Verlossing. Zondag 18 JUNI 1899. 34ste Jaargang No. 3425. INGEZONDEN. lllll Ij III TWEEDE BLAD. Het vergaan van de wereld en andere ijselijkheden. J. Kuilman. PLAATSELIJK 1MLUWS. D e h r. P. Groot, candidaat, Binnenlandsch Nieuws. - I I - RAAIT. (Niet geplaatste ingezonden stukken worden nimmer teruggegeven W are het niet zoo diep treurig, het zou bepaald vermakelijk zijn eens nauwkeurig na te gaan, hoeveel succes als de verkondigers van allerlei misselijke meeningen en leerstellingen hebben, vooral "wanneer die meeningen sterk afwijken van de gewone en boven» al, wanneer die erg ijselijk en onbegrijpelijk zijn. Veel ernstiger dan men oppervlakkig zou meenen behoort men die zaken op te vatten, want, wat er ïd deu tegenwoordigen tijd alzoo geschreven en verkon digd wordt, is wel in staat om het contingent voor de krankzinnigen gestichten in hooge mate te versterken. Buiten een massa bekrompen, eenzijdige personen wier hersens het opgedischte wel trachten op te nemen maar niet kunnen verwerken, is het vooral de jeugd, die zich de dingen sterker aantrekt dan men meent. Dezer dagen voor een boekhandelswinkel staande, om even te zien of er ook niiuws was, voegden zich bij mij eenige meisjes en jongens van omstieeks 10- tot 14-jarigen leeftijd en onmiddellijk viel het oog cd het gesprek op een aldaat voor hangende reclameplaat voor de werken van Camüle Flammarion, met het bovenschrift „Het vergaan van de wereld." Ofschoon met het oog op reclame niet onverdien stelijk geteekend, met de vele angstige, wanhopige, verwrongen gelaatstrekken, met eenige reusachiige kijkers, bijna reikende tot aan de te verwachten komeet, is het m. i. een misselijke plaat, in hooge mate in staat op de jeugdige hersenen een ongelukkigen invloed uit te oefenen. De vorige, nu verwijderde plaat, met het onder schrift „Het laatste menschenpaar, door den vinger des doods aangeraakt, bedolven ouder het lijkkleed van het eeuwige ijs", waarop, eenigszins gelijkende op een in elkaar gerammelde fiets, de geraamten van een elkander omarmend menschenpaar waren geteekend, onder en tusschen spelonken van enkel ijs, was alreeds voor vele bekrompen en jeugdige personen minder pleizierig om te zien, maar de tegenwoordige wint het in akeligheid en ijselijkheid ver en om de zaak gaande te houden, zal men wel zorg dragen, dat de volgende nog veel meer verschrikkingen ten toon spreidt. Om nu even terug te komen op de houding en gesprekken van mijn jeugdige medekijkers voor den boekwinkel, het volgende De oudste jongen zei„een mooie schrijver, die Flammarion." Hij had er dus vermoedelijk reeds kennis mee gemaakt. Een van de oudste meisjes zei, terwijl zij rilde over het geheele lichaam: „hè, ik vind het akelig." Een van de jongste meisjes trok haar kame raadje bij den arm en zei; „kom, laten we maar weg gaan", maar allen waren diep onder den indruk en onmiddellijk vroolijkten de gezichten op toen ik zei „Kinderen, daar moet jelui je niets van aantrekken, 't is maar een grapje van dien Flammarion om geld te verdienen, evenals een ander een prentenboek schrijft met fabeltjes." Persoonlijk ken ik de werken van Elammarion niet en ben dus niet in staat de wetenschappelijke gronden van zijne moeningen en stellingen te beoor- deelen en,evenmin weet ik iets van's mans geleerdheid en studiën, maar ik veronderstel, met het oog op de plaat, dat er thans een boekwerk is uitgegeven of wordt aangekondigd, waarin het einde van