zullen gaan overleveren aan „heidensche ontucht in allerlei vorm", dau kau men toch niets anders veronderstellen, dan dat ook de ouders dier kindereu een bederf zulleu vertoonen, waarbij de tooneelen, in Zola's La Terre geschetst, nog maar kleinigheden zijn. Trouwens, iets dergelijks heeft deze „dorpspastoor" reeds te kennen gegeven, waar hij zelf mededeelt, dat hij de avondgodsdienstoefeningen in zijn dorp heeft doen sluiten, „omdat hij het gevaar voor de zedelijkheid te groot achtte". Wij weten niet of de parochianen van dezen „dorpspastooi" alleD een confessioneele school hebben bezochtmaar is dit zoo, dan geeft dit vertrouwen, door den „zielzorger" in zijne biechtkinderen gesteld, uit een oogpunt van zedelijkheid beschouwd, een zonderlinge tint aan het daarop genoten onderwijs en het komt ons voor, dat hun kinderen, die „heidensche ontucht in allerlei vorm" zulleD plegen als zij de herhalingsschool ook van het bijzonder onderwijs zouden bezoekeD, eveu zonderlinge resul taten van dit onderwijs mededragen. Deze „dorpspastoor", die aldus het brandmerk reeds bij voorbaat op het voorhoofd onzer kinderen heeft gedrukt, die onze regeering kennelijk beschul digt de bedoeling te hebben ons volk van de jeugd af stelselmatig te yeroutzedelijken, deze „zielzorger" (met destrekking van wiens woorden de redactie van De Tijd, zonder elke uitdrukking voor hare rekening te nemen, volgens haar daarboven geschreven ver klaring, kan meegaan), legt daarna een geloofsbelijdenis als staatsburger af, waarvan wij voor alles nota dienen te nemen. Hij is overtuigd, geheel en al overtuigd, dat de katholieke onderwijzers en onderwijzeressen, dat „onze goede Zusters" zich door de regeeiing niet zullen laten gebruiken, om die ouders te doeu veroordeelen tot boete en gevangenis, die de eer en de onschuld hunner dochters niet roekeloos in gevaar willen stellen. „Wat denkt men", roept hij uit, „in de ministe rieels bureaux toch wel van ons Ik ken mijn gemeentenaren te goed, om niet te weten, dat zij, vóór de keuze gesteld, boete eu gevangenis zullen verkiezen boven het gehoor geven aan een goddelooze wetEn zoo eenigeu van hen mochten aarzelen, dan hoopt hun pastoor, dat God hem de kracht zal geven, hun te lecren, wat in deze hun plicht zou wezen. Als het moet, zal ik dit verderfelijk schoolbezoek voor alle kinderen of althans voor de meisjes verbieden." Dus boven de geschreven wet, door de Staten Generaal aangenomen, door onze Koningin bekrachtigd, zullen staan de wil, het gezag, het verbod van dezen „dorpspastoor". Wij achten verdere commcntnrc» overbodig. Het komt ons voor, dat er hij ds clorlcslc partij in Ne derland toch nog wel organen zullen lijn, die nint het voorbeeld van De Tijd zullen volgen en zooals dit blad, met eenig geestelijk voorbehoud, het zullen goedkeuren dat dese „dorpspastoor" der huidig» rege»- ring van Nederland de bedoeling toeschrijft om ons volk van de jeugd af aan stelselmatig rijp te maken voor heidensche ontucht in allerlei vorm de platte landsbevolking van Nederland, da dorpsonderwijzers die de kinderen der boeren kennen, lullen hun schou ders ophalen en dezen dorpspastoor overlaten aan zijn eigen ziekelijke gedachtenmaar wij konden deze woorden, die èn een zware beschuldiging bevatten, èn daarna verzet tegen recht en wet predikten, niet onge merkt laten voorbijgaan, omdat zij kennelijk de sym pathie hebben weggedragen van De Standaard, een anti-revolutionnair blad,aan welks hoofd een staatsman staat, die reeds bij voorbaat is aangewezen, indien dit ministerie met een wet op de» leerplicht mocht komen te vallen, als de formeerder van een nieuw kabinet op te treden. Naar aanleiding van een opmerking door de Arn- hemsche Courant over de woorden van dezen „dorps pastoor", welk blad het natuurlijk afkourt dat dezt „zielzorger" verzet predikt tegen hetgeen „door den wetgever wensehelijk wordt geacht voor 's lands toe komst en de algemeene volksontwikkeling", schrijft De Standaard „Dut de Arnhemsche zich verbaast over een zoo warme overtuiging, waardoor men zich liever achter slot laat brengen dau b. v. zich te onderwerpen