Boerenbloed. Zondag 3 September 1299 43ste Jaargang Ho. 3447. tweede blad. De flesch, feuilleton. jCü t Briefen ui! fle Maasstad. RAMT. U-0-0 Wanneer hij bescheiden bij den ouden reeder was gekomen en zeer deemoedig zijn vraag en aanzoek had geuit, wie wee*Maar het zelfbewuste optreden van den jongen stuurman had den ouden zeeman giërgerd en zoodoende had hij hem kortweg de deur gewezen. „Diarvan ksn niet» komen. Niets I Je moet je wat meer zeelucht door deu neus lateu w»aien, voor dat je kunt trouwen. En dan nog wel met miju Kathe hjj lachte spottind en wierp met eeu snellen ruk zijn kort stompje pijp Tan den tenen hoek van zijn mond naar den auderen. Niels maakte rechtsomkeert en verliet het kantoor. Beneden in de gang trof hij Kiithe aaD. „Nu?' vroeg ze met kloppend hart. Weggejaagd", verklaarde Niels. fDt had ik verwach'," meende Kathe, „maar dit hindert niemendal, wij trouwen toch. 01 heb je er nu geen zin meer in Niels trok haar nsar zich toe en drukte een kus op hare lippen. Het blijft daarbij", zeide hij, „wij trouwen toch." Daarop giug hij heen en stapte met lmge, zware schreden de haven langs, Een heel ongelijk paar men8chen, Kiithe en Niels. Zij kl in, teer, met alle nukken van een kostschoolmeisje; hij groot, robuust, sterk— een kernachtige zeevaarder, met manieren van een beer. Eigenlijk had zij hem nog niet goed leeren kennen; ze had hem nauwelijks eenige malen in het kantoor v*n haar vader gezien; ze was reeds dadelijk op hem verlitfd geweest, tot over haar coren toe, dat was wellicht ook een harer vele kostschoolDukkeD. En Niels gevoelde «ich vereerd en gestreeld door de opmerkzaam heid, die de jonge dame hem wijdde. Hij beeldde zich in, dat hij haar eveneens hartstochtelijk liefhad. Slechts één pnnt hadden ze beiden gemeen: zij bez.teo harde koppen en stijve naturen, die door raad gevingen van anderen niet te vermurwen waren. Kathe had haar vader reeds menigmaal iets atgedwongen door haar stijf hoofdje, wat ze goedschiks niet van hem had kunnen krijgennu meende zij, dat ze ook het jawoord wel met haar pruilen zou krijgen. Maar op dat pont bleef de oude zoo vast sis een muur; hij bleef bij zijn wtigerirg. Dat had vele hartstochtelijke scènes ten gevolge. Intnsschen bleven de beide gelieven geregeld met elkaar omgran. Niels ver heugde zich over de sierlijke briefjes, die Kiithe hem zond; zij lachte om zijn ha- nepooten en taalfouten. vWij zijn ons doel nabij," heette het in zijn laatsten brief, „ik ben kapitein van de Christoflel gewo'den,Wij znllen welis waar in Willemsoord moeten wonen, maar ruimte is ei^n ied<-re hut Kaniiein *^ras haar Niels gewonden nieuwtje bi.cbl tij dadelijk aan haai Vad«r oyer. „Van welk schip?" vroeg deze. „Van' de Ohrï8toffel." antwoordde Kiithe. vtls wat moois," meende de oude, „die ouwe kast moest reeds lang als brandhout hebben gediend, maar niet meer als een schip op zee." _Miar dat ging Kiithe langs dikleeren af. Zij vond, dat vrouw van kapitein een heel aardigeu klank hsd, dat het in Willemsoord mooi woonde en dat het verloren tijd zou zijn, als het trouwen nog langer werd uitgesteld. Op een goeden dag zeide zij tegen haar vader, dat ze met Niels ging trouwen, met of zinder zijne toestemming. De oude merkte, dat zijn kleine stylkop niet van meening Wus te veranderen. Als verstandig man meende hij derhalve „Ik wil je mijn toestemming wel geven, K*'he,tr^uw met je Niels, wanneer je zonder hem niet gelukkig kunt worden. Maar dat zeg ik je, op mijn geld behoeft ge niet te speculeeren Doe jij je zin, ik behoud mijn geld." Een jaar later waren Kathe en Niels getrouwd de wittebroodsweken waren voorbij. Kathe vond, dat het toch heel eentonig in dat Willemsoord was. Dat vervelende geruisch van die golven, dat haar eerst als heerlijke muziek in de