Opgaven van CanËaten,
Zondag 13 Juni 1899.
43ste Jaargang No. 3425.
GEMEENTERAAD.
NL
Een gevaar, dat dreigt.
Politie! owzicM ier weel.
m
fitureau: SCHAGKI, Laan, O 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
Medewerker J. W 1 k E L.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
EERSTE BLAD.
£iij, die zich met 1 JULI a. s.
op dit blad wensehen te abon-
neeren, ontvangen de nog tot
dien datum verschijnende num
mers GRATIS.
Gemeente Sc hagen.
Bekendmakingen.
KENNISGEVING.
VERKIEZING
Verleent vergunning
Kennisgeving.
tui urn
Buitenlandsch Nieuws.
SCHAGER
Aiicicci Wiens-,
COURANT.
Aiitimm- Luiliivllii
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN
één
dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plsatsruimte berekend.
Burgemeester en Wethouders van
Schagen
Gezien artt. 94 en 95 der Algemeene
Politieverordening voor die gemeente
Brengen ter algemeene kennis, dat,
in het belang der openbare gezondheid,
alle verzamelingen van afval, vuilnis,
mest of dergelijke stoffen, zich op de
erven of andere plaatsen in de kom der
gemeente bevindende, moeten zijn opge
ruimd vóór 1 Juli e. k.
Op behoorlijk afgedekte mestvaalten,
zich bevindende op erven bij boerderijen,
is deze bepaling niet van toepassing.
Nalatigheid met betrekking tot het
bovenstaande is strafbaar met eene geld
boete van ten hoogste f 25.of hech
tenis van ten hoogste 6 dagen.
Schagen, den 26 Mei 1899.
Burgemeester Wethouders van Schagen
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
in elke gemeente, waar infanterie of vesting-artil
lerie garnizoen houdt, wordt gelegenheid gegeven tot
kosteloos ontvangen van voorbereidend militair
onderricht, indien daar tenminste 10 jongelieden
tusscheu den leeftijd van 16 en 24 jaren de lessen
wensehen te volgen
in elke andere gemeente wordt die gelegenheid
insgelijks opengesteld, wanneer daar tenminste 20
jongelieden van den vermelden leeftijd aan de oefeningen
wensehen deel te nemeu; het onderricht beoogt in
het algemeen versterking der volksweerbaarheid en
wordt gegeven van ongeveer half October tot 1 Maart,
wekelijks gedurende ten minste 3 uren
allen, zoowel adspiranten voor het reservekader als
andere jongelieden, die in den aanstaanden winter
aan dit onderricht wensehen deel te nemen moeten
zich voor 1 Juli hebben aangemeld, en wel in de
bovenbedoelde garnizoensplaatsen ten bureele van
den commandeerenden officier der infanterie of der
vesting-artillerie, in de andere gemeenten bij den
burgemeesterzij, die gedurende twee achtereenvolgende
winters met goeden uitslag aan het onderricht deel
genomen en voor de militie geloot hebben, ontvangen
een getuigschrift model W, dat uitzicht geeft o.a. om
als milicien te worden ingelijfd bij het korps en in
het garnizoen hunner keuze.
Uit dit laatste volgt dat lotelingen der lichting
1900 het bedoelde getuigschrift kunnen verwerven
indien zij in Februari jl. het bewijs van toelating
tot de lessen van het tweede oefeningsjaar ontvingen,
en dat lotelingen van de lichting 1901 daartoe met
goeden uitslag moeten hebben deelgenomen aan het
onderricht «n in den aanstaanden winter in in den
winter van 1900 op 1901.
Het bezit van het bewijs van toelating tot de lessen
van het tweede oefeningsjaar ontheft niet van de
verplichtiag om zich, als hierbovenbedoeld, aan te
melden vóór 1 Juli a.s.
De Burgemeester vau Schagen,
S. BERMAN.
De adspiranten voor het reservekader om het
getuigschrift model F te verwerven, dat gevorderd
wordt om tot een verbintenis voor het kader te
kunnen worden toegelaten.
