Wltllil- kLllllllVllil
Zondag 10 September 1099.
43ste Jaargang ÏTo. 3449.
1
(1
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
EKKSTK HL AD.
GemeenteScha g e n.
KENNISGEVING.
Biti'ienl «mlsdi .Nieuws.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Sa tordagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTÏEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau: Laao, 4.
UilgöverP. TRAPMAN.
MedewerkerW I It E L.
Prijs per jaar f 3.—. Eranco per post f 8.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Beken dtnaiuii^esi.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur der Gemeente
Sehagen, brengt hij deze ter kennis van de ingezetenen
dier gemeente, dat het kohier der belasting op
bedryfs- en andere inkomsten over het belastingjaar
1899/1900 No. 2, op den 4 Sept. j. 1. door den
Heer Directeur der Directe Belastingen te Amsterdam
ia executoir verklaard en op heden aan den Heer
Ontvanger der directe belastingen binnen deze
gemeente ter invordering is overgegeven.
Ieder ingezeten, welke daarbij belang heeft, wordt
alzoo vermaand op de voldoening van zijnen aanslag
behoorlijk acht te geveD, teneinde alle gerechtelijke
vervolgingen,welke uit nalatigheid zouden voortvloeien,
te ontgaan.
Sehagen, den 6 September 1899.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voornoemd,
S. BERMAN.
I.
Het was te verwachten, dat de verklaring van den
Voorzitter der Liberale ünie, in zijn openingsrede van
de jongste vergadering, eenige weken nadat zich in de
Tweede Kamer 30 leden voor de bekende motie
Troelstra hadden verklaard, afgelegd dat, na de over
weging, neergelegd in de tweede considerans van het
program van actie, thans de tijd daar was om, in
overeenstemming met de eerste paragraaf van het
hervormingsprogram, óf door ingrijpende wijziging dei-
kieswet, óf door herziening van art 80 der Grondwet
een behoorlijke regeling van het kiesrecht te verkrij
gen, de aandacht zou trekken niet alleen der conser
vatieven in den lande, maar ook van hen, die tot de
vooruitstrevenden behooren of beweren dit te zijn.
In ons artikel „De kieswet en haar resultaten",
voorkomende in het Duinmer van 14 Mei 1.1.
hebben wij voldoende aaDgetoond hoe onbehoorlijk die
regeling is; en in ons artikel „Propaganda'' (zie
ons nummer van 9 Juli jlachtten wij het
voorbarig ons uit te spreken over de groote vraag, of
men zich zou moeten bepalen tot den eisch van
ingrijpende wijzigingen der bestaande kieswet, die op
zichzelf reeds veroordeeld was, dan wel of men verder
zou gaan en herziening van art. 80 der Grond
wet op den voorgrond zou stellen. Door de ondervin
ding geleerd, wezen wij er echter op, dat een volkomen
doorvoering vaD het ürgentie-piogram der Liberale
Unie niet was te verwachten van een Kamer, gekozen
onder de huidige kieswet. „Behalve een eisch van
recht", schreven wij, „zou losmaking van het kiesrecht
van e'lken band met belastingen en eiken band met
hetgeen Van Houten wel „maatschappelijken
welstand" geliefde te noemen, ook voor de vrijzinnige
democraten een daad zijn van goede politiek, niet in
de beteekenis van partijbelang, maar wel van vergroo
ting der kansen om te komen tot een geheele door
voering van het sociaal program, die nu, blijkens de
tekortkomingen van dit Ministerie in deze materie
een utopie blijkt te zijn
Is nu en dit is de vraag invoering van een
kieswet los van allen band van belastingen, dat wil
dus zeggen algemeen kiesrecht, waaronder wij echter
geen Jau-en-allemans- kiesrecht verstaan, mogelijk
zonder grondwetsherziening
De Prov. Gron. Courant stelde nagenoeg dezelfde
qnaestie, toen zij zich in haar nummer van Zaterdag
12 Augustus j 1. afvroeg.Is grondwetsherziening
onvermijdelijk om aan het kiesrecht de finale oplos
sing te verschaften" en zij gaf daarop het volgende
antwoord
„Bij deze laatste vraag geldt het de uitlegging van
artikel 80 der grondwet, de caoutchonc-paragraal, door
Heemskerk uitgedacht, toen, na de Kamerontbinding
in 1886, hij de liberale partij naar de oogen zien
moest en zijn conservatieve neigingen op het altaar
van het gemeen overleg ten ofïer bracht. Nu zullen
we waarlijk niet opnieuw de tragedie gaan schrijven
van de kieswet-Tak of de phasen der verkiezings
campagne van 1894. Maar het feit, dat
de regeering der Koningin in 1894 een kiesrecht-
ontwerp aanhangig maakte, dat algemeen als finale
oplossing werd aangemerkt, is er. En ook het feit,
dat destijds door de begaafdste aanhangers dei-
vooruitstrevende partij is verklaard, dat de grondwet
den wetgever de handen vrij genoeg laat om binnen
haar grenzen te geraken tot een kiesrechtregeling,
die den Daam van afdoende ten volle verdient.
