Zondag 25 Juni 1899.
iM Militair
43ste Jaargang No. 3427.
KENNISGEVING,
Kennisgeving.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
BUSTE BLAD.
GEfffEEfyTERAAD.
Kennisgeving.
Folitiet üverziclit der leel.
SCHAKER
Alititci liiin-/
COURANT.
Alïerteiiie- k LuHiivIlil
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
UwÏKTffi™ ö- dYBlj inzeuding tot 's morgens 9 ure, worden
ln eerstuitkomend nummer geplaatst
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. geplaatSt'
Sturean: «CHlGSil, Laan, D 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
Medewerker J. ff 1.\KEL.
Gemeente Schaden.
Bekendmaking;: v n.
POLITIE.
Ter Secretarie dezer gemeeate kunnen inlichtingen
worden verkregen omtrent een opgevangen LA.M (ram
Burgemeester en Wethouders van Schagen
Gezien artt. 94 eu 95 der Algemeene Politieveror
dening voor die gemeente
Brengen ter algemeene kennis, dat, in het belang
der openbare gezondheid, alle verzamelingen van afval,
vuilnis, mest of dergelijke stoffen, zich op de erven
of andere plaatsen in de kom der gemeente bevindende,
moeten zijn opgeruimd vóór 1 Juli e. k.
Op behoorlijk afgedekte mestvaalten, zich bevindende
op erven bij boerderijen, is deze bepaling niet van
toepassing.
Nalatigheid met betrekking tot het bovenstaande
is strafbaar met eene geldboete tan ten hoogste
f 25.ot hechtenis van ten hoogste 6 dagen,
hagen, den 26 Mei 1899.
Burgemeester en Wethouders van Schagen,
S. BEKMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
VERKIEZING
VOOR DEN
De Burgemeester der gemeente Schagen brengt
hiermede ter openbare kennis,
dat op D i n s d a g den27en Juni aanstaande
zal plaats hebben de verkiezing van 4 leden voor den
Gemeenteraad van Schagen dat op dien dag, van des
voormiddags negen tot des namiddags vier uren,
bij hem kannen worden ingeleverd
als bedoeld in artikel 51 der Kieswet en artikel 10
der Gemeentewet.
Deze opgaven moeten inhouden den naam, de
voorletters en de woonplaats van den candidaat en
onderteekend zijn door ten minste negen kie
zers, bevoegd tot deelneming aan deze verkiezing.
De inlevering dezer opgaven moet geschieden per
soonlijk door één of meer der personen, die de op
gave hebhen onderteekend. De candidaat kan daarïiij
tegenwoordig zijn, Van de inlevering wordt een
bewijs van ontvangst afgegeven.
Formulieren voor de opgaven bovenvermeld zijn
ter Secretarie dezer Gemeente kosteloos verkrijgbaar
vanaf heden tot en met den dag der verkiezing.
De Burgemeester brengt hierbij in herinnering art.
151 der Kieswet, luidende als volgt;
Hij, die eene opgave als bedoeld in artikel 51
inlevert, wetende dat zij is voorzien van handteeke-
uingen van personen, die niet bevoegd zijn tot
deelneming aan de verkiezing, waarvoor de inlevering
geschiedt, terwijl zonder die handteekeuingen geen
voldoend aantal voor een wettige opgave zou
overblyven, wordt gestraft met gevangenisstraf van
ten hoogste drie maanden of eene geldboete van ten
hoogste honderd twintig gulden.
Met gelijke straf wordt gestraft hij, die wetende
dat hij niet bevoegd is tot deelneming aan de ver
kiezing, eene voor die verkiezing ter inlevering be
stemde opgave, bedoeld bij artikel 51, heeft ondertee
kend.