VOOR DEN
De BURGEMEESTER der Gemeente
SCHAGEN brengt hiermede ter openbare
kennis,
dat op Dinsdag, den 27en Juni
aanstaande zal plaats hebben de
verkiezing van 4 leden van den Ge
meenteraad van Schagen; dat op dien
dag, van des voormiddags negen tot
des namiddags vier uren, bij hem kun
nen worden ingeleverd
als bedoeld in artikel 51 der Kieswet en
artikel 10 der Gemeentewet.
Deze opgaven moeten inhouden den
naam, de voorletters en de woonplaats
van den candidaat en onderteekend zijn
door ten minste negen kiezers,
bevoegd tot deelneming aan deze ver
kiezing.
De inlevering dezer opgaven moet ge
schieden persoonlijk door één of meer
der personen, die de opgave hebben on
derteekend. De candidaat kan daarbij
tegenwoordig zijn. Van de inlevering
wordt een bewijs van ontvangst afgege
ven.
Formulieren voor de opgaven boven
vermeld zijn ter Secretarie dezer Ge
meente kosteloos verkrijgbaar van af
heden fot en met den dag der verkiezing.
De Burgemeester brengt hierbij in
herinnering artikel 151 der Kieswet,
luidende als volgt
Hij, die eene opgave als bedoeld in
artikel 51 inlevert, wetende dat zij is
voorzien van handteekeningen van per
sonen, die niet bevoegd zijn tot deel
neming aan de verkiezing, waarvoor de
inlevering geschiedt, terwijl zonder die
handteekeningen geen voldoend aantal
voor eene wettige opgave zou overblij
ven, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste drie maanden of eene
geldboete van ten hoogste honderd twintig
gulden.
Met gelijke straf wordt gestraft hij,
die wetende dat hij niet bevoegd is tot
deelneming aan de verkiezing, eene voor
die verkiezing ter inlevering bestemdo
opgave, bedoeld bij artikel 51, heeft
onderteekend.
Schagen, den 2 Juni 1899.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
De Burgemeester van Schagen
Gezien de artt. 10 ea 145 van de politieverorde
ning dezer gemeente,
aan de tappers, om gedurende de kermis muziek te
laten maken, danspartijen te doen plaats hebben, en
na bezetten tijd hunne loealiteiten open te houden.
Schagen, 13 Juni 1899.
De Burgemeester voornoemd,
S, BERMAN.
Burgemeester en Wethouders van Schagen,
Gelet op art. 46 van de Politieverordening voor
die gemeente;
Brengen ter algemeene: kennis, dat het op den 19,
20, 22 en 25 Juni a.s. in het belang der openbare
orde is verboden, in de kom der gemeente, van af de
punten waar de daartoe betrekkelijke waarschuwingen
zijn geplaatst, anders dan stapvoets te rijden.
Overtreding wordt gestraft Biet eene boete van ten
hoogste f 25.of hechtenis van ten hoogste 6 dagen.
Schagen, 13 Juni 1899.
Burgemeester en Wethouders van Schagen,
S BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
SCHAGEN
gelet op art. 265 der Gemeentewet,
brengen ter kennis van belanghebbenden, dat het
door Heeren Gedeputeerde Staten op den 7 Juni j.1.
goedgekeurde kohier voor de belasting op de honden,
dienst 1899, gedurende vijf maanden tsr Secretarie
der gemeente voor een ieder ter lezing is nedergelegd.
Bezwaren tegen den aanlag kunnen binnen 3 maan
den na den dag der uitreiking van het aanslagbiljet,
bij deü Raad, op ongezegeld papier, worden ingebracht.
Schagen, den 16 Juni 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S BERMAN.
de Secretaris,
DENIJS,
De Burgemeester van Schagen, daartoe de noodige
aanschrijving ontvangen hebbende, brengt ter algemeeBe
kennis, dat tot den werkelijken dienst worden opgeroepen
onderstaande verlofgangers der lichtingen 1895, 1896
en 1897, te weten
Starke Menso Pieter
Wit de Gerrit
Weeland Maarten
Bakker Pieter
behoorende tot het
Reg Grenad. en Jag.
