Donderdag 7 September 1099.
WÊf'L.-jt
H
43ste Jaargang No. 3448.
Boerenbloed.
feuilleton.
bureau: feCMA&üHN, £.aan, 5» 4.
UilgeverP. TRAPMAN.
Medewerker.1. W I Ai R E L.
Bij dit nummer behoort een
bijvoegsel.
WORDT VERVOLGD.
wl
i Nitiis-,
COURANT
ad.
en
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag-
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
A.D VERTEN TIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 8.6G,
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van I tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 6 ct
Groote letters worden naar plsatsruimte berekend.
ONS ANTWOORD
aan den heer WIEGEL.
In ons vorig nummer namen wij op
een schrijven van den heer J. A. Wie
gel, betreflende ons artikel „Anti-revo-
lntionnaire naïveteit".
In de eerste plaats erkennen wij, dat
we uit De Standaard van 14 Aug.
meer hadden kannen citeeren, dan wij
deden wij hadden zelfs het geheele
hoofdartikel kunnen afdrukken maar
we moeten rekening houden met onze
plaatsruimte. Wij zullen echter den heer
Wiegel op den voet beantwoorden.
Wij vonden het naïef van den heer
W. (De Wilde om in De Stan
daard aan de natie te komen vertel
len, dat het amendement-Kuyper geen
dienst moest doen „om een niet bevriend
ministerie te treffen". Wij meenden dit
in onze jongste artikelen over de On
gevallenwet vrijwel te hebben aange
toond, (zie onze nummers van 30 Juli,
6 en 20 Aug. j.1.) maar de heer Wiegel
doet, alsof deze niet zijn geschreven. Wij
wezen in het artikel over de Ongeval
lenwet van 20 Aug. er o. a. op, dat
dr. Kuyper reeds in De Standaard van
6 Februari 1.1. had geschreven: „ook so
ciaal loopt het met ons kabinet spaak",
en zagen nu in zijn amendement een
poging om zijn profetie, opdat de schrift
vervuld mocht worden, tot waarheid te
brengen.
Want om het „spaakloopen" van dit
kabinet is het hem altijd te doen geweest.
Dit nu begrepen de werklieden van
Patrimonium ook, toen zij, bevreesd
voor de clericale politiek, met zooveel
woorden verklaarden, het wetsontwerp
te zullen aanvaarden, ook al gaf dit niet
dadelijk wat zij wenschten. Zij Bchenen
bepaald bevreesd te wezen, dat, wanneer
die politiek zegevierde, zij nog veel
verder van huis zouden zijn.
Dat de overgroote meerderheid der
adresseerende groote werkgevers zouden
behooren tot de vrienden van het minis
terie, kan waar zijn, maar de heer Wiegel
zal toch ook wel weten, dat de Ongeval
lenwet eigenlijk gezegd geen partijwet is
en dat het de eerste maal niet zou zijn, dat
groote werkgevers, ook al noemden zij zich
liberaal of vrijzinnig, als de mammon
er ineê gemoeid was, geen partijbelang
12.
Teil had niet lang gelegenheid over de
ontvangst van Tyrns den hond na te denken,
want in het portaal versoheen JuBt, die het
tijtuig had hooren komen, on begroette met
stralend gelaat den zoo vorig verwaohte.
Dat is uitstekend, mijnheer Teil, dat ge
er\ijt ik aal me haaBten om a bij den
vrijheer aan te dienen-
Mevrouw von Brank en Ellen,die beiden
in morgentoilet zijn, blijven voorloopig
onsiohtbaarzij hebben zich ternggelrokken
om toilet te maken."
Jast keert mot de tijding terng, dat
mijnheer von Brank zich buitengewoon ver
heugt, dat Teil er is; bjj schuift daarop «gn
arm door dien van den asssssor en geleidt
dezen naar de werkkamer van den vrgheer.
Brank is opgestaan, stapt den gast
eenige schreden tegemoet en biedt hem
hartelijk de reohterhand. „Je bent me
Seer welkom in Gieadorf, mijnheer Teil.