De moraal ligt voor het grijpen. Er is geen
grondwetsherziening noodig om aan het kiesrecht zijn
finale afdoeniDg te verzekeren. En zonder dringende
noodzakelijkheid moet aan de grondwet niet worden
geraakt, al ware het alleen wegens den langdurigen
stilstand in de wetgeving, waartoe de omslag der
grondwetsherziening en haar gevolgen doemen
Bovendien: wie vindt de formule in de grondwet,
voor welke een meerderheid van der stemmen is
te vinden P Het verleden der vooruitstrevende partij
schijnt haar te verbieden grondwetsherziening aan te
hangen als de noodzakelijke voorwaarden om tot
finale kiesrechtregeling te komen."—
Wii moeten eerlijk erkennen, dat wij door zulk
een antwoord niet bevredigd zijn. Art. 80 is^ zoo
groot een eaoutcliouc-artikcl niet als de Prov Gron
Courant wel wil aangeven; er wordt daarin duidelijk
gesproken van maatschappelijken w e 1 s t a n d, die zich
toch inde eerste plaats moet uitspreken, niet door liet
betalen van belastingen er zijn velen die belas-
tingen betalen maar in bet geheel niet w e s aan
luaur wel door do som, welke men aan belastingen
betaalt. Hoe meer men aan belastingen betaalt, hoe
meer kans op welstand er zal zijn.
Maar, zegt de tegenstander, we kunnen den maat
schappelijken welstand ook aan een anderen maatstaf
onderwerpen dan aan de belastingen en dan heeft de
Liberale Unie met haar „los van eiken band van
belastingen" haar zin.
Zeer zeker maar Jan komt men nog veel minder
tot de oplossing van het vraagstuk om aan iedereen
liet kiesrecht tc geven, wien liet niet om zekere
redenen, als b v. zijn neergelegd in de vier eerste
regels van al. 3 van art. 80 der Grondwet, zou moeten
onthouden worden.
Van Houten heeft dit beproefd, in art. lb lo 2o
en 3o van zijn kieswet. Maatschappelijken welstand
in de hoofdstad geniet iemand die f 2 50 verwoont
of een inkomen van f 550 heeft Even maatschap
pelijk wel staat een bewoner van Sehagen, die f 1
aan huur betaalt of f 300 per jaar als de opbrengst
van zijn arbeid of van zijn vermogen kan rekenen.
Te Leeuwarden staat iemand maatschappelijk wel die
1' 1 50 aan huur betaalt of f 400 inkomeu heeft, en
te Maastricht wordt men kiezer als men bewijzen
kan f 1.25 te verwonen of f 350 te verdienen. Zoo
staat men in een deel van Weststellingwerf maat
schappelijk wel a raison van f 0.80 huur en f 275
iakomen, in een ander deel eerst bij f 1 huur en
f 300 inkomen
Stel nu zulk een kiezer, gehuwd en vader van
twee kinderen, dan zal men in de hoofdstad toch
niet van hem getuigen, dat hij hij een inkomen van
f 10.75>/2 per week, dat hem voor niet reel meer dan
den hongerdood beveiligt, maatschappelijken welstand
geDiet en evenmin zal men dit kunnen zeggen van
een in dezelfde omstandigheden verkeereude kiezer
tc Weststellingwerf, die f 5.28'/21'er week het loon
van zijn arbeid kan noemen.
