Donderdag 4 MEI 1899.
43ste Jaargang ITo. 3412.
MÉS
Bureau: 8CHA<JÊilSi Laan, B 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
Medewerker.J. W1 Uü K E L.
GemeenteSchagen.
Bekendma kingen.
Aangifte van Verhuizing.
KENNISGEVING.
Kennisgeving.
Mesten van varkens voor
Export-Slachterij en.
Hinnenlandsch Nieuws.
AlltlIEl NiCBWS-,
MUNT.
AifcruiiiB- k Lniiiivi
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.6Ö,
Atzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Burgemeester en Wethouders vau
Schagen brengen, voor zooveel noodig,
met het oog op het verzuim, betrekke
lijk het doen van aangifte ter secretarie
bij verhuizing binnen de gemeente, aan
de ingezetenen in herinnering het be
paalde bij art. 5 van de Politieverorde
ning dezer gemeente, luidende als volgt
„Ingeval van verhuizing binnen de t)e
meentezal daarvan binnen acht dagen
behooren te morden kennis gegeven ter
Secretarie der gemeentete weten
Voor afzonderlijk levende personen door
henzelff oor de geheele bevolking van
gestichten of andere inrichtingenwaar
personen onder eenig bestuur te zamen
wonendoor de bestuurders.
Overtreding wordt gestraft met een geld
boete van ten hoogste éÓU gulden."
Schagen, 25 April 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Schagen
noodigen bij deze uit
le. alle mannelijke ingezetenen, geboren in het
jaar 1874;
2e. alle mannelijke ingezetenen, geboren in de
jaren 1865 tot en niet 1873, die, ofschoon in andere
gemeenten reeds ingeschreven, sedert de inschrijving
van het vorig jaar in deze gemeente zijn komen
wonen;
3e. alle vreemdelingen, die sedert de laatste in
schrijving in de termen zijn gevallen, om als inge
zetenen te worden beschouwd
om, met overlegging van een extract
geboorte-akte, zoo zij elders geboren zijn, zich
ter inschrijving voor de schutterij aan te melden ter
Gemeente-Secretarie, tusschen den 15den en den 31sten
jVlei e.k.terwijl voorts wordt medegedeeld, dat voor
die inschrijving meer bepaaldelijk zitting zul worden
gebonden op alle werkdagen, des voormiddags van 9
tot 12 uur.
Wordende hierbij, ter voldoening aan art 8 van
het Koninklijk beslnit van den gisten Maart 1828,
Staatsblad No. 6, nog medegedeeld eenige bepalingen,
vastgesteld bij het 11de hoofdstuk der Schntti rjjwet,
betrekkelijk de inschrijving voor de Schutterij, lui
dende
Artikel 8 Elk jaar, vóór den eersten Juni, zullen
de ingezetenen, die op den lsten Januari van het
jaar hun 26ste jaar van ouderdom zullen zijn in
getreden, zonder onderscheid of zij vermeenen mochten
al of niet tot de vrijgestelden of nitgeslotenen te
FEUILLETON.
behooren, verplicht zjjn, zich bij het bestuur der
Gemeente, in welke zij woueu, voor de schutterij
te doen inschrijven.
Artikel 7. Zij, die in meer dan ééne Gemsentehun
gewoon verblijf houden, of den zetel van hun ver
mogen hebben gevestigd, zullen tot de inschrijving
verplicht zijn binnen die Gemeente, alwaar een
dienstdoende schutterij aanwezig is.
Bijaldien in die verschillende Gemeenten al
leen dienstdoende of alleen rustende schutterijen
bestaan, zullen zij zich doen inschrijven in
de Gemeente, alwaar zij voor de personeele
belasting zijn aangeslagen, en de ambtenaren in die
Gemeente, alwaar zij ambtshalve verplicht zijn hun
verblijf te houden.
Artikel 8. Die van hnnnen ouderdom geen voldoend
bewijs geven, zullen door het plaatselijk bestuur
worden ingeschreven, naar deszelfs oordeel, onver
minderd de bevoegdheid van den ingeschrevene, om
van zijn juisten ouderdom nader te doen Mijken.