aan wat de wetgever wensehelijk acht, kan óók eenige verbazing wekken. „De Arnhemsche lal vermoedelijk weten, dat dit wel meer is voorgekomen. In de dagen van 1834 cn daaromtrent zijn er b. v. óók menschen om des geweteDSwille gekerkerd, en zoover behoeven we niet eens te gaan. Zoo zal 't wel blijven ook, want wat een Regeering wensehelijk acht, kan, dat zal de Arnhemsche toestemmen, wel eens rast ernstige, heilige overtuigingen in botsing komen." Hier heeft man weer een wonder stukje casuïstiek van dr. Kuyper I Ten eerste gaat de vergelijking niet op, want de toestand was iu 1834 een geheel andere. Zooals men weet, was bij velen in den lande in de plaats van bet kalme, tamme supra naturalisme van 1830 een beweging ontstaan tegen het rekkelijk ma ken van de Protestautsche leer. Er kwam een opleving op dogmatisch gobied, die terugkeer naar de orthodoxe predikte en tot de streng» formulieren der Dordtsche Synode van 1618 en 1619. Aan de beweging zijn dé nameD van Hendrik De Cock, te Ulrum en H. P. Scholte, van Doeveren, onafscheidelijk verbonden. Groen van Prinsterer verklaarde haar te zijn ontstaan „uit opgewekte behoefte aan evangelische waarheid hij terzijde-zetting van de leer des bijbels". Oas bestek gedoogt niet de geschiedenis van dien veelbewogen tijd te schrijven en niet een onzer zal het verdedigen dat de regeering de Synode van die dagen hielp, zelfs door het zenden van soldaten, ora de afgescheidenen te vervolgen Bekend is het, dat staatsmannen als Luzac, Dirk Donker Curtius en Falck die daad in de dagen van 1834— 1836 luide afkeurden, al beweerde de doctrinaire Thorbecke, dat de vervolgingen niet streden met de toenmalige strafwet en de toen bestaande grondwet. Maar dat was dan ook alles wat voor een willekeurige handeling eener regeering, die toen nog een minister voor den Hervormden Eeredienst bezat, kan gezegd worden. Al wat echter in die dagen waarlijk vrijzinnig dacht, keurde ze af, omdat men hier alleen te doeu had met gewetensdwang, welke in de vrijplaats, eenmaal aan de Hugenoten geschonken, geen wortel mocht schieten, een dwang, die in deze dagen niet bestaan baar zou zijn. Die dwang werd bovendien niet bekrachtigd door den wil van het volk. Integendeel, de Koning en de Synodaleu beheerschten den toestandmaar wanneer de wet op den leerplicht zal zijn aangenomen, dan wordt aan de ernstige en heilige overtuiging van niemand in zake geloof eenig geweld aangedaan zelfs de oppositiebladen hebben erkeDd dat de minister met zijn gewijzigd ontwerp den confessioneelen zeer sterk tegemoet is gekomen maar alleen wordt van de Nederlaudsche ouders verlangd, dat zij hun kinderen niet in onwetendheid zullen laten ronddolen, en zullen zorgen dat zij dat geleerde voor latere dagen bewaren. En wanneer die plicht door de regcering aan de Nederlaudsche ouders zal worden opgelegd, dan zal dit niet geschieden, omdat dit niet strijdt tegen een regeerende strafwet of een bestaande grondwet, maar wel omdat, naar aanleiding van een sinds jaren door de grootste meerderheid der natie uitgesproken wenseh, uitgesproken in alle kringen der maatschappij, de regeering een wetsvoorstel heeft voorgedragen, en dit goedgekeurd is door de meerderheid der beideKamers, die, sinds de jongste herziening der kieswet,het overgroo- te, zoo niet het grootste gedeelte derNederiandsche natie vertegenwoordigden, en welk tot wet verheven wets voorstel daarna in hoogste ressort zijn bekrachtiging heeft ontvangen door de goedkeuring der Koningin. En uit dit laatste blijkt ten tweede, dat het hier niet een regeeving is, die iets wensehelijk acht, ten rechte of ten onrothte steunende op bestaande wetten zooals de regeering van 1834 188G en dien wensch met vervolging eu dragonders doorzet, maar dat de wensch is uilgesproken door liet overgroot deel der natie, ook door een vrij aanzienlijk deel der katholieken (wij verwijzen in deze naar ons vorig artikel) e» dat de regeering niets anders doet, dan dien uitgesproken wensch in wettigen vorm te gieten. De „Dorpspastoor" dus, die verzet tegen zulk een wet predikt, die schrijft„den Nederlandschen rechter wilde