de wereld, zooals alreeds zoo dikwijls is geschied, binnen korter of langer tijd wordt aangekondigd door het in aanraking komen van onze aarde met een komeet. Dezer dagen hoorde ik zelfs iemand zeggen, sprekende over de plaat, dat Ealb reeds voor jaren het vergaan xan de wereld had voorspeld tegen 11 November 1899 en dat hij voor de aardigheid den door Ealb bedoelden datum had aan- geteekend, en ik weet ook, dat er personen zoo kin derachtig zijn geweest in ernst de voorspelling van Ealb te onthouden. Bij mij staat het echter vast, dat op geheel onbe kend gebied de voorspellingen van een idioot gelijk kunnen worden gesteld met die vaneen schijngeleerde of een brutale. De groote geleerden en denkers zullen zich zonder grond niet aan dergelijke voorspellingen wagen. Overigens meen ik, dat, zonder voorspellingen te doen op onbekend gebied, ook een leek zijne meeningen mag zeggen. FEUILLETON. 12. Da verwachting van mevrouw Garnier werd bewaarheid, want na verloop van een cogenblik richtte neei zich straf op en zijn tante in da oogen ziende, zeide hg „Ik wil niets verhelen nu wij zoo openhartig met elkander redeneeren. Ik zon Vera, daar ik toch met die plannen naar Dnitschland ben gekomeo, dadelijk wel willen trouwen als ik niet het onderscheid in jaren geroeide en niet vreesde, dat het meisje mij een blanwtje zou laten loopen. Ik ben een man die ving besluit en veel tijd beb ik dsn ook niet meer te verliezen. Wat Vera echter be reft, zij is het fijnste, teer ste wezentje dat ik ooit heb gezien. Veel te mooi voor zoo'n robunsten vent zooals ik.Maar de verboden vrachten zijn het jaist die aan lokken. Na, om dan kort te zijn, ik sta in elk geval gereed om a te helpen—en zon dat,wat ik niet dnrf bopen, toch mogelijk zijn, dan zon mijn hulp als vanzelf spreken en niet geweigerd kunnen worden.* Hij baalde diep adem en zwoeg. De bleeke, ingevallen wangon van mevrouw Garnier hadden kleur gekregen, een onbe schrijflijk gevoei van geluk bod haar bemachtigd. Zij zag na al die jaren van leed plotseling een nitweg, voor zich en de kioderen een haldere toekomst. Zij moest zich met geweld beheer scben om baar vreogde niet te lalen merken. „Lieve neef,* antwoordde zij op warmen toon, „wat gij daar zegt, is mg meer aan bet hart gegaan dan ik n «el zeggen kan. Voor mij zon het een ontzaglijke vreugde zijn; nw boswaien deel ik in 't gekeT niet. Gij zijt op nw betten leeftijd, ge ziet er tian jaar jonger nit dan ge aijt en schijnt mij toe als voor het huwelijk geschapen. Juiat voor Vera,wier opgewonden temperament licht tot het onnatuurlijke neigt, wenachèe ik een man ouder dan zg, die haar zou kun nen leiden. Een komeet is een ster met een staart en met dat licht is Piet tevreden en verreweg de uieesten zullen het vermoedelijk wel met Piet eens zijn Mijne ineening over een komeet, eene meeniog die ik reeds lang in mij omdraag en die ik meer dan eens heb gezegd, is deze; Een komeet heeft geen vaste kern, maar bestaat slccht6 uit eene groote opeenhooping van gassen, reel ijler en liehter dan onze dampkringslucht en welke massa in de eindelooze ether ronddrijft, soms wel, en misschien cok soms niet reden hebbende om zich te verplaatsen. Door samenstelling of vorm van de stof schijnt het licht van de zon er doorheen en een metelooze lichtbundel vertoont zich aan de van de zen gekeerde zijde, evenals een scherp licht door een glazen lens schijnt.'Meermalen in mijn leven heb ik een