Dit is in één woord bespottelijk wil men dus het
cijfer van maatschappelijken welstand buiten de
belastingen om aangeven, dan moet men huur en
inkomen om hierbij te blijven veel hooger
aangeven, maar dan verwijdert men het al meer en meer,
van den regel, dat ielereen het kiesrecht moet hebben,
wien het om zekere maatschappelijke redenen niet
zou moeten worden ontbondenalgemeen kiesrecht
dus terwijl men, wanneer men bovengenoemde
cijfeis gaat verlagen, zich al verder en verder van
den maatschappelijken welstand en dus van art. 80
der Grondwet verwijdert
Een letterlijke opvatting van dit artikel vordert
bovendien onverbiddelijk verhoogiug der cijfers, voor
komende in Je Tabel, bedoeld in de artikelen 1 en 2
der kieswetwant indien men den kiezer, gehuwd en
in het bezit van twee kinderen, die te Amsterdam
f 2 50 verwoont of 10.755 per week inkomen heeft,
of den kiezer, in gelijke omstandigheden verkeerende,
te Weststellingwerf, die f 0 80 aan huur betaalt en
f 5.2SS per week verdient, in vollen ernst ging
vertellen, dat hij maatschappelijk wel stond, d. w. z.
dat hij in zijn stand, boven het allernoodigsle om
niet van honger te sterven, zich een betrekkelijke
weelde, die dan toch het criterium is van welstmd,
zon kunnen veroorloven, welk een reusachtigen
schaterlach zoudea wij. dan hooren „Kom, heeren,"
zou zulk een kiezer zeggen, „hoe heb ik 't nu met
jelui, beproel eeus mijn wekelijksch budget te
maken en zie dan eens wat er aan het uoodige
ontbreekt."
Ons dus bewegende binnen den cirkel van art. 80
der Grondwet, dien men, zooals uit het bovenstaande
blijkt, reeds te veel heeft uitgezet, achten wij het
onmogelijk om, zooals de Prov. Gron. Crl. wil, tot
een finale oplossing der qnaestie te komen, zonder
tot herziening van art. 80 over te gaan.
Dit het verleden der vooruitstrevende partij, zoouL-
de Prov. Gron. Courant zegt, haar schijnt te verbieden
grondwetsherziening aan te hangen, is een meening,
die wij geheel voor rekening laten van dat blad.
Niels verbiedt de vooruitstrevende partij dingen te
doen, die zij acht te zija in het welbegrepen belang
van den vooruitgang en van het vaderland. Wat in
1893 en 1894 is verklaard, behoeft in 1901 niet
bindend Ie zijn, ook al omdat de ondervinding ons
geleerd heeft, hoe slecht wij af zijn met de wet-Van
Houtea, die naar onze meening, het denkbeeld van
„maatschappelijken wèlstand" zelfs niet genoeg heeft
geëerbiedigd. Daarvoor spreken bovenstaande cijfers
te luide; deze maken den maatschappelijken wel
stand tot een paskwil.
„Of zij" de vooruitstrevende partij vraagt
de Prov. Gron. Courant, aan het slot van haar
artikel, „op dat standpunt zich plaatsen zal De
hesr Kerdijk, die bij de behandeling der motie-Troelstra
de gelukkige woordvoerder was der linksche phalanx
van de libeialen, heeft toen niels losgelaten waaruit
eeuige conclusie omtrent die vraag kan worden
getrokken. Maar misschien is het geoorloofd het
ervoor te houden, dat hij geene verklaring noodig
rekende, die zoo voor de baud lig(. Hoe dit zij
dat het kiesreeht eerlang opnieuw den wetgever zal
moeten bezig houden België is daar om aan
het spreekwoord te herinneren, dat men, aan een
ander ziek spiegelende, zacht zich spiegelt dunkt
ons even stellig, als het ons stellig toeschijnt, dat
de grondwet geen struikelblok is en dat hare her
ziening moet blijven buiten den strijd. N'en déplaise
de socialisten, zoo deze haar in de zaak willen
betrekken met geweld."