Ik kan u maar één hand gevende andere
vleugel is nog niet geheel zooals hp behoort
maar zooveel te dankbaarder ben ik, dat ge
mij bezoekt. Ge moet me nu echter uw
ganschen dag sohenken en mg den tijd hel
pen verdrijven; het stilzitten is zoo we.n.g
naar mijn smaak- Ook wandelen. brrr kerel
niets voor mij; op 't paard kan ik door die
duivelsche lappen om mgn arm g
komen."
„Gaat de genezing anders naar wensc
mijnbeer von Brank P* vrofg Teil beschaam
en verlegen.
„Zeker, zeker- Ik genees snel en deze
hier (nu klopt hij Jast op den schouder)
heeft al bet mogelijke gedaan om de genezing
te bespoedigen.*
Gij kunt u zeker wel voorstellen met
welke gevoelens ik nu tegenover u sta,"
begint Teil weer„kon ik ongedaan
maken wat geschiedt is, ik gaf er tien jaar
van mjjn leven voor
„Niet één uur, mijn waarde- Waarom
«oudt ge zoo lichtvaardig met uw tgd om-
kenden. Bovendien, het hoogste politieke
spel is juist, den tegenstander in het ge
vlei te komen, en dat het amendement
van dr. Kuyper dit doet, is bewezen
door het enthousiasme, waarmee de groot-
industriëelen, met Yan Marken aan
het hoofd, het hebben begroet.
Zij hielden echter geen rekening met
de Regeering, die in haar nota van in
lichtingen op het amendement dit zoo
goed critiseerde, dat de Tweede Kamer
zich nog wel eens zal bedenken, aleer
zij met dit stuk werk in zee zal gaan.
Nagenoeg over elk der voorgestelde ar
tikelen, op talrijke alinea's van vele ar
tikelen worden in de nota zakelijke op
merkingen en bemerkingen gemaakt,
welker juistheid onmogelijk te looche
nen is. Een wet, wil zij uitvoerbaar
zijn, moet kunnen marcheeren en aan
dien eisch de nota van het «voor
zijn taak onberekende" ministerie toont
dat duidelijk aan beantwoordt het
amendement-Kuyper geenszins een aan
dachtige lezing der nota zij den heer
Wiegel aanbevolen.
Deze neemt daarna geheele zinsneden
uit De Standaard over, of liever
gebruikt ze als de zijne, om nogmaals
te betoogen, dat dit kabinet niets heeft
uitgevoerd. Het komt ons zoo voor, dat
tal van artikelen, die wij aan den
wetgevenden arbeid der Regeering wijd
den, het tegenovergestelde hebben aange
toond die frasen, „geworden uit de leus
van Yan Houten," „tegen de Clericalen"
enz., had de heer W i e g e 1 best thuis
kunnen laten.
Waar hij ons nu verder verwijt
onze opmerking, dat werklieden zeiven
zich nog niet over het amendement
hadden uitgesproken, omdat Patrimo
nium dit wel had gedaan, herinneren
wij er nogmaals aan, dat, toen wij ons
artikel schreven, de jaarvergadering
nog niet had plaats gehad.
Zoodra cïe gelegenheid daar was, heb
ben wij ons gehaast, om onze lezers op
de hoogte te brengen van hetgeen in
die vergadering is behandeld. Als de
heer Wiegel déaruit de conclusie kan
trekken, dat deze werklieden tevreden
waren met het amendement-Kuyper en
de politieke beteekenis, daaraan ver
bonden, dan levert hij een knap stuk
werk.
De correspondent van de P r o v.
Drentsche en Asser Courant te
Amsterdam, die kennelijk de vergadering
eprircen P Dizaakis vergen n; laten wc blij
ajjn, dat alles zoo goed is afgeloopen-"
Hij noodigt zijn gast uit te gaan zitten eu
verrookt Jast voor wrjn en sigaren te zorgen.
Terwijl Just daarvoor zorgt, vraagt Teil
aan zija gastheer Beantwoord me nu eerlijk
een vraag; waarom hebt ge tooh over mij
heen geschoten?"
Voo Brank fronst verwijtend de wenk
brauwen. „Maar, mijnheer Teil, in mgn plaats
hadt ge precies lói gedaan. Mocht ik als
gentleman hem voor don mond van mjjn
pistool nemen, tegenover wien ik mij schul
dig gevoelde?"
