Zondag 24 September 1899.
Boerenbloed.
43ste Jaargang 3To. 3453.
De Thee-avondjes
bij A. G- Nus.
IN DEN TUNNEL.
tweede blad.
Ik en Roosje zwaar verkouden. Staalman
ten hartelijk gastheermoeder van ma
rine-officieren. Iioe wij uittoogen naar
de Kamer-opening. Roosje heeft het
snot". Een uur in de rij. Libe
ralen in den regen. Roosje en
Japan,ik en Engeland.O Yes.
Borgesius is niet haat
dragend. Algemeene be
langstelling. De Ka
mer krijgt werk en
ik krijg kamil
le-thee.
Geen thee. Kamillen dronken we. Roosje
en ik, dood alleen, Woensdagavond. Wij
kuchten om 't hardst en Roosje niesde
zoo allerverschrikkelijkst, dat ik na zoo'n
niesbui wel eens opstond om te, zien of
er geen opstootje onder mijn vensters
ontstond. Mijn goede luiden van Schagen
zijn san rust iu mijn huis gewoon 1
Méér dan veikouwen waren we.
Natuurlijk was dat allereerst een gevolg
van het barre herfstweer der laatste dagen,
maar in de tweede plaats, en in hoofdzaak,
is hr,t een gevolg van mijne belangstelling
in 's Laods zaken.
Ik en Roosje zijn Dinsdag naar Den
Haag geweest om de plechtige opening
van de Kamerzitting bij te wonen. Dat
reispiau is in mij opgekomen, of eigen
lijk is het mij opgedrongen,;in een thsege-
sprek met Staalman, in 't begin van de
vorige week. We hadden 'c over politiek.
Als je ons nou 'ris netjes zien
wil, zei Staalman, most je bij de opening
van de Kamer komenDan zien wij er
wat fijn uit met onze steken en onze ge
galonneerde rokken. Krek marine-officie
ren. Je mot heusch 'ris komen.
Staalman kan zulks dingen zoo hartelijk
zeggeu, Yooral iü dai wootd „marine-offi
cieren" legde hij een teerheid als een
moeder legt in het woord „kindlief." Ik
mag Staalman wel en ik geloof dat bij
ook op mij nog al gesteld is, schoon hij
weet dat ik, al beo ik gesn revolutionnair,
heelemaal gien anti-ievolntionnair ben.Op
zijn tijd kan hij wel verdraagzaam wezen,
d»t moet tot zijn eer worden gezegd.
Ia 't eerst had ik er geen zin in, want
ik ben nog al hokvast, maar Staalman
praatte zóó lang en hij sneed zoo op van
MS—iM—I
FEUILLETON.
17.
Teil soboof een gloei naast dien van Srbine,
ging zitten en vroeg verwonderd „Ik dacht,
dat ge de verloofde waart van den metse
laar Deobner 1"
„Dat gelooft iedereen ik heb toch tot
een dergelijke gedachte nooit aanleiding gege
ven ik ben slechs bevriend met de
beide gebroeders Dechner."
Teil zag de spreekster na deze
koel en oversehillig geuite woorden in
de oogen; zij verdroeg zonder aarzeling sijn
vorichenden blik. Zonderling dacht bij, wal
mtg bier voorgevallen wijn P Hij eou bet on
derhond waarschijnlijk geëindigd hebben,als
bij niet bad bemerkt, dat Sobine een meisje
van groole bekoorlijkheid was, en daar vrou-
weljjk schoon op iederen man als een mag
neet op staal werkt, schoof bij zijn stoel nog
dich'er bij en zeide met gedempte stem „Dan
heb ik me degelijk vergist, vergeef me, ju
frouw Meerbolt." En na een kleine pauze
voer hg voort,Ik zon n wel vragen de
cotillon met mij Ie dansen, als ik maar niet
znlk een lompe danser wee; wellicht schenkt
ge mij de gunst van nw getelEobap, zoodat
we in zekeren lin deren d«LS kunnen uitzit
ten."