Wij hebben uit de woorden, door den heer
Troelstra in de Tweede Kamer gesproken, nu
juist niet kunnen opmerken, dat hij „geweld op het
oog heeftook kunnen wij dit niet doen uit de
kiesrecht-agitatie, die hij met meer of miuder succes
in het laad op het tonw zet. Wij maken deze
opmerking, omdat de Prov. Gron. Courant in hetzelfde
artikel als haar meeuing te kennen geeft, dat op het
gebied der kieswet-agitatie de vooruitstrevende
liberalen en socialisten elkander vermoedelijk de hand
zullen reiken. Aangenomen nu eens, dat de Liberale
Unie zich voor grondswetherzieuing zou verklaren,
dan is de gelegenheid voor clericalen en conserva
tieven te schoon, om niet van haar te zeggen, dat zij
het houdt met de party van het geweld. Men zou
zich dan kunnen beroepen op de vrijzinnige Prov
Gron. Courant en daartegen dienen wij reeds bij
voorbaat te protesteeren.
De heer K e r d ij k heeft voor zich in de Tweede
Kamer verklaard, dat hij nog altijd behoorde tot die
oude phalanx, die reeds voor jaren voor algemeen
kiesrecht heelt gestreden. De motie van den lieer
Troelstra liet hem dus koud, daar men wel van hem
en zijn vrienden wist, hoe zij over algemeen kiesrecht
dachteu. Waarde had de motie voor hen niet, maar
hij en zijne vriendeu hadden natuurlijk geen redenen
om er tegen te stemmen.
„Geen waarde," zeide hij, „heelt zij voor ons,
omdat zij voor politiek handelen noch leiddraad, noch
vingerwijzing geelt. Niet alleen raakt zij niet de
agenda voor het lnopende wetgevende tijdperk; zij
wijst ook voor het volgende niet aan, of alsdan,
wat de orde van afdoening betreft, aan verdere
hervorming van het kiesrecht de voorrang behoort
te worden toegekend, dan wel aan hervoiming op
ander gebied. Maar, vooralzij laat 111 het midden,
0f voor zooveel tot volledige bereiking van het
geheele doel grondwetsherziening noodig is, cn
verandering van art 80 vereischt wordt terstond
voor zoodanige herziening gestreden behoort te
worden, dan wel of eerst zoo ruim mogelijk uithrei-
diug van het kiesrecht binnen de grenzen der
bestaande Giondwet dient te worden veroverd, opdat
daarna met te meer kans van slagen het wegruimen
van grondwettelijke belemmeringen worde beproefd.
Kortom, zij behelst niets dan eeno blootc verklaring
in beginsel", die de zaak geen milimeter verder
brengt. Zij herinnert aan het vaderlandsche rijmpje,
volgens hetwelk de zaak gelaten wordt zooals zij
was. Is het wonder, dat wij voor zulk een motie
onverschillig en onatndoio'ija ''.ijc?
„Maar aau den anderen kan!wien kan het be
vreemden, dat wij er vóór zullen stommen, waar de
inhoud er van in overeenstemming is met onze
overtuiging? Hoe zouden wij „neen" kunnen en
willen zeggen, waar „ja" de uitdrukking is van de
werkelijkheid en van de waarheid?"
Men ziet hetde „grondwettelijke belemmeringen"
werden niet ontkendde vraag werd alleen maar
gesteld, of het niet beter zou wezen, om langs den
weg van een niet-fiuale uitbreiding van het kiesrecht
binnen de grenzen der bestaande Grondwet, te komen
tot de finale, door wegruiming van de „grondwettelijke
belemmeringen", d. i. grondwetsherziening.
De heer K e r d ij k heelt das naar onze meening
wel duidelijk verklaard, dat een finale oplossing van
het kiesrecht-vraagstuk, waarbij, volgens hem, wordt
aangenomen, „dat, zoowel op grond van staatsbur
gerschap als ter verzekering van het best doenlijk
behartigen van de belangen van gansch het volk,
het kiesrecht toekomt aan allen, voor zoover niet de
uitsluiting van zekere categoriën door het staatsbelang
gebiedend wordt gevorderd, binnen de grenzeo
der bestaande grondwet niet mogelijk is."
„In dien zin," zeide kij in de vergadering van den
4den Mei j.1., „deed ik in 1893, bij de beraadslaging
over het wetsontwerp-Tak, toen ik eenerzijds dat
wetsontwerp verdedigde, omdat het een royale en
loyale poging deed om zoover te gaan als de Grondwet
toeliet, maar anderzijds het betreurenswaardige en
afkeurenswaardige Van de begrenzing in art. 80 der
Grondwet in het licht stelde in dien zin, zeg ik,
deed ik toen met breedvoerige toelichting belijdenis
als beslist voorstander van het algemeen kiesrecht. En
in deze belijdenis sta ik natuurlijk nog."