oo- ren had geklonken, ergerde haar in hooge mate. Zij vond dien stank van de viscb, die vanaf het strand tot in haar woning door drong, ellendig en onnitstaanbaar. En dan de omgar.g met die stille visschers, die slech's belangstelling voor het weet tooi - deD, die werklui die steeds naar teertn pek riekten brrr, zij had zich haar echtelijk geluk heel anders vcoigesteld. Maar baar NieleP Nn,hem mocht ze leiden en hij vertroetelde haar als een kind. Slechts op één punt verstond hij geen scherts zijn Christeffsl scheen hem het mooiste en beste schip vaD de wereld. Zij was er slechts eenmaal op geweest, zulk een vuile en smerige kust had ze Dog nooit gezien. Daar was het vuilnishok ven haar» vadems huis een salon bij. Haar vader nu, die had werkelijk zijn woord gehouden; ook niet één penniig had hij haar gi zonden. En daarbij had ze het volstrekt niet royaal in haar huishouden. Haar mau verdiende juist zooveel, dat het slechts toereikend was wanneer zij iederen cent omkeerde eer ze hem uitgaf. Zij begreep nu, dat ze van liefde alleen niet kon leven, ja, dat had ze leeren in zien. JNiels was elke maand nauwelijks acht d»gen thuis. Zoodrs bij wc-er een laditg h d, voer hij met zijn Christoffel naar Denemarken, Zweden of Noorwegen. Terug bracht hij steeds hout mee. Wanneer da Chiisti ffel het anker lichtte, liep Kiithe h t strand langs tot haar lievelingsplekje,dat was midden in een bocht, waar de branding op brak, en waar drie boompjes stonden, droefgeestige, door weer en wind geteis terde stammetjes. Aan de zeezijde was geen eiikel twijgje groen, maar naer den kant van hel strand strekten zich een dozijn takken nit. Een lompe bank was onder de boomen geplaatst. li. Peter bleef met Sabine staan en wijzend op een groep karagansn, wier gele bloemen in het schijnsel van het maanlioht bijna wit sohenen, zeide hij.Is bet niet een heerlijke lente-avond Zie die bloemen eens, hoe zij *'ch bad#0 in den n,»nPBchÖn- En daar die andere bloesems, hoe verrukkelgk wonneer evenwel de zomemon komt en die heeft «e gekust, den verenderen ze in bloodroode vruchten juist als de jonge meisjes. Ha, ha, ha 1" -Hoe bedoel je da*, Peta* f Wel die moeten ook eerst den kus der liefde op hare wangen gevoeld hebben, eer ,e de ware rozen op de wangen krijgen. Hij had zgn arm om haar middel geslagen, trók haar zacht naar zich toe en keek haar zonder tegen »e streven aan zgn bor8*> J" het scheen hem loc, alsof ze z«n kns had net »cue« evenwel van beantwoorddsn stiel ze zich af en «eide verwgtend. ,Wat ben e gedaan Peter?" En streng verklaarde ztf „Wij willen naar de anderen gaan. Hg hield baar vast om haar g Ble]sabinelieve, kleine Sabine 1 wacht nog even. Eerst moet ge me zegge», niet boos op me rijt. Zie mjj nog evt vriendelijk aan." Zij streed met hare tranen. Wat zon Adolf zeggen, wanneer hg mo had gezien 1 Feei, hos slecht van ons. „Neen, mgn engel, bet was niet slecht. Het was het machtgebod der na tuur, waaraan wij hebben gehoorzaam«4 SsbiJe, ik heb je zoo lief, meer dan mgn b-oer je lief heeft. Word de mgne Zjj begreep nauweljjks wat hg zeide. Zg was buiten eichzelf van schaamte en ontroering- Hot kon hg nu ?oo driest sija, om voo te handelen Was dat bet gevolg van de vergissing, dat ze hem onlangs voor baarwrloo'de had gehouden en gekust had? Ach, ook nu was ze gevallen als 't offer van een dergelijke persoonsverwisseling- Toen bij haar zooeven in de armen hield en zijn warm gelaat zoo dicht bg het bare breebt, toen wes hel haar gawees», ot het Adoll was, zoodat «ij zieh al te gaarne aan de verbeelding overgaf dat het Adolt was die haar soo teeder kuste- En slechts omdat ze Adolf liefhad, omdat ze naar Adolf's liefkooaingin verlangde, die hij haar in den laatsten tijd soo menigmaal had geweigerd, daarom bad ze zich zoo