(garniz VGrarenb.)
behoorende tot het
le Regim.Iufanterie T
(garnizoen Helder Q 1
behoorende tot het
Korps Torpedisten
(garnizoen Selder
tegen 3
Juli a s.
tegen 3
tegen 4
Juli a. s
24
Mijts Pieter
Broekhuizen Pieter
Graaf de Pieter
Keet Theodorus An-
dreas Joseph
Sentveld Jan
Smit Cornelis
Vries de Abraham
Welke verlofgangers opgenoemde datums bij hunne
korpsen present zullen moeten zijn voor des namid
dags 4 ure.
Schagen, 16 Juni 1899
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
behoorende tot het J
4e regiment Vestingtegen
Artillerie(garnizoen J uli
Helder)
Ter voorkoming van teleurstelling wordt bet
navolgende onder de aandacht van belanghebbenden
gebracht
Men zal zich herinneren, hoe op het einde vau de
maand Maart 1897 in de Tweede Kauier werd behan
deld het wetsvoorstel tot regeling der financiëele
verhouding tnsechen het Rijk en de gemeenten, enz.
Dit enz. bad betrekking op een wijziging van de
Gemeentewet, waar deze voorschriften bevat omtrent
de heffing van belastingen.
Zoo werd 0 a. besloten art. '240 als volgt te lezen
„Tot dekking der plaatseljjke uitgaven kunnen
de gemeentebesturen de volgende belastingeu heffen
a. opcenten op de hoofdsom der grondbelasting;
b. opcenlen op de hoofdsom der personeele
belasting
c. eenen hoofdelijken omsltg of andere directe
belasting naar het inkomen of naar de voitering;
d. eeae belasting op de honden
e. eene belasting op tooneelvertooningen en
andere openbare vermakelijkheden
f. de rechten, loonen en andere gelden, bedoeld
in art. 238
fde belasting, bedoeld in art. 239
belastingen, waarvan de befficg krachtens
bijzondere wetten geschiedt.
Boveudien mogen bijzondere belastingen worden
geheven
i. wegens gebouwde eigendommen, die aan de
openbare straten of wegen der gemeente belenden, eu
j. wegens gebouwde eigendommen en hunne
aanhoorigheden, die gelegen zijn in bepaalde
gedeelten der gemeente,
een en acder naar grondslagen, volgens welke
van de belastingschuldigen in billijke evenredigheid
eene bijdrage gevorderd wordt in de kosten ten
laste der gemeente komende, in het geval onder
i voor aanleg en onderhond der siraten of wegen,
voor hunne verlichting en voor afvoer van water
en vuil van de in de belasting vallende eigendommen;
in het geval onder j ten behoeve van den aanbouw
in de aldaar bedoelde gedeelten. De laatstgenoemde
belasting mag alleen wegens de na invoering der
belasting gestichte gebouwen en hunne aanhoorig
heden worden geheven."
Art. 243 werd daarop als volgt vastgesteld
„De directe belastingen, bedoeld in art. 240 c,
mogen met of zonder aangifte geheven worden naar
schatting van of klassiffcatie overeenkomstig het
totaal inkomen of de totale vertering, of ook volgens
eene berekening van het inkomen of de vertering
naar grondslagen, ontleend aan den uilerlijken
staat.
Bij het heffen van een hoofdelijken omslag
of andere directe belasting naar het iukomeu mogen
geeue inkomsten buiten berekening wordsn gelaten
of lager dan haar werkelijk zuiver bedrag worden
berekend of geschat, behoudens het bepaalde in
het volgende lid en behoudens hij wisselvallige
inkomsten, berekening van een gemiddelde over
twee of meer jaren.
Bij de verordening op den hoofdelijken omslag
of audere directe belasting naar het inkomen kan
worden bepaald, dat inkomsten uit betrekking,
beroep, bedrijf, pensioenen of lijfrenten ten hoogste
25 percent lager in rekening kunnen worden
gebracht dan inkomsten uit vermogen
Het bedrag der aanslagen in elke belasting als
onder c van art. 240 bedoeld, moet percentsgewijze
gelijkelijk worden berekend naar het totaal van
het inkomen of de vertering, na aftrek van een
bij de belastingverordening te bepalen, voor alle
aanslagen gelijk of iu verband met de sameustelling
van het gezin, op gelijken voet berekend, bedrag
voor noodzakelijk levensonderhoud. Afwijking van
dezen regel is geoorloofd, wanneer de bestaande
verordeningen of bijzondere omstandigheden daartoe
aanleiding geven, mits de verdeeling der lasten daarbij
niet aanmerkelijk verschilt van die, welke bij
opvolging van den regel zou worden verkregen."