ilc dan ook zien, die dergelijke ouders of die mjj, hun pastoor, omdat ik volgens mijn plicht mijn parochianen van het naaste gevaar van zondigen trachtte af te houden, durfde veroordeelen", is een revolutionnair, en wij vinden deze woorden, mogelijke aanstaande toestanden vergelijkende met geheel ongelijksoortige toestanden van voor vijf en zestig jaren geleden, in bescherming genomen door dr. Kuvper, den hoofdman der anti-revolutionnairen I En 'tegelijk met den priester legt deze dt smet van heidensche ontucht op geheel onze plattelands bevolking Dat is een feit dat spreekt, cn dat wij niet zullen vergeten 1 Het „wien men lief heeft, kastijdt men,"zal zoo langzamerhand een geloofsartikel van de internationale staatkunde beginnen te worden. Duitschland heeft ook in deze het voorbeeld gegeven. Nadat het in 1866 Oostenrijk had vernederd, werden zoo spoedig mogelijk alle pogingen aan gewend, om den Donaustaat aan zich te verbinden. Een verbond met Oostenrijk was het gevolg van deze toenadering, waarbij zich later Italië als „Dritte in dem Bunde" aansloot. Japan volgt thans in alle opzichten de voetsporen van zijnen militairen leermeester. In den korten oorlog met China moest het Hemelsche Rijk het onderspit delven en nu zoekt de Mikado tusschen China en Japan eene innige verhouding tot stand te breDgen. Iu staatkundige kringen vertelt men, dat tusschen beide rijken reeds eene geheime overeenkomst bestaat, omtrent de drilling van het Chineesche leger door Japansche instructeurs en de opleiding van Chineesche officieren aan de Japan sche militaire scholen. "Waar men over 't geheel goed op de hoogte is van de Oost-Aziatische toestanden, te Sint-Pe tersburg, acht men het bestaan van eene dergelijke overeenkomst zeer wel moge lijk. De leus: Amerika voor de Ameri kanen, zou dan haar pendant vinden in Azië voor het gele ras. Dat Japan zich sterk voor de Chineesche zaken geïnte resseerd gavoelt, is niet te verwonderen. Toen het de vruchten van zijne over winningen hoopte te plukken, werd het door Duitschland, Frankrijk en Rusland toegeroepen „tot hiertoe en niet verder." Het moest zich met het weerspannige Eormosa tevreden stellen, terwijl de noot waar de twist om liep, Korea, als eene toekomstige Russische bezitting werd aangewezen. Daarop volgden de pachtcontracten, en Japan, dat den bo- peloozen toestand van China aan het licht had gebracht, kreeg verder voor zijne operatie nihil. Is het wonder dat de Eilanden-regoeriug China tracht op te wekken, aan te moedigen en te versterken, om straks aan de barbaren uit Europa hunne pachtcontracten op te zeggen Daar zal allicht voor den onbaatzuch- tigen vriend een brok overschieten, dat het tot dusver moest ontberen. Het spreekt, dat die staatkunde lang niet valt in den smaak der Westerlingen. Van een onbevooroordeeld standpunt be schouwd, is voor het Aziatische beginsel evenveel te zeggen als voor de grond stellingen van de Monroeleer. Al meer komt aan het licht, dat het deze leer is geweest,die de Philippijnen voor hare doel einden ging annexeereu.De Amerikaansche bezitting in Oost-Azië zal als losprijs voor de Britsche bezittingen in West- Indie moeten dienen. Natuurlijk zal men te Washington de onzekere Philippijnen gaarne willen inruilen tegen de Bahama-eilanden, de slagboomen voor de golf van Mejico, voor Trinidad, den schildwacht op de kust van Zuid-Amerika, den sleutel tot de Orinoco, voor het goedbebouwde Jamaica met zijn sterke havenstad Kingstown. Men wil het zelfs nog wei laten voor komen, dat Engeland bij zoo'n ruil aan j het langste eind trekt, door te beweren, dat de Philippijnen de macht van Enge- land in Oost-Azië aanmerkelijk zullen uitbreiden, wat voor den Britschen han del aanmerkelijk meer voordeel zou hebben dan het povere bezit van de Westindische eilanden. In Londen schijnt men voor dit aan lokkelijk aanbod alsnog Oostin- disch doof te zijn. Men zal zeker in geen geval een berehuid voor grof geld willen koopen voordat het bruintje geschoten is. En dat de Ame rikanen het bruintje reeds spoedig zullen meester worden, is niet te verwachten. Zelfs heeft generaal Otis