Verlossing. Zondag IS JULI 1899. 43ste Jaar aan g ITo. 3433. tweede blad. Drie weduwen. FEUILLETON. Binnenlandsch Nieuws. RAAIT. „Mevrouw ia druk bezig en verzoekt u een paar minuten in het salon te willen wachten. Zij zal zoo gauw mogeliik bij u komen." 5 y Ik knikte het in diepen rouw gekleede elegante kamermeisje vriendelijk toe en vlijde mij neer in een leuningstoel. Vlak tegenover mij stond op een gou den ezel het levensgroot» portret in olie verf van den overleden handelsrasd. Het was een buste, eigenlijk iu meer dan één beteekeui8, want wat iemand van dit por tret het eerst iQ het oog viel dat was niet het gelaat, maar de met ridderorden versierde borst, dia er als toe geschapen scheen minsteus een dozijn decoraties op haar breede oppervlakte te dragen. Wat het gezicht betreft, dit was rond, niet zonder een zekere goedigheid, maar toonde tevens zter veel zelfbewuelzijn, ja zelfs hoogmoed. Veel verstand sprak er uit de gelaatstrekken niet. De groote ronde oogen zeiden niets. „Zou men zop wel kunnen gelooven", dacht ik, „dat deze man een der sluwste en gelukkigste beursspeculanten is geweest, een man, die zijn kolossale vermogen voornamelijk aan zijn instinct voor ieder voordeel dat er op de geldmarkt te be halen viel, te danken heeft Merkwaardig, hier in het salon, waar het praalbed van den gestorvene gestaan had, rook het juist zooals op den begrafe nisdag. De zware guirlandes die htt por tret omgaven en de kolossale ruikers die er voor stonden, droegen er misschien ook wel iets toe bij om de atmosfeer drukkend te maken. Toen mevrouw binnenkwam vond ze dan ook dat ik er bleek uitzag eu be sprenkelde mij met eau-de-calogoe uit haar flicon. „Ja, ik begrijp bet, kindliefIk heb ook niet veel rmt de lucht van die bloa men op. Maar och, wat doet men niet al terwille van een afgestorvenelederen morgen houden we een kleine godsdienst oefening voor het portret van mijn lieven Arno eu dan versieren we het met bloe men. O, het is zoo troostvo', als men op deze wijze een overledene kan gedeukeu.„ De widuwe zag er inderdaad wonderlijk getroost uit iu haar prachtig rouwgewaad, stijl Maria Stuart. Ik wist onder den blik van die rustige, koele, blanwe oogen geen goede troost woorden te vinden. Maar mevrouw Stl- berstadel maakte aan mijn gestamel gauw een einde, „Genoeg, lieveling, ik weet wat je zig- gen wilt en ben van js diepe medelijden met mij volkomen overtuigd. Ieder die mijn Arno gekend heef!, moet mij bekla gen." Zij drukte een keurigen kanten zakdoek tegen haar oogeD, hoewel er geen tranen in te bespeuren waren. „M-»ar och, wat zou gejammer baten Het zou zeker niet in deD geest van miju man zijn als ik mij zelf door nutteloos weeklagen ten gronde richtte." Zij wierp een zijdeling- 20. Mevrouw Vsra ontving den schilder koel en afgemeten. Zij verzocht hem beleefd om verontschuldiging, det baar man bem tot dit werk gedwongen had, dat ham blijk baar tegenstond- Met haar toestemming was dat niet geschied zij voegde zich in het onvermijdelijke. De schilder hoorde haar met pedanten ernst aan en pakte zijne benoodigdheden uit, terwijl een lichte blos sün wangen booger hadgekleord. Eindeljjk antwoordde hij: „Mevrouw, ik weet niet of ik n een voldoende verklaring voor mjjn halve weigering geven kan- Ik wil io plaats van vele redenen slech's ééae noemen, n.1 dat ik een hopelooze, bijna jongensachtige vorlegenheid maakte zioh van hem meester en verhinderde hem voort te geen. „Het is namelijk, zeide hij na een oogenbiik, ia»s bijgeloovigs ik rioht overal, ten minste ik verbeeld het mij, met mijn kunst onheil aan. En in dit huis tenminste, waar een der slotvrouwen zoo'n noodlottig einde aan baar loven maakte, pakt dat ide -fixamg dubbel aan. Dat was het, wat mij zoo deed aarzelen om aan het verlangen van uw man