Verlossing.
Zondag 18 JUNI 1899.
34ste Jaargang No. 3425.
INGEZONDEN.
lllll Ij III
TWEEDE BLAD.
Het vergaan van de wereld en
andere ijselijkheden.
J. Kuilman.
PLAATSELIJK 1MLUWS.
D e h r. P. Groot, candidaat,
Binnenlandsch Nieuws.
- I I
-
RAAIT.
(Niet geplaatste ingezonden stukken
worden nimmer teruggegeven
W are het niet zoo diep treurig, het zou bepaald
vermakelijk zijn eens nauwkeurig na te gaan, hoeveel
succes als de verkondigers van allerlei misselijke
meeningen en leerstellingen hebben, vooral "wanneer
die meeningen sterk afwijken van de gewone en boven»
al, wanneer die erg ijselijk en onbegrijpelijk zijn.
Veel ernstiger dan men oppervlakkig zou meenen
behoort men die zaken op te vatten, want, wat er ïd
deu tegenwoordigen tijd alzoo geschreven en verkon
digd wordt, is wel in staat om het contingent voor de
krankzinnigen gestichten in hooge mate te versterken.
Buiten een massa bekrompen, eenzijdige personen
wier hersens het opgedischte wel trachten op te nemen
maar niet kunnen verwerken, is het vooral de jeugd,
die zich de dingen sterker aantrekt dan men meent.
Dezer dagen voor een boekhandelswinkel staande,
om even te zien of er ook niiuws was, voegden zich
bij mij eenige meisjes en jongens van omstieeks 10-
tot 14-jarigen leeftijd en onmiddellijk viel het oog cd
het gesprek op een aldaat voor hangende reclameplaat
voor de werken van Camüle Flammarion, met het
bovenschrift „Het vergaan van de wereld."
Ofschoon met het oog op reclame niet onverdien
stelijk geteekend, met de vele angstige, wanhopige,
verwrongen gelaatstrekken, met eenige reusachiige
kijkers, bijna reikende tot aan de te verwachten komeet,
is het m. i. een misselijke plaat, in hooge mate in
staat op de jeugdige hersenen een ongelukkigen invloed
uit te oefenen.
De vorige, nu verwijderde plaat, met het onder
schrift „Het laatste menschenpaar, door den vinger
des doods aangeraakt, bedolven ouder het lijkkleed
van het eeuwige ijs", waarop, eenigszins gelijkende
op een in elkaar gerammelde fiets, de geraamten van
een elkander omarmend menschenpaar waren geteekend,
onder en tusschen spelonken van enkel ijs, was
alreeds voor vele bekrompen en jeugdige personen
minder pleizierig om te zien, maar de tegenwoordige
wint het in akeligheid en ijselijkheid ver en om de
zaak gaande te houden, zal men wel zorg dragen, dat
de volgende nog veel meer verschrikkingen ten toon
spreidt.
Om nu even terug te komen op de houding en
gesprekken van mijn jeugdige medekijkers voor den
boekwinkel, het volgende
De oudste jongen zei„een mooie schrijver, die
Flammarion." Hij had er dus vermoedelijk reeds kennis
mee gemaakt.
Een van de oudste meisjes zei, terwijl zij rilde
over het geheele lichaam: „hè, ik vind het akelig."
Een van de jongste meisjes trok haar kame
raadje bij den arm en zei; „kom, laten we maar weg
gaan", maar allen waren diep onder den indruk en
onmiddellijk vroolijkten de gezichten op toen ik zei
„Kinderen, daar moet jelui je niets van aantrekken,
't is maar een grapje van dien Flammarion om
geld te verdienen, evenals een ander een prentenboek
schrijft met fabeltjes."
Persoonlijk ken ik de werken van Elammarion
niet en ben dus niet in staat de wetenschappelijke
gronden van zijne moeningen en stellingen te beoor-
deelen en,evenmin weet ik iets van's mans geleerdheid
en studiën, maar ik veronderstel, met het oog op
de plaat, dat er thans een boekwerk is uitgegeven of
wordt aangekondigd, waarin het einde van de wereld,
zooals alreeds zoo dikwijls is geschied, binnen
korter of langer tijd wordt aangekondigd door het in
aanraking komen van onze aarde met een komeet.
