Verlossing.
Zondag IS JULI 1899.
43ste Jaar aan g ITo. 3433.
tweede blad.
Drie weduwen.
FEUILLETON.
Binnenlandsch Nieuws.
RAAIT.
„Mevrouw ia druk bezig en verzoekt u
een paar minuten in het salon te willen
wachten. Zij zal zoo gauw mogeliik bij u
komen." 5 y
Ik knikte het in diepen rouw gekleede
elegante kamermeisje vriendelijk toe en
vlijde mij neer in een leuningstoel.
Vlak tegenover mij stond op een gou
den ezel het levensgroot» portret in olie
verf van den overleden handelsrasd. Het
was een buste, eigenlijk iu meer dan één
beteekeui8, want wat iemand van dit por
tret het eerst iQ het oog viel dat was
niet het gelaat, maar de met ridderorden
versierde borst, dia er als toe geschapen
scheen minsteus een dozijn decoraties op
haar breede oppervlakte te dragen. Wat
het gezicht betreft, dit was rond, niet
zonder een zekere goedigheid, maar toonde
tevens zter veel zelfbewuelzijn, ja zelfs
hoogmoed. Veel verstand sprak er uit de
gelaatstrekken niet. De groote ronde oogen
zeiden niets.
„Zou men zop wel kunnen gelooven",
dacht ik, „dat deze man een der sluwste
en gelukkigste beursspeculanten is geweest,
een man, die zijn kolossale vermogen
voornamelijk aan zijn instinct voor ieder
voordeel dat er op de geldmarkt te be
halen viel, te danken heeft
Merkwaardig, hier in het salon, waar
het praalbed van den gestorvene gestaan
had, rook het juist zooals op den begrafe
nisdag. De zware guirlandes die htt por
tret omgaven en de kolossale ruikers die
er voor stonden, droegen er misschien ook
wel iets toe bij om de atmosfeer drukkend
te maken.
Toen mevrouw binnenkwam vond ze
dan ook dat ik er bleek uitzag eu be
sprenkelde mij met eau-de-calogoe uit haar
flicon.
„Ja, ik begrijp bet, kindliefIk heb
ook niet veel rmt de lucht van die bloa
men op. Maar och, wat doet men niet al
terwille van een afgestorvenelederen
morgen houden we een kleine godsdienst
oefening voor het portret van mijn lieven
Arno eu dan versieren we het met bloe
men. O, het is zoo troostvo', als men op
deze wijze een overledene kan gedeukeu.„
De widuwe zag er inderdaad wonderlijk
getroost uit iu haar prachtig rouwgewaad,
stijl Maria Stuart.
Ik wist onder den blik van die rustige,
koele, blanwe oogen geen goede troost
woorden te vinden. Maar mevrouw Stl-
berstadel maakte aan mijn gestamel gauw
een einde,
„Genoeg, lieveling, ik weet wat je zig-
gen wilt en ben van js diepe medelijden
met mij volkomen overtuigd. Ieder die
mijn Arno gekend heef!, moet mij bekla
gen." Zij drukte een keurigen kanten
zakdoek tegen haar oogeD, hoewel er geen
tranen in te bespeuren waren. „M-»ar och,
wat zou gejammer baten Het zou zeker
niet in deD geest van miju man zijn als
ik mij zelf door nutteloos weeklagen ten
gronde richtte." Zij wierp een zijdeling-
20.
Mevrouw Vsra ontving den schilder koel
en afgemeten. Zij verzocht hem beleefd om
verontschuldiging, det baar man bem tot dit
werk gedwongen had, dat ham blijk
baar tegenstond- Met haar toestemming was
dat niet geschied zij voegde zich in het
onvermijdelijke. De schilder hoorde haar
met pedanten ernst aan en pakte zijne
benoodigdheden uit, terwijl een lichte blos
sün wangen booger hadgekleord. Eindeljjk
antwoordde hij: „Mevrouw, ik weet niet
of ik n een voldoende verklaring voor mjjn
halve weigering geven kan- Ik wil io plaats
van vele redenen slech's ééae noemen, n.1
dat ik een hopelooze, bijna jongensachtige
vorlegenheid maakte zioh van hem meester
en verhinderde hem voort te geen. „Het
is namelijk, zeide hij na een oogenbiik,
ia»s bijgeloovigs ik rioht overal, ten
minste ik verbeeld het mij, met mijn kunst
onheil aan. En in dit huis tenminste, waar
een der slotvrouwen zoo'n noodlottig einde
aan baar loven maakte, pakt dat ide -fixamg
dubbel aan. Dat was het, wat mij zoo deed
aarzelen om aan het verlangen van uw man
gehoor te geven."
