Zonfag 10 September 1QS9.
43ste Jaargang No. 3449.
Pennesteekjes
JSoerenbloed.
Konst, tateren en Wetenschap.
tweede blad.
van M. A. G. Nus.
RAIÏT.
Als u de pen tot steken dringt, ZOo
steek
4 September '99.
Be Bidderorden-regen. Een spatje op het
linker jaspand Lintjes-ziek. Een knoopje
op den zwembroek. Brutale Engelschen
dappere Christelijke Nederlanders.
Gebraden inlanders. Mr. Borge-
sius en het controle-toestel. Hij
wil er niet aan. Nederland-
sche militaire attaché te
Parijs. Een spion.Laster.
Gelukkige Breyfus.
Hoe men een roze-
boompje voor een
sabel aanziet.
Ondank
baarheid.
Ik ben blij dat de 31ste Augustus
alweer voorbij is. Niet omdat ik geen
liefde voor Koningin en Vaderland ge
voel integendeel. Op Koninginne-
verjaardag diagen Roosje en ik a'lebei
Oranje, we «taken da vlag uit en 's middags
eteu we potage k la ieine.
Maar tot den Sisten Augustus-dag be
hoort de jaarlijksche ridderorden-regen en
dien zie ik sltijd met een bang hart ko
men. Niet voor me zeiven Nas komt
niet in aanmerking voor een Leeuw of
een Oranje-Nassau maar voor m'n
vrinden. U weet het, ik heb er velen en
zéér zéér invloedrijker, die elk op bun
beurt gciidderd moeten worden. En ik
weet hoezeer zij onder de afwachting lijden.
Reeds op den lsten September is hu»
gemoedsrust. gestoord door zenuwachtige
hoop dat van den aanstaanden regen uit
Deu Ha8g een dropje op hun linkerjas
pand neer zal druipen en zij worden
maandelijks zenuwachtiger totdat zij in
Juli gewoon niet meer te houden zijn. Zij
snauwen vrouw en kinderen af ea pkats n
zich zes maal per dag voor den spiegel
om het leege knoopsgat te bekijken. Ik
ken er die een lintje van hnn sigaar in
het aangewezen knoopsgat van hun huis-
jrs vlechten, dan de sigaar opsteken en
dubbel geuren 1
Ia Augustus stijgt hun hoop tot een
soort cauchemar en op den 30sten des
avonds zitten zij half bewusteloos bij hun
brievenbus neer om den grooten verlakten
brief uit Den Haag reeds bij htt in de
bus vallen op te vangen.
Komt er niets, dan drinken zij een
glas bier, leeren bet lijstje in de Stads-
Courant van buiten en beginnen 1 Sep
tember op nieuw te hopen.
Ik houd geregeld mijn hart vast dat er
één van m'n kennissen bij de br eveubus
een beroerte krijgen zal, maar dat is tot
heden nog al los geloope». 't Geen
evenwel niet zeggen wil, dat ik nu weer
niet vrees voor 31 Augustus 1900.
Schoon hooge achting koesterend voor
alle geridderden in den lande, zou ik
tcch htt lintjis-stelsel wel willen afge
schaft zien. Een etiquet op een flesch
FEUILLETON.
13.
De vrijheer schudde medelijdend met het
hoofd Zoolang ge met andere menschen.Tal',
dezelfde lucht inademt, zoolang ge niet als
een kluizenaar leaft, zoolang zolt ge in het
zog van de zoogenaamde geaelsobapseischen
moeten varen."
Ik zal me naar dat zog niet voegen,want
als" particulier man zal ik mot niemand re
kening behoeven te houden."
.Wat zult ge dan beginnen
Komt tijd, komt raad. Men heeft mij els
inspecteur van een verzekeringsbank willen
aanstellen - het beste was,* voegde hy
er spottend aan loe, „dat ik een boer werd
en uitsluitend met moeder natuur omging."