Dezer dagen hoorde ik zelfs iemand zeggen,
sprekende over de plaat, dat Ealb reeds voor
jaren het vergaan xan de wereld had voorspeld
tegen 11 November 1899 en dat hij voor de
aardigheid den door Ealb bedoelden datum had aan-
geteekend, en ik weet ook, dat er personen zoo kin
derachtig zijn geweest in ernst de voorspelling van
Ealb te onthouden.
Bij mij staat het echter vast, dat op geheel onbe
kend gebied de voorspellingen van een idioot gelijk
kunnen worden gesteld met die vaneen schijngeleerde
of een brutale.
De groote geleerden en denkers zullen zich zonder
grond niet aan dergelijke voorspellingen wagen.
Overigens meen ik, dat, zonder voorspellingen te
doen op onbekend gebied, ook een leek zijne meeningen
mag zeggen.
FEUILLETON.
12.
Da verwachting van mevrouw Garnier
werd bewaarheid, want na verloop van een
cogenblik richtte neei zich straf op en zijn
tante in da oogen ziende, zeide hg „Ik
wil niets verhelen nu wij zoo openhartig met
elkander redeneeren. Ik zon Vera, daar ik
toch met die plannen naar Dnitschland ben
gekomeo, dadelijk wel willen trouwen als
ik niet het onderscheid in jaren geroeide
en niet vreesde, dat het meisje
mij een blanwtje zou laten loopen. Ik
ben een man die ving besluit en veel tijd
beb ik dsn ook niet meer te verliezen. Wat
Vera echter be reft, zij is het fijnste, teer
ste wezentje dat ik ooit heb gezien. Veel te
mooi voor zoo'n robunsten vent zooals ik.Maar
de verboden vrachten zijn het jaist die aan
lokken. Na, om dan kort te zijn, ik sta
in elk geval gereed om a te helpen—en zon
dat,wat ik niet dnrf bopen, toch mogelijk zijn,
dan zon mijn hulp als vanzelf spreken en
niet geweigerd kunnen worden.*
Hij baalde diep adem en zwoeg.
De bleeke, ingevallen wangon van mevrouw
Garnier hadden kleur gekregen, een onbe
schrijflijk gevoei van geluk bod haar
bemachtigd. Zij zag na al die jaren van
leed plotseling een nitweg, voor zich en de
kioderen een haldere toekomst. Zij moest
zich met geweld beheer scben om baar
vreogde niet te lalen merken.
„Lieve neef,* antwoordde zij op warmen
toon, „wat gij daar zegt, is mg meer aan
bet hart gegaan dan ik n «el zeggen kan.
Voor mij zon het een ontzaglijke vreugde
zijn; nw boswaien deel ik in 't gekeT
niet. Gij zijt op nw betten leeftijd, ge ziet
er tian jaar jonger nit dan ge aijt en schijnt
mij toe als voor het huwelijk geschapen. Juiat
voor Vera,wier opgewonden temperament licht
tot het onnatuurlijke neigt, wenachèe ik
een man ouder dan zg, die haar zou kun
nen leiden.
Een komeet is een ster met een staart en met dat
licht is Piet tevreden en verreweg de uieesten zullen
het vermoedelijk wel met Piet eens zijn
Mijne ineening over een komeet, eene meeniog die
ik reeds lang in mij omdraag en die ik meer dan
eens heb gezegd, is deze;
Een komeet heeft geen vaste kern, maar bestaat
slccht6 uit eene groote opeenhooping van gassen, reel
ijler en liehter dan onze dampkringslucht en welke
massa in de eindelooze ether ronddrijft, soms wel,
en misschien cok soms niet reden hebbende om zich
te verplaatsen.