Zij had opmerksaam naar bem geluisterd.
„Wel" zeide ijj, „hoe merkwaardig cd
vreemd is dat'. Dan zoudt ge in zeker» ma
te een spook van vleesch en bloed igo,
welks binnenkomst, als ik het wel heb be
grepen, het eindebet einde van bet
lied beduidt."
Hij gaf haar geen antwoord, maar spande
zord'er een woord te uiten het doek over
het raam.
Zij sprak verder„Gij denkt of hoopt
nn in stilte,dat ik o uw congé zal geven, omdat
het geen genoegen is, met zulke gedachten
rondte loopen. Maar ik vrees het denkon aan
den dood niet.Ja, 100 ie's vreemds en eigen
aardigs heeft voor mg iets treffends en aan-
schen blik in den spiege'. „llij kon mij
niet treurig zien."
Zij trok mij met zich tnee in d» ett-
kamer, waar op de prachtige eikenhouten
tafel een keurig dejeuner was geplaatst.
„Je moet een glas ckampigoe met mij
drinken op het aandenken van Arno. Hij
was met zijn vijf ea zestig jaren nog zoo
jong. Wij dronken om dezen tijd altijd
saaien een glas champagne en dan verteld-)
hij mij van ziju plannen. I's houd mij
met «tierige piëteit aan die oude gewoonte.
Bovendien heb ik versterking noodig.
En dan nu heb ik al drie uur met
mijn moiiste zoek gebracht. Nu een9
wil ze mijn nieuwe rouwjapon M te nauw
maken eu dan weer stelt ze mij allerlei
txtravaganta diugen voor. O, wat kau
men zich toch ovor dergelijke menschen
ergeren
Da»rop dronk ze een glas champagne iu
ééa teug leeg, en voegde er nog aan toe
„Als miju goede man toch eens wist hoe
zijn Liddy zich ergeren moet De zwart-
geraude zakdoek werd weer gehanteerd.
Ditmaal viel er werkelijk een traan op.
Een bediende kwam binnen om de komst
van twee personen te melden, die mevrouw
wenscliten te spreken.
„O, madame Duvernois en een bediende
van Hillmann hoeden en ronwtoilet
laat ze maar in mijn kamer. Och, lieve,
zou je zoo goed willen zijn mij te helpen
kiezen Vroeger besliste Arno altijd voor
mijop 't oogenbiik ben ik alleen
alleen."
Ik betuigde beleefd mijn spijt dat ik
niet aan haar verzoek kon voldoen en ging
heen zonder iets van da champagne ge
bruikt le hebben.
Professor Erkmann, eeu geliefd leeraar
van het gymnasium, was plotseling ge-
storveD. Het huwelijk van den hoogbe
gaafden man was betrekkelijk gelukkig
geweest. Zij q vrouw aanbad hem en
daarom zag hij gaarne door de vingers
als het er in huis niet altijd zoo uit zag
als het er behoorde uit te zien. Ook
hem gebeurde het wel eens dat hij, ge
heel opgaande in een of andere edele zaak,
zijn huis en gezin veronachtzaamde.
Nu was ds flinke, talentvolle man, die
nog zoo vol levenskracht was, reeds vijl
dagen iü het kotle graf.
„Mevrouw ontvangt niemand," zeide het
slordig gekleede dienstmeisje, nadat ze op
onbeschaamde maoier mijn visitekaartje
had bekeken, Zij kende mij niet. Bij
den professor waren telkens andere dienst
boden en ik was juist ia den laatster»
tijd niet bij de familie geweest.