staartster gezien, soms met het blootemaar ook met gewapend oog, en die ik gezien heb, vertoonden zich precies met de staart van de zon afgekeerd en mochten er door geleerden som9 andere kometen zijn waargenomen, niet met den staart van de zon afgekeerd, dan houd ik mij overtuigd, dat een zoodanige komeet van reusachtige afmeting is geweest en niet anders dan met een zeer sterk gewapend oog zal zijn waargenomen, en in dat geval misschien niet eens tot ons zonne* stelsel behoorende haar licht ontvangen heeft van een andere bron, dan van onze dagtoorts, en mocht mijne meeniog juist zijn, dan spreekt het vanzelf, dat door de metelooze lengte van dien lichtbundel, tengevolge van de schijnbare verplaatsing van de zon, de zoogenaamde staart ons eenigszins gebogen moet toeschijnen. Is mijne veronderstelling nu juist, dan volgt hieruit van xelf, dat kometen voor onze aarde al zeer weinig gevaar opleveren en bij nadering of de minste aanraking door onze veel zwaar dere dampkringslucht onmiddellijk zullen worden afgestooten, zoodat vermoedelijk nauwelijks een storing in onze atmosfeer zou zijn waar te nemen, vooral ook, omdat, volgens mijne meening, onze aarde door een veel dikkere luchtlaag is omgeven dan men algemeen meent. Nu bijna een halve eeuw geleden leerde onze on derwijzer aan de lagere 6chool ons, dat onze aarde omgeven was door een dampkring ran omstreeks 10 kilometer (mijlen waren' het toen) en de man had het misschien zelf reeds 25 jaren vroeger zoo geleerd, maar als knaap twijfelde ik al spoedig aan de waarheid van dat cijfer, omdat sommige zeer hoog drijvende wolken mij veel verder toeschenen. Late is dat cijfer dan ook wat verhoogd en las ik eens van 20- en nog later zelfs eenmaal va« omstreeks 40 kilometer, en dit cijfer bleef ik toen maar als waarschijnlijk aannemen, tot ik voor eenige jaren tot eene andere overtuiging ben gekomen. Ik wandelde n. 1. voor eenige jaren, ik heb den datum niet aangeteekend, maar ik meen van in de eerste dagen van April 1892, des avonds om streeks 9 uur bij prachtig weder langs den publie- ken weg, toen zich opeens een prachtig cosinisch verschijnsel vertoonde, dat de geheele omgeving schitterend verlichtte. Het toeval wilde, dat ik wandelende voort mijne oogen ongeveer gericht had op het punt van den hemel waar het verschijnsel intrad, zoodot ik de opvolgende kleuren duidelijk waarnam, n 1.rood, wit, groenwit, wit, rood en hut verdween dus met dezelfde kleuren als liet intrad en het geheele verschijnsel duurde hoogstens ongeveer 4 seconden. Wandelende voort maakte ik toen 2 gevolgtrekkingen, n 1. Ie dat de bol, met het oog op het zeer snelle gloeien en afkoelen, niet zeer groot moet zijn geweest en 2e dat berekend naar een dampkring van 40 kilo. meter ongeveer, het verschijnsel in onze luchtlaag moest zijn getreden ongeveer boven Enkhuizen en uitgetreden was ongeveer boven Monnikendam of Marken. Het verschijnsel, hoe prachtig ook, moet door weinigen zijn waargenomen, want slechts een paar maal heb ik er iets over gelezen en nog maar zeer weinig, maar uit dat weinige bleek mij, dat hetzelfde verschijn sel in Overijsel, West-Duitschland, in Noord-Brabant en zelfs in België was waargenomen waardoor ik on middellijk tot de overtuiging kwam, dat onze aarde door een dampkring ongeven is van minstens hon derden kilometers. Wanneer een cosinisch verschijnsel als dit zich vooraf aankondigde met punt vati intreding en al, dan zouden de