Schagen, den 2 Juni 1899.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
Prijs per jaar f 3.Franco per post t 8.60,
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Ter voorkoming van teleurstelling wordt het
navolgende onder de aandacht van belanghebbenden
gebracht:
in elke gemeente, waar infanterie of vesting-artil
lerie garnizoen houdt, wordt gelegenheid gegeven tot
kosteloos ontvangen van voorbereidend militair
onderricht, indien daar tenminste 10 jongelieden
tusscheu den leeftijd van 16 en 24 jaren de lessen
wenschen te volgen;
in elke andere gemeente wordt die gelegenheid
insgelijks opengesteld, wanneer daar tenminste 20
jongelieden van den vermelden leeftijd aan de oefeningen
wenschen deel te nemen; het onderricht beoogt in
het algemeen versterking der volksweerbaarheid en
wordt gegeven van ongeveer halfOctober tot 1 Maart,
wekelijks gedurende ten minste 3 uren
allen, zoowel adspiranten voor het reservekader als
andere jongelieden, die in den aanstaanden winter
aan dit onderricht wenschen deel te nemen moeten
zich vóór 1 Juli hebben aangemeld, en wel in de
bovenbedoelde garnizoensplaatsen ten bureele van
der. commandeerenden officier der infanterie of der
vesting-artillerie, in de andere gemeenten hij den
burgemeester; zij, die gedurende twee achtereenvolgende
winters met goeden uitslag aan het onderricht deel
genomen en voor de militie geloot hebben, ontvangen
een getuigschrift model W, dat uitzicht geeft o.a. om
als milicien te worden ingelijfd bij het koips en in
Let garnizoen hunner keuze.
Uit dit laatste volgt dat iotelingcn der lichting
1900 het bedoelde getuigschrift kunnen
indien zij in Februari jl. het bewijs; fan
tot de lessen van het tweede oefeningsjaar g
en dat iotelingcn van de lichting 1901 daai o
goeden uitslag moeten hebben deelgenomen aan
onderricht en in den aanstaanden winter eu tn e
winter van 1900 op 1901. i„..»n
Het bezit van het bewijs van toelating tot de less
van het tweede oefeningsjnar ontheft n i e t van
verplichting om zich, als hierbovenbedocld, aan
melden vóór 1 Juli a.s.
De Burgemeester van Schagen,
6 S. BERMAN.
~*i JhTadspirantèn voor het reservekader om bet
getuigschrift model F te verwerven, dat gevorderd
tnrdt om tot een verbintenis voor het kader te
puimen wolden toegelaten.
De Burgemeester van Schagen, daartoe de noodige
aanschrijving ontvangen hebbende, brengt ter algemeene
kennis, dat tot den werkelijken dienst worden opgeroepen
onderstaande verlofgangers der lichtingen 1895, 1896
en 1897, te weten
Starke Menso Pieler
Wit de Gerrit
Ossen Cornelis
Weeiand Maarten
Bakker Pieter
Mijts Pieter
Broekhuizen Pieter
Graaf de Pieter
Keet Theodorus An-
dreas Joseph
Sentveid Jan
Smit Cornelis
Vries de Abraham
beiioorende tot het
Reg Grenad.en Jag.
(garniz 'a-Gravenh.)
behoorende tot het
tegen 3
Juli a s
le Regim.Infanterie
j tegen 3
(garnizoen Helder i
behoorende tot het
Korps Torpedisten
(garnizoen Helder)!
tegen 4
Juli a. s.
behoorende tot het I
4e regiment Vesting tegen 24
Artillerie(garnizoen Juli a. s.
Helder)
Welke verlofgangers op genoemde datums bij hunne
korpsen present zullen moeten zijn voor des namid
dags 4 ure.
16 Jnni 1899.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
Burgemeester en Wethouders van Schagen brengen
ter kennis van belanghebbenden, dat, ingevolge de
door den Raad dier gemeente vastgestelde regeling,
betrekkelijk het onderzoek naar de broeiing van hooi,
enz.
1. De gemeente is verdeeld in eene Noordelijkeen
eene Zuidelijke Ilooistekerswijk, en de scheidingslijn
tusschen die wijken wordt geacht te zijn getrokken
vanaf de brug aan de Lange Snevert, door de Hoep,
over de Markt naar en door de Heerenstraat, langs
de Loet, den Menisweg en het pad, loopende langs
het Schagerwiel en daarna langs den dijk, liggende
aan den Zuidkant van den Polder Bnrghorn tot aan
de gemeente Sint Maarten.
