Boerenbloed.
Zondag 3 September 1299
43ste Jaargang Ho. 3447.
tweede blad.
De flesch,
feuilleton.
jCü t
Briefen ui! fle Maasstad.
RAMT.
U-0-0
Wanneer hij bescheiden bij den ouden
reeder was gekomen en zeer deemoedig
zijn vraag en aanzoek had geuit, wie
wee*Maar het zelfbewuste optreden
van den jongen stuurman had den ouden
zeeman giërgerd en zoodoende had hij hem
kortweg de deur gewezen. „Diarvan ksn
niet» komen. Niets I Je moet je wat meer
zeelucht door deu neus lateu w»aien, voor
dat je kunt trouwen. En dan nog wel met
miju Kathe hjj lachte spottind en
wierp met eeu snellen ruk zijn kort stompje
pijp Tan den tenen hoek van zijn mond
naar den auderen.
Niels maakte rechtsomkeert en verliet
het kantoor. Beneden in de gang trof hij
Kiithe aaD.
„Nu?' vroeg ze met kloppend hart.
Weggejaagd", verklaarde Niels.
fDt had ik verwach'," meende Kathe,
„maar dit hindert niemendal, wij trouwen
toch. 01 heb je er nu geen zin meer in
Niels trok haar nsar zich toe en drukte
een kus op hare lippen. Het blijft daarbij",
zeide hij, „wij trouwen toch."
Daarop giug hij heen en stapte met
lmge, zware schreden de haven langs,
Een heel ongelijk paar
men8chen, Kiithe en Niels. Zij kl in, teer,
met alle nukken van een kostschoolmeisje;
hij groot, robuust, sterk— een kernachtige
zeevaarder, met manieren van een
beer. Eigenlijk had zij hem nog niet goed
leeren kennen; ze had hem nauwelijks
eenige malen in het kantoor v*n haar
vader gezien; ze was reeds dadelijk op hem
verlitfd geweest, tot over haar coren toe,
dat was wellicht ook een harer vele
kostschoolDukkeD. En Niels gevoelde «ich
vereerd en gestreeld door de opmerkzaam
heid, die de jonge dame hem wijdde. Hij
beeldde zich in, dat hij haar eveneens
hartstochtelijk liefhad.
Slechts één pnnt hadden ze beiden
gemeen: zij bez.teo harde koppen
en stijve naturen, die door raad
gevingen van anderen niet te vermurwen
waren.
Kathe had haar vader reeds menigmaal iets
atgedwongen door haar stijf hoofdje, wat
ze goedschiks niet van hem had kunnen
krijgennu meende zij, dat ze ook het
jawoord wel met haar pruilen zou krijgen.
Maar op dat pont bleef de oude zoo vast
sis een muur; hij bleef bij zijn wtigerirg.
Dat had vele hartstochtelijke scènes ten
gevolge.
Intnsschen bleven de beide gelieven
geregeld met elkaar omgran. Niels ver
heugde zich over de sierlijke briefjes, die
Kiithe hem zond; zij lachte om zijn ha-
nepooten en taalfouten. vWij zijn ons
doel nabij," heette het in zijn laatsten
brief, „ik ben kapitein van de Christoflel
gewo'den,Wij znllen welis
waar in Willemsoord moeten wonen, maar
ruimte is ei^n ied<-re hut
Kaniiein *^ras haar Niels gewonden
nieuwtje bi.cbl tij dadelijk aan haai
Vad«r oyer.
„Van welk schip?" vroeg deze.
„Van' de Ohrï8toffel." antwoordde Kiithe.
vtls wat moois," meende de oude,
„die ouwe kast moest reeds lang als
brandhout hebben gediend, maar niet meer
als een schip op zee."
_Miar dat ging Kiithe langs dikleeren af.
Zij vond, dat vrouw van kapitein
een heel aardigeu klank hsd, dat het
in Willemsoord mooi woonde en dat het
verloren tijd zou zijn, als het trouwen nog
langer werd uitgesteld.