geleerden met al de hun ten dienste staande middelen en werktuigen, het raadsel spoedig kunnen oplossenmaar aangezien dit niet het geval is, zullen we misschien nog wel zeer lang op de oplossing moeten wachten. Zoo zijn er nog tallooze zaken waarover het laatste woord nog niet gesproken is en niet alleen op cos- misch gebied. Zien wij slechts wat al moeite, inspanning en ge varen geleerde en wetenschappelijke mannen zich getroosten om den iluier op te lichten en de Noord pool te bemeesteren, in niet mindere mate is dit het geval met de Zuidpool, waarop thans veler aandacht is gevestigd, en het veel woester en onherbergzamer antarctisch gebied, waarbij vergeleken het gebied van de Noordpool bijna een wintertuin zou kunnen worden genoemd, zal vermoedelijk wel nimmer geheel over meesterd worden. Wat in de vorige eeuw door den beroemden reiziger Cook is gedaan en onderzocht, heeft langen tijd als de onomstootelijke waarheid gegolden, tot latere rei zigers. alsDumont 'd Urville, Wilkes, Ross en anderen, weder tot geheel andere ontdekkingen en gevolgtrekkingen kwamen, en zoozeer trekt dat on bekende gebied thans de aandacht, dat bij verschil lende Regeeringen aanvragen inkomen om daarheen expeditiën te zenden. Vermoedelijk terecht meenen de geleerden, dat de omstandigheid, dat de zon eenige dagen, omstreeks een week, meer Noorder declinatie heeft dan Zuider d. w. z. dat de zomer op het Noordelijk halfrond eeeige dagen langer duurt dan op het Zuidelijk halfrond, niet alleen de oorzaak kan zijn van dit groote verschil van klimaat en temperatuur, maar dat er ook nog andere oorzaken moeten bestaan. Sommigen, geen leeken, maar geleerden, meenen zelfs de stelling te moetea lb'slaten, dat, zooals ons altijd geleerd is, de aarde een ronde bol is, aan de polen eenigszins afgeplat. De meening, dat de aarde aan de Zuidpool een ge heel anderen vorm moet hebben dan aan de Noord pool, wint veld, en sommigen willen reeds aan de aar de een vorm toekennen als dien van een tol, waarvan de Zuidpool dan de punt zou moeten uitmaken. Wanneer die meeuingen grond hebben, waar blijft dan al het vastgestelde, waar de graadverdeeling enz. enz.? Zoo zien wij, dat er nog veel, zeer veel onopge lost is en van dat onbekendt trachtten eenige op succes en vooral op geld jachtmakende personen te profiteeren, 'tgeen voor lieden met eeu rijke fantasie, als b.v. Flammarion, niet zoo heel moeilyk is. Het meest geheimzinnige en ijselijke mott dan natuurlijk dienst doen. Er kan m, i. niet genoeg op worden aangedrongen, dat wetenschappelijke expeditiën worden uitgezonden om op eenige punten alvast nader bij de waarheid te komen en andere punten voor goed vast testellen. Hoe meer waarheid, hoe minder geheimzinnigheid, al moeten dergelijke expeditiën pok met belangrijke financiëele opofferingen gepaard gaan; maar er kan m. i- ook niet genoeg op worden aangedrongen, dat reclame-verfooningen als de platen voor de werken van FluiumarioD, worden geweerd, al zijn ook hieraan eenige financiëele bezwaren verbonden. Nieuwe Niedorp, Garnier s'ocd op. „Mijn tijd gebiedt mij te vertrekken en tevens zon ik bet lieve kind na dit ernstig gesprek niet gaarne ontmoeten, want trots mijn jaren en ondervinding vrees ik als een schooljongen, voor haar te zallan staan. Laat ons maar op de toekomst bopen en na, adieu, groet de kinderen. Zoodra mijn moeder weder gezond is, komen we beiden.' Toen mevrouw Garnier alleen was, drong