Donderdag 4 MEI 1899. 43ste Jaargang ITo. 3412. MÉS Bureau: 8CHA<JÊilSi Laan, B 4. UitgeverP. TRAPMAN. Medewerker.J. W1 Uü K E L. GemeenteSchagen. Bekendma kingen. Aangifte van Verhuizing. KENNISGEVING. Kennisgeving. Mesten van varkens voor Export-Slachterij en. Hinnenlandsch Nieuws. AlltlIEl NiCBWS-, MUNT. AifcruiiiB- k Lniiiivi Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.6Ö, Atzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Burgemeester en Wethouders vau Schagen brengen, voor zooveel noodig, met het oog op het verzuim, betrekke lijk het doen van aangifte ter secretarie bij verhuizing binnen de gemeente, aan de ingezetenen in herinnering het be paalde bij art. 5 van de Politieverorde ning dezer gemeente, luidende als volgt „Ingeval van verhuizing binnen de t)e meentezal daarvan binnen acht dagen behooren te morden kennis gegeven ter Secretarie der gemeentete weten Voor afzonderlijk levende personen door henzelff oor de geheele bevolking van gestichten of andere inrichtingenwaar personen onder eenig bestuur te zamen wonendoor de bestuurders. Overtreding wordt gestraft met een geld boete van ten hoogste éÓU gulden." Schagen, 25 April 1899. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. Burgemeester en Wethouders der gemeente Schagen noodigen bij deze uit le. alle mannelijke ingezetenen, geboren in het jaar 1874; 2e. alle mannelijke ingezetenen, geboren in de jaren 1865 tot en niet 1873, die, ofschoon in andere gemeenten reeds ingeschreven, sedert de inschrijving van het vorig jaar in deze gemeente zijn komen wonen; 3e. alle vreemdelingen, die sedert de laatste in schrijving in de termen zijn gevallen, om als inge zetenen te worden beschouwd om, met overlegging van een extract geboorte-akte, zoo zij elders geboren zijn, zich ter inschrijving voor de schutterij aan te melden ter Gemeente-Secretarie, tusschen den 15den en den 31sten jVlei e.k.terwijl voorts wordt medegedeeld, dat voor die inschrijving meer bepaaldelijk zitting zul worden gebonden op alle werkdagen, des voormiddags van 9 tot 12 uur. Wordende hierbij, ter voldoening aan art 8 van het Koninklijk beslnit van den gisten Maart 1828, Staatsblad No. 6, nog medegedeeld eenige bepalingen, vastgesteld bij het 11de hoofdstuk der Schntti rjjwet, betrekkelijk de inschrijving voor de Schutterij, lui dende Artikel 8 Elk jaar, vóór den eersten Juni, zullen de ingezetenen, die op den lsten Januari van het jaar hun 26ste jaar van ouderdom zullen zijn in getreden, zonder onderscheid of zij vermeenen mochten al of niet tot de vrijgestelden of nitgeslotenen te FEUILLETON. behooren, verplicht zjjn, zich bij het bestuur der Gemeente, in welke zij woueu, voor de schutterij te doen inschrijven. Artikel 7. Zij, die in meer dan ééne Gemsentehun gewoon verblijf houden, of den zetel van hun ver mogen hebben gevestigd, zullen tot de inschrijving verplicht zijn binnen die Gemeente, alwaar een dienstdoende schutterij aanwezig is. Bijaldien in die verschillende Gemeenten al leen dienstdoende of alleen rustende schutterijen bestaan, zullen zij zich doen inschrijven in de Gemeente, alwaar zij voor de personeele belasting zijn aangeslagen, en de ambtenaren in die Gemeente, alwaar zij ambtshalve verplicht zijn hun verblijf te houden. Artikel 8. Die van hnnnen ouderdom geen voldoend bewijs geven, zullen door het plaatselijk bestuur worden ingeschreven, naar deszelfs oordeel, onver minderd de bevoegdheid van den ingeschrevene, om van