2. dat voor het loopende jaar tot Hooistekers zijn
benoemd:
voor de Noordelijke wijk: Willem Bleeker
(Noord, wijk A no. 41) en Klaas Go vers (Loet,
wijk E no. 64b)
voor de Zuidelijke wijk: Christiaan Speets
(Laan, wijk D no. 25) en T h ij s Bij post (Laan,
wyk D no. 53).
3. dat, ingevolge het bepaalde bij de politiever
ordening voor deze gemeente, ieder houder van hooi
en stroo, die daarin gevaar voor brand door broeiing
ontdekt, verplicht is, daarvan onverwijld kennis te
geven aan den Burgem. en een der Hooistekers in de
wijk, waarin hij woonachtig is,zullende de Hooistekers
bovendien ten allen tijde tot het onderzoeken van het
hooi en stroo moeten worden toegelaten.
4. dat niet naleving der sub 3 vermelde bepaling
strafbaar is gesteld met eene boete van ten
f 25.
Schagen, 20 Juni 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders van Schagen
Gelet op art. 11 van het Koninklijk Besluit van
21 Maart 1828 (Staatsblad No. 6) en art. 10 en 11
der wet van 11 April 1827 (Staatsblad No. 17)
Brengen ter kennis van belanghebbenden:
1. dat de alphabetische naamlijst van alle de
binnen deze gemeente voor de schutterij ingeschrevenen
voor de lichting 1899, vanaf heden tot en met den
29 Jnni a. ster secretarie ter inzage is gelegd;
2. dat de loting zal plaats hebben ten Raadhuize
op Vrijdag 30 Juni a. s., des voormiddagsten 10 ure.
Schagen, 22 Juni 1899.
Burgemeester en Wethouders vau Schagen,
S. BERMAN.
De Secretaris.
DENIJS.
De storm is voor een oogenhlik bedaard. De
adressenregen, welke op de Tweede Kamer is^ neer
gekomen, heeft, nadat nagenoeg elke parochie aan
gene zijde der rivieren daaraan haar contingent had
geleverd, opgehouden. Roerend luidde de inhoud De
vrijheid belaagd, de godsdienst in gsvaar. alle kinderen
boven de twaalf jaar ten prooi der heidensche ontucht,
zich beginnende te uiten in de door De Standaard
reeds bij voorbaat geconstateerde „handtastelijkheden
Den laatsten windstoot hebben wij gevoeld, komende
uit de afdeelingen der Tweede Kamer, die zich naar
aanleiding van het gewijzigd wetsontwerp op den
leerplicht, op nieuw geroepen heeft gevoeld dit in de
afdeelingen te onderzoeken.
Natuurlijk had de met zooveel kunst eo vliegwerk
opgezette beweging tegen het beginsel der oppositie
een hart onder den riem gestoken en gelegenheid
gegoven tot het uiten van vele woorden.
Door sommige leden lezen wij in het voorloopig
verslag naar aanleiding van de nieuwe overwegingen
in de afdeelingen werd de aandacht der Regeering
gevestigd op het groote aantal adressen, die ten
aanzien van dit ontwerp aan de Kamer worden
gezondeD. Uit die adressen blijkt niet enkel, hoe
de belangstelling in het onderwerp is, maar ook dat
hij zeer velen ernstige bezwaren tegen de ingediende
regeling bestaan. Deze adressen zijn van te meer
beteekenis, omdat de meeste zijn uitgegaan van
besturen, die zich sedert vele jaren met bet onderwijs
hebben beziggehouden, terwijl onder de onderteekeaaars
zich ook velen bevinden, die eene academische
Opleiding ontvingen. Met name werd gewezen op de
adressen van de Congregatie der fraters te Tilburg,
welke aan meer dan 9000 kinderen onderwijs geelt;
van de St. Vilicentins-vereeniging te Amsterdam van
den schoolraad voor de scholen met den Bijbelvan
de Vereeuiging voor lager onderwijs op gereformeerden
grondslag te Amsterdam. Men wenschte aan de
Regeering gevraagd te zien, of bet raadzaam is eene
wettelijke regeling, waartegen een groot deel der
bevolking blijkt ernstig bezwaar te hebben, met eene
meerderheid van enkele stemmen door te drijven.