gaarne overgegeven Maar dat Peter van haar goedbeid misbruik zou maken, baar om heur hand vroeg terwijl ze de verloofde van zgn broer was, dat was gemseD, dat was slecht van hom, dat was een beleedigiDg van haar vrouwelijken trots, een smaad voor haar V6liOO^0. Word mjjn lieveling 1" vleide Peter steeds dringender. ,Ik neem hei op me, mijn broei alles te vertellen; hij is een onzelfzuchtig mensch, waunrer hij ziet dat wij bij elkaar bshooren, zal hg ons onzen zin geven en je vrgmoedig je vrgheid t9Nugahad se het ongolooflijke dat haar beleedigde, volkomen begrepen. Je weet niet wat je zegt Peter, dat kaS je geen ernst zijn. Kom, last ons heengaan Hoort ge? Het z.ngen is reeds W6zt zocht*1»! haar kalmte bijeen en sloeg de richting naar de muziektent w. Wanneer hü het gunstige oogenblik met ongebro.k wilde laten voorbggaan dan moest hg Hti vfled 'ide nsast haec op, bVoed braille be» OMtnimig tol de j mi «atte zijn aantrnk voort, aderen, bg 9 a ^ledrie g. lokkig UBj broer heeft mij Hel al. kannen zgn. M., mijn en ow b kHCn„ :r reogds hebben, a's ware 't f^o"eider p..tm.tb»Ik»»;I Hier Zat Kiithe dikwijls en droomde dar. Zij dscht aan bit hui» vaD haar vader, met zijn hooge, ruime kamers, ain de weelde die daar heerscht-. Dat alles bad zij verlcr-n, door eigen schuld! H^t droefgeestig getoeter vbd den mistboorn trof haar oor met gioot geratel werd de ankerketting opgewondeD de Christoffel ging de haven uit. Bniteo werden de zeilen opgezet en voort ging het schip. En de golven rol den de een ns de ander tegen het strand en besp tten Kache's voeten. Twee jaren waren Kathe en Niels ge trouwd. Hun huwelijk was kinderloos gebleven. Kithe b-gon zich ongelukkig te gevoelen. Die steeds zoo stille, bedaarde Niels alles bleef zoo altijd hetzelfde. Acb, zij verlangdi terug naar huars vaders buis. Steeds bekroop haar een angstig gevoel, als zij de Chris toffel in de haven zag liggen. Die lompe vormen van het schip, het verwaarloosde taigage aan boord, de bemanning van zes oude matrozen, die eerder in een zee manshuis dan op een schip thuishoorden, dat alles vervulde haar met bangen angst en zware zorgen. Zij sprak er met haar man over. #Oeh wat", weerde deze baar af, „wat begrijp jij van mijn Carist' fftl Zóó slecht is de boot nog niet; zoolang ik op de com- mandc-brng sta, zal het schip rustig de Oostzee doorgaa»." En zoo verliep maand na maand. Kathe werd hos langer hoe stiller. Zij verheelde het zichzelf nie', dat verdriet haar neer drukte, maar zij had reeds te midden der visschersbevolking geleerd, dit dappere menschen g;en klacht slaken, maar hun zorgen in hun hart opsluiten.Zoo bleef ook ar mond gesloten. Wanneer zij het tusschen de enge wanden niet meer kon uithouden, ging zij het strand langs naar haar drie boompjes. Daar keek ze dan met starend oog naar de met schuim bedekte kammen der gol ven. Een gevoel van oneindige moeheid overviel baar. Was zij gelukkig, of Iets heldere, als fosforoe liebtend, danste eensklaps op de dichtstbijzijnde golf. Het werd boog opgeheven, verzonk in de diep- to, maar bet schitterde ook dsar nog. Plotseling werd bet door de volgende golf gegrepen, liet werd vooruit geschoven en het bleef voor haar voeten liggen, die door het zeewater werden bespat. Het was haar ring, hai-r gouden ring, baar trouwring dien ze in haar wanhoop in de golven hsd geworpen. Outzet sprong Kiithe op, in vliegende haast snelde ze terug naar hsar huiaje. Drie jaren wsren Kathe en Niels getrouwd. Zij was bleeker, smaller, doorzichtiger geworden. Hij voelde zich alleen thuis in waterlaarzen, oliejas en met gummi-muis.Hij begreep van het zielelijd>;n van zijn vrouw niets, hij had geen gevoel voor de neigingen van haar gemoed, hij was slechts zeeman, hij behoorde uitsluitend op de zee. Morgen zou de