zijn juisten ouderdom nader te doen Mijken. Artikel 9 Die bevonden zullen worden zich niet vóór 1 Juni te hebben doen inschrijven, zullen door het plaatselijk bestuur ambtshalve ingeschreven worden, en door den schuttersraad worden verwezen tot eene geldboete, terwijl zij daarenboven zonder loting bij de schutterij zullen worden ingelijfd, indien het zal blijken, dat er, tijdens de verzuimde inschrijving, geen redenen tot uitsluiting of vrijstelling ie hunnen aanzien bestonden. Afgekondigd en aangeplakt te Schagen, den 25 April 1899. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. Burgemeester en Wethouders van Schagen brengen ter kennis van belang hebbenden, dat, wegens het invallen van den Hemelvaartsdag op 11 Mei a. s., de gewone Donderdagsche markt aldaar in die week zal worden gehouden op Woensdag. Schagen, 25 April 1899. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. De Burgemeester vau Schagen brengt ter kennis van belanghebbenden het volgende Op de varkensmarkten in Noord- en Zuid-Holland worden hoe langer hoe meer met visch vetgemeste varkens aangevoerd. Het vleesch dezer dieren moet bijna oneetbaar zijn, zoodat onder nemers van export slachterijen, onwetend koopers daarvan, reeds groote schade hebben ondervonden bij den uitvoer naar 't buitenland. Langzamerhand komt daardoor 't var- kensvleeseh uit Noord- en Zuid-Holland, en eindelijk uit geheel Nederland, bij de afnemers in het Buitenland in discre- diet, zooals een ander land, waar veel varkens met visch gemest worden, reeds ondervond niet alleen in 't nadeel van de export-slachterijen, maar wat nog erger is, van degenen de groote massa veehouders die hunne varkens niet met visch of uitschot daarvan vet maken. Reeds zijn van de zijde van onder nemers van aanzienlijke Export-slachte rijen ernttige vertoogen ingekomen over den aanvoer van dergelijke varkens ter markten, met de verklaring, dat indien dit blijft doorgaan, de Hollandeche markten door hen zullen moeten verlaten worden. Doordrongen van het groote nadeel, dat door de veehouders en door allen, die bij den Exporthandel in varkens- vleesch belang hebben, zal worden gele den, als deze toestand blijft voortduren en de Export-Slachters de Hollandsche markten zullen moeten gaan mijden, acht ik mij verplicht, op dit groote gevaar te wijzen opdat door de mede werking van allen worde voorkomen, dat de belangen van hen, die goede waar voortbrengen met andere woor den van de groote meerderheid worden vernietigd door eene minderheid, die niet schijnt in te zien, welk gevaar hare belangen en die van anderen loopen, als zij blijtt voortgaan met visch gemeste varkens voor de Export-Slachterijen in den handel te brengen. Ieder veehouder werke dit met alle macht tegen, zoowel in zijn belang als in dat van allen I Schagen, den 28 April 1899. De Burgemeester, S. BERMAN. Oiierge&ehiktei 13. Nadat Heinrich het bureau verlaten had pakte Groll zijne zaakjes bijeen en ging heeD. Hjj begaf zieh naar kamer 28, waar Wiese aan een aan het raam staande tafel tat te werken. „Goeden dag Wiese I" groette hij den op- kjjkenden raadsheer. „Goeden morgen, collega. „Bljjf sitteD f zeide Qroll, toen de raads heer wilde opstaan. „Ik wil het je niet lastig maken, galleen mijn persoon maar eens laten zien, voor 't geval ge een menaoh knnlge bruiken, die geen blad voor den mond heeft en zich ook niat geneert van een vlek op zijn akten." 