gehoor te geven." Zij had opmerksaam naar bem geluisterd. „Wel" zeide ijj, „hoe merkwaardig cd vreemd is dat'. Dan zoudt ge in zeker» ma te een spook van vleesch en bloed igo, welks binnenkomst, als ik het wel heb be grepen, het eindebet einde van bet lied beduidt." Hij gaf haar geen antwoord, maar spande zord'er een woord te uiten het doek over het raam. Zij sprak verder„Gij denkt of hoopt nn in stilte,dat ik o uw congé zal geven, omdat het geen genoegen is, met zulke gedachten rondte loopen. Maar ik vrees het denkon aan den dood niet.Ja, 100 ie's vreemds en eigen aardigs heeft voor mg iets treffends en aan- schen blik in den spiege'. „llij kon mij niet treurig zien." Zij trok mij met zich tnee in d» ett- kamer, waar op de prachtige eikenhouten tafel een keurig dejeuner was geplaatst. „Je moet een glas ckampigoe met mij drinken op het aandenken van Arno. Hij was met zijn vijf ea zestig jaren nog zoo jong. Wij dronken om dezen tijd altijd saaien een glas champagne en dan verteld-) hij mij van ziju plannen. I's houd mij met «tierige piëteit aan die oude gewoonte. Bovendien heb ik versterking noodig. En dan nu heb ik al drie uur met mijn moiiste zoek gebracht. Nu een9 wil ze mijn nieuwe rouwjapon M te nauw maken eu dan weer stelt ze mij allerlei txtravaganta diugen voor. O, wat kau men zich toch ovor dergelijke menschen ergeren Da»rop dronk ze een glas champagne iu ééa teug leeg, en voegde er nog aan toe „Als miju goede man toch eens wist hoe zijn Liddy zich ergeren moet De zwart- geraude zakdoek werd weer gehanteerd. Ditmaal viel er werkelijk een traan op. Een bediende kwam binnen om de komst van twee personen te melden, die mevrouw wenscliten te spreken. „O, madame Duvernois en een bediende van Hillmann hoeden en ronwtoilet laat ze maar in mijn kamer. Och, lieve, zou je zoo goed willen zijn mij te helpen kiezen Vroeger besliste Arno altijd voor mijop 't oogenbiik ben ik alleen alleen." Ik betuigde beleefd mijn spijt dat ik niet aan haar verzoek kon voldoen en ging heen zonder iets van da champagne ge bruikt le hebben. Professor Erkmann, eeu geliefd leeraar van het gymnasium, was plotseling ge- storveD. Het huwelijk van den hoogbe gaafden man was betrekkelijk gelukkig geweest. Zij q vrouw aanbad hem en daarom zag hij gaarne door de vingers als het er in huis niet altijd zoo uit zag als het er behoorde uit te zien. Ook hem gebeurde het wel eens dat hij, ge heel opgaande in een of andere edele zaak, zijn huis en gezin veronachtzaamde. Nu was ds flinke, talentvolle man, die nog zoo vol levenskracht was, reeds vijl dagen iü het kotle graf. „Mevrouw ontvangt niemand," zeide het slordig gekleede dienstmeisje, nadat ze op onbeschaamde maoier mijn visitekaartje had bekeken, Zij kende mij niet. Bij den professor waren telkens andere dienst boden en ik was juist ia den laatster» tijd niet bij de familie geweest. Plotseling ging de keukendeur open. De tienjarige Ernst en de driejarige Lize vlogen builend de gang in. Lize liet een bloedenden vinger zien. De kinde ren zagen er vuil en verwaarloosd uit. Het diergtmeisje wierp hun een woeden den blik to»j. „Wat heb jullie nou weer uitgevoerd, satausche kinderen P" siste zij eu gif den knaap, terwijl ze de kleine bij den arm nsar zich toe trok, om den verwonden vir gar te bezieD, een tik om zijn oor en. „Ernst mij m t mes snijden jammerde het kind. „Eerlijke bengel," riep het di-nstmeisje met onJerdrukfe stem. Wacht maar, ik zil ja wel lk trok hst kind naar mij toe, beval het meisje mij onmiddellijk ve. band midde len te geven en verbond de wond vin het hoogst verwonderde kind, terwijl ik he! op zuchten toon toespr.k. Daarop nam ik de beid» kinderen bij de hand en ging tot verbazing van het dienstmeisje ege1- recht met hen nair de huiskamer, waar ik vermeende dat de