Het standpunt van den heer Kerdijk is, naar het
ons voorkomt, dus duidelijk genoeg en, met een
beetje beter lezen, had de Prov. Gron, Courant dit
ook wel kunnen inzien.
De geheele vraag der grondwetsherziening wordt
dus bij de vooruitstrevende partij beheerscht door die
der opportuniteit, en het was daarover, dat de heer
Kerdijk niels wilde loslaten. De heer Troelstra wilde
van hem een verklaring uitlokken, of grondwetsherzie
ning terstond als parool bij de stembus zou worden
aangeheven en omtrent dit punt liet de heer Kerdijk
den hoofdman der sociaal-democraten in het duister.
Omtrent de finale oplossing van het vraagstuk was
de heer Kerdijk echter zco duidelijk mogelijk, cn uit
ziju woorden blijkt tevens, dat, wanneer hij dit noodig
acht, hij door niet eenig verleden der vooruitstrevende
partij zich gebonden acht om te sfcuron waarheen hij
wil. SLOT VOLGT.
Pag. 987 der Handelingen, tweede kolom
van boven.
Onder begunstiging van
heerlijk zomerweder had Maandag te
-Sint .Mntirtea bij gelegenheid der
kermis een ringrijderij plaats, waaraan
door 14 paren werd deelgenomen.
De prijzen, bestaande in contanten,
werden achtereenvolgens behaald door
mej. D. de Vries ea den heer G. Bruin,
mej. A. Blaauw en den heer W. Krab-
manmej. K. Kuit en den heer W.
Blaauboer.
Netjes aangelegd!
Niettegenstaande in het vorig jaar uit
de gemeentekas van BAARN ruim
f 16 000 werd ontvreemd, sluit de ge
meente-rekening met een voordeelig saldo
van ruim f 6400, terwijl bovendien f 5000
schuld is afgelost.
Te Schagerbrug is aan
besteed de herbouw van de verbrande
boerenplaats, bewoond door den heer
Kraakman.
De uitslag was als volgt
C. Louw te Plet Zand f 5995 P. A.
Veer, Uitgeest f5925; Veeter, Sckager-
brug f 5750 J. de Leeuw, Sint Maartens
brug f 5695; Eriks te idem f5669 en
P. Nieman, Keicsmerbrug f5648. Aan
dezen laatsten inschrjver is het werk
gegund.
Aan den heer J. Fa her te
Callantsoi>g is tegen 1 Oct. a. s.
wegen lichaamsgebreken op verzoek
eervol omslag verleend als Agent van
Politie aldaar met toekenning van een
jtarlijksch pensioen van f75.
In dej. 1. gehouden raads
vergadering van AMSTERDAM is geko
zen tot wethouder de heer C. V. Gerritsen.
De benoemde heeft zich bereid verklaard,
de functie op zich te nemen. Hij zal
optreden voor de afdeeliug Armwezen
en Handelsinrichtingen, statistiek, alsmede
voor het pensioenbureau.
Daar gaat wat om!
De geldomzet van het postkantoor te
AMSTERDAM bedroeg het afgeloopen
jaar 42.5 millioen gulden ot 4.5 mil-
lioea gulden meer dan het jaar te voren.
-Menschrijft uit WORMER-
VEËR
Er doet zich hier een eigenaardig
verschijnsel voor, dat door sommigen
ook al ais een gevolg van onzen langdu-
iigen en drogen zomer wordt beschouwd
het lichten van bet Zaanwater. Hoe
wel dat verschijnsel hier niet geheel
onbekend L, is het toch sedert tal van
jaren niet zoo duidelijk waarneembaar
geweest.
Staat men, zoodra de duisternis is
ingetreden aan don kant van de Zaan,
dan ziet men voortdurend lichtende
punten viscbjes, die zich aan de op
pervlakte van 't water bewegen, laten
helder lichtende strepen achter zich
brengt men het water door mid lel van
een stok in beroering, dan vertoont
zich de geheele oppervlakte van 't be
wogen gedeelte als één sterk lichtend
vlak booten, die zich door water bege
ven,schijnen in een zee van licht te varen.