1 De raadsheer Wiese stond op en reikte den secretaris de hand- „Ik dank ja, waarde collega," zeide hjj. „Van harte dank ik je, jjj bent een waar vriend voor me, dat wist ik. Het gaat niet goed met me." Och wat, je moet niet met je laten spe len I Een man rooals gij behoeft zich niet te vernederen, als hg zich niet veneenig ver zuim bewust is." De raadsheer schudde het hoofd. „Over mg handelt bet niet. Ik ben niet 'i minst in't een of ander tekort geschoten." „Niet riep de secretaris verwonderd. „Voor den drommel 1 Wat is er dan Dat wil reggen," riep hjj dadelijk daarna „ik wil voor nie s ter wereld mg in ja gehti- men driegen, daarover behoefje me niets te vertellen. Maar wanneer je het roet jezelf overeen kunt brengen, zeg me dan wat er is. Waarom stop je dien no<p jammerende oude wijven daar beneden den mond niet?' De raadsheer zuchtte en zag voor zich been. Don trok hjj den secretaris dichter naar zioh toe en vroeg op gedemp- ten toon, die de dupe neerslachtigheid van den man soo dnidelj k blootlegde. Groll, je bent een vriend van mgn huis gezin. Ja kent mgn vrouw en mjjn kinderen sedert jaar en dag. Vertrouwt gij een van de mijnen iets schandelijks toe Da secretaris staarde hem verbluft aan. „Wat «egt ge? Uw vrouw uw kin deren? Ah/ Zeker wegens dat verdraaide schendblad 1" Als de raadsheer bekommerd met het hoofd knikte, riep bij haltig „Hier mijn hand leg ik voor elk harcr in het vuur. En zoo waar ik Groll beet, wie hair goeden naam aantast, dien noem ik een schnrk en zal ik ook als zoodanig be handelen." „Groll 1" riep de raadsheer, „Groll I Gij weet niet 1 Ga doet mij goad, o zoo goed I Dat tal ik cooit vergeten nooit vergeet ik da*." Wiese beefde van het hoofd tot de voelen en moest zich aan den lessenaar vasthouden, zoo opgewonden en in de war was hjj. Groll klopte hem zzehtkens ep den rug. „Laat de zaak je toch niet soo ter harte gaan, Wiese Het kan niet anders dan een mis vers and zijn, of een kletsp-aa'j). En, sooals gezegd, wanneer ge mij noodig hebt, ge west, ieder uur van den dag of nacht." „Ge geeft me mijn verloren moed weer, HrollJa, het kan niet anders dan een misverstand zijn, het moet opgehelderd wor den. II echter „Dus nogmaals 't hoofd omhoog, Wieae", sneed de secretaris de herhaling van den dank af. En met een krschtigen handdruk nam hij afscheid en ging naar zijn bureau terug. VIII De raadsheer placht op zjjn vroegst om tien minoten over eeneo bet gerecht te verlaten, om preoies drie nar weer terug te zjjn: hij wss een voorbeeld van dienstirouw Date omstardigheid maakte de jonge Heinrich zich ten nutte, om zjjn aangelegen heden tot een eind te brengen. Bij veroor- loo'dezieb, na juist niet geheel volgons d n dienstregel, om reeds om hall een naar huis te snellendaar kleedde hij zieb in gala. De nieuwe track, die hij zich voor hot e*>- men had aangeschaft, scheen er voor bestemd b'.eods een luid kloppend hart te moeten herbergen. Hoe vol goede hoop hij 'ol dusverre steeds geweest was, na zonk bem de roo d tocb in de schoenen. Wanneer hg nu we-d afga- wezen een blauwtje liep 1 Hg werd heet Vergadering van den raad der gemeente Zijpe, gehouden op Dins dag 2 Mei 1899, des morgens ten 10 ure. A»nwezig alle leden. Voorzitter de heer G. C. Hulst, burge meester. Na opening der vergadering door den voorzitter, leest de hrer M. Botsen secretaris, de notulen en keurt de raad deze notalen goed. De Voorzitter doet mededeeling, dat en koud bjj deze gedichte. Maar wegen moest hij hot dus vooruit. Toen de raadsheer boven