weduwe zich zou bevinden. Daar zat ze in een leuningstoel en staarde voor zich uit, stom, tn t oogen waarin geen tranen meer waren. Lings haar hoofd hing onopgemaakt haar zijdi- aehtige bruine haar. Haar kleeding was vreeselijk veronachtzaamd. Toeu de weduwe mij zig, strekte ze afwerend de armen uit en barstte toen io een hartverscheurend snikken uit. Ik ging stil naast haar zitten en zocht haar hand. Zs was ijskoud. Ik streek er zachtjes overheen en legde ze toen op het hoofd van den knaap. De arme weduwe vosr een siddering door de leden. „O, ik weet wat u zeggen wil»," bracht ze er suikkeud uit, „ik voel het verwijl dat in uw blikken ligt 1 Maar ik kan het ni»t verdragen, ik kau niet buiten hem 1 Ik wil sterven, verhongeren, uitgaan ah een licht, nu hij er niet mee»- is. Het leven zonder h*m is mij een last V' De kinderen klemden zich schreiend aan de snikkende vrouw vast. Maar zij had geen woord van liefde voor deze lEve wezentjes, die met hun vader tevens hun moeder schenen verloren te hebben. Ti.eu ik terneergeslagen de kamer ver list, nadat ik te verga» fs had getracht de zelfzuchtige vrouw weer tot haar plicht te brengen, kwam het dienstmeisje mij tegemoet. „Goddank, tante komt van avond aan, de zuster van mijnheer. Het wordt ook tijd, men zou er zalf het hoofd bij ver- lezen. A's ik mevrouw had willen beste- lau en de kinderen had laten verhongeren, niemand zou het mij belet hebben. Dat is ook niet de ware liefde voor den over ledene, ik kan het niet helpen, m ar die moet zich bepaald iu zijn graf omkeeren'. Het wss ook niet de ware liefde. Ook ni t de ware rouw. Ontstemd over de indrukken die ik ont vangen had, ging ik huiswaarts. Voorde deur van mijn woning stoDd eau jonge vrouw, die naar 't mij voorkwam juist bij mij had aangebeld. „Vrouw Rlmer, ben jij het t' zeide ik, toen ik, naderbij gekomen, haar herkende. „Maar je ziet er uit als een geest. Wat scheelt je. Kom gauw binnen In de kamer viel het mij nog meer op hoe smal en ingevallen het gelaat vau mijn linneDnaaister was geworden, sedert ik haar 't laatst had gezien, „Ben je ziek geweest?" vroeg ik met deelneming. Toen ging haar een sidderen door de leden, zij wilde spreken, maar haar lipp u weigerden haar dan dienst. „Ga zitten, vrouw Röner," zei ik (rekkelijks Men raakt aan het stervens-idóe gewooD en komt tot een inwendige rust. En dat i9 iets woudervols, waarvoor geen prijs te hoog is," voegde zjj er schertsend aan toe. „Wanneer reen zoo jong is als u, me vrouw, en alles bezit om vaD het leven to genieten, dan mag men over den dood schertsen. Dat vind ik begrijpelijk» hoi hari voelt er het verschrikkelijke niet van." „Ik hoor daar een verwijt nit, en wil dat niet weerleggen." Zij wierp een schuwen blik op hst portret van mevrouw von Ussehlrilz en een rilling ging haar door de ledert. „Ds vorige slotvrouw ziet ons aan als smeekte sij om erbarming,* zeide Vera. „Do blik snydt met de scherpte van een mes door het hart." „Mij is het eveneens zoo gegaan," ant woordde hij laconiek, maar zijn stem beetde. „Zij was waanzinnig van lietda. Zoo een ongelukkig raensoh als die vrouw had ik nog nooit genen." „Hebt ge dan voel ongeluk in uw leven on'moet?' vroeg rij. Hij haalde juist houtskool uit de teeken doos, om de teekening te beginnen. „Er zijn menschen," antwoordde bij lang zaam, ,,dic zich over geluk en ongeluk geen go d d«nkbeeld kunnen vorm n; die het ware ongeluk niet kennen. Wat de doode slotvrouw betrelt, op haar zijn mijne woor den niet vaD toepassing. Zij had het ongeluk aan eeu gemeenen vent verboaden te wor den, en de ellende dat zij jaren iang, wel licht tot haar dood, dat mensch liefhad en de bele«diging9n die bjj haar »o ivoegde, s il en lijdelijk droeg. Zjj was groot van hart. Zij droeg haar lot als een marielarea. Nie mand