Plotseling ging de keukendeur open.
De tienjarige Ernst en de driejarige Lize
vlogen builend de gang in. Lize liet
een bloedenden vinger zien. De kinde
ren zagen er vuil en verwaarloosd uit.
Het diergtmeisje wierp hun een woeden
den blik to»j.
„Wat heb jullie nou weer uitgevoerd,
satausche kinderen P" siste zij eu gif den
knaap, terwijl ze de kleine bij den arm
nsar zich toe trok, om den verwonden
vir gar te bezieD, een tik om zijn oor en.
„Ernst mij m t mes snijden jammerde
het kind.
„Eerlijke bengel," riep het di-nstmeisje
met onJerdrukfe stem. Wacht maar, ik
zil ja wel
lk trok hst kind naar mij toe, beval
het meisje mij onmiddellijk ve. band midde
len te geven en verbond de wond vin het
hoogst verwonderde kind, terwijl ik he!
op zuchten toon toespr.k. Daarop nam ik
de beid» kinderen bij de hand en ging
tot verbazing van het dienstmeisje ege1-
recht met hen nair de huiskamer, waar
ik vermeende dat de weduwe zich zou
bevinden.
Daar zat ze in een leuningstoel en
staarde voor zich uit, stom, tn t oogen
waarin geen tranen meer waren. Lings
haar hoofd hing onopgemaakt haar zijdi-
aehtige bruine haar. Haar kleeding was
vreeselijk veronachtzaamd.
Toeu de weduwe mij zig, strekte ze
afwerend de armen uit en barstte toen
io een hartverscheurend snikken uit.
Ik ging stil naast haar zitten en zocht
haar hand. Zs was ijskoud. Ik streek er
zachtjes overheen en legde ze toen op het
hoofd van den knaap. De arme weduwe
vosr een siddering door de leden.
„O, ik weet wat u zeggen wil»," bracht
ze er suikkeud uit, „ik voel het verwijl
dat in uw blikken ligt 1 Maar ik kan het ni»t
verdragen, ik kau niet buiten hem 1 Ik
wil sterven, verhongeren, uitgaan ah een
licht, nu hij er niet mee»- is. Het leven
zonder h*m is mij een last V'
De kinderen klemden zich schreiend
aan de snikkende vrouw vast. Maar zij had
geen woord van liefde voor deze lEve
wezentjes, die met hun vader tevens hun
moeder schenen verloren te hebben.
Ti.eu ik terneergeslagen de kamer ver
list, nadat ik te verga» fs had getracht de
zelfzuchtige vrouw weer tot haar plicht te
brengen, kwam het dienstmeisje mij
tegemoet.
„Goddank, tante komt van avond aan,
de zuster van mijnheer. Het wordt ook
tijd, men zou er zalf het hoofd bij ver-
lezen. A's ik mevrouw had willen beste-
lau en de kinderen had laten verhongeren,
niemand zou het mij belet hebben. Dat
is ook niet de ware liefde voor den over
ledene, ik kan het niet helpen, m ar die
moet zich bepaald iu zijn graf omkeeren'.
Het wss ook niet de ware liefde. Ook
ni t de ware rouw.
Ontstemd over de indrukken die ik ont
vangen had, ging ik huiswaarts. Voorde
deur van mijn woning stoDd eau jonge
vrouw, die naar 't mij voorkwam juist bij
mij had aangebeld.
„Vrouw Rlmer, ben jij het t' zeide ik,
toen ik, naderbij gekomen, haar herkende.
„Maar je ziet er uit als een geest. Wat
scheelt je. Kom gauw binnen
In de kamer viel het mij nog meer op
hoe smal en ingevallen het gelaat vau
mijn linneDnaaister was geworden, sedert
ik haar 't laatst had gezien,
„Ben je ziek geweest?" vroeg ik met
deelneming.
Toen ging haar een sidderen door de
leden, zij wilde spreken, maar haar lipp u
weigerden haar dan dienst.