Door samenstelling of vorm van de stof schijnt het
licht van de zon er doorheen en een metelooze
lichtbundel vertoont zich aan de van de zen gekeerde
zijde, evenals een scherp licht door een glazen lens
schijnt.'Meermalen in mijn leven heb ik een staartster
gezien, soms met het blootemaar ook met gewapend
oog, en die ik gezien heb, vertoonden zich precies
met de staart van de zon afgekeerd en mochten er
door geleerden som9 andere kometen zijn waargenomen,
niet met den staart van de zon afgekeerd, dan houd
ik mij overtuigd, dat een zoodanige komeet van
reusachtige afmeting is geweest en niet anders dan
met een zeer sterk gewapend oog zal zijn waargenomen,
en in dat geval misschien niet eens tot ons zonne*
stelsel behoorende haar licht ontvangen heeft van
een andere bron, dan van onze dagtoorts, en mocht
mijne meeniog juist zijn, dan spreekt het vanzelf,
dat door de metelooze lengte van dien lichtbundel,
tengevolge van de schijnbare verplaatsing van de zon,
de zoogenaamde staart ons eenigszins gebogen moet
toeschijnen.
Is mijne veronderstelling nu juist, dan
volgt hieruit van xelf, dat kometen voor
onze aarde al zeer weinig gevaar opleveren en bij
nadering of de minste aanraking door onze veel zwaar
dere dampkringslucht onmiddellijk zullen worden
afgestooten, zoodat vermoedelijk nauwelijks een storing
in onze atmosfeer zou zijn waar te nemen, vooral ook,
omdat, volgens mijne meening, onze aarde door een
veel dikkere luchtlaag is omgeven dan men algemeen
meent.
Nu bijna een halve eeuw geleden leerde onze on
derwijzer aan de lagere 6chool ons, dat onze aarde
omgeven was door een dampkring ran omstreeks 10
kilometer (mijlen waren' het toen) en de man had het
misschien zelf reeds 25 jaren vroeger zoo geleerd,
maar als knaap twijfelde ik al spoedig aan de waarheid
van dat cijfer, omdat sommige zeer hoog drijvende
wolken mij veel verder toeschenen.
Late is dat cijfer dan ook wat verhoogd en las ik
eens van 20- en nog later zelfs eenmaal va« omstreeks
40 kilometer, en dit cijfer bleef ik toen maar als
waarschijnlijk aannemen, tot ik voor eenige jaren tot
eene andere overtuiging ben gekomen.
Ik wandelde n. 1. voor eenige jaren, ik heb den
datum niet aangeteekend, maar ik meen van in
de eerste dagen van April 1892, des avonds om
streeks 9 uur bij prachtig weder langs den publie-
ken weg, toen zich opeens een prachtig cosinisch
verschijnsel vertoonde, dat de geheele omgeving
schitterend verlichtte.
Het toeval wilde, dat ik wandelende voort mijne
oogen ongeveer gericht had op het punt van den
hemel waar het verschijnsel intrad, zoodot ik de
opvolgende kleuren duidelijk waarnam, n 1.rood, wit,
groenwit, wit, rood en hut verdween dus met dezelfde
kleuren als liet intrad en het geheele verschijnsel
duurde hoogstens ongeveer 4 seconden.
Wandelende voort maakte ik toen 2 gevolgtrekkingen,
n 1. Ie dat de bol, met het oog op het zeer snelle
gloeien en afkoelen, niet zeer groot moet zijn geweest
en 2e dat berekend naar een dampkring van 40 kilo.
meter ongeveer, het verschijnsel in onze luchtlaag moest
zijn getreden ongeveer boven Enkhuizen en uitgetreden
was ongeveer boven Monnikendam of Marken.
Het verschijnsel, hoe prachtig ook, moet door
weinigen zijn waargenomen, want slechts een paar maal
heb ik er iets over gelezen en nog maar zeer weinig,
maar uit dat weinige bleek mij, dat hetzelfde verschijn
sel in Overijsel, West-Duitschland, in Noord-Brabant
en zelfs in België was waargenomen waardoor ik on
middellijk tot de overtuiging kwam, dat onze aarde
door een dampkring ongeven is van minstens hon
derden kilometers.
Wanneer een cosinisch verschijnsel als dit zich
vooraf aankondigde met punt vati intreding en al,
dan zouden de geleerden met al de hun ten dienste
staande middelen en werktuigen, het raadsel spoedig
kunnen oplossenmaar aangezien dit niet het geval
is, zullen we misschien nog wel zeer lang op de
oplossing moeten wachten.
Zoo zijn er nog tallooze zaken waarover het laatste
woord nog niet gesproken is en niet alleen op cos-
misch gebied.