moeten beslui ten de krijgsverrichtingen tijdelijk te staken, wijl de afmatende taktiek der „opstandelingen" en het doodende kli maat zijne troepen totaal uitgeput heb ben. Is het te verwonderen, dat Uncle Sam, zijn waarden neef John Buil gaarne dit zaakje verder zou laten opknappen Zou Amerika de Engelschen op de Philippijnen er zonder eenig gewetens bezwaar in laten loopen, elders anders drukken ze elkander zeer vriendschap pelijk de hand. Op Sareoa hebben ze hunne mannekes bij elkander gevoegd, teneinde met vereende krachten koning Mataafa en zijne aanhangers mores te leeren. Doch in stede van klappen uit te deelen, vielen de Engelsch-Ameri- kaansche landingstroepen in een hinder laag, waarbij drie officieren en eenige soldaten sneuvelden. Twee stukken landingsgeschut vielen in hadden van den vijand. Het lastig ste van dit geval is, dat de overval plaats had op de plantage van een Duitscher, die daarop gevangen werd genomen. De kwestie is daardoor tus schen de drie betrokken mogendheden nog ingewikkelder geworden. Ten Zui den van de Samoa-groep of Schippersei- landen liggen de Tonga- of Vriendschaps eilanden, die mede in eene hoogst in teressante kwestie zijn betrokken. De Tonganeezen zijn aan Duitsche kooplie den een aanzienlijk bedrag schuldig, waarvan de afdoening op zich liet wach ten. Om de nalatige betalers wat aan te porren, werd de Duitsche vice-consul op Samoa naar de Tonga-eilanden gezonden. Het dreigement der bezetting van de stad Vavao maakte op koning George zulk een indruk, dat hij de hulp der Engelsche autoriteiten te Sidney inriep. Deze zonden daarop de Taurango naar den archipel, en de kapitein van dien bodem kocht het geheele koninkrijk voor 125.000 pond. Zal Engeland nu de schuld aan de Duitsche kooplieden voldoen, zal het tevens de verdragen erkennen, die de koning met Duitsch land gesloten heeft Ziedaar een paar vragen, die nog wol met eenige vermeerderd zullen worden, en naar welker beantwoording met belang stelling in Duitschland wordt uitgezien. Toch meenen wij, dat Engeland en Duitschland om deze quaesties niet met elkander in conflict zullen komen. Daar is in beide landen een geest van weder- zijdsche toenadering merkbaar, die reeds kiachtig genoeg is, om de hangende za ken naar wederzijdsch genoegen af te doen. Engeland heeft Duitschland noodig voor zijne Afrikaansche plannen. De uittocht uit Egypte, waartoe de Pharao's aan de Seine en de Newa wel gaarne het initiatief zouden willen nemen, kan alleen door de welwillendheid van Duitschland en zijne bondgenooten voor komen worden. Nu komt de spoorlijn KaïroKaapstad, waarvoor Duitschland's medewerking noodig is, en dan is de Duitsche neutraliteit in nieuwe geschil len met de Zuid-Afrikaansche Repu blieken ook wel eene kleine opoffering waard. Het wekt verwondering, dat de regeeringen van de Transvaal en den Oranje-Vrijstaat geene uitnoodiging voor de vredesconferentie ontvangen hebben. Zou Engeland, dat, gelijk men weet, suzereiniteits-rechten op de Zuid-Afri- kaansche Republiek wil doen gelden, invloed op deze ter-zij de-stelling hebben uitgeoefend Aangenomen, dat deze sterk betwiste rechtsvraag bevestigend werd be antwoord, dan nog heeft het volgens bet traktaat van 1884 alleen het recht van veto in traktaten,die de Transvaal met vreemde mogendheden,den Vrijstaat uitge zonderd, denkt af te sluiten. Met de Haag- sche conferentie heeft dit al heel weinig te maken. Het zou nog kunnen zijn, dat Engeland rust en vrede in Zuid- Afrika minder wensehelijk acht, en daarom in de republieken een oorlogs toestand in 't leven tracht te houden, doch dat Nederland genegen is bevonden, Engeland's wenschen in de hand te werken, is minstens vreemd. Heer llugowaard. De heer J. Broertjes, gepensioneerd Adjudant-Onderofficier te Westzaan, is benoemd als brievengaarder, om pri mo Mei a.s. de betrekking te aanvaar den. Heer Hugowaard. De heer Jb. Gootjes is den 11 herbe noemd als Heemraad van den polder en in dezelfde vergadering zijn de heeren N. Pool en P. van Langen als ge kozen Hoofdingelanden toegelaten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 5