„Ga zitten, vrouw Röner," zei ik
(rekkelijks Men raakt aan het stervens-idóe
gewooD en komt tot een inwendige rust. En
dat i9 iets woudervols, waarvoor geen prijs
te hoog is," voegde zjj er schertsend aan
toe.
„Wanneer reen zoo jong is als u, me
vrouw, en alles bezit om vaD het leven to
genieten, dan mag men over den dood
schertsen. Dat vind ik begrijpelijk» hoi hari
voelt er het verschrikkelijke niet van."
„Ik hoor daar een verwijt nit, en wil dat
niet weerleggen."
Zij wierp een schuwen blik op hst portret
van mevrouw von Ussehlrilz en een rilling
ging haar door de ledert.
„Ds vorige slotvrouw ziet ons aan als
smeekte sij om erbarming,* zeide Vera. „Do
blik snydt met de scherpte van een mes
door het hart."
„Mij is het eveneens zoo gegaan," ant
woordde hij laconiek, maar zijn stem beetde.
„Zij was waanzinnig van lietda. Zoo een
ongelukkig raensoh als die vrouw had ik
nog nooit genen."
„Hebt ge dan voel ongeluk in uw leven
on'moet?' vroeg rij.
Hij haalde juist houtskool uit de teeken
doos, om de teekening te beginnen.
„Er zijn menschen," antwoordde bij lang
zaam, ,,dic zich over geluk en ongeluk geen
go d d«nkbeeld kunnen vorm n; die het
ware ongeluk niet kennen. Wat de doode
slotvrouw betrelt, op haar zijn mijne woor
den niet vaD toepassing. Zij had het ongeluk
aan eeu gemeenen vent verboaden te wor
den, en de ellende dat zij jaren iang, wel
licht tot haar dood, dat mensch liefhad en
de bele«diging9n die bjj haar »o ivoegde, s il
en lijdelijk droeg. Zjj was groot van hart.
Zij droeg haar lot als een marielarea. Nie
mand beeft haar hooren klagen, todat zij
besloot zich te wtekei en dea dood in te
gaan." Tr
En wie was haar minnaar P» vroeg Vera.
*Da beate vriend van baar man."
Nu zwegen beidon.
l>o sehoolmees»er zag nadenkend naar
Vera's galaat en trachtte haar trekken voor
zijne teekening vast te houden. M»sr hij
scheen ontevreden te sgn, want de begon
nen schets werd weer wegg^wEcht.
„Hoe zonderling," verbrak zij het z-viigen,
„dat in het leven alles om dat beaije lief
de draait."
Hij vond haar gezegde niet vreemd en
antwoordde sarcastisch
„Zonder dat beetje liefde is het leven voor
den oen een hal, de ander leidt slechts een
plantenleven."
„Hebt ge dat zelf bij ondervinding, want
om zoogenaamde theoretische wijsheden
geef ik niets.'
„Een weinig," antwoordde hij zacht. ,,Ik
beu gehuwd getveist en heb vrouw en
kind io één jaar verloren,"
„O!" ziide tij vc-izcbrikt.
„Kent ge Tergeniew Mijn vrouw
was een Russin en seer lecr.rooals de d'ehters
alleen sioh de vrouwen kunnen voorstellen.'
Hij zwe g en keek verstrooid naar hot
schilderij. Vera was boos op «iehielf, dat zij
tijne herinneringen had opgewekt,
Hij eeheen haar gedaohtengang te raden
en sprak tonder gevraagd te worden verder.
„Het doet mi] goid, over haar ts kannen
spreken," zeide bij.„Ais kinderen leefden we.
Zjj had een vast geloof in mgn kunst. Zij
was eigenlijk deearsto van wie ik liefde ontving.
Bij mij aan hui» was het twisi van mijn
vroegste jrugd af. Mijn vader en ik waren
do grofste tegenstellingen- Hij hield het
voor een misdaad, koDStenaar te worden.