Zien wij slechts wat al moeite, inspanning en ge
varen geleerde en wetenschappelijke mannen zich
getroosten om den iluier op te lichten en de Noord
pool te bemeesteren, in niet mindere mate is dit het
geval met de Zuidpool, waarop thans veler aandacht
is gevestigd, en het veel woester en onherbergzamer
antarctisch gebied, waarbij vergeleken het gebied van
de Noordpool bijna een wintertuin zou kunnen worden
genoemd, zal vermoedelijk wel nimmer geheel over
meesterd worden.
Wat in de vorige eeuw door den beroemden reiziger
Cook is gedaan en onderzocht, heeft langen tijd als
de onomstootelijke waarheid gegolden, tot latere rei
zigers. alsDumont 'd Urville, Wilkes, Ross en
anderen, weder tot geheel andere ontdekkingen en
gevolgtrekkingen kwamen, en zoozeer trekt dat on
bekende gebied thans de aandacht, dat bij verschil
lende Regeeringen aanvragen inkomen om daarheen
expeditiën te zenden.
Vermoedelijk terecht meenen de geleerden, dat de
omstandigheid, dat de zon eenige dagen, omstreeks
een week, meer Noorder declinatie heeft dan Zuider
d. w. z. dat de zomer op het Noordelijk halfrond
eeeige dagen langer duurt dan op het Zuidelijk
halfrond, niet alleen de oorzaak kan zijn van dit
groote verschil van klimaat en temperatuur, maar dat
er ook nog andere oorzaken moeten bestaan.
Sommigen, geen leeken, maar geleerden, meenen
zelfs de stelling te moetea lb'slaten, dat, zooals ons
altijd geleerd is, de aarde een ronde bol is, aan de polen
eenigszins afgeplat.
De meening, dat de aarde aan de Zuidpool een ge
heel anderen vorm moet hebben dan aan de Noord
pool, wint veld, en sommigen willen reeds aan de aar
de een vorm toekennen als dien van een tol, waarvan
de Zuidpool dan de punt zou moeten uitmaken.
Wanneer die meeuingen grond hebben, waar blijft
dan al het vastgestelde, waar de graadverdeeling
enz. enz.?
Zoo zien wij, dat er nog veel, zeer veel onopge
lost is en van dat onbekendt trachtten eenige op
succes en vooral op geld jachtmakende personen te
profiteeren, 'tgeen voor lieden met eeu rijke fantasie,
als b.v. Flammarion, niet zoo heel moeilyk is.
Het meest geheimzinnige en ijselijke mott dan
natuurlijk dienst doen.
Er kan m, i. niet genoeg op worden aangedrongen,
dat wetenschappelijke expeditiën worden uitgezonden
om op eenige punten alvast nader bij de waarheid
te komen en andere punten voor goed vast testellen.
Hoe meer waarheid, hoe minder geheimzinnigheid,
al moeten dergelijke expeditiën pok met belangrijke
financiëele opofferingen gepaard gaan; maar er kan
m. i- ook niet genoeg op worden aangedrongen, dat
reclame-verfooningen als de platen voor de werken
van FluiumarioD, worden geweerd, al zijn ook hieraan
eenige financiëele bezwaren verbonden.
Nieuwe Niedorp,
Garnier s'ocd op.
„Mijn tijd gebiedt mij te vertrekken en
tevens zon ik bet lieve kind na dit ernstig
gesprek niet gaarne ontmoeten, want trots
mijn jaren en ondervinding vrees ik als
een schooljongen, voor haar te zallan staan.
Laat ons maar op de toekomst bopen en
na, adieu, groet de kinderen. Zoodra mijn
moeder weder gezond is, komen we beiden.'
Toen mevrouw Garnier alleen was, drong
een vloed van gedachten zich aan haar op.
„O God, mijn God,* ftaisterde zij, „sta me
bij en regel alles ten goede Wanneer Vtra nu
eens niet wilde en de neef, afgesobrikf, ergen»
anders zijn heil zooht Dan was de heele
droom een zeepbel geweest en de nood en
de ellende zonden opnieuw aanbreken. Want
het was een feit, dat men op zijn
voortdurende hulp niet zou kunnen rekenen,
wanneer hg een ander huwelijk aanging.