Eene op die wijze aangenomen wet zou, naar men
meende, zedelijke kracht missen en niet alleen ot
herleving van den schoolstrijd, maar ook tot lijdelijk
verzet aanleiding geven.
„Andere leden hechtten aan de ingekomen adressen
geen groote beteekenis, omdat zij, naar het hun
voorkwam, geenszins uiting eencr spontane volksbe
weging zijn. Het zou, meende men, weinig moeite
kosten eene even omvangrijke adresbeweging ten
gunste van het ontwerp uit te lokken, maar men
achtte dit onnoodig, waar in de laatste 30 jarenin
talrijke adressen, uitgegaan van werklieden, op
invoering van leerplicht werd aangedrongen. Ook
wees meu op het adres van den Bond van Nederlandsche
onderwijzers, waarbij uit naam van niet minder dan
5600 onderwijzers aanneming van het wetsontwerp
wordt gevraagd."
Dit laatste is nu volkomen waar, maar toch
zou het wij verkondigden die meeniug reeds in ons
artikel „Is er genoeg gedaan zijn nut gehad
kannen hebben, wanneer een nog een omvangrijker
adresbeweging had aangetoond, dat de wet wel degelijk
zedelijke kracht zal hebben, waar de groote meerder
heid der bevolking haar verlangt.
De mannen van het „lijdelijk verzet", zij, die
brutaalweg het niet gehoorzamen aan de wet als een
verdienstelijk werk hebben aanbevolen, zouden daar
van dan maar de gevolgen moeten ondervinden. Wat
in de laatste dertig jaren door de werklieden in deze
is gedaan in den regel door het Nederlandsch
Werkliedenverbond was niet genoeg. I)e mannen,
die in de 'Aveede Kamer voor leerplicht pai staan,
hadden bovendien niet alleen moeten kunnen wijzen
op hetgeen de werklieden en de openbare onderwijzers
over de zaak dachten, maar ook op de meening van
predikanten, landlieden, ambtenaren, neringdoenden
en wie verder mede helpen de gemeenschap te vormen.
Dit ware beter geweest.
Het spreekt van zelf, dat bij de behandeling van
titel II van het wetsontwerp, die een nieuwe quaestie,
het herhalingsonderwijs, in het geding bracht, het een
en ander is gezegd.
Bij de algemeene beschouwingen vinden wij dezelfde
argumenten daartegen terug, die wij in Tijd en Stan
daard, Maasbode en Hollander konden lezen.
Zelfs geheele zinsneden uit De Standaard komen in
het voorloopig verslag voor, ook Dr. Knjipers gelief
koosde uitdrukking „handtastelijkheden", waaromtrent
hij door een bekendheid met groote steden het een
en ander weet te vertellen.
Wij lezen dus niets nieuws en ten slotte vernemen
wij weer het oude dreigement, dat niet weiuigen zich
liever een veroordeeling tot boete of hechtenis zullen
getroosten, dan hun kinderen aan de geschetste gevaren
bloot te stellen.
„Sommige ieden" en dit is van beteekenis
„zouden zoodanig lijdelijk verzet niet kunnen afkeuren,
aangezien men naar hunne meening een zoo onreeht-
vaardigen wettelijken dwang geene gehoorzaamheid
verschuldigd is,"
Natuurlijk gaven de voorstanders van het herhalings
onderwijs menig voorbeeld uit-de praktijk van het
bestaande herhalingsonderwijs, waaruit bleek, dat die
onzedelijke handelingen eigenlijk maar een zeer ge
zocht argument waren om op het gemoed der domme
meDigte te werken.