Dat waren in zijn oog dagdieven en vage
bonden. Hij w«s roer godsdienstig en miju
minder guloovige overtuiging was hem zeer
onaangenaam. Mijns noeder heb ik niet
gekend. A's schilder kwam ik spoedig saer
hoog te staan. Ik leerdo mijn vroawiu voor
name kringen kennen, waar «ij ais arms
bloedverwante haar intrek had genomen
en toen kwam de gelukkigste tijd mijns le
ven, Zelfs de jaren van zorgen en tegen
spoed ondervonden wij niet ik had rij
kelijk veel overgespaard, zoodst wij goed
konden leven, ook nadat ik als schilder reeds
laDg in den ban gedasn was."
„Hoe kwam dat," vroeg Vera zacht.
„Men noemde mij plotseling den dooden-
tchilder," antwoordde hij. „En het was ook
heel gek, dat wie voor mg sa', aan don
bezorgd.
Ik bracht haar een glas wijn; toen
kwiincu er voor het eerst tranen in haar
oogen en voor ik er op bedacht was had
ze zicht een kus op mijn hand gedrukt.
Eindelijk nam zo aarzelend een kleinen
«lok wijD. Haar m&rmevbleeke wangen
werden met een licht rose gekleurd, zij
heelde niet meer en haar mond kon ein
delijk woorden vinder. Weinig woorden
waren het die zij sprak, maar droeve
„Mijn man is dood, lieve mevrouw 1"
Ik schrikte hevig.
Zij zsg het en eer ik een woord kon
uitbrengen ging ze voort: „Ja, ik begrijp
wel dat u er Diets van gehoord hebt. Het
19 ook alles zoo vreeselijk gauw gegaan
en ik wilde mevrouw niet lastig vallen met
mijn aangelegenheden".
Hoe kalm zeide ze dal! Ze had dien
trots der armoede, die door de gegoeden zoo
vaak als hoogmoed wordt uitgelegd.
„Het naaiwerk is kla.r", vervolgde zij,
„u wilt wel zoo goed zijn even na te zien
ot alles in orde is"?
„Neen neen, vrouw Röner", riep ik
uit, „vertel mij eerst li;ve hemel, is je
man dan ziek geweest Je hebt verkeerd
gedaau met mij niets te laten weten. Maar
dat ligt in je aard. Ja zoudt liever ver-
hor-geren dan zelfs den schijn verwekken
dat je iemand om hulp vroegt. M ar hoe
is dat alles toch opeens zoo gebeurd
„Ze brachtten Gottfried dood bij mij
thuis dst was Donderdag voor acht da
gen, toen het zoo gestormd heeft. Hij is
van da treeplank gevallen juist toen de
trein het stBtion verliet. Het was zoo'n
beste man, mevrouw."
„Och, lieve vrouw Rö ner 1 Wit heb
ik eeu innig medelijden met je." Ik greep
haar h.nd en drukte die vast in de mijue.
De vrouw had een zwaren strijd om niet
in snikken uit te barsten.
„Dank u," zaide ze zacht. „U bent zoo
goed. En niet waar, mevrouw, u zult mij
geregeld werk geven en mij aanbevelen bij
an.lere dames Ik moet nu hard aan
den slag. Die drie jongens hebben heel
wat noodig. Maar de goede God zal mij
kracht geven en de gedachte dat ik mijn
kinderen tot mannen zal opvoeden zooals
mijn man er een was, zal mij met opge
wektheid doen werk»»."
„Ea je bent zoo zwak, vrouw Römer,
je
„Het is de smart die mij verteert, me
vrouw. Maar", de weduwe richtte zich
op; haar gelait kreeg eeu energieke uit
drukking, - „ik zsl haar gauw meester
worden mijn man heeft mij niet voor
niets altijd g-zegd vóó- alles de plicht.
Ik moet vader vtrvangun tegenover de
kiuderen. Ik zal hard werken, dag en
nacht, dan kan ik 's Zondags met mijn
jongens naar het kerkhof wandelen waar
vader slaapt. Daar zullen mijn kinderen
mij telkens wser btloven dat ze hun best
zullen doen zoo braaf te worden &ls hun
vader.*
Wat zegt Goethe De flinkste vrouw is
die, we ke den vader, zoo hij heengaat,
bij de kindereu kau vervangen I
Ik stond aan het vers'er en zag vrouw
Röner na. Ze liep snel d; straat af. Niet
dood scheen overgeleverd. Meu sobuwde mij
algemeen en was er met geen stok toe te krij
gen bg m;j een portret te laten maken. Beni
ge g.tvallen omtrent mijn ongelukkig gestern
te konden worden opgenoemd, en, zooals dat
gaat, als de duivel werd ik weldra gemeden.