beeft haar hooren klagen, todat zij besloot zich te wtekei en dea dood in te gaan." Tr En wie was haar minnaar P» vroeg Vera. *Da beate vriend van baar man." Nu zwegen beidon. l>o sehoolmees»er zag nadenkend naar Vera's galaat en trachtte haar trekken voor zijne teekening vast te houden. M»sr hij scheen ontevreden te sgn, want de begon nen schets werd weer wegg^wEcht. „Hoe zonderling," verbrak zij het z-viigen, „dat in het leven alles om dat beaije lief de draait." Hij vond haar gezegde niet vreemd en antwoordde sarcastisch „Zonder dat beetje liefde is het leven voor den oen een hal, de ander leidt slechts een plantenleven." „Hebt ge dat zelf bij ondervinding, want om zoogenaamde theoretische wijsheden geef ik niets.' „Een weinig," antwoordde hij zacht. ,,Ik beu gehuwd getveist en heb vrouw en kind io één jaar verloren," „O!" ziide tij vc-izcbrikt. „Kent ge Tergeniew Mijn vrouw was een Russin en seer lecr.rooals de d'ehters alleen sioh de vrouwen kunnen voorstellen.' Hij zwe g en keek verstrooid naar hot schilderij. Vera was boos op «iehielf, dat zij tijne herinneringen had opgewekt, Hij eeheen haar gedaohtengang te raden en sprak tonder gevraagd te worden verder. „Het doet mi] goid, over haar ts kannen spreken," zeide bij.„Ais kinderen leefden we. Zjj had een vast geloof in mgn kunst. Zij was eigenlijk deearsto van wie ik liefde ontving. Bij mij aan hui» was het twisi van mijn vroegste jrugd af. Mijn vader en ik waren do grofste tegenstellingen- Hij hield het voor een misdaad, koDStenaar te worden. Dat waren in zijn oog dagdieven en vage bonden. Hij w«s roer godsdienstig en miju minder guloovige overtuiging was hem zeer onaangenaam. Mijns noeder heb ik niet gekend. A's schilder kwam ik spoedig saer hoog te staan. Ik leerdo mijn vroawiu voor name kringen kennen, waar «ij ais arms bloedverwante haar intrek had genomen en toen kwam de gelukkigste tijd mijns le ven, Zelfs de jaren van zorgen en tegen spoed ondervonden wij niet ik had rij kelijk veel overgespaard, zoodst wij goed konden leven, ook nadat ik als schilder reeds laDg in den ban gedasn was." „Hoe kwam dat," vroeg Vera zacht. „Men noemde mij plotseling den dooden- tchilder," antwoordde hij. „En het was ook heel gek, dat wie voor mg sa', aan don bezorgd. Ik bracht haar een glas wijn; toen kwiincu er voor het eerst tranen in haar oogen en voor ik er op bedacht was had ze zicht een kus op mijn hand gedrukt. Eindelijk nam zo aarzelend een kleinen «lok wijD. Haar m&rmevbleeke wangen werden met een licht rose gekleurd, zij heelde niet meer en haar mond kon ein delijk woorden vinder. Weinig woorden waren het die zij sprak, maar droeve „Mijn man is dood, lieve mevrouw 1" Ik schrikte hevig. Zij zsg het en eer ik een woord kon uitbrengen ging ze voort: „Ja, ik begrijp wel dat u er Diets van gehoord hebt. Het 19 ook alles zoo vreeselijk gauw gegaan en ik wilde mevrouw niet lastig vallen met mijn aangelegenheden". Hoe kalm zeide ze dal! Ze had dien trots der armoede, die door de gegoeden zoo vaak als hoogmoed wordt uitgelegd. „Het naaiwerk is kla.r", vervolgde zij, „u wilt wel zoo goed zijn even na te zien ot alles in orde is"? „Neen neen, vrouw Röner", riep ik uit, „vertel mij eerst li;ve hemel, is je man dan ziek geweest Je hebt verkeerd gedaau met mij niets te laten weten. Maar dat ligt in je aard. Ja zoudt liever ver- hor-geren dan zelfs den schijn verwekken dat je iemand om hulp vroegt. M ar hoe is dat alles toch opeens zoo gebeurd „Ze brachtten Gottfried dood bij mij thuis dst was Donderdag voor acht da gen, toen het zoo gestormd heeft. Hij is van da treeplank gevallen juist toen de trein het stBtion verliet. Het was zoo'n beste man, mevrouw." „Och, lieve vrouw Rö ner 1 Wit heb ik eeu innig medelijden met je." Ik greep haar h.nd en drukte die vast