Dit is zeker, in groote steden bestaat onzedelijkheid,
maar met of zonder herhalingsonderwijs zal zij toch
blijven bestaan en waar aankomende jongens en
meisjes nu toch reeds des avonds op straat zwerven,
zal er alsdan meer kans zijn voor de door Dr.
Knvper geconstateerde „handtastelijkheden", dan wan
neer die kinderen des avonds schoolgaan en daardoor
aan orde en tucht gewennen
„Het wekte", lezen we verder in het verslag,
„overigens bevreemding, dat de vrees voor onzedelijk
heid juist geuit werd door leden uit streken, waar de
kinderen het meest onder kerkelijken invloed staan
Het is geen bewijs van zedelijke gezondheid, zoo
bevreesd te zijn voor het gevaar, dat het samengaan
van joogens en meisjes zou kunnen opleveren."
Ook hierop hebben wij reeds gewezen, toen wij
opkwamen tegen de vreeseiijke beschuldiging van een
dorpspastoor, dat, wanneer jongens en meisjes boven
de twaalf jaren des avonds ten platten lande de
herhalingsschool zouden bezoeken, zij zich zouden
overleveren aan „heidensche ontucht".
Over de techniek vau sommige artikelen is natuurlijk
ook nog wel een woordje gezegd, maar daarover zal
de wet niet vallen; kan men haar verbeteren, des te
beter.
De tegenstanders van* de wet op den leerplicht
hebben in de afdeelingen dus niets nieuws te berde
gebrachtzij hadden in hun adressen al hun kruit
verschoten.
Toch hebben die adressen, vooral door hun hand-
tastelykheidsargumeuten, hier en daar hun werking
niet gemist en velen zich de vraag doen stellen, of
het niet beter zou ziju, dat de minister Borgesius
het herhalingsonderwijs liet vallen, dan de verant
woording te dragen van de gevolgen, welke de
invoering na zieh zoude kunnen sleepen. Wij hebben
hier niet het oog op de „heidensche ontucht", maar
wel op de mogelijkheid, dat geestdrijvers het
gemoedsleven van de ouders op zulk een wijze in
de war zouden kunnen brengen, dat zy liever boete
en hechtenis ondergingen, dan de wet te gehoorzamen.
Dr. Kuyper heeft reeds gewezen op 1834 en de
beweging van de „afgescheidenen" dier dagen.
Men staat hier voor een geheel ander geval. Men
was het in die dagen niet eens over de uitlegging
van de Grondwet en van een Koninklijk Besluit,
maar hier zal men komen te staan tegenover een
wet, door de meerderheid der Tweede Kamer
aangenomen en door de Koningin bekrachtigd.
Wie dus aan zulk een wet niet gehoorzaamt, loopt
terecht boete en hechtenis op, en wie verzet tegen
die wet predikt, is schuldig aan een daad, waartegen
het wetboek van strafrecht straf heelt bepaald.
Het is wel jammer, dat „sommige leden", die de
theorie van verzet predikten, medegedeeld in
een der bovenstaande uitdrukkingen van
h«t Verslag, door andere sommige leden niet gewezen
zy'n op het anarchistisch standpunt, waarop zy zich
plaatsten.
Elke wet vindt - al zij 't dan ook soms om
politieke redenen haar tegenstanders, zoo ook b. v.
de wet op den dienstplicht van de zijde der
Tolstolanen en anarchisten maar waar zou het
in een geordenden Staat heen moeten, wanneer allen
redeneerden als bovenstaande „sommige kamerleden"
Een kabinet, dat zich zelf respecteert, mag zich
door znlke bedreigingen niet bang la'sn maken.
Een tweede argument is de intening, dat wanneer
de minister het herhalingsonderwijs liet vallen, en
vooral zyn belofte nakwam om de bijzondere scholen
bij invoering van, leerplicht veel beter tesubsidiëeren,
wij weldra veel nader tot de pacificatie in zake
onderwijs zouden staan dan nu en wij ons dan meer
zonden kunnen wijden aan de sociale vraagstukken
van den dag. Nog dezer dagen werd in een der
grootste kiesvereenigingen van ons land bij
gelegenheid der gemeenteraadsverkiezingen door een
zeer" vooruitstrevend man, erkennende het „groote
nut van het confessioneel onderwijs", de optimistische
stelling verkondig!, dat by eenige inschikkelijkheid
van de zijde der voorstanders van openbaar onderwijs
die pacificatie wel in de naaste toekomst lag.