„Gij hadt mij in 't geheel niet beleedigd.
Naar uwe eigen verzekering is tusschen u
en mijne mosder niets gebaard,waarbij maar
aan sohuld behoeft te worden gedaoht."
„Aan hat verleden van uw moeder is ook
geen schaduw van vorwijt verbonden,
dat vereeker ik u opnieuw plechtig,
maar wat mij betrefthij houdt op,
want Jast keert jaist met sigaren in ds
kamer terng en meldt dat de wijn dad'lgk
zal volgen; maar na een oogenblik gaat de
vrjjbeer voort„S om van mij. Onze Ame
rikaan mag het gerust hooren hij is met
alles op de hoogte en weet hoe de z»ken
staanjook hij heeft de dame gekend,van wie wg
spreken, en nog veel beter en langer dan
wij beiden samen dusalhoewel ik ook
zonder wroeging aan uwe moeder kan terug
denken, is dat voor u toch een
andere zaak; mijn onvoorzichtig gedrag, torn
ik als jong officier op uw moeder ver
liefd werd, heeft tooh aanleiding gegeven tot
veel praatjes van de buitenwereld en daar
voor was ik u genoegdoening schuldig. Het
zou echter van mij niet ridderlijk geweest
zijn, wanneer ik mijnerzijds de wapens op
u gericht bad, diea ik onbewust en zonder
opzet met mijne woorden heb gekrenkt."
De assessor knik-e peinzend met het hoofd;
dan «tochtte bij ontevreden, en na een oo
genblik te hebben nagedacht, antwoordde
bij Zolk een tweegevecht moot aan hei leven
van' een der beide tegenstanders een eicde
maken, anders is het iets, dat den toestand
feitelijk nog erger maakt, in pl.a's van d.en
te verbeteren." En als mgnheor von Brank
iets wü antwoorden, is hg hem voor met
do woorden„Ik weet haai goed wat ge
tilt zigen/maVik heb toch gelijks ik iaat
heeft bijgewoond, schreef omtrent het
behandelde het volgende
„Welk gevolg kunnen wij hieruit
trekken
1°. dat do antirevolutionnaire werklie
den, denkende aan het oude spreekwoord
„hebben is hebbenen krijgen isdekunst",
niet altijd meegaan in de politieke campag
ne, door dr. Kuyper tegen dit Kabinet sinds
zijn optreden opgezetdat zij de Onge
vallenwet beschouwen van een zakelijk
oogpunt en derhalve zullen nemen
wat zij krijgen kunnen2°. dat
het nog zoo zeker niet is, dat de anti-
revolutionnaireKamerclub,ook al wordt het
amendement-Kuyper verworpen, haar
stem aan het wetsvoorstel derRegeering
zal onthouden.
„De oppositie mag geen dekmantel
zijn voor het conservatisme, en wij zou
den er kunnen bjjvoagen ook niet voor
de bestrijding a outrance van dit Kabi
net, met het kennelijk doel„öte toi
de la, que je m'y mette", waarvan de
werklieden, waarom het bij dit wets
voorstel toch gaat, wel eens de slacht
offers zouden kunnen worden.
„Missohien zie ik den toestand wel wat
al te optimistisch in, maar het komt me
toch voor, dat de vergadering van „Pa
trimonium", waarin het rapport van den
heer do Waal Malefijt over de Ongeval
lenwet is behandeld, van groote betee
kenis is.
„Niet zonder grond waarschuwde ds.
Wisse er voor, dat de liberale partij van
de genomen besluiten notitie zou ne-
mon".
De voordeelen, welke de werklieden
uit het amendement -Kuyper zouden ont
vangen, door den heer Wiegel opge
somd, zijn door hem ook uit De Stan
daard overgenomen. Nos. 1, 2 en 4
zijn van zeer platonischen aard en het
voordeel, gelegen in no. 3: „het ontvan
gen van 70 procent van het loon van
het oogenblik van zijn ongeval af", kan
evengoed worden toegepast bij het
stelsel van de drie ministers.