Vooral de heer Goeman Borgesius en de heeren
G.r ritsen en De Boer hebben door verschillende
amendementen de heeren Gerritsen en De Boer
stelden o. a. voor, om het laatste lid van art 243
geheel te doen vervallen getracht het beginsel
van progressie bij hoofdelijken omslag of ander,
j directe belasting uaar het inkomen of naar de
1 vertering, te kannen blijven toepassen, maar alle
j desbetreffende amendementen werdeu verworpen.
Ook een amendement van den heer Hint zen, om
ten minste daarbij eene geleidelijke degressie te
behouden, onderging, hoewel met een zeer kleine
meerderheid, hetzelfde lot.
Het wetsontwerp werd den 9den April daaropvol
gende met 83 tegen 6 stemmen aangenomen en zeer
zeker zou dit zoo schitterend een meerde, heid niet
hebben verkregen, ware 't niet, dat het toeumalige
kabinet, waarvan mr. Van Houten de premier was,
aan de zoo noodzakelijke regeling der gemeente-
financiën, d. w z. aan de materie vau de uitkeering,
tevens die der gemeente-belasting, d. i de materie
der wijze van helling, had vastgekoppeld
De nieuwe regeling, aldus werd beslolen, zal 1
Januari 1901 in werking treden.
Wat zullen de gevolgen daarvan zijn Dat niet
eenige gemeente alsdan het stelsel van heffing der
inkomstenbelasting naar draagkracht, 't zij daarbij
degressie of progressie wordt voorgeschreven, langer
zal mogen toepassen.
Toen die datum van 1 Januari 1901 werd vastgesteld,
dacht wellicht menig Kamerlid „apres moi le déluge !u
(na mij mag gebeuren wa* wilDe
verkiezingen van 1897 stonden voor de deur, men
was reeds in volle voorbereiding, en niemand wist
welk lot hem zou treflen. Dat de vader van het
wetsvoorstel, inzake de uitkeering aan de gemeenten
en de wijziging der gemeentewet, de minister Van
Houten, zelf het slachtoffer van zyu eigen kieswet
zou worden wie had het kunnen denken?
Bij de eindstemming zag de heer Goeman Borgesius
in deze wet dan ook geen definitieve regeling van
de gemeentefinanciën, maar wel een nieuwe nood
regeling, „welke spoedig herziening zal vereLchen.*4
Toen in 1851 het zoogenaamde „aequivalent" werd
ingevoerd, welke naam aanduidde dat de nieuwe
belasting kwam in de plaats van de plaatselijke
accijnzen, duurde het niet lang, of de directe piaatselgke
belasting naar het inkomen werd weldra de belasting
welke den standaard aanwees van de meerdere of mindere
welvaart, die de gemeentelijke gemeenschap genoot.
Hoe lager het percentage was, hoe meer welstand er
werd geacht te heerschen.
De gemeentebesturen kouden onder nadere goedkeu
ring hun hoofdelijke omslagen vrijwel inrichten zooals j
zij wilden, eu het gevolg daarvan is geweest, dat
men hier, soms door deu nood gedwongen, de progressie
invoerde, daar, teneinde de kleine burgerij te ontlasten,
degressie aannam.
Als voorbeeld voor progressi3 wijzen wij o. m op
de gemeente Groningen, terwijl Amsterdam en Zwolle
en vele andere gemeenten de degressie toepassen.
Wat zal nu iu 1901 het gevolg zijn van het
nieuwe artikel 243 der Gemeentewet
Dat daar, waar progressie heerscht, de groote
iukomeus minder zullen betalen, en dat het verlies,
dat de gemeentelijke schatkist daardoor lijdt,
zal moeten worden vergoed door de kleine burgery
die daardoor op veel zwaarder lasten komt te zitten.