Laten wij toch nog eens in herinneriug brengen,
hoe Jhr, Mr. A. F. de Savornin Lobman in zijn
brochure „De Pacificatie", in 1889 de nieuwesehoolwet
prees en loofde eo, „God alteen zy de eer!" uitriep;
dat Dr. Sohaepman van het wetsontwerp getuigde
dat wij naar het woord van Vondel de kroon zouden
plaatsen op „het Spits van vrjjheid", maar dat
niettegenstaande dit alles daarna, vooral in de laatste
twee jaren, in Gemeenteraad en Tweede Kamer de
strijd tegen het openhaar onderwijs heftiger dan ooit
is ontbrand I
Was de leuze van het bekende Unierap port niet:
„de vrije school voor heel de natie I" en schreef niet
De Standaard in zjjn nummer van 2 Augustus 1897
naar aanleiding van de wet, die De Savornin Lobman
in 1889 deed jubelen, het volgende?
„Wij weten opperbest hoe meu over ons denkt;
hoe landsvaderlyke liefde meu ons, landskinderen,
toedraagten daarom, het leed dat de heeren over
onze verstoktheid dragen, zullen wy hun niet
ontnemen wij hebben geen vrede met den huidigen
toestand, en zullen er ook geen vrede mee nemen.
Wie dat denkt, kent onze Autirevolntionnairen niet.
Ware nu by de stembus vau Juni onze schoone
hoop verwezenlijkt eu hadden wij er toe knnnen
komen met ernst en kracht aan de verwezenlijking
van ons Program van Actie te beginnen, dan zou
voor ons Christenvolk, ook op het terrein vau
onderwys, een betere dag hebben kunnen aanbreken
En wie nu artikel 12 vau het program van
beginselen, par. II vau het program van actie van
29 April 1897 der Autirevolutionnairen leest en
daarna opslaat wat het program der Katholieke
Staatspartij in par. II over onderwijs weet te eischen,
zal van zelf begrijpen, dat er aan pacificatie niet
valt te denken. Trouwens hoe meer confessioneele
scholen er zullen verrijzen
„Die Kirche hat einen gaten Magen"
hoe grooter de appetyt zal worden, ook om andere
redenen.
De Standaard zegt dit onomwonden aan het slot
van bovengenoemd artikel. Wij lezen daar toch:
„Ware de openbare school Diet zuik een ontzettende
macht in ons land, zekerlijk, de stembus zou nog
heel anders hebhen gesproken. Ware een groot deel
van de nieuwe kiezeis op onze school opgevoed, en
niet op de openbare school onderwezeo, het Libera
lisme zou zich zelfs niet met behulp van de
Christelyk Historischen hebben staande gehouden.
„Vermeerdering, versterking van onze scholen is
alzoo niet slechts voor eigen profijt noodig, neen,
juist wie deernis heeft met zyn land en zijn volk,
zal niet ophouden alle kracht aan te wenden om de
Christelijke school te bouwen.
„De strijd moet voortgezet.
„Daaraan denke men, als Unie-collectant aanklopt
oin een gave voor de school uiet den Bijbel.
„Want zoo het ooit gelukken zal in de toekomst
de overmacht van Ongeloof eu Revolutie te breken,
jlan zal dat alleen dan zijn, wanneer althans de
meerderheid der natie is opgevoed op onze School
met den Bybel, die staat en bloeit, trots zooveel
feilen tegenstand eu bittere bestrijdingde school
die staan zal eu bloeien zal, zoolang ons Anti-
revolutionnaire volk, van haar hooge waarde doordron
gen, zich voor haar offers blijft getroosten, gelijk
het nu meer dan twintig jaren lang tot beschaming
van den tegenstander deed."