.Juist, daar treft ge den spijker precies
od dm kop," roept de vrijheer levendig uit
„Ik heb er reeds dikwijls over nagedacht, of
een hervorming ven onze landbouwtoestanden
niet daardoor mogelijk zou zijn, indien de
boogere standen, in plaa's van een ambte
naars- of schrijversloopbaan te kiezen, zich
toelegden op de bebouwing ven den bodem -
een opgevoed man rchter den ploeg dat
was een terugkeer tot het vroeger begin
van onze cultuur, slechts met dat onder
scheid, dwt do Dieuwe Adam wat meer in
zijn bovenkamer bed den de oude.
Dj bi diende brengt den door Just bestel
den wijn, doch Teil bedankt en vraagt ver
lof, zich bij de dames te mogen laten aan
melden.
Na een poos treedt Teil met een B.ruik
bloetnen.dien hij voor Ellen heeft meegenomen,
het saloD binnen, waarde dames z eb bevin
den, en nadat bij de gravin de hand beeft
gekost, geeft hij de bloemen aan Ellen. Deze
neemt ze vritndelyk darkend aan, maar in
baar donkere oogen ligt een ernstige vraeg,
en ook het lacbje om haar lippen is niet
heel oprecht. Tenminste, zoo komt het den
ttietsor voor, en de barge voorstelling, dat
bewijst nists voor de kwalit it van den
wijii. Ë'i als wij e.in sigaar met een lintje
cr om rorken, beginnen wij ht-t lintje er
af t-i haleD. Da sigaar is goed of zij is
niet goed. Het lintje miakt haar nie s beter
zou ik zeggen.
Toch heb ik ook ditmaal aan alle ge-
ridderden e n kaar'js gestuurd M, A. G.
Nus en p. f. er onder. Met veel genoegen
vooral heb ik gezien, dit mijn goeie vriend
de voorzitter van d« Kamer van Koophan
del te Harlingen voor de tweede maal in
zijn korls'ondig leven h t ridd rkruis
van Oranj -Nassau gekregen heeft, vooral
ook, omdat hij geen voorzitter meer is.
Moet hij nu twee eendere kruisen naast
elkaar op zijn borst h.ngen, of ééa op
zjn borst en i op zijn rug? Moeilijk geval.
E n kennis van me te Rotterdam heeft
verleden jiar een Nassau gekregen. Hij
beweerde toen, dat hij er niets om gaf,
maar hij draagt het geregeld. Op al zijne
jassen steekt het knoopje. Ik geloof ook,
dat hij hst op zijn nachthemd draagt en
ik heb reden tot dat geloofwant toen
ik v<5(5r veertien dagen een dagje bij hem
was en met hem ging zwemmen, zag ik
tot mijn genoegen, dat op zijn zwembroekje
het knoopje gestoken was. Dat vind ik
nu eerst js waren ridder
Heb ik het niet gedachtDie brutile
Engelscheu hebben om onze geduchte mo
ties geen zier gegeven. Zij hebben zelfs
niet eers een alom woord antwoord ge
zonder. Ia plaats van druipstaartend af te
deinzen, sloegen zij een hooger toon san
ea zij hebben nieuwe dum-dum kogels
naar Zuid-Afrika gpzonden. 't Zijn rak
kers. Net zoolang tot wij er weer een
paar oorlogsschepen op af motten sturen.
Wablief Hebben we geen aanvoerder
meer E i Staalman dan Is dat geen
marine-specialiteit Zet dien op een oorlogs
schip a's admirral en bij vaart de Theems
op als wijlen De Ruyter.
Z-.ker, 't zijn leeüjke menschen, die
Engelschen met bun dum-dum kogels.