Waar degressie wordt toegepast, zullen de kleine
inkomens het volle percentage moeten betalen,hetgeen
ten gevolge zal hebben verhoogde opbrengst, die
wellicht aanleiding kan geven tot een luttele vermin
dering van het percentage, waardoor echter de grootste
inkomens het meeste gelaat wordeu.
Hoe men het ook neemt, er zal van de schouders
der rijken een verplaatsing der lasten geschieden naar
die van de niet rijken.
Het komt ons zoo voor, dat in Maart 1897 niet
genoeg de vinger op deze mogelijkheid is gelegd
Men redeneerde vermoedelijk aldus; rijksnitkeering
aan de gemeenten voor uitgave*, die eigeulgk door
het Rijk moeten wordeu gedaan, zal vau zelf voeren
tot een aanzienlijke verlaging van het percentage,
zoodat de druk vgps den minderen man minder
gevoelig zal zijn. Het afschaffen der progressie zal
bovendien verhinderen, dat de groote inkomens uit
eenige gemeente wegvloeien, summa summarum, zullen
de gemeeutea over het algemeen bg de wet winnen.
Maar, eilacie, in vele gemeenten, en vooral in de
groote, bestaat door de eischen des tijds steeds
neiging tot aanzienlijke vermeerdering der uitgaven
de bate, welke men uit de schatkist verwierf, viel
vaak als eea droppel water op een gloeiende plaat,
en bg de begrooting voor de gemeente Amsterdam
werd medegedeeld, dat meu, dank zij de rijkssubsidie,
het percentage der belasting naar het inkomen niet
aanzienlijk behoefde te verhoog en. De toestand bleef
zooals hij was.
Dat is zeker, in elke gemeente is een belasting
naar het inkomen geworden de sluitsteen der begrooting
en gaat haar percentage op en neer, naarmate de
uitgaven meer of minder groot zijn, of de overige
bronnen meer of minder rijk vloeien
Nu is 't niet te loochenen, dat gemeenten, die noch
aan degressie, noch aan progressie doen, van het
nieuwe artikel 243 der gemeentewet geen last zullen
hebben, maar in vele andere gemeenten is dit niet
het geval en zal men daarvan dus-de schadelijke
gevolgen ondervinden,
Zoo hebben B. en W. van ZwoRe bjj den Raad aldaar
een voorstel ingediend, om zich met een adres tot de
Koningin te wenden met verzoek wijziging van art.
243 der Gemeentewet te bevorderen.
Het conceptadres wijst er op, dat bij de herziening
der verordening tot heffing van een hoofdelijken
omslag in die gemeente, die vóór 1 Januari 1901
tot stand moet zijn gebracht, deze belasting geschoeid
moei worden op den leest van art. 243 der Gemeentewet,
hetgeen voor de minder gegoede belastingschuldigen
bedenkelijke gevolgen zou hebben. Te Zwolle wordt
n.1. op de 7 laagste klassen der aangeslagenen een
degressie toegepast, die alsdan zal moeten vervallen,
terwijl hieruit zal voortvloeien, dat zij, die in de
3e, 4e, 5e eu 6e klasse vallen, zijnde lieden met
inkomens van gemiddeld f 1000, f 1400, f 1800 en
f2200, voortaan bij een heffing van 4 2 pOt., zooais
in 1898 plaats had, na aftrek zelfs van f 600 voor
noodzakelijk levensonderhoud, zullen moeten betalen
f21.45, f 38 61, f 55.77 en f72 93, terwijl toen
van hen slechts werd geheven: f 16.80, f 29 40,
f 45.36 en f 64.68.
Hun bijdragen in de plaatselijke belasting zullen
dus aanzienlijk stijgen, hetgeen voor hen werkelijk
een niet gering bezwaar zal zijn, dat hen alleen zal
treffen, daar de aanslagen van de meer gegoeden
viijwel op hetzelfde bedrag zulUn blijven.
In Amsterdam zal b. v. ieiuaad, die thans bij een
inkomen van f 1000 f 20.25 betaalt, volgens het
nieuwe artikel ongeveer f 30;motten betalen.
Maar nog bedenkelijker zal de toestand worden in
die gemeenten, waar progressie wordt toegepast.