een vloed van gedachten zich aan haar op. „O God, mijn God,* ftaisterde zij, „sta me bij en regel alles ten goede Wanneer Vtra nu eens niet wilde en de neef, afgesobrikf, ergen» anders zijn heil zooht Dan was de heele droom een zeepbel geweest en de nood en de ellende zonden opnieuw aanbreken. Want het was een feit, dat men op zijn voortdurende hulp niet zou kunnen rekenen, wanneer hg een ander huwelijk aanging. Neen, Vera mocht niet weigeren, waar haar eigeD toekomst op zoo schitterende wijze verzekerd wetd, waar zij voor Stepban en haar moeder zou kunnen rorgen, waar «ij aan allen s'echts vroolijkbeid en onbe zorgdheid zon kunnen verschuilen. Zg dsoht aan vronw Horst en haar zooo en een on behaaglijk gevoel sloop haar hart biuneo. Zg had zloh instinotmaiig tegen een ver- trouwelijk verkeer met die familie verzet. Zij lachte mat. Waartoe maakte zij zieb on nutte zorgen Dat was immers g.heel buitengeslo'en? Br was niets, dat Vera tegea een huwelijk met neef zou kunnen iubrengen. Ben man met een sympathiek uiterlijk, ver standig, rijk, en daateoboven nog een Gar- nier. Zij schilderde zich het leven op het land ai en een heerlgk rus ig gevoel be machtigde haar. Zij had er nooit aan dnr- v -n detken, dat de dingen zulk een wending zonden nemen. Voer Vera, als de pereooo die deze weelde zou brengen, had ze een groot respect. Zg had er eigenlijk nooit erg in gehad, dat bet kind tioh zou bekoor lijk had ontwikkeld. Ja, Vera had iets ei genaardigs, dat een man boeien moest- Bn wanneer de neef zoo verliefd was, dat het zien van Vera bem retds de eerste maal iu vonr en vlam zette, dan zon hei spel al heel gemakkelgk Ie winnen zgn. Went ver- Schagen, 17 Juni 1899. »lhier, herft een beroep ontvangen bij de Ned. Herv. Gemeente te Aartswoud. D onderdag j. 1. vergaderde in het Noodhollandsch Koffiehui» van den h»er D. v Twuiver alhier dtofd. „Noord- Holland.'1 van de Veieen. Het Neder- landsch Paarden-Stamboek. De voorz., de hr. J. B r e e b a a r t Ez., opende de verg., heette allen hartelijk welkom, en verzocht den srcretaris de no- 'uien te lezen. Na de lezing der notulen door den heer W. Te engs volgde goed keuring. Voorz. doet mcdedeeling, dat aangaande het aangenomen punt van de vorige verg., dat giove afwijkingen in bonw, stand en gang ook ouder de bepalingen van afkeu ring zonden worden opgenomen, van Ged. St. een schrijven was ingekomen, om een uit voeriger definitie daarvan te geven. In deze zaak was het oordeel van kapitein Punt gevraagd, die verklaard had, dat geen na- dete omschrijving kon worden gegeven, en ook op een vergadering over de paarden- fokktrij, die voorz. dezer digen te 's-Gra- liefde mannen, dat wns een afgezaagde,onde waarheid, zijn om de vingers ie winden Men zon nit desa nederige omstandigheden opgeheven worden en mevrouw Garnier werd weer wat ze vroeger was geweest, men ton haar weer alom respeoteeren. Maar bo ven dat alles stond voor haar Stapban's geluk. Een licht geroisch deed haar oit haar ge peins opschrikken. Vera trad wtder de kamer bionert. „No,* zeide mevrouw Garnier in zenuw achtige haast, „hoe is hjj je bevallen P* Het jottge meisje antwoordde niet d»d - lijk, soodat haar moeder reeds ongeduldig werd- Eindelgk zeide zij: „Hij heeft mij te veel over zijn geld gesprokeD, dat was niet naar mgn ziD, als ik oprecht moet zjjD." „Maar Vera, hoe kan je zoo onrech vaar dig oordealeo. Wanneer oen bloedverwant, dien men bijna een meoschenleeftijd niet heeft geiieo, zoo openhartig en har eiijk ons tegemoet komt, 't is eenvoudig buiten gewoon." „Ja ja, en toch," antwoordde Vera hardnekkig. Haar moeder wierp haar een soberpen blik toe. „Het is kortzichtig." reide zg driftig, „na reeds een beslist oordeel te willen veilen.