in de mijue. De vrouw had een zwaren strijd om niet in snikken uit te barsten. „Dank u," zaide ze zacht. „U bent zoo goed. En niet waar, mevrouw, u zult mij geregeld werk geven en mij aanbevelen bij an.lere dames Ik moet nu hard aan den slag. Die drie jongens hebben heel wat noodig. Maar de goede God zal mij kracht geven en de gedachte dat ik mijn kinderen tot mannen zal opvoeden zooals mijn man er een was, zal mij met opge wektheid doen werk»»." „Ea je bent zoo zwak, vrouw Römer, je „Het is de smart die mij verteert, me vrouw. Maar", de weduwe richtte zich op; haar gelait kreeg eeu energieke uit drukking, - „ik zsl haar gauw meester worden mijn man heeft mij niet voor niets altijd g-zegd vóó- alles de plicht. Ik moet vader vtrvangun tegenover de kiuderen. Ik zal hard werken, dag en nacht, dan kan ik 's Zondags met mijn jongens naar het kerkhof wandelen waar vader slaapt. Daar zullen mijn kinderen mij telkens wser btloven dat ze hun best zullen doen zoo braaf te worden &ls hun vader.* Wat zegt Goethe De flinkste vrouw is die, we ke den vader, zoo hij heengaat, bij de kindereu kau vervangen I Ik stond aan het vers'er en zag vrouw Röner na. Ze liep snel d; straat af. Niet dood scheen overgeleverd. Meu sobuwde mij algemeen en was er met geen stok toe te krij gen bg m;j een portret te laten maken. Beni ge g.tvallen omtrent mijn ongelukkig gestern te konden worden opgenoemd, en, zooals dat gaat, als de duivel werd ik weldra gemeden. „Trad de dood dan regelmatig bij uwe modeiien in vroeg Vera ontsteld. „Zeker niet, mevrouw. Mier Juist het vlak op elkander volgen van een paar gevallen had de menschen bang gemaakt. Toen vronw en kind stierven, wilde ik het schil deren aan den kapstok hangen; want pin stel en palet hadden ie's vreeselijks voor mg gekregen. En d» stad mat haar woe lige beweging deed mij pgn, Zoo raap'e ik al miju kennis te sam^n, want ik bad een poosje gestudeerd, en werd sobool meestee Met niemand sprak ik over mgn vorkden. Slechts mevrouw von Ueschtritz deelde ik bet een eo ander made, vóór ik haar sohilderde," „En wat antwoordde aij?" „Zij glimlachte en bleef na juist op het schilderen aandringen. Zjj wilde dat baar portret in deze saai opgehangen zon worden zij wilde van de&e vrouwengaiorij niet uitgesloten worden, maar in zekeren zin de aandacht trekken. Eu daar haar man haar niet schilderen liet, bestelde zij telvo het portret. Het hsett bij haar nog een paar jaar geduurd-— Wjj werden goede keunisssn en eeniga weken voor haar dood liet se mij bg haar komen en zeide mg, dat, wanneer sg eennual heenging, ik haar sterven niat aan mijn schilderen moest toaschrgveu; 65 - ie mjj kende, had ze reeds geesten, dat ze jong sterven moest. Ik zocht het haar nit bet hoofd te praten,- zij eohier, die rcads oen vast beslait had genomen, schudde bo- wogen mot het hoofd. En niet veel later vernaai ik, boe ernstig eg het had ge weend. Gj weet nu, mevrouw, waarom ik eerst heb geweigerd!' Zij kolkte. „Ea toeh," antwoordde se, ,,s!a ik erop, eveoata die arme vrouw, dat gy mij schildert Een ieder onderneemt op een bepaalden lyd zijn reis, niet vroeger en niet later. Ik," giug zg voort, „donk bat hier nog een aar dig poosje u.t te houdm, en mjj niet door veerkrachtig, zooals etn gelukkig meascb, msar met vaste schreden, als van iemand die weet wat hem te doeu staat. Toen fluisterde ik iu mijzelf de woordea vsn Lavatir: „Vreugde ontbreekt nooit waar arbeid, orde en tronw is." A. C. Naar het schilderwerk aan de Strijkmolens der Scliager Kogg9 was ingeschreven door de heereu J. Kooijman voor f 130. D. P.ins 109.50 J. Baars 165. A. Kamp 225, Aan den laagsten inschrijver gegund. 