Artikel 9 Die bevonden zullen worden zich niet
vóór 1 Juni te hebben doen inschrijven, zullen door
het plaatselijk bestuur ambtshalve ingeschreven worden,
en door den schuttersraad worden verwezen tot eene
geldboete, terwijl zij daarenboven zonder loting bij
de schutterij zullen worden ingelijfd, indien het zal
blijken, dat er, tijdens de verzuimde inschrijving,
geen redenen tot uitsluiting of vrijstelling ie hunnen
aanzien bestonden.
Afgekondigd en aangeplakt te Schagen,
den 25 April 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders van
Schagen brengen ter kennis van belang
hebbenden, dat, wegens het invallen van
den Hemelvaartsdag op 11 Mei
a. s., de gewone Donderdagsche markt
aldaar in die week zal worden gehouden
op Woensdag.
Schagen, 25 April 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
De Burgemeester vau Schagen brengt
ter kennis van belanghebbenden het
volgende
Op de varkensmarkten in Noord- en
Zuid-Holland worden hoe langer hoe
meer met visch vetgemeste varkens
aangevoerd. Het vleesch dezer dieren
moet bijna oneetbaar zijn, zoodat onder
nemers van export slachterijen, onwetend
koopers daarvan, reeds groote schade
hebben ondervonden bij den uitvoer
naar 't buitenland.
Langzamerhand komt daardoor 't var-
kensvleeseh uit Noord- en Zuid-Holland,
en eindelijk uit geheel Nederland, bij
de afnemers in het Buitenland in discre-
diet, zooals een ander land, waar veel
varkens met visch gemest worden, reeds
ondervond niet alleen in 't nadeel
van de export-slachterijen, maar wat
nog erger is, van degenen de groote
massa veehouders die hunne varkens
niet met visch of uitschot daarvan vet
maken.
Reeds zijn van de zijde van onder
nemers van aanzienlijke Export-slachte
rijen ernttige vertoogen ingekomen over
den aanvoer van dergelijke varkens ter
markten, met de verklaring, dat indien
dit blijft doorgaan, de Hollandeche
markten door hen zullen moeten verlaten
worden.
Doordrongen van het groote nadeel,
dat door de veehouders en door allen,
die bij den Exporthandel in varkens-
vleesch belang hebben, zal worden gele
den, als deze toestand blijft voortduren
en de Export-Slachters de Hollandsche
markten zullen moeten gaan mijden,
acht ik mij verplicht, op dit groote
gevaar te wijzen opdat door de mede
werking van allen worde voorkomen,
dat de belangen van hen, die goede
waar voortbrengen met andere woor
den van de groote meerderheid
worden vernietigd door eene minderheid,
die niet schijnt in te zien, welk gevaar
hare belangen en die van anderen loopen,
als zij blijtt voortgaan met visch gemeste
varkens voor de Export-Slachterijen in
den handel te brengen.
Ieder veehouder werke dit met alle
macht tegen, zoowel in zijn belang als
in dat van allen I
Schagen, den 28 April 1899.
De Burgemeester,
S. BERMAN.
Oiierge&ehiktei
13.
Nadat Heinrich het bureau verlaten had
pakte Groll zijne zaakjes bijeen en ging
heeD. Hjj begaf zieh naar kamer 28, waar
Wiese aan een aan het raam staande tafel
tat te werken.
„Goeden dag Wiese I" groette hij den op-
kjjkenden raadsheer.
„Goeden morgen, collega.
„Bljjf sitteD f zeide Qroll, toen de raads
heer wilde opstaan.
„Ik wil het je niet lastig maken, galleen
mijn persoon maar eens laten zien,
voor 't geval ge een menaoh knnlge
bruiken, die geen blad voor den mond heeft
en zich ook niat geneert van een vlek op
zijn akten." 1
De raadsheer Wiese stond op en reikte
den secretaris de hand-
„Ik dank ja, waarde collega," zeide hjj.
„Van harte dank ik je, jjj bent een waar
vriend voor me, dat wist ik. Het gaat niet
goed met me."
Och wat, je moet niet met je laten spe
len I Een man rooals gij behoeft zich niet te
vernederen, als hg zich niet veneenig ver
zuim bewust is."