* Vera zag haar verwonderd aan. „Mot-dor, wie doet dat? Ik beb met geen woord te kenno-n gegeven, dat hjj mg tegen staa'. Integendeel, bij schijnt me een ener giek, besiist menscb te zijn, die sleohts door de omstandigheden waarin bet geld hem heeft geplaatst, iets parfenu-achügs heeft. Dat is, zooals u weet, niet naar mijn smaak. Eo dat kan ik hensob niet belp.n." „In onze positie," zeide mevrouw Garnier lang mam en met nadruk, „zon hel zeer onverstandig zgn en slecht aon ik bgna zeg gen, wanneer gg deze opmsrkiDgeo tegenover hem liet merkeD." Het meisje wierp trolsch het hoofd in den ntk- „Wij zijn er tot dosverre nog steeds zonder iemands bulp gtkomen moeder, en het is aeker niet uoodig, dit we ter wille van eene toekomstige erfenis den huiohelaar spelen," ve ihige had bijgewoond, hadden allen verklaard, dat daaromtrent geen nadere definitie te geven was. Io dieB geest was ook san Ged. St. geschreven en voorz. z g met belangstelling het antwoord ran dat college tegemoet. Voorz. spr.ik ook nog de hoop uit, dat de geheele paardenfokkerij spoedig aan een rijksreglement zon worden onderworpen, zoodat Ged. St, ia de ver schillende kwesties niets meer hadden te vertellen. Spr. meende ook de veronder stelling te mogen uiten, dat Ged. St. nitt voor het verzoek zouden zijn. Verder doet voorzitter mededeeling, dat d6 heer ktpi ein P n n t bedankt had als jury-lid en als lid van de keuringscom missie voor het stamboek, daar deze functies den heer Punt wegens militaire plichten on mogelijk waren geworden. In zijn plaats was benoemd de heer Witte, lniteuant bij de veldartillerie. De rekening en verantwoording, zoo wel als de rekening van de provinciale subsidie, werden goedgekeurd. Tot afgevaardigden naar de algemee- ne vergadeting te Botterdam werdeu geko zen de heeren H. Waiboer (Noorder- deel), H. de Goede (Middendeel) en B. Biesheuvel (Zoiderdeel). Vervolgens was ain de orde de benoe ming van 3 bestuursleden. Afiredenden waren de hetren P. B J. F e r f (zoiderdeel), K. del Court van Krimpen (tnid- deel) en J b. Z ij p Hz. (noorderdeel), die in hunne functiën werdet herbenoemd. Bij de algemeens rondvraag vroeg de heer H. de Goede, of er niet eens een stamboekk' uring van merriëc te Punterend zou kunnen plaats hebben. Da heugsten- vereeniging Beemster, Purmereud en Otn- strekeu houdt 11 Augustus een k-uring vao merriën en veulen» afzonderlijk; dat zou spr. een geschikten dag oordeeien. Voorzitter meeut, dat daar niets tegen is, en vraagt den heer De Goede, nsder te willen berichten, wanneer de keuring gewenscht mocht zijn. De heer De Goede wijst nog op het feit, dat te Amsterdam, vooral door de leden uit het Zuiderdeel, er op is aange drongen, steeds le Amsterdam de vergade ringen te honden. Het bestuur heeft zich daar op bekende gronden tegen verzet, maar daar er io Alkmaar steeds zoo weinig leden op de vergadering komen, zon spr. in overweging willen geven, de vergadering eens te Pnruierend te honden. Misschieu kreeg men daardoor meer ledeu en de plaats is voor het Zuiderdeel even gemak kelijk te bereiken. Ook hiertegen, meende Voorzitter, zal geen bezwaar b staan, te meer d.ar Alk maar steeds