ia zijne woning was aangekomen en bet zieh gemakkeljjk wilde maken, meldde het meisje het bezoek van mijnheer Meier zoo had zij den naam verstaan. Da raadsheer begaf zich naar de woonkamer en vond daar tol zijne verwondering »jjn jongen collega Heinrich in groot tenue. Ds cjlinderhoed in groo;e snel heid draaiende, met een doodsbleek gelaat, maakte Heinrich de meest onberispeljjke buiging en op de vraag van den buishoert „wel, wearde collega, wat voert o op dit ongewone nur hier?" antwoordde hjj met stokkenden adem „Hooggeëerde heer raadsheer!— Ik bid u om vergeving, wanneer ik beden op een dag in de week de vrijheid neem ik had het plsn den volgenden Zondag maar ik weet niet af ik dienst zal hebben ja of neen— daarom bid ik n.mijn bezoek reeds zeer gunstig to willen aanmerken ik wil de namelijk de vrjjheid nemen, om de hand uwer dochter te vrageo God zij dank - 't was geschied. Het werd hem reeds dadeljjk beter te moede. De raadsheer s'aarde den spreker zon der een woord le seggen aan, daarna streek hg zenuwachtig met de band door bet dunne hoo'dbzareindelijk staple hjj op Heinrich toe en gaf hem de hand. „Dat gg nu juist >n dezen <gd komt, mgn waarde collega Hg kon niet verder sp-eken, omdat hg sich te geroerd gevoelde. Heinrich begreep dere oiting verkeerd. „Ik vraag nogmaals om vergeving," s'ot- terde bji. „wanneer ik een misstap heb be gum _1 ik had een vrijen dag moeten aitroeken maar ik „Maak ge6n verontschuldigingen!" viel Wieae bem in de rede, die reeds zijn zelf- beheerscbirg weer eenigerma'e terughad. „Dit is het juist wa» mij to) treft, rajj met vreugde en trots vervult, dat ge hq trol uw aanzoek komt, in een tgd waarop het mg niet goed gaal waarop de laster ons zoo treft „01" riep de jonge man vurig. „Ik ver acht al die kletspraatjes I" „Ge weet wel, wat men mij en den mijnen naar de voeten werpt „Wat bei ook moge sijn ik geloof er f 25.is opgehaald met de collecte voor de Maatschappij van Weldadigheid. Daarna wordt overgegaan tot de voor lezing van een adres van den heer F. Sleijn, onderwijzer aan de openbare lagere school, om eervol ontslag uit zijn ambt wegens lichaamsgebreken. De verklaringen van Qed. St. en den heer P»utsma, schoolop ziener, waarin de ongeschiktheid voor zijne betrekking werd verklaard, waren bij dit adres gevoegd. Met algemeens stemmen werd het ont slag eervol verleend tegen 1 Juni a. s. De heer Vrijburg had lis ver 1 Juli ge zien, vanwege de vacature in het onder wijs. Om aan dit btzwaar tegen oei te komen, zal, op voorstel des heeren Nobel, aan B. en W. worden overgelaten een onderwijzer aan te wijzen, zoodat deze dan met 1 Juni in betrekking zal kunnen zijn. De opname der kas van deu gemeente ontvanger had aangetoond, dut conform de boeken aznwczig was f 1258.87. Bij de rondvraag zegt de heer Fan Beusekom, dat zijn aandacht is gevallen op een zin in het gemeenteverslag, waar gesproken wordt over den toestand van pleinen, riolen, straten, wegen enz. Daar staat achteraan den polder behooreude, en verder: toestand laat te wenschen over. Spr. geeft er zijne bevreemding over te kennen, dat zoo iets in het gemeentever slag staat; hij meent, dat de polder, want dat is het lichaam dat de wegen en gron den in eigendom heeft, steeds uitstekend daarvoor zorgt. Voorzitter wijst op den weg in't Zand. De heer Van Beusekom herinnert Voor zitter eraan, dat dat rijkswerk is. De heer Bossen licht toe, dat hier meer het oog moet wordeu gevestigd op de straten