De kleur van het licht wijst er op,
dat men hier met fosforescentie te doen
heeft.
Ook gevolg van slecht
drinkwater
In de buurtschap „den Oostdijkon
der OUDDORP (Flakkee) zijn reeds 30
gevallen van dysenterie voorgekomen,
waarvan 9 met doodelijken afloop
Zondag heeft da burgemeester al de
gezinnen, waarin zich lijders bevonden,
bezocht en heeft, daar veel ellende en
moedeloosheid aanschouwd.
Eene collecte, gehouden ten dienste
van de hulpbehoevenden, heeft ongeveer
f300 opgebracht.
Te LEERDAM komen ver
scheidene gevallen van typhus voor,
waarvan tot heden drie met doodelij
ken afloop.
In deze gemeente zal binnenkort eene
drinkwaterleiding worden aangelegd,
waaraan aldaar groote behoefte was.
Verdronken.
Toen Donderdagnamiddag een stoom
boot op het zijkanaal van LUIK naar
MAASTRICHT, nabij laatstgemelde stad
kwam, wilden vier wei klielen, ondanks
de waarschuwing van eenige aan den
wal staande personen, met een pont
het kanaal oversteken op het oogenblik
dat de boot daar passeerde. De pont
kwam in aanraking met de stoomboot,
waardoor de vier arbeiders te water
geraakten. Twee van hen verdronken,
terwijl twee gered werden. Door den
kapitein der stoomboot werd niets
onbeproefd ge'aten om de drenkelingen te
redden. Een geneesheer, die zich toe
vallig aan boord bevond, wendde te
vergeefs alle middelen aan o-n de le
vensgeesten in hen op te wekken.
Gasontploffing.
Dinsdagavond omstreeks 10j uur
heeft in een riool op het Zandvliet te
LEEUWARDEN een hevige gasontplof
fing plaats gehad, doordien de bewoner
van een huis, waaronder het riool loopt,
een nog brandenden lucifer op den riool-
rooster had geworpen. Door den gewel
digen knal werden de bewoners, ook van
de overliggende woningen, niet weinig
verschrikt. De directeur van de open
bare werken er. die van de gasfabriek
waren spoedig ter plaatse aanwezig
Bij het opbreken der straat bleek, dat
dö gasbuis, die reeds jaren laDg daar
ligt, een grcot gat vertoonde, waardoor
de gasontvluchting verklaarbaar werd.
De bewoners hadden reeds lang over
gaslucht geklaagd.
Geraffineerd.
Een goudsmid te 's-GRAVENHAGE
is het slachtoffer geworden van een be
drog, gepleegd op een wijze waarop nog
menig ander winkelier er kan inloopen
Er trad een vreemdeling binnen, waar
schijnlijk een Amerikaan, die een voor
werp kochten in betaling gaf een bank
biljet van 5 dollars. Toen de juwelier
het gewisseld had en den kooper geld
had teruggegeven, na aftrek van de
waarde van het gekochte, viel het oog
van den vreemdeling op een ander sie
raad, van een geringe waarde, dat hij
eveneens kocht. Met het air van een
grand seigneur wierp hij ditmaal een
bankbiljet van 50 dollars op de toonbank
met verzoek ook dit te wisselen, daar
hij behoefte had aan klein geld. Zon
der erg voldoed do goudsmid aan dit
verzoek, en met een vriendelijk bedank
je verliet de Amerikaan den winkel.
Toen de juwelier eenigen tijd daarna
het biljet bij een bankiersfirma ter in
wisseling aanbood, moest bij vernomen,
dat dit sooit van biljetten reeds sedert
verscheidene jaren door de Amerikaan-
sche Bank was ingetrokken en dus
volkomen waardeloos was.
Nieuwe wijze van oplich
ten.