Christoffel weer zee kiez in naar Bor aholm, om in Ham meren een Uding steeoen iu te nemen. Er stond iedere n segt het, en gjj zelve moet dat ook reed» h«t>ben bimerkt. O, at hond' ge ook uw ooien toe, hooren zult go me toeb. Ge moe» mo gelijk geven 1 Ik ontken bet niet, dat Adolf een goed, best mensch is, maar hij is iemand die steeds kleingeestig bij alles stilstaat, die geen flinke besloi'eo kan nemen, dia aiebzHf en enderen dasrmae kwelt en doodmanelt. Gij moei een man heb ben, wien het bloed wat warmer en lev ndi- gar door de aderen vloeit, evenals dat bij je zelf het geval is. Je bent een kleine heks en wilt niet verstikt worden door de kilheid, die van zulk een natuur als Adolf heef», uitgaat. We8s mijn goede geest! Ik heb ma reeds aangemeld voor het examen van ba»s in dan volgenden winter ben ik bass, wordt dus mijn vrouw I" Eon laatste masl bleef *e staan en streng en afgemalen klonk hot van haar lippen »Zeg niets tegen me van je broer. Dzarmedo win je nht veel. Wanneer ik je je zin gaf, zon je me verachten ik mag niet ats een goudstuk van de cene hand in de andere glijden; spoedig genoeg «oa je je best doen me kwijt te worden." sNooitNooit van mijn leven Dat zweer ik 'je. Je hebt in de verwarring van het oogmblik mijn broar bet jawoord gegeven cd nu denkt g), dat ge dien lengen moot volhouden. Meisje ,dos mgn zin; maak m-« niet razend Ik kan dat snacohlen en verlangen niet verdragen, ik kau het niet aanzien, dat je een ander toebehoortga moet do mijne «ijn, de mgne, m ,t lgf en ziel." En met gewold omhelsde bg baar en haar tegenstand brekend els dien van een kind, bedekte hg haar wangen en hals mot gloeiende kussen, zoo stormachtig, zco lie'dedroDken, zooals Adolf hair nog nooit had gekost. Op dat oogenblik mask'e te die vergelijking nirt; cn was re boos op dun gewelddadige, en zocht zich, lioh in alle bochten wringend, aan zjjn armen te ontrukken. Maer reeds een nor later, toon r.e weer veilig naasi het echtpaar Lampert gat kwam baat die vergelijking in den «in- Nu parelden kaer de trrnen Tan toorn over de wacgei), en ademloos eeo storke ff oord-oosten wind, die het duinzand tot voor Will msoord opjoeg. »Hoor eeos, Niels," zeide Kathe bezorgd, fik maak me nu zoo angstig die vreeselijke storm muskt me zoo baDg. Want js schip een oude k»st is het, beeft papa gezegd Bij de herinnering aan die siè ie thuis, brak zij in luid weenen uit. „Miar Kiithe,* zocht haar man haar te trooster, „zoo mag je niet doen wees toch verstandig. Ik ben op mijn Christof fel in veel erger weer blijven bestaan ze is nog uitstekend zeewasrdig, nog wel tol zoo lang wij beiden leven dus wees gerust, ik moet nu naar boord. Kom in mijn i.r- meo, mijn dapper; Kei'he, geef mij een kus, een afscheidskus." #Neen," riep ze, meteen door trauen vers'ikte stem, „ik geef je §.één kus. Waarom blijft ge niet hier?" „Nu, dan niet," bromde hij barsch. Vaarwel dan," en zijue schreden dreun den op den vloer in de gangzij hoorde nog hoe de denr achler hem dicht viel en hoe het ki*zelpad, telkens als hij er den voet op zette, knarste. Een ontzettende storm beukte de kust hij wierp de golven huizenhoog en joeg zuilen stuifzand door de verlaten steeg jes van Wiilamsootd.j Den volgenden morgen dreven er stuk ken hooi van een vergasn schip aan het strand. KSthe zag toe, toen het hout werd opgeborgen, zonder eenige deelneming te laten blijken wanneer men haar de boeg van de CbristofTel had getoond, ze zou niet geheeld hebben. Maar twee dagen verliepen, drie, vier de zee was weer bijna rustig, maar van de Cbristcöel was geeu bericht gekomen. Het schip was bepaald vergaan, had ze in de courant gelezeD. Toen wi s za naar buiten gesneld, naar haar plakje bij de drie boomen. Zware, dikke wolken dreven langs het luchtruim, de zee kookte