Zij weten Diet wat oorlogvoeren nat.r be
schaafde eischen is. Neen, dan geven wij
hun een voorbeeld. Le s maar eens htt
volgend uittreksel uit een Atjeh-brief in
de J ivabode ov:r hei gevecht bij LhoT liëng:
u De commandant der marechaussees liet
intusschen de genie-troepen voorwaarts
komen om djnamietbommen in
de versterking te werpen.Doch
niettegenstaande de vrees e-
lijke uitwerking van deze
projectielen, wist de vijand van
geen wijken. De le-!uitenant Doerrleben,
die tof vlak bij de borstwering genaderd
was, beklom nu deze, gevolgd door eenige
minderen, eD opende vat» boven het vuur
op de verdedigers. Dezei), toen de wijk
willsnde nemen, vonden plotseling d- n uil
gang verspsid door de le compagnie van
het 3i bataljon en werden voor zoover zij
niet tijdig de vlucht genomen hadden, al
len neergelegd. De versterking le
verde na de verovering een al
les behalve smakelijk schouwspel:
3 6 1 ij ken, uitvreeselijke won
den bloedende en s o in ai i g e
door dyoamietpatronen ge -
«ij tan slotte toch zal weten, dat hij mat
baar vader heeft g duelleerd, werpt weder
een donkere schaduw op zijn ziel. Doch hij
speelt zoo goed en kwaad ah bij kaD den
onb.vangene, haalt uit zijn zak een klein
pakje en «egt: „Hef zoete voor de zoeten!
De pralinés smachten er naar, in uw mond
te smelten."
Hij ergert zich danig, dat bem geen pit
tiger gesegde is ingevallen, het is zoo
zouteloos, zoo afgezaagd.
Ellen opant het sierlijke pakje, haait er
een stukje chocolade uil, steekt het in haar
mond en houdt vervolgens haar moeder het
zakje voor, om vervolgens eveneens den
schenk, r te laten prcfiteeren.
„Wat hebt ge wel van het ongeluk
ven mijn man geregd", vroeg mevrouw
von Braak„gij kant u zeker wel voorstel
len hoe we geschrokken zijn."
„Ik heb het grootste medelijden gehad,"
verzekert Teil en weder is hjj boos op zich
zelf, dat hij geen warmer uitdrukking weet.
„Ik was wel dadelijk hier geweest, maar
mijn werk hield me terugeerst vandaag
kon ik me los maken
Hij komt zichzelf als een bslrvpte dief voor,
van wiens gelaat men de li ugens kon aflazen.
Te beide dames zien hem dan ook van ter-
zjjde aan. Mijn hemel, waarom is hij hier dzn
ook heengegaan P In welk licht moet bjj dien
beiden vrouwen niet va'schijnen, als zij weten,
dat ty haar lieveling heelt willen doodsn P
Maar zijn vermot dors »ijn zeker ongegrond.
Mevrouw von Brank vertelt ten mies e na,
mit wolk em zorg die gorde Just haar man
heeft cpgepss*. Die man is een parel van
het edils'e water, iedereen in huis houdt
reeds van hem, zocdat hij waar schijnlek nog
lang epGiesdorf zal blijven.
Kan men dan »oo onbevargen met it mn d
praten, tegen wien m>n snik een «waar ver
wijt in h t hart koestert P Neen! Tot zulk
een buicbeluy is mevrouw Brank niet in
staat. Teil vindt zijn zel'verlroowen terug,1bij
fcohudt allen dwang n alle onzekerheid van
sicb af en is aan tafel een vroolijke, aange
name gast; slechts Ellen kijkt naar htm,
ais »n zich aanbeipied waant tenmrnate
dat meent Teil le bemerken - maar ook zy
heel uit elkaar gespat tot eene
onherkenbare vleesch-en vet-
inassa, bedekten den bodem;
hiervondmen een neus, daar
weder een halfverkoold stuk
vleesch en uithef geheel, dat
door hattropisch zonnetje ge
koesterd werd, steegeen lacht
op, die zelfs sterke zenuwen
van streek zou brengen.
„Liet de vijmd 46 lijken in onzr han
den achter, onze verliezen waren betrekke
lijk gering. Slechts één Amboineescb fu
selier was gesaeuvtli en de kapitein Os-
treig met een 11-til minderen niet levens
gevaarlijk gewond, waarvan de meesten licht.