En welke zijn nu reeds dadelijk de
in het oog springende nadeelen
1. de werklieden zijn in het verkrij
gen van hun rechten afhankelijk van
een verklaring, af te geven door een
geneeskundige, aan te stellen
door de bedrijlsvereeni-
ging;
2. is de mogelijkheid in het geheel
niet uitgesloten, dat de patroons, aan-
m taf eeen ander in <icit bekesren. In da 1*9'-
sle slapelooze nachten heb ik zeer veel ovar
deze zaak nagedacht. Het tweegevecht
treft slechts doel, wanneer men onder deu
drang van zijn geweten eigen dood en dien
van zijn tegenstander zoskt en vindtin
ieder ander geval ia het een bespotting, een
huichelachtigs vereering van het vooroor
deel van een zekere klasse der maatschap-
Pij-
„Bij die overblijft verandert aan de fei
ten niets, hij maakt het gebaarde niet
ongedaan, hij krijgt bij het ondraaglijke van
sijn tosstand nog het berouw en het open
lijke schandaal, en het nitzicht op een cotn-
promiiteerende vestingstraf. Al schudt ge ook
het hoofd, mijnheer von Brank, het is zoo
als ik zegMen kan geen twee heeren
dienen, zich niet buigen voor de moraliteit
en de eisohen van bet gerond verstand en
tegelijk gavolg gaven aan de eisohen van
esn kring van personen, mat wie men om
gaat. Maar ik zal aan dien tweestrijd een
eind maken, ik zal den staats- en justitie
dienst verlaten."
Jast, die bescheiden aan het venster zit
en ieder woord van het onderhoud hoor',
spitst bjj de laatste woorden de ooren en
richt een verwonderd vragenden blik op den
assessor.
De vrgheer zegt evenwel knorrig: „U
most mi niet kwalijk nemen, mijnheer de
assessor, maar ge zijt een doordraver, den
viraoos op hol gebied van zelfkwelling
Om zulke misselijke kleinigheden moogt ge
uw loopbaan toob niet vaarwel zeggen."
„Noem dit alles geen kleinigheid, het ligt
me als een omtenaarslast op de schouders.
Ik ben een vertegenwoordiger van het ge
recht, een assessor, die iedere misdaad, die
tot zijn kennis wordt gebracht, most aan-
teekenen, m-tde verplichting
„Misdaad! Mzar er is hier geen sprake
van een misdaad
„Naar mijn meening heb ik toch getraoh'
oen misdaad te b-gaan, ja, ik beb esn
misdaad b gaan; want ik beb een mm
naar het leven gestaan, dien ik als man van
eer hoog mo?st achten, en die mij persoon
lijk gsen leed heeft aangedaan. Als een
man van de wet most ik nu mijzelf
aangaven
„Nu wanueer ge u dan verplicht gevoelt
gesloten bij bedrijfsvereenigingen, voor
al van gevaarlijke bedrijven, met het
oog op de verzorging van de vrouw
en kinderen van den getroffen werk
man, zooveel doenlijk ongehuwde
werklieden in dienst zullen nemen
3. en dit is van de grootste be
teekenis is het in het stelsel-
Kuyper den patroons, aangesloten bij
bedrjjfsvereenigingen, veroorloofd om
de werklieden, die zij in hun dienst
nemen (zie ons laatste artikel) een
aanzienlijk gedeelte van
de premiën te laten beta-
I len.
De heer Wiegel zal ons toch wel
moeten toegeven, dat dit laatste volkomen
op de jaarvergadering van Patrimo
nium is gebleken, en indien hij ons
niet gelooft, dan verwijzen wij hem
naar het verslag der vergadering, voor
komende in Patrimonium, orgaan
van het Yerbond, van Vrijdag 25
Augustus j 1.
Aleer wij besluiten, nog een kort woord
over het adres van Recht en Plicht,
anti-sociaal-democratische vereenigingen
van Nederlandsch spoorwegpersoneel.
Laten wij eraan herinneren, dat in vele
bezwaren, welke daarin worden ver
meld, reeds wordt tegemoet gekomen
door do amendementen-Drucker-
Kerdijkdaarop schijnen adressanten
geen kijk gehad te hebben, of liever,
dat is hun niet verteld. Laten
wij er bovendien op wijzen, dat hun
geheele redeneering zeer egoïstisch
is. Deze werklieden zijn verzekerd
of worden verzorgd bij het bekomen van
een ongeluk eu omdat een Rijksverze
keringsbank hun nu niet beter dient,
vragen zij den leden van de Tweede
Kamer hun stem aan het regeerings-
voorstel te onthouden, tenzij het wordt
gewijzigd overeenkomstig het door dr.