in de dorpen. De heer Francis oordeelt, dat de straten toch ook op den grond van den polder lig gen en acht het beter, scherper aanduiding te geven wat bedoeld wordt, daar hier den polder wordt aangewreven, dat hij zijn wegen verwaarloost. Ook den heer Vrijburg had deze zin ge troffen. Op pag. 12 slaatouderhoud stra ten enz., behoort aan den polder Zijpe, toestand laat te wenschen over. Een paar pagina's verder staat evenwel: wegen in goeden staat van onderhoud. Spr. zegt, d*t de polder van Ged. St. een schraap zal kunt e t krijgen, daar de grond aan den polder behoort, hoewel d« straten, waar 't niet red. Mijne vereering voorn en de uwen is voo groot, dat zij door niets kan ont heiligd worden. En wanneer de gaDseh» wereld tegen u optrad, dan zon ik toch zeggen, dat al die minschen ongelijk hadden en ik zou bet mij neg tot de boogste eer aanrekenen, mij bjj de awen te megen tellen." „Goede jongen! Jonge vriend!" riep de raadsheer. „Ge gelooft ni*f, hoe uwe woorden mij roeren Ik zie, dat er nog menschen zijn, die in mij gelooven en voor mij willen optreden. Ik dank je uit de volheid van mijn hart." „Mijnbeer Wiese," riep Heinrich van blijd schap blozend, „ge geeft dus uwe toestem ming, ge neemt dus mijn „Loister naar mij, Heinriehantwoordde do oude beer ernstig. „Ik schat u persoon lijk hoog en geloof, dat alle anderen die in deze zaak een woordje hebben mee te spre ken, u zeer gaarne mogen- Maar op mjjne familie rast na een vlek in het oog der wereld. Eer die niet vsd ons is weggenomen, kan ik het niet verantwoorden, dat gij o voor uw ganscte leven verbindt en voor uw toekomst een beslissenden stap doet. Wan neer de tgd gekomen zal zijn, tal ik u een boodschap eenden en wanneer ge dan bij uw plan blijft zal ik n met vreugde als mgn zoon welkom heetea." „Ge zegt dos gein ne>n, mijnheer Wiese „Neen, dat zeg ik niet, Heinrich, ik vraag je alleen maar, wacht het oogenblik af, dat de wolken boven ons hoofd tich zullen ver- deelen, waarop Heinrich zag, dat de oogen van den raads heer vochtig werden en hoe hij met zjjn tranen streed. Toen boog Heinrich zioh diep naar den ouden man en zeide „Ik zal teragkomen, mijnbeer Wisse, zoodra ge mij een teeksn geeft." Toen ging bij met opgeheven hoofd en met een hart vol hoop heen. De raadsheer bleel nog eeDige oogenblik- ken alleen iD de kornet, to dat da sporen van zijn gemoedsbeweging verdwenen waren, en ging daarop naar zjn huisgenooten terug. Toen hij de zijnen mededeeling deed van Heinrich's komst en de bedoelingen daaraan verhoeden, ontstond er een groote beweging Trnida viel haar vader weenend om den bals en bewei s daarmede ronneklaar, dat zij bet aanzoek van den jongen man aannam en hier op ziet, niet bij den polder in onder houd zijn. De heer Bossen zegt, toch niet in het verslag te kunnen opnemen, dat de toestand in orde is. Voorzitter zegt, dat die straten in parti culier onderhond zijn. De heer De Moor zegtde grond is van den polder en het onderhond der straten bij particulieren, en wanneer de polder daarover het opzicht moet houden P is het ook des polders schuld dat de toe stand niet goed is. Voorzitter segt wel te meenen, dat het opzicht daarover bij den polder is. De hr. Vrijburg oordeelt, dat het toezicht over de wegen in handen van B. en W. berust, en dat de gemeenteverordening aan de eigenaars van perceelen den plicht oplegt, de straat voor hun perceel te onderhouden. Da heer r. Beusekom, wil in het verslag achter den gewraakten