Nadat de bantings vernield en da gewon
den verbonden waren, werd da terugtocht
aangenomen ea te 4^,'iur D.m. het bivak
weder bereikt. Een Atjeher, die te
vroeg naar zijn gevallen broe
ders kwam k ij ken en in de
laatste bentiug bij ongeluk
tegen een achtergebleven bri
gade-marechaussee aanliep,
was vóór het vertrek der co
lonne nog neergeleg d."
Zoodat ik maar zaggen wil, dat de En
gelschen met hun gemeene dum-dum ko
gels bij ons een lesje kunnen nemen.
Terecht hebben wij op de vredes-conferen-
tie geijverd vóór menschelijk oorlogvoeren
en terecht zenden zij moties van afkeuring
naar Engeland.
Ik heb aan mijne vrienden, de minis
ters van marine en vars oorlog, een briefje
van hulde geschreven en ik heb ze bij ine
op de thee verzocht om eens te babbelen
over die mooie overwinning op Lho Triëng,
U wett, vriendelijke lezer, d;t ik met
mr. Borgssius ia mijn vorig thee&vondje
wat heb gekout over de werkzaamheid vair
de ambtenaren op de Haagsche buieaux.
Welnu, deze week kreeg ik een briefje
van 'em uit Den Haag
Amice
Ik heb daar zooeveit van een prachtige
uitvinding gehoord. Een „cont óleor de
pséjence". Echt Eransch De presentielijs
ten deugen niet meer. Nu is er door een Pa-
rijzenaar uitgedacht ten doosje met een
zwengel erop. De ambtenaar drukt op dien
zwengel, waardoor een openingetje komt
juist zoo groot dat hij zijn naam kan
zttfen. Op hetzelfde oogenblik werkt een
klok eu wordt het tijdstip neergtst-mpeld,
dat dus nu naast zijn naam staat. Popperij
is niet meer mogelijk. Ik heb er dadelijk
ééa op proef besteld.
Groet Roosj i en SchageD van me. Vale,
B.
Per omgaande schreef ik hem terug
Ainic-
Dit is een kostelijke uitvinding. Ik stel je
voor er ook één iu de Kamer neer te zet
ten en i op elk ministerie fvn gebruike
van den minister Kom je weer eens gauw?
Met een zoen van Roosj
t.t.
M. A. G. Nus.
Drie dagen later bracht de post me
uit Den Har geen tweeden brief, luidende:
Waarde Nus 1
Dank voor je raadgeving. Het toestel
neemt toch deel aan het etgatneeno gesprek
en zij lacht vrooiljk wanneer Teil ie's aar
digs vertelt of Jast een opgewekt avontuur
uit zijn Ataerikasnach zwerversleven ten
beste gee t.
Na het eten begeleidt de assessor deu
vrijheer op een waodeling door zyn gedoe.
Just is in bet slot gebleven, om, sooals by
schertsend zegt, zijne diensten aan de diimes
te wijden. De assessor berne-kt met verwon
dering, hoe beleefd en tooh boa hartelijk de
vrijheer door zijn kneobten en meiden begroet
wordt, en by maakt hem daarover een op
merking-
„Kneehten en meiden herhaalt de vrij
heer met saohte berisping- „Mijn beste TJI,
voor mij zyn het geen knechten en meiden
meer. Ikkèn te alle en «ls menicben, voor wie
ik een goeden werkgever tracht te zijn."
„Uw arbeiders sohijnen n hoog 'te teren,
mijnheer von Brank; een zeldzaamheid in
onze degen.'
Hier in öiesdorf geen zeldzaamheid. Of
schoon de hoofdstad om zoo te zeggen vlek
bö ligt, heb ;k nog nooit over myn arbeiders
te klagen gehad."
„Dan moet ge ren (ooverataf beuiten,
waarmede ge do luidjts onder nwen invloed
brengt."