Op een goeden dag zeide zij tegen haar
vader, dat ze met Niels ging trouwen, met
of zinder zijne toestemming. De oude
merkte, dat zijn kleine stylkop niet van
meening Wus te veranderen. Als verstandig
man meende hij derhalve „Ik wil je
mijn toestemming wel geven, K*'he,tr^uw
met je Niels, wanneer je zonder hem niet
gelukkig kunt worden. Maar dat zeg ik je,
op mijn geld behoeft ge niet te speculeeren
Doe jij je zin, ik behoud mijn geld."
Een jaar later waren Kathe en Niels
getrouwd de wittebroodsweken waren
voorbij. Kathe vond, dat het toch heel
eentonig in dat Willemsoord was. Dat
vervelende geruisch van die golven, dat
haar eerst als heerlijke muziek in de oo-
ren had geklonken, ergerde haar in hooge
mate.
Zij vond dien stank van de viscb, die
vanaf het strand tot in haar woning door
drong, ellendig en onnitstaanbaar. En dan de
omgar.g met die stille visschers, die
slech's belangstelling voor het weet tooi -
deD, die werklui die steeds naar teertn
pek riekten brrr, zij had zich haar
echtelijk geluk heel anders vcoigesteld.
Maar baar NieleP Nn,hem mocht ze leiden en
hij vertroetelde haar als een kind. Slechts op
één punt verstond hij geen scherts zijn
Christeffsl scheen hem het mooiste en
beste schip vaD de wereld. Zij was er
slechts eenmaal op geweest, zulk een
vuile en smerige kust had ze Dog nooit
gezien. Daar was het vuilnishok ven haar»
vadems huis een salon bij.
Haar vader nu, die had werkelijk
zijn woord gehouden; ook niet één penniig
had hij haar gi zonden. En daarbij had ze het
volstrekt niet royaal in haar huishouden.
Haar mau verdiende juist zooveel, dat het
slechts toereikend was wanneer zij iederen
cent omkeerde eer ze hem uitgaf. Zij
begreep nu, dat ze van liefde alleen niet
kon leven, ja, dat had ze leeren in
zien.
JNiels was elke maand nauwelijks acht
d»gen thuis. Zoodrs bij wc-er een laditg
h d, voer hij met zijn Christoffel naar
Denemarken, Zweden of Noorwegen. Terug
bracht hij steeds hout mee. Wanneer da
Chiisti ffel het anker lichtte, liep Kiithe h t
strand langs tot haar lievelingsplekje,dat was
midden in een bocht, waar de branding op
brak, en waar drie boompjes stonden,
droefgeestige, door weer en wind geteis
terde stammetjes. Aan de zeezijde was
geen eiikel twijgje groen, maar naer den
kant van hel strand strekten zich een dozijn
takken nit. Een lompe bank was onder
de boomen geplaatst.
li.
Peter bleef met Sabine staan en wijzend
op een groep karagansn, wier gele bloemen
in het schijnsel van het maanlioht bijna
wit sohenen, zeide hij.Is bet niet een
heerlijke lente-avond Zie die bloemen eens,
hoe zij *'ch bad#0 in den n,»nPBchÖn- En
daar die andere bloesems, hoe verrukkelgk
wonneer evenwel de zomemon komt en
die heeft «e gekust, den verenderen ze in
bloodroode vruchten juist als de jonge
meisjes. Ha, ha, ha 1"
-Hoe bedoel je da*, Peta* f
Wel die moeten ook eerst den kus der
liefde op hare wangen gevoeld hebben, eer
,e de ware rozen op de wangen krijgen.
Hij had zgn arm om haar middel geslagen,
trók haar zacht naar zich toe en keek haar
zonder tegen »e streven aan zgn bor8*> J"
het scheen hem loc, alsof ze z«n kns had
net »cue« evenwel van
beantwoorddsn stiel ze
zich af en «eide verwgtend. ,Wat ben e
gedaan Peter?" En streng verklaarde ztf
„Wij willen naar de anderen gaan.
Hg hield baar vast om haar g
Ble]sabinelieve, kleine Sabine 1 wacht nog
even. Eerst moet ge me zegge»,
niet boos op me rijt. Zie mjj nog evt
vriendelijk aan."