zin voegen: in onder houd bij p»rticulieren. De heer Bossen oordeelt, dat men dan bezig is een quaestie uit te maken, die niet uitgemaakt kan worden. Voorzitter is van oordeel, dat men de straat voor zjja huis moet onderhouden zoolang er een straat is, maar als men de straat wegbreekt, gal de gemeente niet kunnen gebieden een nieuwe te leggen, want als er geen straat is kan men die ook niet onderhouden. Wordt eindelijk dan besloten, aan het verzoek van den heer v. Beusekom te voldoen. De heer Vrijburg zegt, aangesproken te ziju door Rampen den wegwerker, die zich er over beklaagde, dat de. 3 andere weg werkers voor ieder kreng dat ze nit 't water halen, 10 cent ontvangen en hij niets, en Rampen hem daarom verzocht, daai vau de reden eens te vragen. Z;ker omdat hij er nooit iets uithaalt, was des voorzitters antwoord. De hr. Vrijburg zegt, dat de man be weert niets te krijgen en daarom alles ook liggen laat. Voorz. zegt, dat de man de krengen er tmat moet uithalen en aan 't eind van het jaar met zijn briefje moet komen. De heer Francis vraagt, of hij alleen maar met een los briefje heeft le komen en dan maar geld vangt. Spr. zou ook willen, dat de politie werd opgedragen te onderzoaken, wie op dergelijke wijze het water verontreinigt. Niets meer te behandelen zijnde, sluit de voorzitter de vergideriog. •och reeds als sijn verloofde beschouwde. Was ze nog in twjjfel geweest,of rij hem baar hart en band zon schenken, deze daad, om in de omstandigheden waarin de familie verkeerde, üjn aanzoek te doen, dat stempelde hens in baar oog tot ean beid. Maar zij was al lang basloten gewaagt en had het feestelijke ooganblik reeds met eenig ongednld verbeid, waarop de tronwharlige vriend haar zijn liefds zon verklaren, die hij reedg zoo ontelbare malen in blikken en luehten en allerlei andere toespslingen bad kenbaar ge maakt. Want ze had zjja eerljjke ziel, zijn goeden zin en flink karakter reeds leeren kennen en beantwoordde zijne genegenheid. Een poosje had tij eene hoogmoedige balgehad, maar dia was spoedig voorbij. Zg bad ge meend, als eeDe jonge dame, die baar eza- m n als onderwyzeres zoo glansrijk had doorstaan, een booger standpunt in de maatsohappij zon kunnen bekleaden dan dat van de vrouw van eeo' ondergeschikten ambtenaar. Maar tot haar gelok casrds deze uitvlucht in het land harcr inbeelding niet lang en keerde ze spoedig tot het ver blijf van haar verstand en haar liefde terog, waar haar geiegd werd, dat bet karakter van dan mensch meer waarde heeft dan de raDg en stand waar hij zioh beweegt-Dat Heinrich bg menigen jongen man nit hoogen stand wat ijver en wilskracht betrof niet achterstond, daarvan had ze menigmaal ge legenheid zioh te overtuigen. En dan bs- hoefde ze alleen aan baar lieve moeder te denken om in te zien, dat ook een boogbe- snaarde ziel zich in besoheidene omgeving een gelakkig en tevreden thais kan scheppen. Daarom wss Geertroi heden zoo gelukkig als sleobtz ean liefhebbend» verloofde zijn kan, d e haar ge'.nksscbeepj veilig geborgm weet. Wsnt alz verloofd) beschouwde zjj aicb na reeds, al zoo het wellicht nog eenigen tgd dnren eer de wereld haar als zoodanig zon leeren kennen. In de opgewonden bni van hel oogenblik scbreof ze in haar dagboek „18 Februari gelukkigste dag mijns levens/ Heimelijk verloofd I" En daaronder een hart met het opschrift*. „Geer rni Jo;ef De lielde duurt eeuwig." WORDT VERVOLGD'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 1