Brank laohtte: „Deze tooverskaf heet
mnschiievende behandeling. ik aeg
menschlievend, niet menaebwaardig. Het
woord mentcbwaardige bshandeling is een
sooiaal-demccrati6ohe frase, waaronder kor!-
ziohiigheid en bcgei rlykbeid allerlei contra
bande over de grens van het verstand
binnensmokkelen- Maar raenschiievend
behandel ik myn arbeiders, lk geef hnn ge
zonde wot ingen.goed loon,de beste aaidappe-
len en het besie graan voor brooddo
vrouwen vao mijn arbeiders wet6n, dat ze
in myn vrouw en dochter steeds vriendinnen
en helps'trs vinden-
In ri.il wjjden deaa menschen my een op
geruimde plichtsvervulling tn door huD ja-
rtnlarg vee blijf by mij woed ik roo iels
als een aartsvader. Ik heb geen trekvogels
onder myn luieijes- Ik wil niet gaarne mijn
itsndgtmoten etn verwijt doen, naar ala ik
hen hoor klagen over gebrek acn arfceids-
heb ik in proef ontvanger, maar bij na
der inzien, bevalt het mij niet. Ik zal
er das de aanstaande begrooting niet mee
bezwaren. Trouwens de fiaanciën laten der
gelijke uitgaven voorloopig niet toe. Ik
ksn in de eerste maanden niet bij je op
de thee komen.
GroetenJ,
B.
Zou Borgesius boos wezen Ik kan het
toch niet helpen dat de ministers wel
eens te laat komen
Roosje denkt dat onze vriend wat ze
nuwachtig is met het oog op de aanstaande
Kamerzitting en de omgevallen wet. Dit
kan.
-}f
Nederland houdt er geen militaire at-
tacbé's meer op ca en dat is inasr goed
óók. Eerstens omdat die heeren veel geld
kosten ééu attaché kost meer dan de
geheele schuttarij, en tweedens omd-.t zij je
is moeilijkheden brengen.
Als Nederland in Prankrijk een militairen
attaché had gehad, zou hij natuurlijk op
het oogenblik te Rennes heeiem&al uitge
kleed wezen en in zijn naakte Hollandsche
hachje staan. Kijk maar naar Schwartz-
koppen, Panizzardi en Schaeider, de ééa
heett al harder gespionneerd dan de ande
re tenminste als men de generaals
gelooven wil. De beele intellectueele wereld
tn alie rechtva'rdige menschen gelooven
se niet, toch zijn deze attacfcé's voor het
oog der geheele beschaafde menschheid
van spionnage belasterd.
Eéu troost hebbeD ze. Naast Drryfus
staan zs in goed gezelschap. Zoo onmihtair
als Nus is, zou hij Hollandsch militair
attaché willen wezen oin naast Dreyfus
van verraad en spionnage te worden be
schuldigd. Met zulke beschuldigers is dat
een eer.
Er zijn menschel', door wie je liever
niet geprezen wordt 1
Dit weet ik wèl: ik zou op het oogen
blik liever in de schoenen vaa Dreyfus,
dan in die van generaal Mercier staan,
Esn gedegradeerde kapitein, die vóór de
waarheid strijdt, is néér dan een geduchte
generaal, die voor deu leugen ia het perk
treedt.
-X-
Van het Rozeboo'.npje, dat onze rrgee-
ring in den toin van Nederlindsch Ieidië
geplant heeft, beleeft zij voorloopig nog
niet veel pleizierde Indische bladen zijn
weinig met den nieuwen gouverneur—gene
raal ingenomen omdat ie generaal is
en nooit iu Ino'ië is geweest.
De Indische bieden zijn wat voorbarig.
Generaal Rosenboom is nog pas naar Ind
op rei9, hij moet nog beginnen tewtrkeu.
Ik heb ergens gebzen, dat de regeering
in den generaal eeu symbool van hare
vechtplannen in Indië vindt. Dat is een
let lijk beeld een generaal kan moeilijk een
symbool zijn en bovendien is het onjuist.
Pierson heeft me geschreven, dat deze regee
ring heelem&al tiet vechtlustig is, al heeft
ze den algenceeueu dienstplicht ingevoerd.