De raadsheer schudde het hoofd.
„Over mg handelt bet niet. Ik ben niet
'i minst in't een of ander tekort geschoten."
„Niet riep de secretaris verwonderd.
„Voor den drommel 1 Wat is er dan Dat
wil reggen," riep hjj dadelijk daarna
„ik wil voor nie s ter wereld mg in ja gehti-
men driegen, daarover behoefje me niets te
vertellen. Maar wanneer je het roet jezelf
overeen kunt brengen, zeg me dan wat er
is. Waarom stop je dien no<p jammerende
oude wijven daar beneden den mond niet?'
De raadsheer zuchtte en zag voor zich
been. Don trok hjj den secretaris dichter
naar zioh toe en vroeg op gedemp-
ten toon, die de dupe neerslachtigheid van
den man soo dnidelj k blootlegde.
Groll, je bent een vriend van mgn huis
gezin. Ja kent mgn vrouw en mjjn kinderen
sedert jaar en dag. Vertrouwt gij een van
de mijnen iets schandelijks toe
Da secretaris staarde hem verbluft aan.
„Wat «egt ge? Uw vrouw uw kin
deren? Ah/ Zeker wegens dat verdraaide
schendblad 1"
Als de raadsheer bekommerd met het
hoofd knikte, riep bij haltig
„Hier mijn hand leg ik voor elk harcr
in het vuur. En zoo waar ik Groll beet,
wie hair goeden naam aantast, dien noem ik
een schnrk en zal ik ook als zoodanig be
handelen."
„Groll 1" riep de raadsheer, „Groll I Gij
weet niet 1 Ga doet mij goad, o zoo goed I
Dat tal ik cooit vergeten nooit vergeet
ik da*."
Wiese beefde van het hoofd tot de voelen
en moest zich aan den lessenaar vasthouden,
zoo opgewonden en in de war was hjj.
Groll klopte hem zzehtkens ep den rug.
„Laat de zaak je toch niet soo ter harte gaan,
Wiese Het kan niet anders dan een mis
vers and zijn, of een kletsp-aa'j). En, sooals
gezegd, wanneer ge mij noodig hebt, ge
west, ieder uur van den dag of nacht."
„Ge geeft me mijn verloren moed weer,
HrollJa, het kan niet anders dan een
misverstand zijn, het moet opgehelderd wor
den. II echter
„Dus nogmaals 't hoofd omhoog, Wieae",
sneed de secretaris de herhaling van den
dank af.
En met een krschtigen handdruk nam hij
afscheid en ging naar zijn bureau terug.
VIII
De raadsheer placht op zjjn vroegst om
tien minoten over eeneo bet gerecht te
verlaten, om preoies drie nar weer terug te
zjjn: hij wss een voorbeeld van dienstirouw
Date omstardigheid maakte de jonge
Heinrich zich ten nutte, om zjjn aangelegen
heden tot een eind te brengen. Bij veroor-
loo'dezieb, na juist niet geheel volgons d n
dienstregel, om reeds om hall een naar huis
te snellendaar kleedde hij zieb in gala.
De nieuwe track, die hij zich voor hot e*>-
men had aangeschaft, scheen er voor bestemd
b'.eods een luid kloppend hart te moeten
herbergen.
Hoe vol goede hoop hij 'ol dusverre steeds
geweest was, na zonk bem de roo d tocb
in de schoenen. Wanneer hg nu we-d afga-
wezen een blauwtje liep 1 Hg werd heet
Vergadering van den raad
der gemeente Zijpe, gehouden op Dins
dag 2 Mei 1899, des morgens ten 10 ure.
A»nwezig alle leden.
Voorzitter de heer G. C. Hulst, burge
meester.
Na opening der vergadering door den
voorzitter, leest de hrer M. Botsen
secretaris, de notulen en keurt de raad
deze notalen goed.
De Voorzitter doet mededeeling, dat
en koud bjj deze gedichte. Maar wegen
moest hij hot dus vooruit.