Zij streed met hare tranen.
Wat zon Adolf zeggen, wanneer hg mo
had gezien 1 Feei, hos slecht van ons.
„Neen, mgn engel, bet was niet slecht.
Het was het machtgebod der na
tuur, waaraan wij hebben gehoorzaam«4
SsbiJe, ik heb je zoo lief, meer dan mgn
b-oer je lief heeft. Word de mgne
Zjj begreep nauweljjks wat hg zeide. Zg
was buiten eichzelf van schaamte en
ontroering- Hot kon hg nu ?oo driest sija,
om voo te handelen Was dat bet gevolg
van de vergissing, dat ze hem onlangs voor
baarwrloo'de had gehouden en gekust had?
Ach, ook nu was ze gevallen als 't offer
van een dergelijke persoonsverwisseling-
Toen bij haar zooeven in de armen hield
en zijn warm gelaat zoo dicht bg het bare
breebt, toen wes hel haar gawees», ot het
Adoll was, zoodat «ij zieh al te gaarne aan
de verbeelding overgaf dat het Adolt was
die haar soo teeder kuste- En slechts omdat
ze Adolf liefhad, omdat ze naar Adolf's
liefkooaingin verlangde, die hij haar in den
laatsten tijd soo menigmaal had geweigerd,
daarom bad ze zich zoo gaarne overgegeven
Maar dat Peter van haar goedbeid misbruik
zou maken, baar om heur hand vroeg
terwijl ze de verloofde van zgn broer was,
dat was gemseD, dat was slecht van
hom, dat was een beleedigiDg van haar
vrouwelijken trots, een smaad voor haar
V6liOO^0.
Word mjjn lieveling 1" vleide Peter
steeds dringender. ,Ik neem hei op me,
mijn broei alles te vertellen; hij is een
onzelfzuchtig mensch, waunrer hij ziet dat
wij bij elkaar bshooren, zal hg ons onzen
zin geven en je vrgmoedig je vrgheid
t9Nugahad se het ongolooflijke dat haar
beleedigde, volkomen begrepen.
Je weet niet wat je zegt Peter, dat
kaS je geen ernst zijn. Kom, last ons
heengaan Hoort ge? Het z.ngen is reeds
W6zt zocht*1»! haar kalmte bijeen en sloeg
de richting naar de muziektent w. Wanneer
hü het gunstige oogenblik met ongebro.k
wilde laten voorbggaan dan moest hg
Hti vfled 'ide nsast haec op,
bVoed braille be» OMtnimig tol de
j mi «atte zijn aantrnk voort,
aderen, bg 9 a ^ledrie g. lokkig
UBj broer heeft mij Hel al.
kannen zgn. M., mijn en ow
b kHCn„ :r reogds hebben, a's ware 't
f^o"eider p..tm.tb»Ik»»;I
Hier Zat Kiithe dikwijls en droomde dar.
Zij dscht aan bit hui»
vaD haar vader, met zijn hooge, ruime
kamers, ain de weelde die daar heerscht-.
Dat alles bad zij verlcr-n, door eigen
schuld! H^t droefgeestig getoeter vbd den
mistboorn trof haar oor met gioot
geratel werd de ankerketting opgewondeD
de Christoffel ging de haven uit.
Bniteo werden de zeilen opgezet en
voort ging het schip. En de golven rol
den de een ns de ander tegen het strand
en besp tten Kache's voeten.
Twee jaren waren Kathe en Niels ge
trouwd. Hun huwelijk was kinderloos
gebleven. Kithe b-gon zich ongelukkig te
gevoelen. Die steeds zoo stille, bedaarde
Niels alles bleef zoo altijd hetzelfde.
Acb, zij verlangdi terug naar huars
vaders buis. Steeds bekroop haar een
angstig gevoel, als zij de Chris
toffel in de haven zag liggen. Die lompe
vormen van het schip, het verwaarloosde
taigage aan boord, de bemanning van
zes oude matrozen, die eerder in een zee
manshuis dan op een schip thuishoorden,
dat alles vervulde haar met bangen angst
en zware zorgen.