Wy vertegenwoordigen nu eenmaal in; de oogen
der voorstanders van confessioneel onderwijs het
„Ongeloof" en de „Revolutie" en hoe zou het „anti-
revolutionnaire volk", daarmee dau ooit pacificatie
sluiteu.
Dat het vertelde dit te zullen doen, toen de wet-
Mackay was voorgesteld en behandeld werd, was
alleen ter wille van de lieve dubbeltjes; zoolaug het
ideaal vau het Uuierapport„de vrije school voor
heel de natie", niet zai ziju verwezenlykt, zullen de
clericalen er niet aan denken tot de pacificatie over
te gaan. Deze zal dan echter niet meer noodig
wezen, want, zijn wij zoover, dan zijn zij volkome-i
de haas, en leggen zy ons hun wil op.
Wy hebben op. het bovenstaande neg eens willen
wijzen, nu in' de aanstaande vergadering, welke de
Liberale Unie Zaterdag den lsten Juli a. s. te
Amsterdam zal honden, een motie in behandeling
komt, die den wensch zal uitspreken, „dat het
aanhangige wetsontwerp op den leerplicht, in de
hoofdzaken, ongewijzigd warde aangenomen,"
Het ligt uiet op onzen weg op het besluit dier
vergadering eenigen invloed uit te oefenen, uiaar
wanneer men soms de leuze der pacificatie mocht
doen hooren, zon meenen, dat de groote concessie,
welke men zou doen, wanneer het herhalingsonderwijs
werd opgeofferd, daartoe zou voeren, dan bedriegt
men zich. Do confessioneelen willen geen pacificatie,
maar de macht om ons hun wil op te leggen.
Toen volgens Dr. Kuyper in de Eerste Kamer
„vroegere dwepers met de school van 1857" ver
klaarden, dat ook zij alleen in de „vrije school" heil
zagen, riep de leider der anti— revolntionnairen in een
zijner driesterren triomfantelijk uit:
„Zoo krygt Groen van Prinsterer tegenover zijn
tegenstanders, zoo krijgen de Antirevolutionnaire
en Roomsche Staatspartijen tegenover de „School—
wetparty" al meer gelijk.
„De dag is dan ook niet verre meer, dat de bijl
aan dezen nentralen wonderboom zal worden gelegd,
en dat hij valt."
Het komt ons voor, dat dit duidelijk is
BuiteulantJsch Nit uws.
De Maatschappij tot Nat van 't Alge
meen heeft voor eenigen tijd een volks-
geschrift uitgegeven, getiteld Waar de
dubbeltjes van daan komen.
Wij meenen, dat zij daarnaast wel
een brochure uit mocht geven, waarin
op pupulaire wijze wordt uiteengezet,
waar de dubbeltjes blijven.
Het een is al even nuttig om te
weten als bet andere. Dat het den volke
tot tevredenheid zou stemmen, wanneer
het eens juist wist, op hoe kwistige
wijze door het hedendaagsche militarisme
met de soms maar al te zuur-verdiecde
belasting-penningen wordt omgespt ongen,
betwijfelen vij. Ons kwamen dezer dagen
eenige cijfers onder de oogen, die, naar
wij meenen, aanspraak op eene alge
meene bekendmaking hebben. Allicht
zullen zij dezen of geuen van weifeiende
voorstanders iu besliste anti-miiitariscea
veranderen. Het oerste Duitsche pantser-
schip. de Warrior, dat in 1860 werd
gebouwd, kostte f4.200.000.
De keizer Wilhelm, mede in dat jaar
van stapel geloopen, kostte 7 miliioen
gulden. De Italiaansche Duilio vau 1876
eischte 10 miliioen gulden, de Italia
van 1886 veertien miliioen.