„Trad de dood dan regelmatig bij uwe
modeiien in vroeg Vera ontsteld.
„Zeker niet, mevrouw. Mier Juist het vlak
op elkander volgen van een paar gevallen
had de menschen bang gemaakt. Toen
vronw en kind stierven, wilde ik het schil
deren aan den kapstok hangen; want pin
stel en palet hadden ie's vreeselijks voor
mg gekregen. En d» stad mat haar woe
lige beweging deed mij pgn, Zoo raap'e ik
al miju kennis te sam^n, want ik bad een
poosje gestudeerd, en werd sobool meestee
Met niemand sprak ik over mgn vorkden.
Slechts mevrouw von Ueschtritz deelde ik bet
een eo ander made, vóór ik haar sohilderde,"
„En wat antwoordde aij?"
„Zij glimlachte en bleef na juist op het
schilderen aandringen. Zjj wilde dat baar
portret in deze saai opgehangen zon worden
zij wilde van de&e vrouwengaiorij niet
uitgesloten worden, maar in zekeren zin de
aandacht trekken. Eu daar haar man haar
niet schilderen liet, bestelde zij telvo het
portret. Het hsett bij haar nog een paar
jaar geduurd-— Wjj werden goede keunisssn
en eeniga weken voor haar dood liet se mij
bg haar komen en zeide mg, dat, wanneer
sg eennual heenging, ik haar sterven niat
aan mijn schilderen moest toaschrgveu; 65 -
ie mjj kende, had ze reeds geesten, dat ze
jong sterven moest. Ik zocht het haar nit
bet hoofd te praten,- zij eohier, die rcads
oen vast beslait had genomen, schudde bo-
wogen mot het hoofd. En niet veel
later vernaai ik, boe ernstig eg het had ge
weend. Gj weet nu, mevrouw, waarom ik
eerst heb geweigerd!'
Zij kolkte.
„Ea toeh," antwoordde se, ,,s!a ik erop,
eveoata die arme vrouw, dat gy mij schildert
Een ieder onderneemt op een bepaalden lyd
zijn reis, niet vroeger en niet later. Ik,"
giug zg voort, „donk bat hier nog een aar
dig poosje u.t te houdm, en mjj niet door
veerkrachtig, zooals etn gelukkig meascb,
msar met vaste schreden, als van iemand
die weet wat hem te doeu staat.
Toen fluisterde ik iu mijzelf de woordea
vsn Lavatir: „Vreugde ontbreekt nooit
waar arbeid, orde en tronw is." A. C.
Naar het schilderwerk
aan de Strijkmolens der Scliager Kogg9
was ingeschreven door de heereu
J. Kooijman voor f 130.
D. P.ins 109.50
J. Baars 165.
A. Kamp 225,
Aan den laagsten inschrijver gegund.
't Zand, 12 Juli '99. Tenge
volge van 't breken der as, moest da
stoomboot van Gebr. Zür Mublen, die
hedenmorgen als gewoonlijk om 7 uur
van Den Helder naar Amsterdam vertrok,
spoedig zijn tocht staken en verder met
een sleepboot naar Amsterdam gebracht
wordeo. Toch werd de dienst waargenomen
en werden de passagiers, die wat langer
konden wachten, opgenomen.
't Zand, 12 Juli '99. Hedenmid
dag viel hier het zoontje van den heer
St. in het kanaal, doordat hij bij het
onderdompelen v&n het hoofd van de
schoeiïng gleed. Hij ging nu geheel onder,
doch boven komende, werd hij gelukkig
gegrepen door een buurmeisje, dit hem had
zien v&lien. Hij kwam er nu met een
nat pak af, doch hst moge eene waar
schuwing ziju voor anderen, dio op der
gelijke manier zich willen verfriiichen.