en brandde. Zij z;tte zich op de bank neer. Iets ronds dook p'otseling voor haar op een fleseb, die door de golven was aangespoeld. Zij zag duidelijk de Vurk in den hals van de flesch, zij bemeikte ook een wit papier, dat in d flesch heen en weer trilde. Aan een plotselinge ingevisg gehoor gevende, greep ze de fl.sch, niet er op lettend dat ze tot over de enkels in het natte zand wegzakte. Za sloeg te gen de bank den hals van de flesch afschud de hef papier er uit en l&s „Sahip Christoff; I. Tien minuten nog, dan verslindt de zee ons. Wij drijven op een wrak hulptloos rond. Mijn laatsten groet te brengen aan mijn vrouw, Kiithe Niels, Willemsoord. God zij ons gena dig Kii'he viel bewusteloos neer. De golven bespoelden haar kleed, zij reikten weldra tot baar iaillr, zij dansten tot haar schouders en eindelijk De volgende golf hief het teere licba m omhoog en nam het net zich in het natte graf. kuchte rij„Laat me gaan, afschuwelijk menpob, of ik schreeuw om hulp" „Dat zal je niet doen, Sabine," zeide Peter heel rus ighij had sioh baronnen, maar hield het bleeke meisje nog steeds bij haar po s-n vas'„ge soadt alleen jeielve schade doen. Kom, ik breng je weer terug; ik ben weer aardig, maar jj moet ook lief «ijn en het rag vergeven." Zij schudde nog heel boos mat het hoofd. „Dat zal ik je nooit vergeven en kan ik nooit vergeten." „Verg hen moet ja hot ook nooit,en vergeven zult ge me bepaald wanneer ge er eerst eens ernstig over bebt nsgedacht. Stel mij na niet verantwoordelijk voor hst gevaar dit ji lieftalligheid meebrengt. Wseneor iemand jon aanzie en hij verliest eg i ssllbeheersehing niet, dan hoeft hij vissehenbloed in de aderen, evenais mijn beste brosr Adolf. Hoor eens hoe hg staat te brallen," voegde bij er spo'tend aan toe. „Luister, hij zingt lang niet kwaad, maar daar/ boor j» dien nachtegaal Die doet zgn zaakje tooh honderdmaal be'erhij lingt van die echte, ééoige liefde, die zich naar geen vormen richt, en toch ann de strakke, doode wereld het ware levensvuur inblaast en die liefde is als de mijne." Arme SabinsZij was boos op ziohzelf, dat zij dien harts'oobtelijki-n msn.die ».iob nlt met de rol van haar «wagar vergenoegen wilde en haar man wilde worden, niet heftiger verwijten kon doen. Hoe hcerijjk en meealeepend sprak bg Hoe mooi en ziDrijk waren zijn woorden, die zich vleiend iu haar hart nestelden. Maar neen, een tweede maal mocht eg niet meur zwak worden. „Peter 1" zeide zij, niot onvriendelijk, maar besloten om nu aan da scène een einde te maken, „ik wil je vergiffenis schenken, dut gij mijn vertrouwen zoo snood heb' misbruikt. Ge mo-.t mij eoh'er beloven, ncoi', nooi» meer dergeijjke rondige wensoht-n tegen mij te uiten- Ik ben de verloofde ven Adolf in dat blijf ik, totdat ik zgn vroow aal zgn geworden. Dit is nsijn laatste woord." ,Die Fcbucbire v»staud van gevoelens slrekt je tot eer, meisje. Miar mijn bro;r zelf zal je Kotte.dam, 28 Angnstus 1899. CXC. Het gezin is weer nagenoeg »au grand complet*. De burgemeester is terug, de hoofdcom missaris is terug, de handelsmannen zijn t-rng en de niet-handt-DmanneB zijn terog, de vacanties ziju om en we hebben den zomer weer schter ons. Zoo in 't begin van Angnstns is 't een heele ixodus. Treinen tn booten vol Kot- terdammers stoomen van de Maasstad weg en als de kermis vo.rbij is, heel in't laatst van de maand, zien wij ze weer terug komen, minder vioohjk dan toen ze gin gen. Kijtnigen met fietsen en kinderwa gens en koffers op 't platform en min of meer sippe gezichten voor de ruittD, hob belen-hotsen over de keien. Jalousitën tn gordijnen worden voor de woonhaizeu opgetrokken en de doffe oogen van de ra men staan weer naar de straten te staren. Meiden komen tusschen tien en elf 's mor gen weer met stoffige kleeden buiten en