Toen de raadsheer boven ia zijne woning
was aangekomen en bet zieh gemakkeljjk
wilde maken, meldde het meisje het bezoek
van mijnheer Meier zoo had zij den
naam verstaan. Da raadsheer begaf zich
naar de woonkamer en vond daar tol zijne
verwondering »jjn jongen collega Heinrich in
groot tenue. Ds cjlinderhoed in groo;e snel
heid draaiende, met een doodsbleek gelaat,
maakte Heinrich de meest onberispeljjke
buiging en op de vraag van den buishoert
„wel, wearde collega, wat voert o op dit
ongewone nur hier?" antwoordde hjj met
stokkenden adem
„Hooggeëerde heer raadsheer!— Ik bid u
om vergeving, wanneer ik beden op
een dag in de week de vrijheid neem
ik had het plsn den volgenden Zondag
maar ik weet niet af ik dienst zal hebben ja
of neen— daarom bid ik n.mijn bezoek reeds
zeer gunstig to willen aanmerken ik wil
de namelijk de vrjjheid nemen, om de hand
uwer dochter te vrageo
God zij dank - 't was geschied. Het werd
hem reeds dadeljjk beter te moede.
De raadsheer s'aarde den spreker zon
der een woord le seggen aan, daarna streek
hg zenuwachtig met de band door bet dunne
hoo'dbzareindelijk staple hjj op Heinrich
toe en gaf hem de hand.
„Dat gg nu juist >n dezen <gd komt,
mgn waarde collega
Hg kon niet verder sp-eken, omdat hg
sich te geroerd gevoelde.
Heinrich begreep dere oiting verkeerd.
„Ik vraag nogmaals om vergeving," s'ot-
terde bji. „wanneer ik een misstap heb be
gum _1 ik had een vrijen dag moeten
aitroeken maar ik
„Maak ge6n verontschuldigingen!" viel
Wieae bem in de rede, die reeds zijn zelf-
beheerscbirg weer eenigerma'e terughad.
„Dit is het juist wa» mij to) treft, rajj met
vreugde en trots vervult, dat ge hq trol uw
aanzoek komt, in een tgd waarop het mg
niet goed gaal waarop de laster ons zoo
treft
„01" riep de jonge man vurig. „Ik ver
acht al die kletspraatjes I"
„Ge weet wel, wat men mij en den mijnen
naar de voeten werpt
„Wat bei ook moge sijn ik geloof er
f 25.is opgehaald met de collecte
voor de Maatschappij van Weldadigheid.
Daarna wordt overgegaan tot de voor
lezing van een adres van den heer F. Sleijn,
onderwijzer aan de openbare lagere school,
om eervol ontslag uit zijn ambt wegens
lichaamsgebreken. De verklaringen van
Qed. St. en den heer P»utsma, schoolop
ziener, waarin de ongeschiktheid voor zijne
betrekking werd verklaard, waren bij dit
adres gevoegd.
Met algemeens stemmen werd het ont
slag eervol verleend tegen 1 Juni a. s.
De heer Vrijburg had lis ver 1 Juli ge
zien, vanwege de vacature in het onder
wijs.
Om aan dit btzwaar tegen oei te komen,
zal, op voorstel des heeren Nobel, aan B.
en W. worden overgelaten een onderwijzer
aan te wijzen, zoodat deze dan met 1
Juni in betrekking zal kunnen zijn.
De opname der kas van deu gemeente
ontvanger had aangetoond, dut conform de
boeken aznwczig was f 1258.87.
Bij de rondvraag zegt de heer Fan
Beusekom, dat zijn aandacht is gevallen
op een zin in het gemeenteverslag, waar
gesproken wordt over den toestand van
pleinen, riolen, straten, wegen enz. Daar
staat achteraan den polder behooreude,
en verder: toestand laat te wenschen over.
Spr. geeft er zijne bevreemding over te
kennen, dat zoo iets in het gemeentever
slag staat; hij meent, dat de polder, want
dat is het lichaam dat de wegen en gron
den in eigendom heeft, steeds uitstekend
daarvoor zorgt.
Voorzitter wijst op den weg in't Zand.
De heer Van Beusekom herinnert Voor
zitter eraan, dat dat rijkswerk is.
De heer Bossen licht toe, dat hier meer
het oog moet wordeu gevestigd op de
straten in de dorpen.