Zij heeft Rcsenboom niet naar Indië ge
stuurd om zijn generaalschap, maar om
zijn cüooien naam. Een rozeboe^m zal het
symbool wezen van haar gezag in Indië,
kracht, dan vraag ik mij steeds af, of m< n
de ond.->rgesch'klen daar wel goed en mansoh-
lievend be randelt."
Tegen vyf uur keerden zy beiden naar hei
slot terug.
„Gij moet hot voor lief nemen, mijnheer
Teil,* zeide mevroaw von Brank, terwijl ze
den gast aan de theetafel noodigde, „wanneer
ga hier in werkelijkheid niets anders dan
ean kop thee vindt
„En geen verdere lekkernijen," laeh'e de
gastheer, „zooals ge wellicht zondt hebben
verwacht. Ik beo geen niaper van vreemden,
maar da Eagelsehen zyn verstandige laidjes
err mijn zoogenaamde vyf-nnr-thee laat ik
me niet ontnemen- Wat oranje-marenelade
echt hoor, ik kan ze j» reeommandeeren."
Na de thee zy is in de toinkemer gedron.
ken gaat Ellen naar de piano en vraagt
Teil, of ze hem iets zal voorzingen.
„Toe dat, myn kind," antwoordt de vry-
heer in plaats van den gevraagd^, .mij moet
ga bet niet kwalijk nemen, dal ik met Just
naar de werkkamer ga, bij moet nog een paar
brieven voor me schtyven."
Weldra zit Ellen aan den vleugel,
mevrouw von Brank heett met een hand
werkje in er n boekje een plaatsje gevonden
en de assassor zet zich dicht bij de piano in
een stoel neer.
„Ik kom van het gebergte," begint Ellen
met klankvolle atem. 't I« het tooveriiedje van
het stoids mooie „Wandarer" van Schebert;
het ditpe wee van het onbevredigd verlan-
g n, dat nit deze tonen klinkt, doet het
bart van den aandachtigen luisteraar sneller
en warmer kloppen.
Teil siddert onder de donkere zwaarmoe
digheid derer klanken, ook by bem, evenals
bij vele mensehen wier ziel niet doof is,
geschiedt bet wonder, dat slrehts de muziek
weet te bewerkenin het diepst van zyn
h'-rt schemeren nieuwe gevoelenp, in zyD
hoofd nieuwe gedeobten, die hy vro ger nooit
leeft gi keid, die hem boven de gsmeeno
werkelijkheid wegdr-geo in de ocemdigheid
van bet bovrn zin neig ke. Wat geen mathema-
thick en geen logica welen te bereiken, dat
gebeurt door de machtige kracht der muziek
een nieawe wereld losgerukt van bet aile-
zij zal er bloemen doen fl'nren en niet
het zwaird in de veege aarde steken,
glndrë zal in de schaduw van deD roze-
bootri gelukkig wezen", zoo schreef Pier
son me en ik heb een traanvlek op zijn
handteekening daidelijk kunuen waarnemen.
Hoe leelrjk de menschen toch lasteren 1
Daar stuurt Pierson zs een prachtigen
bloem boom en zij zien er een s.tbel iu
Maak het zulken lui nu eens Daar den
zi»
't Is waar, de nieuwe gouverneur-gene
raal heeft den oorlog met Atjsh nog uit
te maken, maar dat zal zijn regeering niet
van haar luister berooven. Hij zal alle
verdelgingen doen plaats hebben op de
mejst menschlievende manier, hij zal dor
pen in brand laten steken met de meeste
zachtheid, hij zal de oproerlingen over de
kling later, jagen met groote humaniteit,
in ééa woord, hij zal den A'jeh-oorlog doen
btëindigen, zóó als het een gouverneur-
generaal past, die in het jaar van de
vredesconferentie uitgetogen ir.
Gegroet van Roosje.
M. A. G. Nus.
Het Amsterdamsch
A-Cappella-Koor.
Adagio,
In het bosch de slanke denneboomeD,
ernstig als wachters van .de eenzaam
heid.