Kuyper ingediende amendement. Dit
nu komt den spoorweg-maatschappijen
in het gevlei, maar indien het dezen
werklieden duidelijk was gemaakt, dat
dit amendement den directiën het recht
geeft om een deel der verzekeringspen
ningen op hun loonen te verhalen, dan
zouden zij, waar zij verklaren met hun
directiën „op te groeien" en „naar nau
were aansluiting met haar te streven"
zich nog wel eens bedacht hebben, aleer
zij hun adres indienden. Nu heeft hun
adviseur hen er eenvoudig in laten
loopen.
het ta donn, wa! doa b t dan
„Ik zai het niut doen, omdat ik,
juist als lid van dien zoogenaamden
voornamen kring in de maa'schappg, hei
niet doen mag. Wanneer ik ons twee
gevecht aangaf, zou ik ook u, mijn tegen
stander, een bestraffing op den hals halen,
een bestraffing daarvoor, dat gij mij,
dwaashoofd, grootmoedig hebt gespaand.
„Dat zou een echt gsmeene streek zijn,
dien ik mijzelf nimmer zon vergeven. Ja ze
ker, mijnheer von Brank, hst zoo laag sijn.
Het zou tegelijk weer een smet op den naam
van mijn moeder werpen, daar haar naam
en ook die geschiedenis weer op iodors lip
pen zou sija
„De naam van mevrouw Tel! kan doo-
de waarheid niet geschaad word n," klook
het ernstig eu vermanend vau het venster.
De beide aan tafel zittende heeren, die
de aanwezigheid vau een derde bijna waren
vergelen, zagen verrast op naar Just, die
de rol van den swijgenden toehoorder soheen
te willen prijsgeven.
Teil lachte bitter: „De naam van een
vrouw zal er nu jaist niet boter op wor
den, wanneer haar samenkomsten met een
anderen dan haar wettigen man bekend wor
den."
„Eu toch heeft uw moeder hel oordael
der wereld niet te schuwen," antwoordde
Just mot een zekere heftigheid, „ik beroep
mij in de«e op hem, die in d^se naak de
eon'ge rechter is, die tot oordealen in staa
Is." Hij wees op den vrgheer, wien hg
zoodoende opriep voor mev/ouw Teli in de
bres te springen.
You Brank draaide zijn langen baard om
de vingers ea bromde toestemmeud «Do
Amerikaan heeft gelijk." Eu zich tot Toll
wendend: „Houdt ge mij voor indiscreet,
wanneer ik u zeg, dat ik mot Just meer
malen over uw moeder beb gesproken? Het
was voor mij eou genot bij beeft immers
als ik die vrouw gokend, vereerd en bewon
derd? Ik wil a zeggen, dat het van nw
kant weinig tactvol zou zijn, warme r ge
onnoodig uwe moeder m ak el tof eeu voor
werp van gesprek voor Jan en alleman
Just h«d do vonsternis verlaten; hg trad
op Teil toe en vroeg op saohten,
verwijtenden toon: „Meent ge dan nog
steeds, dat ge u voor uwe moeder h.,bi te
En nu ten slotteDe vervolging der
afgescheidenen in 1834 hebben wij altijd
hoogelijk afgekeurd. Thorbecke was in
die dagen nog geen minister hij is
dit eerst in i848 geworden en gaf
eenvoudig zijn advies als advokaat. Toen
waren er liberalen, die voor het goed
recht der afgescheidenen luide opkwa
men en het waren de conservatieven, die,
nog doortrokken van den zuurdeezem
der oude staatskerk, in de vervolging
juichten. Als men geschiedenis wil geven,
moet men ze kennen.
Wij houden vol, dat het voor de oppo
sitie veel gemakkelijker zal zijn, bij
mogelijke ontbinding der Kamer, zich
te doen gelden, wanneer de regeering
gevallen is over de Ongevallenwet, dan
over de wet op den leerplicht, omdat de
quaestie van den leerplicht voor iedereen
begrijpelijk is en die van de verzekering
tegen ongevallen, met of zonder Rijks
verzekeringsbank, met of zonder bedrijfs
vereenigingen, niet.