z>o weinig bezoek geeft. Purmerend wordt daarna als de plaats voor de volgende vergidering aangewezen. De heer J b, Z ij p Hz. wil er even de aandacht op vestigen, d >t, mocht het voor stel om steeds te Amsterdm te vergade- red, na deze vergaderit g nog worden inge diend, 't voorstel te Parmerend niet meer ia behandeling aal kunnen komen. Voorz.leest uit het reglement voor, dat het voorstel Purmerend kan wordeu inge diend en te Amsterdam kan worden be handeld. Mtivronw Garnier richtte zich straf op, „Ik wist niet, dat ooze posi'ie zoo roos kleurig was. Ook heb ik aan een toekom stige erfenis niet gedacht. Want de man is nog in da beste jtren zijns levens en ziet er niet naar nit, alsof hij terwille van een arme bloedverwante vroegtjjdig dood zal gaan.* Vera vielen deze woorden zwaar op het hart- Zg d-cht plotseling aan hei gesprek met den dokter. „Ik heb tot dasverre nog Dooit van a verlangd,* ging mevrouw Garnier voort, „dal ge achting huichelen zult. Een weinig trots heb ook ik nog, maar toen hg, terwijl gg weg waart, mg zgn balp aanbood, heb ik aaa S ephan gedacht eu, wanneer ge mg dit niet ten kwade duidt, ook een weinig aan jou, die je jeugd «onder vreagde doorbrengt, s.eeds in zorgen over een bate broods voor den volgenden dag. Ik zie gaen redm.tegan iemand onvriendelijk te zijn die ons met goed heid en liefde tegemoet is gekomen. Ik ben in mgn opvatting wellicht wat onderwe'sob, maar mij heeft hel leven zooveel smart en ontgoochelingen gebracht, dat het mg onmogelijk wordt om logisch te denken. Gg moogt dus met mija ouderdom en toestand wel een weinig rekening honden.* Vera was zeer ge'roden Mivrouw Gatnierg stem klonk zoo moede en de nitdrnkkiog van haar gelaat bad ontegenzeggeigk iets bedrukta en treurigs. „Moeder,* antwoordje Vera, „mijn jeugd scheen rag slechts bitter wannier ik bsc u en S ephan daobtwant ze heeft mg tcch ook oalegimzeggelgk vsel sohoons gebracht, zoodat ik gaarne en gemakkelgk and re genoeg>ns missen kon. „Maar ge hebt gelijk, wanneer ge mij eeo verwijt hebt gedaan en wellicht is het, om 8 epbans wille, een gasohenk van God te noemen, dat neef nu juist is teruggekeerd want Stepban,* voegde ze er na een kleino pauze aan toe, „moet beslist naar bet zuiden.' Mevrouw Garnierg oogen openden zich wgd. „Hoe komt ge daar zoo plotseling aan vroeg ze wan!rouwend- Niets meer te behandelen zijnde, dankt de voorz. voor de flinke opkomst en drakt den leden op het hart, om, mocht het voor ste) worden ingediend om steeds te Am sterdam te vergaderen, vanuit het noorder en middendeel flink op te komen, daar het toch in het belang dier beide deelen is, dat niet steeds te A. wordt vergaderd. Hierna sluiting. 28 leden waren aanwezig. Vergadering van den Baad der gemeente Oude Niedorp, ge houden op Donderdag 15 Juoi 1899, des namiddags ten 2 are. Tegenwoordig alle leden. Voorz. de Burgemeester, de heer A. Wonder Pz. Na de gewone opening en notulenkzing en goedkeuring, worden gelezen twee missives van den heer Bijksontvanger te Nieuwe Niedorp, houdende de mededeeling, dat respectievelijk op S Mei en 1 Juni j.1. f 140.075 en f 115.92 aan dan ge meenteontvanger was uitbetaald. Dj collecte ten behoeve van de Maat schappij van Weldadigheid heeft f 9.10 opgebracht, waarvoor kwitantie en dank betuiging vsn het bestuur der Maatschappij ter tafel gebracht wordl. Hetdoor de „Ver en'ging De Ambachts school voor Alkmaar en Omstreken# toe gezonden verslag over 