Zij sprak er met haar man over. #Oeh
wat", weerde deze baar af, „wat begrijp
jij van mijn Carist' fftl Zóó slecht is de
boot nog niet; zoolang ik op de com-
mandc-brng sta, zal het schip rustig de
Oostzee doorgaa»."
En zoo verliep maand na maand. Kathe
werd hos langer hoe stiller. Zij verheelde
het zichzelf nie', dat verdriet haar neer
drukte, maar zij had reeds te midden der
visschersbevolking geleerd, dit dappere
menschen g;en klacht slaken, maar hun
zorgen in hun hart opsluiten.Zoo bleef ook
ar mond gesloten.
Wanneer zij het tusschen de enge
wanden niet meer kon uithouden, ging zij
het strand langs naar haar drie boompjes.
Daar keek ze dan met starend oog naar
de met schuim bedekte kammen der gol
ven. Een gevoel van oneindige moeheid
overviel baar. Was zij gelukkig, of
Iets heldere, als fosforoe liebtend, danste
eensklaps op de dichtstbijzijnde golf. Het
werd boog opgeheven, verzonk in de diep-
to, maar bet schitterde ook dsar nog.
Plotseling werd bet door de volgende golf
gegrepen, liet werd vooruit geschoven
en het bleef voor haar voeten liggen, die
door het zeewater werden bespat.
Het was haar ring, hai-r gouden ring,
baar trouwring dien ze in haar wanhoop
in de golven hsd geworpen. Outzet sprong
Kiithe op, in vliegende haast snelde ze
terug naar hsar huiaje.
Drie jaren wsren Kathe en
Niels getrouwd. Zij was bleeker, smaller,
doorzichtiger geworden. Hij voelde zich
alleen thuis in waterlaarzen, oliejas en met
gummi-muis.Hij begreep van het zielelijd>;n
van zijn vrouw niets, hij had geen gevoel
voor de neigingen van haar gemoed, hij
was slechts zeeman, hij behoorde uitsluitend
op de zee.
Morgen zou de Christoffel weer zee
kiez in naar Bor aholm, om in Ham meren
een Uding steeoen iu te nemen. Er stond
iedere n segt het, en gjj zelve moet dat
ook reed» h«t>ben bimerkt. O, at hond' ge
ook uw ooien toe, hooren zult go me toeb.
Ge moe» mo gelijk geven 1 Ik ontken bet
niet, dat Adolf een goed, best mensch is,
maar hij is iemand die steeds kleingeestig
bij alles stilstaat, die geen flinke besloi'eo
kan nemen, dia aiebzHf en enderen dasrmae
kwelt en doodmanelt. Gij moei een man heb
ben, wien het bloed wat warmer en lev ndi-
gar door de aderen vloeit, evenals dat bij je zelf
het geval is. Je bent een kleine heks en
wilt niet verstikt worden door de kilheid, die
van zulk een natuur als Adolf heef», uitgaat.
We8s mijn goede geest! Ik heb ma reeds
aangemeld voor het examen van ba»s
in dan volgenden winter ben ik bass, wordt
dus mijn vrouw I"
Eon laatste masl bleef *e staan en streng
en afgemalen klonk hot van haar lippen
»Zeg niets tegen me van je broer.
Dzarmedo win je nht veel. Wanneer ik je
je zin gaf, zon je me verachten ik mag
niet ats een goudstuk van de cene hand in
de andere glijden; spoedig genoeg «oa je
je best doen me kwijt te worden."
sNooitNooit van mijn leven Dat zweer
ik 'je. Je hebt in de verwarring van het
oogmblik mijn broar bet jawoord gegeven
cd nu denkt g), dat ge dien lengen moot
volhouden. Meisje ,dos mgn zin; maak m-«
niet razend Ik kan dat snacohlen en
verlangen niet verdragen, ik kau het niet
aanzien, dat je een ander toebehoortga
moet do mijne «ijn, de mgne, m ,t lgf
en ziel."