Op verzoek plaatsen wij
het volgende uittreksel uit het 29e jaar
verslag der Algemeene Nederlaudsche-
Vrouwenvereeuigiug „Tesselschade"
Het afgeloopen vereenigingsjaar was in
zóóver gunstig voor „Tesselschade", dat
het van groei getuigt er kwamen nl.
eene Afdeeling ('s-Hertogenbosch) en twee
Correspondentschappen (Hunsitgo en
Schagen) bij, terwijl helleden tal vermeer
derde met 191 en nu 4760 bedraagt. In
't geheel ziju er 29 afdeelingen en 21
correspondentschappen. De algemeene
indruk bij het doorlezen der jiarverslageu
is, dat bfgluurderesseD hoe langer hoe
meer hare sandacht gaan wijden en hare
gelden bestede» aan opleidi->g.
Het voor opleiding direct bestede bedrag
is f 4074, n.1. uitgekeerd door de Eouds-
kas f 1395, door de afdeelingen en corres
pondenten f 2679, terwijl deze bovendien
indirect f 339 daarvoor gaven, ea wel
f 169 voor bet kapitaal, f 170 voor de
rente der Fondskas, het laatste bedrag dus
om teistmd in het nu p»s ingetreden
vereenigingsjaar te worden besteed.
De beoefende vakken waren dok-
eres geneeskunde 1, tandarts 1, apo
thekeres 4, hulp-apothekeres 2, surnu
merair bij de posterijen 1, idem bij de
tehgraphie 1, idem bij post en telegraphie
1, U. L. O. 1, L. O. 4, Normaalschool
2, muziek 12, retoucheuse 1, handwerk-
biigeloof ontsteld te la<en maken.'
Hij antwoorddeniet. Van terrgde bekeek
hij zgn schets, die ongemeen ving op het
doek was geworpen, drukte dan een paar
droppels nit een tube op zijn palet en begon
te schilderen.
„Eu gevoelt ge n als dorpsschool
meester hier in de eenzaamheid gelnkkig
„Ik zocht die stilte, mevrouw- Het onderwg-
sen maakt mg weder opgewekt, en toen ik
na den dood van mgu veder onafhanke
lijk leven kon, ontwaakte in mij ook weer*
de lust tot scheppen- Dat was jaist in den
tijd, dat die arme vrouw daar zich tot mij
wendde. Ik riobtte een atelier in en onder
vond moer dan ooit vreugde en pldaier aan
mgn kunst. Nu behoef ik naar gaen koop
lieden meer te vragen, ik werk omdat het
mg vreugde verschaft.
„Daarenboven vond ik hier een omgang,dien
ik niet had durven droomen te zullen vinden.Ik
beschouw het, moet u waten, als een zeer groot
geluk, mijnheer Siabeuhaar te hebben leeren
kennen. Ben zoo diepe en eigenaardige
kunstenaarsnatuur, een zoo goed en mild
mensoh als dere vriend, snit ge overal elders
tevergeefs zoeken."
Zij stemde dat. levendig toe en een leng
vergeten gevoel van welbehagen trok haar
hart binnen.
Toen de zitting geëindigd was,haalde ze hasr
borduurwerk van vroeger en verdocht hem,
dat hij haar oprecht zou zeggen, af het
bom beviel en of het oatwerp gelukt
was.
Bij bokeek het Work zeer aandachtig,
merkte op dit eo dat wat aan, bewonderde
echter de schoon- en fijaheid van het stik
werk, dnt bepaald zijue bewondering had
gaande gemaakt.
Teen bij afscheid nam, wis zij verwon
derd hoe vlug do tgd verloopsn was. Haar
gelait gloeide van opgewondenheid en het
h«rt sloeg haar onrustig. Zij trad bhu het
venster en keek bem zeer lang na.
XXI ¥-
Op een der volgende degen zocht Vera
den aohilder in :gn atelier cp. Hg eebeen
haar binnen tgn eigen wanden als omge-