bevuilen de lucht. Slagers en melkboeren en bakkers krijgen weer haast om alle klan- len af te loopeD. De rost van het zomersei zoen is voorbij, de morgen van het najaar is aoDgtbrok*'!). En weer voor tien of elf maanden is Rotterdam de stid van werk zaamheid. Voornit maar weer, aan 't handelen en scheepvaaiten, aan 't concerten en tentoon stellingen, aan 't pmtoffelparadeereu en 't weldadigheids—bazaren,we gaan weer aan den sl g na een week of wat rust. Natuurlijk zal 'i nog een poosje duren eer de indrukken van de Zwitsersche meren en de bergen van Italië, van de statige glorie van zonsondergangen boven de Hol- landsche zee en van den stillen weemoed van de ritselende zomeikoelten door de Gelder- sche bosscben, e^r de beugenis a&n ds vacantie-vreugde wat verflauwd is, maar met al de drukte van het wetb, dat is blijven liggen, gaat dat met niet groote inspauning, en eer nog de bladeren van onze stadsboomen vallen gaan, hebben wij weer vergeten, dat een blijde zomer over de aaide geheerscht heeft. De winter duurt in een stid zco lang, de zomer is zoo gauw vooibij. Voor ons is eigenlijk de zomer niet meer dan de paar weken van onze vacantierust buiten. Van Eeden heeft ons genutsleeraard dst we allemaal maar naar buiten moeten gaau voorgoed, en ze ontvluchten die „mo derne, leelijke en afzichtelijke menschen- hoopen, die kankergezwellen op de schoone aard», verpest door rook en stank en ont aarde menschen, die men steden noemt". „Als gij in een kamer zit met rookende, vleekeude, drinkende, dobbelende menschen, moogt gij dan niet gaan in de open lucht Welzeker, welzeker. Ik geloof, dat van de ruim driehonderdduizend menschen, die in Rotterdam wonen, wel graag twee en een half honderdduizend buiten zouden wiilen wezen, vooral nu, wijl de heugenis nog zoo frisch is aan verre verschieten, arn deu enormen hemelkoepel, aan de tor ei djfo gedach en brengen, daarvoor sta ik ie." Zg waren in de nabijheid van de tribune gekomen. Hg liet haar nu los en zoo onbevangen mogelijk keerden zij beiden naar het tcfal jo waar de familie zat, terug. Het was reeds middernacht toen het echtpaar Lampert met mijnheer Qarilaek en de beide gebroeders Dechner met Sabine san da Friedrichstraa! scheidden- Men had tot dat punt getramd en eon elk ging nu den koetsten weg langs naar huis. Als iets heel natuurlijks werd het opgevat, dat Adolf zgn verloofdo naar huis bracht. „Wanneer ik jelui niet stoor," zeide Pe er, met de stilzwijgende zekerheid, dat zijn broer hem niet zoo wegrenden, „ga ik met jelni mee." „Kom mee, Pater," antwoordde Adolf vriendelijk, bij had dsn arm van zijn verloofde reeds in den zijnen gelegd. Met ban drieën gingen zij de s'raal langs, om eorst Fabine thuis te brengen. Zij spraken niet wel. Adolf had zich moe gezongen en spaarde daarom zgn keel. Sabino wes een weinig op de teanen getrapt, dst Adolf steeds met Harzlack had g'-praat en haar aan haar lot bad overgelaten. Voor Sabine's hoisdenr klapte Adolf driemaal in de banden. Boven in do derde verdieping werd een verspar geopend en een vrouwenstem riep vragend naar benedzn: „S .bin», bent gij het „Js, zij is het 1* riep Adolf naar bovon. ,Go den avond, mevronw 1 Hoe gast hot u 1 „Deuk u. mgnbeer Dechner; ik moet tevred-n zijn, het zal wel weer spoedig beier zgn. H>bt ge ejn hnisslent;1 „Ja, we hebban er een." Adolf maakte do dcor los en bood zijn verloofde mst e-n hirtelijk „slaap wel" da hand. N'et eens een kus, dacht S bine;iij wist nie», d-t ziin hoofd bonsde van al da voorstellen, d e Hardack hem bad gsdain. Ook Peter gil 3 bine de band; daar hij ook dtt nogal bartelgk deed, werd hem die al heel spoedig oottrokk-o. De beido broedo-s boorden rog, boa da dear vsa binn u werd gesloten, dsn maak en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 5