En met gewold omhelsde bg baar en
haar tegenstand brekend els dien van een
kind, bedekte hg haar wangen en hals mot
gloeiende kussen, zoo stormachtig, zco
lie'dedroDken, zooals Adolf hair nog nooit
had gekost. Op dat oogenblik mask'e
te die vergelijking nirt; cn was re boos op
dun gewelddadige, en zocht zich, lioh in
alle bochten wringend, aan zjjn armen te
ontrukken. Maer reeds een nor later, toon
r.e weer veilig naasi het echtpaar Lampert
gat kwam baat die vergelijking in
den «in- Nu parelden kaer de trrnen Tan
toorn over de wacgei), en ademloos
eeo storke ff oord-oosten wind, die het
duinzand tot voor Will msoord opjoeg.
»Hoor eeos, Niels," zeide Kathe bezorgd,
fik maak me nu zoo angstig
die vreeselijke storm muskt me zoo baDg.
Want js schip een oude k»st is
het, beeft papa gezegd Bij de
herinnering aan die siè ie thuis, brak zij
in luid weenen uit.
„Miar Kiithe,* zocht haar man haar te
trooster, „zoo mag je niet doen wees
toch verstandig. Ik ben op mijn Christof
fel in veel erger weer blijven bestaan ze is
nog uitstekend zeewasrdig, nog wel tol zoo
lang wij beiden leven dus wees gerust,
ik moet nu naar boord. Kom in mijn i.r-
meo, mijn dapper; Kei'he, geef mij een
kus, een afscheidskus."
#Neen," riep ze, meteen door trauen
vers'ikte stem, „ik geef je §.één kus.
Waarom blijft ge niet hier?"
„Nu, dan niet," bromde hij barsch.
Vaarwel dan," en zijue schreden dreun
den op den vloer in de gangzij hoorde
nog hoe de denr achler hem dicht viel en
hoe het ki*zelpad, telkens als hij er den
voet op zette, knarste.
Een ontzettende storm beukte de kust
hij wierp de golven huizenhoog en joeg
zuilen stuifzand door de verlaten steeg
jes van Wiilamsootd.j
Den volgenden morgen dreven er stuk
ken hooi van een vergasn schip aan het
strand. KSthe zag toe, toen het hout werd
opgeborgen, zonder eenige deelneming te
laten blijken wanneer men haar de
boeg van de CbristofTel had getoond,
ze zou niet geheeld hebben.
Maar twee dagen verliepen, drie, vier
de zee was weer bijna rustig,
maar van de Cbristcöel was geeu bericht
gekomen. Het schip was bepaald vergaan,
had ze in de courant gelezeD.
Toen wi s za naar buiten gesneld, naar
haar plakje bij de drie boomen. Zware,
dikke wolken dreven langs het luchtruim,
de zee kookte en brandde. Zij z;tte zich
op de bank neer.
Iets ronds dook p'otseling voor haar
op een fleseb, die door de golven was
aangespoeld. Zij zag duidelijk de Vurk in
den hals van de flesch, zij bemeikte ook
een wit papier, dat in d flesch heen en
weer trilde. Aan een plotselinge ingevisg
gehoor gevende, greep ze de fl.sch, niet
er op lettend dat ze tot over de enkels
in het natte zand wegzakte. Za sloeg te
gen de bank den hals van de flesch afschud
de hef papier er uit en l&s
„Sahip Christoff; I. Tien minuten nog,
dan verslindt de zee ons. Wij drijven op
een wrak hulptloos rond. Mijn laatsten
groet te brengen aan mijn vrouw, Kiithe
Niels, Willemsoord. God zij ons gena
dig
Kii'he viel bewusteloos neer. De golven
bespoelden haar kleed, zij reikten weldra
tot baar iaillr, zij dansten tot haar
schouders en eindelijk De
volgende golf hief het teere licba m
omhoog en nam het net zich in het
natte graf.
kuchte rij„Laat me gaan, afschuwelijk
menpob, of ik schreeuw om hulp"
„Dat zal je niet doen, Sabine," zeide
Peter heel rus ighij had sioh baronnen,
maar hield het bleeke meisje nog steeds bij
haar po s-n vas'„ge soadt alleen jeielve
schade doen. Kom, ik breng je weer terug;
ik ben weer aardig, maar jj moet ook lief
«ijn en het rag vergeven."