Deze toenemende verhooging in prijs
was voornamelijk aan de pantsering te
danken. Met de verbetering in het pant
ser hebben de krachtverhoogingen der
vernielingswerktuigen gelijken tred ge
houden. Het eerste pantserschip voerde
32 stukken, zwaar 690 ton. De schepen
van omstreeks 1880 werden bewapend
met 4 groote en 8 kleine kanonnen, die
samen 1150 ton wogen. De projectielen
van de Warrior wogen 31.5K.&.,die van de
Italia 907 K.Gh De vernielende kracht
der projectielen is tengevolge van de toe
nemende grootte en zwaarte in 20 jaren
tijds verdertigvoudigd. Deze wedstrijden
in marine-verbeteringen duren maar altijd
voort. Sedert Italië schepen bezit, voor
zien van 100 tons kanonnen, bouwt
Engeland oorlogsbodems, wier 200 tons
geschut projectieleu van enorme zwaarte
wegslingert, die eene pantsering yan 90
c. VI. kunnen doorboren.
Een schot uit een 110 tons stuk kost
2080 gld dat is de rente vau een kapi
taal naar 4 °/0 groot f 52000. Deze t 2080
zijn echter alleen de kosten van projec
tiel en lading. Uit den vuurmond kun
nen slechts 93 schoten worden gelost,
daarna is het niets meer waard dan oud
ijzer. Nieuw kost zulk een stuk 206.000
gld. Bij iedere losbranding verliest
het kanon dus eene waarde van f2170.
Ieder afgeschoten kogel kost derhalve
de rente van een kapitaal groot f 106250.
Welke verbazende kapitalen worden
door deze kostbare vernielingswerktui
gen aan de productiviteit vau het volk
in 't algemeen onttrokken. Een ander
strijdmiddel komt de Europeesche bevol
king jaarlijks mede op miliioen schats
te staan. Wij bedoelen de werkstakin
gen. In Denemarken wordt thans een
strijd op leven en dood tusschen arbeiders
en patroons gevoerd. De aanleiding was
dr volgende: in de proviocie Jutland
konden in een paar kleine steden de
patroons en do gezellen van het timmer
vak het niet eens worden over het loon.
De gezellen staakten daarop den arbeid.
Daarop sloten de patroons in het tim
mervak over het geheele land de ge
zellen, ten bedrage van ruim 3500, uit.
Kort daarna besloten de gezellen de
eens verworpen voorwaarden aan te
nemen Nu weigerden de patroons. De
georganiseerde patroons stelden aan den
Ceutralen Bond der vakvereeuigiug een
reeks eischen, die het hoofdbestuur
meende te moeten verwerpen. Nu ont
sloegen de patroons in geheel Denemar
ken alle arbeiders in het bouwvak en de
ijzerindustrie, waardoor 30 000 mannen
thans een gedwongen rusttijd hebben.
Het verlies, dat dagelijks aan loon en
winstderving wordt geleden, bedraagt
86.000 gld.
Te Lyon staken nu reeds 6 weken
1800 schrijnwerkers. Zij eischen een
uurloon van 327j cent, de afschaffing
van het stukwerk, een arbeidsdag van
10 uur, voor overuren en zondagsarbeid
5U pet. verhooging, vergoeding vau reis
kosten en den aankoop van gereedschap
pen voor rekening der patroons. L)e pa
troons willen het stukwerk algemeen
maken en een uurloon van 25 a 271j2
cent geven. De vele en aanhoudende
werkstakingen in Duitschland hebben de
rijksregeering aanleiding gegeven om den
Rijksdag een wetsontwerp aan te bieden,
dat reeds algemeen als de Tuehthuiswet
wordt betiteld.
Art. 1 bedreigt met hoogstens een
jaar gevangenisstraf hem, die door li-
chamelijken dwang, door bedreiging en
door krenking in eer en goeden naam,
werkgoveis of arbeiders poogt te dwin
gen lid van een vereeniging te worden
of een overeenkomst aan te gaan, welke
op aibeids- en loonstoestanden inwerkt.
In art. 2 ontvangtn dezelfde straf zij,
die weikgevers dwingen hunne arbei
ders te ontslaan et verhinderen in
dienst te nemendie aibeiders dvrin-