Wordt bij degressie, zooals in Zwolle, geconstateerd,
dat de aanslagen vau de meer gegoeden vrijwel op
hetzelfde bedrag zullen blijven, bij progressie zullen
deze sterk vermindei en, en wel te sterker, naarmate
het inkomen grooter isen daar de begrooting toch
moet sluiten, zullen de kleyne luyden het gelag moeten
betalen, een gelag dat te meer zal drukken, naarmate
het inkomen kleiner is.
Dit moet en kan niet anders voeren dan tot zeer
groote ontevredenheid, juist in de rijen van hen, waar
men thans aan de eene zijde tracht ook het evangelie
der ontevredenheid te doeu prediken en zoo mogelijk
ingang te doen vinden, terwijl wij van onze zijde
alles doen, om deae pogingen te bezweren.
In de vergadering van den 31sten Maart 1897 werd
door den heer Goeman Borgesius een progressie-schaal
voor de gemeente Groningen, op den grondslag van
het door hem voorgestelde amendement en zich zooveel
mogelijk aansluitende aan de aldaar bestaande regeling,
ingediend, die in de Handelingen is opgenomen. Bij
die gelegenheid zeide hij „Mocht mijn amendement
worden verworpen en het artikel worden aangenomen
zooals het nu luidt, ik ben er zeker van, dat het niet
lang zal duren, of althans op dit punt (de progressie)
zal zeer stellig deze wet weer moeten wordeu herzien44.
De heer Goeman Borgesius is thans minister van
Binnenlandsche Zaken, en hoewel wij het steeds in
hem hebben geprezen, dat hg niet dadelijk, ook in
zake kiesrecht, heeft trachten af te breken wat zgn
voorganger heeft verricht waarvan we trouweus
niet altijd de aangename gevolgen ondervinden
toch is hier urgentie want dit is zeker; de
gemeenten mogen hei jaar 1901 niet binnentreden
met het onveranderde artikel 243 der Gemeentewet.
Wij wijzen er op, dat men in vele groote gemeenten
reeds in het begin vau 1900 begint le werken aan
de begrooting Yoor 1901 en dat dan alles op losse
schroeven staat, wanneer men omtrent den sluitpost
niét zeker is.
Wij juichen het daarom toe, dat de heer Yeegens,
door eene interpellatie tot de Regeering te richten,
deze zaak in de Kamer aan de orde zal brengen.
Het komt ons voor, dat de nieuwe regeling nog
door deze Kamer, en dan zoo spoedig mogelijk, moet
worden afgedaanten eerste omdat men niet weet
wat de stembus van 1901 zal geven, ten tweede
omdat, wanneer men met dit art. 243 der Gemeentewet
in 1901 in zee gaat, de daardoor in vele gemeenten
ontstane ontevredenheid met vrucht bij de stembus
kan wordeu geëxploiteerd.
In zake belastingen en dat is ook het denkbeeld
dat in het hervormingsprogram der Liberale Unie is
neergelegd (zie j 10 derde alinea) moet steeds
het beginsel voorzitten, dat zij die in de gemeenschap
in staat zijn de zwaarste lasten te dragen, en daarvoor
de sterkste schouders bezitten, ook we.kelijk daartoe
geroepen worden.
Met zeldzame eenstemmigheid is de
val van het ministerie Dupuy in Frank
rijk begroet. Van de uiterste rechter
fractie tot de meest vooruitstrevende
linkergroep had men reeds sedert lang
allerlei grieven tegen het kabinet. De
rechterzijde haatte het wegens zijn re-
publikauisme, voor de gematigden was
het te radikaal, voor de radikalen te
weifelend en voor de socialisten te ka
pitalistisch gezind. De revisionisten
verweten het zijne onbetrouwbaarheid
in „de zaak", de nationalisten, militai-
risten cn hun verderen aanhang zijne
schommelende meegaandheid. Dat dit
ministerie nog zoo lang het leven heeft
weten te rekken, was eensdeels te danken
aan de ongekende politieke balanceer-
kunst van den minister-president, ander
deels aan den wensch van de vereenigde
linkerzijde, om de alles beheerschende
kwestie door Dupuy te laten oplossen.
Als men de Franeche bladen van
allerlei richtingen leest, is het opmerke
lijk, hoe de heer Dupuy bij iedereen
gehaat is.