Neen, Vera mocht niet weigeren, waar haar
eigeD toekomst op zoo schitterende wijze
verzekerd wetd, waar zij voor Stepban
en haar moeder zou kunnen rorgen, waar
«ij aan allen s'echts vroolijkbeid en onbe
zorgdheid zon kunnen verschuilen. Zg dsoht
aan vronw Horst en haar zooo en een on
behaaglijk gevoel sloop haar hart biuneo.
Zg had zloh instinotmaiig tegen een ver-
trouwelijk verkeer met die familie verzet. Zij
lachte mat. Waartoe maakte zij zieb on
nutte zorgen Dat was immers g.heel
buitengeslo'en? Br was niets, dat Vera tegea
een huwelijk met neef zou kunnen iubrengen.
Ben man met een sympathiek uiterlijk, ver
standig, rijk, en daateoboven nog een Gar-
nier. Zij schilderde zich het leven op het
land ai en een heerlgk rus ig gevoel be
machtigde haar. Zij had er nooit aan dnr-
v -n detken, dat de dingen zulk een wending
zonden nemen. Voer Vera, als de pereooo
die deze weelde zou brengen, had ze een
groot respect. Zg had er eigenlijk nooit
erg in gehad, dat bet kind tioh zou bekoor
lijk had ontwikkeld. Ja, Vera had iets ei
genaardigs, dat een man boeien moest- Bn
wanneer de neef zoo verliefd was, dat het
zien van Vera bem retds de eerste maal iu
vonr en vlam zette, dan zon hei spel al
heel gemakkelgk Ie winnen zgn. Went ver-
Schagen, 17 Juni 1899.
»lhier, herft een beroep ontvangen bij de
Ned. Herv. Gemeente te Aartswoud.
D onderdag j. 1. vergaderde
in het Noodhollandsch Koffiehui» van den
h»er D. v Twuiver alhier dtofd. „Noord-
Holland.'1 van de Veieen. Het Neder-
landsch Paarden-Stamboek.
De voorz., de hr. J. B r e e b a a r t Ez.,
opende de verg., heette allen hartelijk
welkom, en verzocht den srcretaris de no-
'uien te lezen. Na de lezing der notulen
door den heer W. Te engs volgde goed
keuring.
Voorz. doet mcdedeeling, dat aangaande
het aangenomen punt van de vorige verg.,
dat giove afwijkingen in bonw, stand en
gang ook ouder de bepalingen van afkeu
ring zonden worden opgenomen, van Ged.
St. een schrijven was ingekomen, om een uit
voeriger definitie daarvan te geven. In deze
zaak was het oordeel van kapitein Punt
gevraagd, die verklaard had, dat geen na-
dete omschrijving kon worden gegeven, en
ook op een vergadering over de paarden-
fokktrij, die voorz. dezer digen te 's-Gra-
liefde mannen, dat wns een afgezaagde,onde
waarheid, zijn om de vingers ie winden
Men zon nit desa nederige omstandigheden
opgeheven worden en mevrouw Garnier
werd weer wat ze vroeger was geweest, men
ton haar weer alom respeoteeren. Maar bo
ven dat alles stond voor haar Stapban's geluk.
Een licht geroisch deed haar oit haar ge
peins opschrikken. Vera trad wtder de
kamer bionert.
„No,* zeide mevrouw Garnier in zenuw
achtige haast, „hoe is hjj je bevallen P*
Het jottge meisje antwoordde niet d»d -
lijk, soodat haar moeder reeds ongeduldig
werd- Eindelgk zeide zij: „Hij heeft mij te
veel over zijn geld gesprokeD, dat was niet
naar mgn ziD, als ik oprecht moet zjjD."
„Maar Vera, hoe kan je zoo onrech vaar
dig oordealeo. Wanneer oen bloedverwant,
dien men bijna een meoschenleeftijd niet
heeft geiieo, zoo openhartig en har eiijk
ons tegemoet komt, 't is eenvoudig buiten
gewoon."
„Ja ja, en toch," antwoordde Vera
hardnekkig.
Haar moeder wierp haar een soberpen blik
toe.