Zij schudde nog heel boos mat het hoofd.
„Dat zal ik je nooit vergeven en kan ik
nooit vergeten."
„Verg hen moet ja hot ook nooit,en vergeven
zult ge me bepaald wanneer ge er eerst
eens ernstig over bebt nsgedacht. Stel mij na
niet verantwoordelijk voor hst gevaar dit
ji lieftalligheid meebrengt. Wseneor iemand
jon aanzie en hij verliest eg i ssllbeheersehing
niet, dan hoeft hij vissehenbloed in de
aderen, evenais mijn beste brosr Adolf.
Hoor eens hoe hg staat te brallen," voegde
bij er spo'tend aan toe. „Luister, hij zingt
lang niet kwaad, maar daar/ boor
j» dien nachtegaal Die doet zgn zaakje
tooh honderdmaal be'erhij lingt van die
echte, ééoige liefde, die zich naar geen
vormen richt, en toch ann de strakke, doode
wereld het ware levensvuur inblaast en
die liefde is als de mijne."
Arme SabinsZij was boos op ziohzelf,
dat zij dien harts'oobtelijki-n msn.die ».iob nlt
met de rol van haar «wagar vergenoegen wilde
en haar man wilde worden, niet heftiger
verwijten kon doen. Hoe hcerijjk en
meealeepend sprak bg Hoe mooi en
ziDrijk waren zijn woorden, die zich
vleiend iu haar hart nestelden. Maar neen,
een tweede maal mocht eg niet meur zwak
worden.
„Peter 1" zeide zij, niot onvriendelijk, maar
besloten om nu aan da scène een einde te
maken, „ik wil je vergiffenis schenken, dut
gij mijn vertrouwen zoo snood heb' misbruikt.
Ge mo-.t mij eoh'er beloven, ncoi', nooi»
meer dergeijjke rondige wensoht-n tegen mij
te uiten- Ik ben de verloofde ven Adolf in
dat blijf ik, totdat ik zgn vroow aal zgn
geworden. Dit is nsijn laatste woord."
,Die Fcbucbire v»staud van gevoelens slrekt
je tot eer, meisje. Miar mijn bro;r zelf zal je
Kotte.dam, 28 Angnstus 1899.
CXC.
Het gezin is weer nagenoeg »au grand
complet*.
De burgemeester is terug, de hoofdcom
missaris is terug, de handelsmannen zijn
t-rng en de niet-handt-DmanneB zijn terog,
de vacanties ziju om en we hebben den
zomer weer schter ons.
Zoo in 't begin van Angnstns is 't een
heele ixodus. Treinen tn booten vol Kot-
terdammers stoomen van de Maasstad weg
en als de kermis vo.rbij is, heel in't laatst
van de maand, zien wij ze weer terug
komen, minder vioohjk dan toen ze gin
gen. Kijtnigen met fietsen en kinderwa
gens en koffers op 't platform en min of
meer sippe gezichten voor de ruittD, hob
belen-hotsen over de keien. Jalousitën
tn gordijnen worden voor de woonhaizeu
opgetrokken en de doffe oogen van de ra
men staan weer naar de straten te staren.
Meiden komen tusschen tien en elf 's mor
gen weer met stoffige kleeden buiten en
bevuilen de lucht. Slagers en melkboeren
en bakkers krijgen weer haast om alle klan-
len af te loopeD. De rost van het zomersei
zoen is voorbij, de morgen van het najaar
is aoDgtbrok*'!). En weer voor tien of elf
maanden is Rotterdam de stid van werk
zaamheid.
Voornit maar weer, aan 't handelen en
scheepvaaiten, aan 't concerten en tentoon
stellingen, aan 't pmtoffelparadeereu en 't
weldadigheids—bazaren,we gaan weer aan den
sl g na een week of wat rust.