De heer Francis oordeelt, dat de straten
toch ook op den grond van den polder lig
gen en acht het beter, scherper aanduiding
te geven wat bedoeld wordt, daar hier
den polder wordt aangewreven, dat hij zijn
wegen verwaarloost.
Ook den heer Vrijburg had deze zin ge
troffen. Op pag. 12 slaatouderhoud stra
ten enz., behoort aan den polder Zijpe,
toestand laat te wenschen over. Een
paar pagina's verder staat evenwel: wegen
in goeden staat van onderhoud. Spr. zegt,
d*t de polder van Ged. St. een schraap
zal kunt e t krijgen, daar de grond aan den
polder behoort, hoewel d« straten, waar 't
niet red. Mijne vereering voorn en de uwen
is voo groot, dat zij door niets kan ont
heiligd worden. En wanneer de gaDseh»
wereld tegen u optrad, dan zon ik toch
zeggen, dat al die minschen ongelijk hadden
en ik zou bet mij neg tot de boogste eer
aanrekenen, mij bjj de awen te megen
tellen."
„Goede jongen! Jonge vriend!" riep de
raadsheer. „Ge gelooft ni*f, hoe uwe
woorden mij roeren Ik zie, dat er nog
menschen zijn, die in mij gelooven en voor
mij willen optreden. Ik dank je uit de
volheid van mijn hart."
„Mijnbeer Wiese," riep Heinrich van blijd
schap blozend, „ge geeft dus uwe toestem
ming, ge neemt dus mijn
„Loister naar mij, Heinriehantwoordde
do oude beer ernstig. „Ik schat u persoon
lijk hoog en geloof, dat alle anderen die in
deze zaak een woordje hebben mee te spre
ken, u zeer gaarne mogen- Maar op mjjne
familie rast na een vlek in het oog der
wereld. Eer die niet vsd ons is weggenomen,
kan ik het niet verantwoorden, dat gij o
voor uw ganscte leven verbindt en voor
uw toekomst een beslissenden stap doet. Wan
neer de tgd gekomen zal zijn, tal ik u een
boodschap eenden en wanneer ge dan bij
uw plan blijft zal ik n met vreugde als
mgn zoon welkom heetea."
„Ge zegt dos gein ne>n, mijnheer Wiese
„Neen, dat zeg ik niet, Heinrich, ik vraag
je alleen maar, wacht het oogenblik af,
dat de wolken boven ons hoofd tich zullen ver-
deelen, waarop
Heinrich zag, dat de oogen van den raads
heer vochtig werden en hoe hij met zjjn
tranen streed. Toen boog Heinrich zioh
diep naar den ouden man en zeide „Ik zal
teragkomen, mijnbeer Wisse, zoodra ge mij
een teeksn geeft."
Toen ging bij met opgeheven hoofd en
met een hart vol hoop heen.
De raadsheer bleel nog eeDige oogenblik-
ken alleen iD de kornet, to dat da sporen
van zijn gemoedsbeweging verdwenen waren,
en ging daarop naar zjn huisgenooten terug.
Toen hij de zijnen mededeeling deed van
Heinrich's komst en de bedoelingen daaraan
verhoeden, ontstond er een groote beweging
Trnida viel haar vader weenend om den
bals en bewei s daarmede ronneklaar, dat zij
bet aanzoek van den jongen man aannam en
hier op ziet, niet bij den polder in onder
houd zijn.
De heer Bossen zegt, toch niet in het
verslag te kunnen opnemen, dat de toestand
in orde is.
Voorzitter zegt, dat die straten in parti
culier onderhond zijn.
De heer De Moor zegtde grond is van
den polder en het onderhond der straten
bij particulieren, en wanneer de polder
daarover het opzicht moet houden P
is het ook des polders schuld dat de toe
stand niet goed is.
Voorzitter segt wel te meenen, dat het
opzicht daarover bij den polder is.
De hr. Vrijburg oordeelt, dat het toezicht
over de wegen in handen van B. en W.
berust, en dat de gemeenteverordening aan
de eigenaars van perceelen den plicht oplegt,
de straat voor hun perceel te onderhouden.