„Het is kortzichtig." reide zg driftig, „na
reeds een beslist oordeel te willen veilen.*
Vera zag haar verwonderd aan.
„Mot-dor, wie doet dat? Ik beb met geen
woord te kenno-n gegeven, dat hjj mg tegen
staa'. Integendeel, bij schijnt me een ener
giek, besiist menscb te zijn, die sleohts door
de omstandigheden waarin bet geld hem
heeft geplaatst, iets parfenu-achügs heeft. Dat
is, zooals u weet, niet naar mijn smaak. Eo
dat kan ik hensob niet belp.n."
„In onze positie," zeide mevrouw Garnier
lang mam en met nadruk, „zon hel zeer
onverstandig zgn en slecht aon ik bgna zeg
gen, wanneer gg deze opmsrkiDgeo tegenover
hem liet merkeD."
Het meisje wierp trolsch het hoofd in den
ntk-
„Wij zijn er tot dosverre nog steeds
zonder iemands bulp gtkomen moeder, en
het is aeker niet uoodig, dit we ter wille van
eene toekomstige erfenis den huiohelaar
spelen,"
ve ihige had bijgewoond, hadden allen
verklaard, dat daaromtrent geen nadere
definitie te geven was. Io dieB geest was
ook san Ged. St. geschreven en voorz. z g
met belangstelling het antwoord ran dat
college tegemoet. Voorz. spr.ik ook nog de
hoop uit, dat de geheele paardenfokkerij
spoedig aan een rijksreglement zon worden
onderworpen, zoodat Ged. St, ia de ver
schillende kwesties niets meer hadden te
vertellen. Spr. meende ook de veronder
stelling te mogen uiten, dat Ged. St. nitt
voor het verzoek zouden zijn.
Verder doet voorzitter mededeeling, dat
d6 heer ktpi ein P n n t bedankt had als
jury-lid en als lid van de keuringscom
missie voor het stamboek, daar deze functies
den heer Punt wegens militaire plichten on
mogelijk waren geworden. In zijn plaats
was benoemd de heer Witte, lniteuant
bij de veldartillerie.
De rekening en verantwoording, zoo
wel als de rekening van de provinciale
subsidie, werden goedgekeurd.
Tot afgevaardigden naar de algemee-
ne vergadeting te Botterdam werdeu geko
zen de heeren H. Waiboer (Noorder-
deel), H. de Goede (Middendeel) en
B. Biesheuvel (Zoiderdeel).
Vervolgens was ain de orde de benoe
ming van 3 bestuursleden. Afiredenden
waren de hetren P. B J. F e r f (zoiderdeel),
K. del Court van Krimpen (tnid-
deel) en J b. Z ij p Hz. (noorderdeel), die
in hunne functiën werdet herbenoemd.
Bij de algemeens rondvraag vroeg de
heer H. de Goede, of er niet eens een
stamboekk' uring van merriëc te Punterend
zou kunnen plaats hebben. Da heugsten-
vereeniging Beemster, Purmereud en Otn-
strekeu houdt 11 Augustus een k-uring
vao merriën en veulen» afzonderlijk; dat
zou spr. een geschikten dag oordeeien.
Voorzitter meeut, dat daar niets tegen
is, en vraagt den heer De Goede, nsder
te willen berichten, wanneer de keuring
gewenscht mocht zijn.
De heer De Goede wijst nog op het
feit, dat te Amsterdam, vooral door de
leden uit het Zuiderdeel, er op is aange
drongen, steeds le Amsterdam de vergade
ringen te honden. Het bestuur heeft zich
daar op bekende gronden tegen verzet,
maar daar er io Alkmaar steeds zoo weinig
leden op de vergadering komen, zon spr.
in overweging willen geven, de vergadering
eens te Pnruierend te honden. Misschieu
kreeg men daardoor meer ledeu en de
plaats is voor het Zuiderdeel even gemak
kelijk te bereiken.
Ook hiertegen, meende Voorzitter, zal
geen bezwaar b staan, te meer d.ar Alk
maar steeds z>o weinig bezoek
geeft. Purmerend wordt daarna als de plaats
voor de volgende vergidering aangewezen.