Natuurlijk zal 'i nog een poosje duren
eer de indrukken van de Zwitsersche meren
en de bergen van Italië, van de statige
glorie van zonsondergangen boven de Hol-
landsche zee en van den stillen weemoed van
de ritselende zomeikoelten door de Gelder-
sche bosscben, e^r de beugenis a&n ds
vacantie-vreugde wat verflauwd is, maar
met al de drukte van het wetb, dat is
blijven liggen, gaat dat met niet groote
inspauning, en eer nog de bladeren van
onze stadsboomen vallen gaan, hebben wij
weer vergeten, dat een blijde zomer over de
aaide geheerscht heeft.
De winter duurt in een stid zco lang,
de zomer is zoo gauw vooibij. Voor ons is
eigenlijk de zomer niet meer dan de paar
weken van onze vacantierust buiten.
Van Eeden heeft ons genutsleeraard
dst we allemaal maar naar buiten moeten
gaau voorgoed, en ze ontvluchten die „mo
derne, leelijke en afzichtelijke menschen-
hoopen, die kankergezwellen op de schoone
aard», verpest door rook en stank en ont
aarde menschen, die men steden noemt".
„Als gij in een kamer zit met rookende,
vleekeude, drinkende, dobbelende menschen,
moogt gij dan niet gaan in de open
lucht
Welzeker, welzeker. Ik geloof, dat van
de ruim driehonderdduizend menschen, die
in Rotterdam wonen, wel graag twee en
een half honderdduizend buiten zouden
wiilen wezen, vooral nu, wijl de heugenis
nog zoo frisch is aan verre verschieten,
arn deu enormen hemelkoepel, aan de
tor ei djfo gedach en brengen, daarvoor sta
ik ie."
Zg waren in de nabijheid van de tribune
gekomen. Hg liet haar nu los en zoo
onbevangen mogelijk keerden zij beiden
naar het tcfal jo waar de familie zat, terug.
Het was reeds middernacht toen het
echtpaar Lampert met mijnheer Qarilaek en
de beide gebroeders Dechner met Sabine
san da Friedrichstraa! scheidden- Men had
tot dat punt getramd en eon elk ging nu
den koetsten weg langs naar huis.
Als iets heel natuurlijks werd het opgevat,
dat Adolf zgn verloofdo naar huis bracht.
„Wanneer ik jelui niet stoor," zeide Pe er,
met de stilzwijgende zekerheid, dat zijn
broer hem niet zoo wegrenden, „ga ik met
jelni mee."
„Kom mee, Pater," antwoordde Adolf
vriendelijk, bij had dsn arm van zijn verloofde
reeds in den zijnen gelegd.
Met ban drieën gingen zij de s'raal langs,
om eorst Fabine thuis te brengen. Zij spraken
niet wel. Adolf had zich moe gezongen en
spaarde daarom zgn keel. Sabino wes een
weinig op de teanen getrapt, dst Adolf
steeds met Harzlack had g'-praat en haar
aan haar lot bad overgelaten.
Voor Sabine's hoisdenr klapte Adolf
driemaal in de banden. Boven in do derde
verdieping werd een verspar geopend en een
vrouwenstem riep vragend naar benedzn:
„S .bin», bent gij het
„Js, zij is het 1* riep Adolf naar bovon.
,Go den avond, mevronw 1 Hoe gast hot u 1
„Deuk u. mgnbeer Dechner; ik moet
tevred-n zijn, het zal wel weer spoedig
beier zgn. H>bt ge ejn hnisslent;1
„Ja, we hebban er een."
Adolf maakte do dcor los en bood zijn
verloofde mst e-n hirtelijk „slaap wel" da
hand.
N'et eens een kus, dacht S bine;iij wist
nie», d-t ziin hoofd bonsde van al da
voorstellen, d e Hardack hem bad gsdain.
Ook Peter gil 3 bine de band; daar hij
ook dtt nogal bartelgk deed, werd hem die
al heel spoedig oottrokk-o.
De beido broedo-s boorden rog, boa da
dear vsa binn u werd gesloten, dsn maak en