't Zand, 12 Juli '99. Tenge volge van 't breken der as, moest da stoomboot van Gebr. Zür Mublen, die hedenmorgen als gewoonlijk om 7 uur van Den Helder naar Amsterdam vertrok, spoedig zijn tocht staken en verder met een sleepboot naar Amsterdam gebracht wordeo. Toch werd de dienst waargenomen en werden de passagiers, die wat langer konden wachten, opgenomen. 't Zand, 12 Juli '99. Hedenmid dag viel hier het zoontje van den heer St. in het kanaal, doordat hij bij het onderdompelen v&n het hoofd van de schoeiïng gleed. Hij ging nu geheel onder, doch boven komende, werd hij gelukkig gegrepen door een buurmeisje, dit hem had zien v&lien. Hij kwam er nu met een nat pak af, doch hst moge eene waar schuwing ziju voor anderen, dio op der gelijke manier zich willen verfriiichen. Op verzoek plaatsen wij het volgende uittreksel uit het 29e jaar verslag der Algemeene Nederlaudsche- Vrouwenvereeuigiug „Tesselschade" Het afgeloopen vereenigingsjaar was in zóóver gunstig voor „Tesselschade", dat het van groei getuigt er kwamen nl. eene Afdeeling ('s-Hertogenbosch) en twee Correspondentschappen (Hunsitgo en Schagen) bij, terwijl helleden tal vermeer derde met 191 en nu 4760 bedraagt. In 't geheel ziju er 29 afdeelingen en 21 correspondentschappen. De algemeene indruk bij het doorlezen der jiarverslageu is, dat bfgluurderesseD hoe langer hoe meer hare sandacht gaan wijden en hare gelden bestede» aan opleidi->g. Het voor opleiding direct bestede bedrag is f 4074, n.1. uitgekeerd door de Eouds- kas f 1395, door de afdeelingen en corres pondenten f 2679, terwijl deze bovendien indirect f 339 daarvoor gaven, ea wel f 169 voor bet kapitaal, f 170 voor de rente der Fondskas, het laatste bedrag dus om teistmd in het nu p»s ingetreden vereenigingsjaar te worden besteed. De beoefende vakken waren dok- eres geneeskunde 1, tandarts 1, apo thekeres 4, hulp-apothekeres 2, surnu merair bij de posterijen 1, idem bij de tehgraphie 1, idem bij post en telegraphie 1, U. L. O. 1, L. O. 4, Normaalschool 2, muziek 12, retoucheuse 1, handwerk- biigeloof ontsteld te la<en maken.' Hij antwoorddeniet. Van terrgde bekeek hij zgn schets, die ongemeen ving op het doek was geworpen, drukte dan een paar droppels nit een tube op zijn palet en begon te schilderen. „Eu gevoelt ge n als dorpsschool meester hier in de eenzaamheid gelnkkig „Ik zocht die stilte, mevrouw- Het onderwg- sen maakt mg weder opgewekt, en toen ik na den dood van mgu veder onafhanke lijk leven kon, ontwaakte in mij ook weer* de lust tot scheppen- Dat was jaist in den tijd, dat die arme vrouw daar zich tot mij wendde. Ik riobtte een atelier in en onder vond moer dan ooit vreugde en pldaier aan mgn kunst. Nu behoef ik naar gaen koop lieden meer te vragen, ik werk omdat het mg vreugde verschaft. „Daarenboven vond ik hier een omgang,dien ik niet had durven droomen te zullen vinden.Ik beschouw het, moet u waten, als een zeer groot geluk, mijnheer Siabeuhaar te hebben leeren kennen. Ben zoo diepe en eigenaardige kunstenaarsnatuur, een zoo goed en mild mensoh als dere vriend, snit ge overal elders tevergeefs zoeken." Zij stemde dat. levendig toe en een leng vergeten gevoel van welbehagen trok haar hart binnen. Toen de zitting geëindigd was,haalde ze hasr borduurwerk van vroeger en verdocht hem, dat hij haar oprecht zou zeggen, af het bom beviel en of het oatwerp gelukt was. Bij bokeek het Work zeer aandachtig, merkte op dit eo dat wat aan, bewonderde echter de schoon- en fijaheid van het stik werk, dnt bepaald zijue bewondering had gaande gemaakt. Teen bij afscheid nam, wis zij verwon derd hoe vlug do tgd verloopsn was. Haar gelait gloeide van opgewondenheid en het h«rt sloeg haar onrustig. Zij trad bhu het venster en keek bem zeer lang na. XXI ¥- Op een der volgende degen zocht Vera den aohilder in :gn atelier cp. Hg eebeen haar binnen tgn eigen wanden als omge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 5