De heer J b, Z ij p Hz. wil er even de
aandacht op vestigen, d >t, mocht het voor
stel om steeds te Amsterdm te vergade-
red, na deze vergaderit g nog worden inge
diend, 't voorstel te Parmerend niet meer
ia behandeling aal kunnen komen.
Voorz.leest uit het reglement voor, dat het
voorstel Purmerend kan wordeu inge
diend en te Amsterdam kan worden be
handeld.
Mtivronw Garnier richtte zich straf op,
„Ik wist niet, dat ooze posi'ie zoo roos
kleurig was. Ook heb ik aan een toekom
stige erfenis niet gedacht. Want de man
is nog in da beste jtren zijns levens en
ziet er niet naar nit, alsof hij terwille van
een arme bloedverwante vroegtjjdig dood zal
gaan.*
Vera vielen deze woorden zwaar op het
hart- Zg d-cht plotseling aan hei gesprek
met den dokter.
„Ik heb tot dasverre nog Dooit van a
verlangd,* ging mevrouw Garnier voort, „dal
ge achting huichelen zult. Een weinig trots
heb ook ik nog, maar toen hg, terwijl gg
weg waart, mg zgn balp aanbood, heb ik
aaa S ephan gedacht eu, wanneer ge mg dit
niet ten kwade duidt, ook een weinig aan
jou, die je jeugd «onder vreagde doorbrengt,
s.eeds in zorgen over een bate broods voor
den volgenden dag. Ik zie gaen redm.tegan
iemand onvriendelijk te zijn die ons met goed
heid en liefde tegemoet is gekomen. Ik ben
in mgn opvatting wellicht wat onderwe'sob,
maar mij heeft hel leven zooveel smart
en ontgoochelingen gebracht, dat het mg
onmogelijk wordt om logisch te denken. Gg
moogt dus met mija ouderdom en toestand
wel een weinig rekening honden.*
Vera was zeer ge'roden Mivrouw Gatnierg
stem klonk zoo moede en de nitdrnkkiog
van haar gelaat bad ontegenzeggeigk iets
bedrukta en treurigs.
„Moeder,* antwoordje Vera, „mijn jeugd
scheen rag slechts bitter wannier ik bsc u
en S ephan daobtwant ze heeft mg tcch
ook oalegimzeggelgk vsel sohoons gebracht,
zoodat ik gaarne en gemakkelgk and re
genoeg>ns missen kon.
„Maar ge hebt gelijk, wanneer ge mij eeo
verwijt hebt gedaan en wellicht is het,
om 8 epbans wille, een gasohenk van God
te noemen, dat neef nu juist is teruggekeerd
want Stepban,* voegde ze er na een
kleino pauze aan toe, „moet beslist naar
bet zuiden.'
Mevrouw Garnierg oogen openden zich
wgd.
„Hoe komt ge daar zoo plotseling aan
vroeg ze wan!rouwend-
Niets meer te behandelen zijnde, dankt
de voorz. voor de flinke opkomst en drakt
den leden op het hart, om, mocht het voor
ste) worden ingediend om steeds te Am
sterdam te vergaderen, vanuit het noorder
en middendeel flink op te komen, daar het
toch in het belang dier beide deelen is,
dat niet steeds te A. wordt vergaderd.
Hierna sluiting. 28 leden waren aanwezig.
Vergadering van den
Baad der gemeente Oude Niedorp, ge
houden op Donderdag 15 Juoi 1899, des
namiddags ten 2 are.
Tegenwoordig alle leden. Voorz. de
Burgemeester, de heer A. Wonder Pz.
Na de gewone opening en notulenkzing
en goedkeuring, worden gelezen twee
missives van den heer Bijksontvanger te
Nieuwe Niedorp, houdende de mededeeling,
dat respectievelijk op S Mei en 1 Juni
j.1. f 140.075 en f 115.92 aan dan ge
meenteontvanger was uitbetaald.
Dj collecte ten behoeve van de Maat
schappij van Weldadigheid heeft f 9.10
opgebracht, waarvoor kwitantie en dank
betuiging vsn het bestuur der Maatschappij
ter tafel gebracht wordl.
Hetdoor de „Ver en'ging De Ambachts
school voor Alkmaar en Omstreken# toe
gezonden verslag over 1898 zal aan de
leden vn den Baad worden rondgezonden.