Da heer r. Beusekom, wil in het verslag
achter den gewraakten zin voegen: in onder
houd bij p»rticulieren.
De heer Bossen oordeelt, dat men dan
bezig is een quaestie uit te maken, die
niet uitgemaakt kan worden.
Voorzitter is van oordeel, dat men de
straat voor zjja huis moet onderhouden
zoolang er een straat is, maar als men de
straat wegbreekt, gal de gemeente niet
kunnen gebieden een nieuwe te leggen,
want als er geen straat is kan men die
ook niet onderhouden.
Wordt eindelijk dan besloten, aan het
verzoek van den heer v. Beusekom te voldoen.
De heer Vrijburg zegt, aangesproken te
ziju door Rampen den wegwerker, die zich
er over beklaagde, dat de. 3 andere weg
werkers voor ieder kreng dat ze nit 't
water halen, 10 cent ontvangen en hij niets,
en Rampen hem daarom verzocht, daai vau
de reden eens te vragen.
Z;ker omdat hij er nooit iets uithaalt,
was des voorzitters antwoord.
De hr. Vrijburg zegt, dat de man be
weert niets te krijgen en daarom alles ook
liggen laat.
Voorz. zegt, dat de man de krengen er
tmat moet uithalen en aan 't eind van
het jaar met zijn briefje moet komen.
De heer Francis vraagt, of hij alleen
maar met een los briefje heeft le komen
en dan maar geld vangt. Spr. zou ook
willen, dat de politie werd opgedragen te
onderzoaken, wie op dergelijke wijze het
water verontreinigt.
Niets meer te behandelen zijnde, sluit
de voorzitter de vergideriog.
•och reeds als sijn verloofde beschouwde. Was
ze nog in twjjfel geweest,of rij hem baar hart
en band zon schenken, deze daad, om in de
omstandigheden waarin de familie verkeerde,
üjn aanzoek te doen, dat stempelde hens
in baar oog tot ean beid. Maar zij was al
lang basloten gewaagt en had het feestelijke
ooganblik reeds met eenig ongednld verbeid,
waarop de tronwharlige vriend haar zijn
liefds zon verklaren, die hij reedg zoo
ontelbare malen in blikken en luehten en
allerlei andere toespslingen bad kenbaar ge
maakt.
Want ze had zjja eerljjke ziel, zijn goeden
zin en flink karakter reeds leeren kennen
en beantwoordde zijne genegenheid. Een
poosje had tij eene hoogmoedige balgehad,
maar dia was spoedig voorbij. Zg bad ge
meend, als eeDe jonge dame, die baar eza-
m n als onderwyzeres zoo glansrijk had
doorstaan, een booger standpunt in de
maatsohappij zon kunnen bekleaden dan dat
van de vrouw van eeo' ondergeschikten
ambtenaar. Maar tot haar gelok casrds
deze uitvlucht in het land harcr inbeelding
niet lang en keerde ze spoedig tot het ver
blijf van haar verstand en haar liefde terog,
waar haar geiegd werd, dat bet karakter
van dan mensch meer waarde heeft dan
de raDg en stand waar hij zioh beweegt-Dat
Heinrich bg menigen jongen man nit hoogen
stand wat ijver en wilskracht betrof niet
achterstond, daarvan had ze menigmaal ge
legenheid zioh te overtuigen. En dan bs-
hoefde ze alleen aan baar lieve moeder te
denken om in te zien, dat ook een boogbe-
snaarde ziel zich in besoheidene omgeving
een gelakkig en tevreden thais kan
scheppen.
Daarom wss Geertroi heden zoo gelukkig
als sleobtz ean liefhebbend» verloofde zijn kan,
d e haar ge'.nksscbeepj veilig geborgm weet.
Wsnt alz verloofd) beschouwde zjj aicb na
reeds, al zoo het wellicht nog eenigen tgd
dnren eer de wereld haar als zoodanig zon
leeren kennen. In de opgewonden bni van
hel oogenblik scbreof ze in haar dagboek
„18 Februari gelukkigste dag
mijns levens/ Heimelijk verloofd I"
En daaronder een hart met het opschrift*.
„Geer rni Jo;ef De lielde duurt
eeuwig."
WORDT VERVOLGD'