De Aurore Voor iedereen zal het een
aanmerkelijk voordeel zijn, een man op
het kussen te zien, die niet met de
wetten speelt en wiens daden men, een
maal zijne meening kennende, kan be
rekenen.
De Echo de ParisCharles Dupuy
gaat heen. Goede reisDie man was
bepaald te slim en van eene slimheid,
die te veel naar Auvergne rook.
De Rappel: Reeds in 1895 had hij
door zijn kuiperijen en bruuske front
veranderingen de openbare meening zoo
ontstemd, dat hij na zijn aftreden zich
geruimen tijd vau de leiding der zaken
moest terugtrekken.
Thans is er maar één wensch te
uiten dat hij voor goed moge verdwij
nen en met hem de politiek van
persoonlijke belangen, die zooveel kwaad
heeft gedaan aan de Republiek, aan de
vrijheid en aan het parlementaire stelsel.
De LanterneDe gerechtigheid is
langzaam geweest, maar zij is toch
gekomen. Dupuy boet met zijn val het
velerlei verraad, waaruit zijn ministeriëele
loopbaan geweven was.
Autorité Hij valt onder de minachting
van allen die hij bedrogen heeft. Wij
zullen hem eeuwig dankbaar zijn voor
het kwaad, dat hij de Republiek gedaan
heeft en waaraan zij barsten zal.
FigaroCharles Dupuy had slechts
één doel in het leven zoolang mogelijk
aan het bewind te blijven en die niet
gehinderd werd door vaste meeningen
over veel dingen.
De gelukkige opvolger van Dupuy zal
hoogstwaarschijnlijk zijn Poincaré, een der
jongste staatslieden van de Republiek.
De voornaamste personen van het vorig
kabinet blijven hunne zetels behouden
Delcassó voor buitenlandsche zaken,
Krautz voor oorlog.
De a s nieuwe minister-president wordt
gerekend tot de Revisionisten te behooren.
Wanneer hij het geluk mocht hebben
onder zijne regeering te zien voltooien
wat onder den heer Brisson zoo waardig
is begonnen, dan zal zeker zijn naam in
de geschiedenis der menschheid met gul
den letters opgeschreven worden. Naast
den heer Poincaré, wordt mede de heer
Constant, gezant te Konstantinopel, als
de opvolger van Dupuy genoemd. De
heer Constant heeft al sedert lang zijne
sporen in het politieke strijdperk ver
diend. Hij redde eenmaal de republiek
uit de klauwen van het Boulan-
gisme, geen wonder, dat men in
hem den man ziet, om het hedendaag-
sche militarisme en cesarisme te muil
banden.
De heer Constant kan echter naar ve
ler meening zijn tegenwoordige stand
plaats nog niet verlaten. Hij, de slimme
en geslepen staatsman, is naar Stamboel
gezonden, om den immer toenemenden
invloed van Duitschland bij den Sultan
te fnuikeu, een taak, waarin hij nog
niet ten volle is geslaagd.
Keizer Wilhelm en zijne Duitschers
staan nog altijd bij den Grooten Heer
in blakende gunst. Duitsche instucteurs
drillen het leger, Duitsche handelsreizi
gers vermeesteren en beheerschen de
binnenlandsche markten, Duitsche finan
ciers regelen de geldmiddelen, Duitsche
wervers versterken de Turksche vloot,
Duitsche maatschappijen exploiteeren
het Turksche mijnwezen, Euitsch kapi
taal weeft het Turksche spoorwegnet,
Duitsche nederzettingen in Klein-Azië
herscheppen Syrië in eene Duitsche ko
lonie.
Wanneer do Zieke 'Man het eenmaal zal
hebben afgelegd, wanneer de Tsaar
troont in Konstantinopel, Oostenrijk zich
tot de Egeescbe Zee zal hebben uitge
breid, dan zal de Duitfche adelaar wap
peren in Smyrna, Daniascus en Jeruza
lem. En deze pachtcoutracten zullen langer
duren dan 99 jaren zooals de C ineesche.
Dat gevoelt men, dat vermoedt men
te Parir en daarom tracht men door
allerlei middelen de Porte van Duitsch-