Door Burgemeester en Wethouders wordt
ru aangeboden het verslag van den toestand
der gemeente over het dienstjaar 1898, het
geen wegens te groote uitvoerigheid niet
zal worden voorgelezen, maar bij de leden,
dia diartoe hst verlangen te kennen geven,
circuleeren.
Al deze stukken worden voor kennisge
ving aangenomen.
Hierop wordt voorlazing ged ran van de
posten op de begrooting van het jaar
1898, waarvoor te veel of te weinig ge
raamd was. De Raad kenrt de concept
besluiten tot af- en overschrijving van een
totaal bedrag groot f 455.01, algemeen
goed. Ook wordt het ontwerpbesluit
goedgekeurd, tot brtaling van een som
van f 284.80 uit den post van onvoorziene
uitgaven v.n dat jaar.
Vervolgens wordt aan de orde gestild
het kir zen van een stembureau voor even-
tueele stemming en herslemming bij de
s. periodieke aftreding van de raadsle
den, da heeren Stam, Bos en Borst.
Tot leden werden benoemd de heeren
Kriller, Van der Oord eu Strijbis (4de lid)
met den hesr Wonder, Burgemeester, tot
Voorzitter en de overige heeren tot plaats
vervangers.
Niets meer te behandelen zijnde, sluit
de Voorz. hierna onder dankzegging voor
aller opkomst eu medewerking de verga
dering.
De stieren van den heer
Van Zij verdun te HAARLEMMEBMEEB
eu de Erven Kaan te Wieringerwaard,
die bij de keuringen gereageerd hebben op
tuberculiue, zijn na slachting aan het
abattoir te Amsterdam werkelijk bevonden
lijdende te zijn aan tuberculose.
Ea toen Yera geen antwoord gaf eu ver
legen ter zijdr kevk, trad mevrouw Garnier
heel dioht op haar toe
„Om Godswil, Vera, seg mede waarheid.
Gij weet niat hoe ik onder die onzekerheid
lijdbet is,* ging zij voort, „een valsch
medelijden wanoeer ge iets voor mij ver
borgen houdt, hoort ge I*
Zij was doodsbleek geworden, slechts op
haar rechterwang was een roode vlek.
Vera werd door een diep medelijden aan
gegrepen, maar zij voelde dat zg na niet alles
seggen moest.
„Moeder,* antwoordde «ij, „de dokter
heeft met mg gesprokern Hg verzekerde dat
er absolnnt geen gevaar voorhanden is, maar
dat Stephaa tooi, om radioaal te genezea,
van klimaat veranderen moet. Zie mij niel
zoo angs ig aan, gg kant mij gelooren. Ge
wezl, ik zal in een dergelijke ernstige zaak
niet liegen.*
De moedor haalde verlicht adem.
„Vera, ik ton bet niet overleven, ik
ik zon tllendig ren gronde gaan; ach kind,
dat dat mag God me niet aandoen, dat
ksn bij mg niil aandoen.*
Beslist zon ze ten groade gaan, dicht Vora.
En o'sobooo se heel goed ge melde, dat
Stepban bi) baar moeder boven alles ging en
baar slechts eon klein stokje der moeder
lijke liefde ten deel viJ, kon ze toch daar
over niet boos op baar moeder worden. Zij
zag hazr groot verdriet en leed met haar.
Ei dm dacht se aan haar broer, van wien te
scheiden ook voor baar het zwaarste zon
sijo, dzt haar aon kannen treffen.
„Moeder,* zeide ze zacht, „waarvoor sol
len we ons het hzrte zwaar maken. Wanneer
S ephan maar eerst in bet aaiden is, dan
znlt ga zien, hoe hij zal groeien; dan wordt
j hg weer geheel getond.'
„God geve het,* antwoordde mevrouw
Garnier en stond met moeite op. „Ik ga
nog eens mar hem toe,* voegde ze er op
gedempten toon aan toe, terwijl zij laDgzaam
de kamer verliet.
Toen Vera weer alleen was, nam haar
gelaat een angstige uitdrukking aan. Zij
s'ennde mot de eliabogen op de tafel en
gaf zich aan haar gedachten over-