1898 zal aan de leden vn den Baad worden rondgezonden. Door Burgemeester en Wethouders wordt ru aangeboden het verslag van den toestand der gemeente over het dienstjaar 1898, het geen wegens te groote uitvoerigheid niet zal worden voorgelezen, maar bij de leden, dia diartoe hst verlangen te kennen geven, circuleeren. Al deze stukken worden voor kennisge ving aangenomen. Hierop wordt voorlazing ged ran van de posten op de begrooting van het jaar 1898, waarvoor te veel of te weinig ge raamd was. De Raad kenrt de concept besluiten tot af- en overschrijving van een totaal bedrag groot f 455.01, algemeen goed. Ook wordt het ontwerpbesluit goedgekeurd, tot brtaling van een som van f 284.80 uit den post van onvoorziene uitgaven v.n dat jaar. Vervolgens wordt aan de orde gestild het kir zen van een stembureau voor even- tueele stemming en herslemming bij de s. periodieke aftreding van de raadsle den, da heeren Stam, Bos en Borst. Tot leden werden benoemd de heeren Kriller, Van der Oord eu Strijbis (4de lid) met den hesr Wonder, Burgemeester, tot Voorzitter en de overige heeren tot plaats vervangers. Niets meer te behandelen zijnde, sluit de Voorz. hierna onder dankzegging voor aller opkomst eu medewerking de verga dering. De stieren van den heer Van Zij verdun te HAARLEMMEBMEEB eu de Erven Kaan te Wieringerwaard, die bij de keuringen gereageerd hebben op tuberculiue, zijn na slachting aan het abattoir te Amsterdam werkelijk bevonden lijdende te zijn aan tuberculose. Ea toen Yera geen antwoord gaf eu ver legen ter zijdr kevk, trad mevrouw Garnier heel dioht op haar toe „Om Godswil, Vera, seg mede waarheid. Gij weet niat hoe ik onder die onzekerheid lijdbet is,* ging zij voort, „een valsch medelijden wanoeer ge iets voor mij ver borgen houdt, hoort ge I* Zij was doodsbleek geworden, slechts op haar rechterwang was een roode vlek. Vera werd door een diep medelijden aan gegrepen, maar zij voelde dat zg na niet alles seggen moest. „Moeder,* antwoordde «ij, „de dokter heeft met mg gesprokern Hg verzekerde dat er absolnnt geen gevaar voorhanden is, maar dat Stephaa tooi, om radioaal te genezea, van klimaat veranderen moet. Zie mij niel zoo angs ig aan, gg kant mij gelooren. Ge wezl, ik zal in een dergelijke ernstige zaak niet liegen.* De moedor haalde verlicht adem. „Vera, ik ton bet niet overleven, ik ik zon tllendig ren gronde gaan; ach kind, dat dat mag God me niet aandoen, dat ksn bij mg niil aandoen.* Beslist zon ze ten groade gaan, dicht Vora. En o'sobooo se heel goed ge melde, dat Stepban bi) baar moeder boven alles ging en baar slechts eon klein stokje der moeder lijke liefde ten deel viJ, kon ze toch daar over niet boos op baar moeder worden. Zij zag hazr groot verdriet en leed met haar. Ei dm dacht se aan haar broer, van wien te scheiden ook voor baar het zwaarste zon sijo, dzt haar aon kannen treffen. „Moeder,* zeide ze zacht, „waarvoor sol len we ons het hzrte zwaar maken. Wanneer S ephan maar eerst in bet aaiden is, dan znlt ga zien, hoe hij zal groeien; dan wordt j hg weer geheel getond.' „God geve het,* antwoordde mevrouw Garnier en stond met moeite op. „Ik ga nog eens mar hem toe,* voegde ze er op gedempten toon aan toe, terwijl zij laDgzaam de kamer verliet. Toen Vera weer alleen was, nam haar gelaat een angstige uitdrukking aan. Zij s'ennde mot de eliabogen op de tafel en gaf zich aan haar gedachten over-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 5