Zonneschijn verlicht grillig die statige
rijen, waar we langs gaan met wonder
gevoel
Zacht sis mollig Smyrnaasch tapijt
is de grond, met denneappels bezaaid.
Streelend de geor hier te midden der
boomen streelend, maar rein ook en ver
kwikkend. Diep halen we adem, héél
diep met volle teugen geuietsnd da
versterkende medicijn.
En we luisteren.
O, die heilige stilte, die roerend-plech-
tige stilte in dit morgenuur
Een enkele vogel stijgt met jubelroep
omhoog, maar als die vogel is weggevlo
gen, is het, alsof we nóg meer gevoelen
de wijding van die weldadige rust.
Dan ritselen zicht de bladeren eu wui
ven teer de booinetoppen lieflijk inzet
tend de hymne van het woud.
Sprookjrsachtig is het hier; een goud
blonde fee uit Wonderland of een grap
pige kabouter uit het rijk van Eeuwige
Vreugde zullen misschien straks vóór ons
verschijnen, om ons te verhalen van on
gekende pracht, van liefde en geluk, die
altijd duren. Maar als we dan aandachtig
luisterden zouden ze eensklaps ook ver
dwenen zijn, en stonden we weer alleen...
ai droomeud.
O, de poëzie van de stilte diep in het
bosch
Eeu enkele klank zou hier de heilig
heid schenden, een eckel geluid zou storen
en wegnemen al oaze illusie. En tcch
toch moest ik denkeu aan menschenzang
maar aan menschenzang die moest opstij
gen als een loflied, die hier klinken zou
duageche, een were'd vol verrukkiDg en
wellustige smart, een werald vol hemelhoog
juichen en toch tot strrvers toe bedroefd.
„Daar, waar gij niet zijt, daar is het geluk!'
Geldt dat hem Roept Ellen bem de;e
wcorden toa Is hij werkelijk een vredeloos
man geworden, verbannen uit bet paradijs
van hoop en liefde
Ellen beeft geëindigd en tiet naar hem
om, als om hem te vragen hoe haar lied
hem is bevallen. Hij knikt haar zwaarmoedig
toe «ijn bart is vol stormen van de tsgen-
strijdigste gevoelens, soodat hij geen woord
weet te uiten en hij sleohts zwijgend zjjn
bijval kan te kannen geven.
Ellen legt een ander blad op de piano.
„Ik eal een paar liederen van Schumann
zingen bjj ia toch de vorst ODeer Duitscbe
componisten.» En na een kort voorspel
begint ze
„Het is reeds laat, het is zoo koud,
Wat rijdt daar censaam door het woud?"
Teil kent ook dat heerlijke lied, dat in
zijn oog een dor sohoonste parels der mu
ziek is; gespannen volg» hij da voordracht,
van Ellen s zang. Daar singt «ij hot
pakkende: „No ken ik u, God sta me by
en het loopt Teil kond langs den rog als
se met do vernietigende wcorden van de
beks eindigt: „Nimmermeer komt ge uit dit
woud," Toen had hij het gevoel alsof hij ten
doode was opgeschreven en de onrust over
de uitspraak van bet noodlot is op sjjn
gelaat leesbaar en legt zioh met centenaars-
last op zijn siei.
De aaDgeres zwijgtdan slaat ze eenige
bladen om en b gint opnieuw:
„Ik kac wel mmigmial zing.n
Alsof ik vroolijk waar'
Ook dat lied hc-eft Ellen reeds meermalen
geroDgen voor den ssiessor, maar nog geen
enkele maal heelt het dien indruk op hem
gemankt als nu. Mijn h imel, denkt bij, wat
kan dat meisje met g voel siDgeo. Zy moet
wel zelve de smart goed kennen, om te
zoo waar eD zoo overweldigend te kunnen
uitdrukken. Maar, vraegt hy zioh twijfelend
af, wat ton Ellen von Brank, dal vertroetelde
kind, reeds smart hebbeD kunnen bereiden?
Op swaarmoedigen toon had sa het slot