Een goed gekleed heer spreekt op
straat te Rotterdam, aldus meldt de
N. R. Ctiemand aan: „Och, mijnheer
v. Oik moet met den trein weg,
en ik heb er niet aan gedacht mijn
portemonnaie vooraf na te zien, en nu
heb ik eau kwartje te weinig om mijn
spoorwegkaartje te betalen. Wees u
zoo goed, mij dit te leenende trein
gaat straks weg." - „Maar, mijnheer
ik ben niet v. O„O, nu zie ik,
dat u het niet is, maar, mijnheer, zoudt
u mij het genoegen niet willen doen
mij toch een* kwartje te ieenen. want
ik moet noodzakelijk met den trein
weg." Het kwartje werd gegeven en
de mijnheer ging den weg naar het
spoor op. Eea dame, die het uit de
verte gezien had, kwam op den gever
toe en vroeg hem, of die mijnheer hem
niet een kwartje gevraagd had .voor
het spoor. Antwoord Ja. „Dat heeft
hij al bij anderen ook gedaaD, mijn
heer „Zoo," en de gever terug
om den man van het kwartje te achter
halen. Deze had reeds rechtsomkeert
gemaakt en kwam hem tegen.
„Zoo, mijnheer, ik dacht dat u naar
het spoor moest." -- „Ja, maar ik had
nog een boodschap vergeten." „U
schijnt var. anderen ook al kwartjes
gevraagd te hebben." „Wel neen,
mijnheer." „Geef u mij het kwartje
maar terug." „Vertrouwt u mij niet,
mijnheer? Ik zou u vele bekende per
sonen uit de stad kunnen noemen, die
mij kennen." En hij noemde enkele
namen. „Och, zoudt u dan even
met mij mee willen gaan naar het
politiebureau, om uwe identiteit te con-
stateeren „Daarvoor heb ik geen
tijd, mijnbeer. Ziedaar uw kwartje te
rug!" En de mijnheer ging verder.
Blijkbaar heeft men hier met een van
de vele vormen van oplichterij te doen.
Opplakken der nieuwe
postzegels.
Het is voor de post van groot belang,
dat postzegels op brieven en gedrukte
stukken zooveel mogelijk aan
één kant worden geplakt Dit vereen
voudigt het stempelen, waarbij men
dan telkens niet eerst moet uitkijken,
waar de postzegel zit. Toen de postzegels
met de beeltenis van Koning Willem
III werden afgeschaft en vervangen
door de kiuderkopjes van Koningin
Wilhelmina werd door de post verzocht
in het vervolg de zegelslinks op te plak
ken, zoodat het gezicht van den beel
denaar, die andersom was geplaatst,
in de richting van het adres kwam te
staan. Men zal zich herinneren, dat
destijds door de administratie der poste
rijen zelf een fout werd begaan door
buitenlandsche briefkaarten te drukken,
waarop de postzegel rechts stond en
de Koningin dus naar den rand, van
het wapen af, keek.
Dit bezorgde postzegelverzamelaars
een rariteit, die ten slotte niet zoo
heel zeldzaam bleek, aangezien de brief
kaarten bij duizenden waren verkocht en
verspreid vóór men de fout ontdekte.
Nu is echter op de nieuwe zegels de
beeldenaar weer andersom gezet, het
gezicht naar links. Het zegeltje op de
buitenlandsche briefkaarten staat nu
weer rechts gedrukt en in overstem
ming hiermede behooren de postzegels
op brieven en andere stukken te wor
den geplakt. De post verlangt nu niets
liever dan rechts te stempelen, en wie
eenmaal op haar verzoek de gewoonte
heeft aangenomen zijn postzegels links
op te plakken, wordt nu verzocht zijn
brieven aan de rechterzijde bovenaan te
frankeeren. llbld.
Donderdagmorgen om
streeks tien uur had in de Ganzensteeg
bij de Yan Spaanstraat te ROTTERDAM
een droevig ongeluk plaats. Bij het ophalen
van balen tabak voor het pakhuis van de
firma Cockart verstond een werkman, die
aan het zwengelhout stond, in plaats van
„inhalen loslaten, waarop hij het zwen
gelhout losmaakte met het ongelukkig
gevolg, dat men de baal, welke in den
strop bevestigd was, van de 3e verdie
ping liet vallen en zij terecht kwam op
het hoofd van den op den wagen staan-
den 38-jarigen sleepersknecht C. de Bun,
in dienst hij den sleeper Schravenzande.
De ongelukkige, die een schedelbreuk
bekwam en terstond een lijk was, werd
het benedenpakhuis binnengedragen.