En nu, zelfs de jongste geschiedenis
schijnt de heer Wiegel niet eens goed
te kennen 1 De vrijzinnigen in den lande
zijn in 1897 niet naar de stembus ge
trokken met de kreten weg met Rome
weg met Dordt 1" maar onder de leuze
„samen op tegen het monsterverbond
Dit was geheel iets anders.
De vrijzinnigen gunnen aan het huidi
ge Rome en Dordt, als uitingen van
twee kerkelijke meeningen, gaarne een
plaats. Zij nemen van harte de hulp der
kerk aan, als deze, zooals bleek uit de
encycliek Rerurn Novarum, ook
haar krachten beproeft te wijden aan
de oplossing van het sociale vraagstuk
zij hebben achting voor de richting, die
zegt den grondtoon aan te geven van
ons volkskarakter, „gelijk dit, door Oranje
geleid, onder invloed der Hervorming,
omstreeks 1572" d. i. in derevolutie
tegen Spanje, in naam der geloofsvrij
heid aangegaan «zijn stempel ont
ving" maar wanneer wij deze beide
kerkelijke meeningen zich zien vormen
tot staatkundige partijen, en deze
beiden, van huis uit e r f v ij a n d e n,
samen vereend naar de stembus zien
optrekken, om den oorlog te verklaren aan
hetgeen wij heilig en goed achten, en door
het veroveren van de macht alles af te bre
ken, wat door de vooruitstrevenden met
zooveel moeite is gesticht, of ten minste,
waar zij het als natuurlijke antipoden
schansen? Ik heb n toch reeds uerhaitde
malen gezegd, eu ook mijnheer von Brank
bevestigt het, dat
Teil valt hem kort en beslist in de rede
„Lsten wij dat buiten bespreking laten, Just
et ziju dingen, welker aanraking steeds pijn
veroorzakeo."
„Dus veroordeelt ge mevroaw Teil? Das
syt ge boos op haar?" vroeg Just
diep bewogen, en het was moeilijk te onder
scheiden, óf wrevel over de hardheid van
den onveitoonlijke, of slechts weemoedige
gödaeh'en aan vroeger, zijn stern deden
sidderen.
Telt zwijgt, en na eeo poosje roept hij
boos uit: „Het soa voor mij wat beter zijn
geweest, als mijn moeder nooit reden
tot geklets en gebabbel had gegeven.'
Den braven Jugi stijgt het bloed naar de wan
gen; hij wil heftig antwoorden, dooh hij be
ft ersoht zich, en na een meer bedroefden dan
verwytenden biik op den assessor,wendt hij
zich weer naar de vensternis, waar hij
zwijgend gaat zitten.
„Gij neemt de saak veel te tragisch op,
mijnheer Teil," zigt Brank hoofdschuddend.
„Laat toch bet verledsne verleden zjjn ;geen
verstandig mnnsch zal n daarvoor ter ver
antwoording roepen."
„Tooh wel," antwoordde Toil vol bitter
heid, ,dat deel der maatselappij, waartoe
gij behoort, do«t het ;zij is gewooo aan leder
harerkdeo te vrag.-ntwie was je vader ?wieje
moester P- Hg lachte grimmig dan riep bjj
uit„Goddank, ik beo dat desi der mansch-
beid niet maar noodigwanneer ik den
staatsdienst verlaat, breek ik ook alle be
trekkingen daarmee af. O, ge knut u niet
voorstellen, boa good het mij zal doeo,
weder esn vrij mansch te sijn, weder het
recht te hebban mij naar mgn zin te mo
gen gedrag.,n en mij datgene toe te staan,
wat nu niet raag, wat nu vo'genB de rege
len der zoogenaamde beleefdoeid niet net
is, Ik zal vrij, vrjj aijoIk zal me de wet
niei langer laten voorschrijven, uiet behoe
ven te gehoor amen aan de eischen van
willekourigs sedan »an banale afkomst. Ik
zal metetl mgn wet voorsohrgven en als seif-
sbandig deukend meuseh mgn eigen weg
gaan 1"