Zij antwoordde vroolyk „Een bee! nieuwe
manier bet zal me evenwel een genoegen
zijn, mjjnbeer de assessor."
Zoo bleef hij dan naast baar zitten en verlus
tigde zich in de geheimen hsier lieve ver
schijning.
Toen de cotillon bijna nitgedanit wes,
haalde Teil ern bloemruiker'je voor Sebine
en vroeg„Willen wij nu ook een keer
ronddraaien P"
„Wel tweemsal, mijnbeer Teil.' Zij lrchte
schelmsch, stond op. en voort gingen zo.
Toen bij baar slanke leest oosvet hield,
doortintelde hem een bebaoglijk gevoel en
bij brguep, dat dit meisje hem in een
't schitter nd schouwspel van eenKamer-ope
",DP> 'Ht Roosje begou te aarzelen, te veron
derstellen, ie vermoeden,te bepraten en einde-
li)K vaststelde, dat we dat bepaald moesten
gaan bekijken. Een Kamer-opening en Staal
man in rok met degen en steek, zooiet» moet
een mensch eenmaal in zijn laven gezien
hebben
Goed g als ik ben, gaf ik tenslot'e toe
en zoo geschiedde het dit Roosje en ik,
Dinsdagmorgen in den eeislen trein via
Haailem naar Den Haag reisden om de
Kamer te zien opsuen.
Ik heb veel genoten, daar niet van, maar
vóó allerijselijkst verkouden als ik geworden
ben, o dat heeft me veel van den indruk vei-
g ld. Roosja had het 'savonds op de terug
reis al zoo erg te pakken, dat op het perron
in Haarlem, waar we over moesten
stappen, een brutale asp van een j ingen
aan zijn vader vroeg „of die juffrouw nou
het sav.t had."
In Dan Haag namen we een rijtuig van
het stition naar bel Binneuhof, 't mooie
pleintje stoud vol menschen, in een lange
rij vóór den ingang v.in de vergader ral.
Als we daar achter moeten gian staan,
komen we er nooit in, merkte Roosje op,
eenigszins bits, alsof jk het helpen kon.
Wou je er dan óór gian staan vrosg ik.
Probeer 't maar eens, dan zul je eens wat
hooren.
L'.chttlijk wanhopig liepen we de rij af,
maar er was geen inkomen aan.
Een oud vrouwtje du ons zosken zag,
riep ons. Als we tr een paar gulden voor
over haddan, konden we haar plaats ia de
rij en die van haar kleinzoon koopen.
Nou, daar had ik wel ooren naar. Ze
stond vrij wel voorsnn en sis je in Den
Haag komt voor een Kamer-opening, wil je
toch voor geen paar gulden een Kamer
opening miss-n. Ik betaalde het vrouwtje
twae pop en Roosje en ik schoven de rij
ia. Het mensch had er, naar zij vertelde,
al van den vorigen avond gestaan Als
die niet doodziek is geworden, weet lk
het nietRoosje en ik, wij hebben het dód
te pikken gekngan.
Een uur hebben we in. de rij gestaan,
onbewegelijk, en de regen klaterde neer,
de storm sloeg met heftige slagen op ons
los, weinig kamerleden zonden zich dat
getroosten voor's lands bslang, geloot ik.
In dat uur hebben wij de heereD zien komen,
ééo voor ééo, in rijtuigen en te voet. Kenrig
netjes, krek marine-officiere", zooals Staal
man terecht had gemerkt. Roosje was óóa
en al bewondering, zs vond het alleen jam
mer, en ik dacht er ook zoo over, dat we
Staalman niet zagen. Dien hebben we trou
wers den gsheelen dag niet gezien en dit
is, met de verkoudheid, het eenige vlekje
op dezen prettigen uitstap.
Een uurtje stonden we zoo, toen plotse
ling uit een rijtuig, dat voor den ingang
stil hield, een heer in deftige uniform op
ons toestipte, regelrecht op ons ann.
Ik herkende hem pas toen bij vlak bij
ons stond, 't was Tak, mijn gotia onwe
vriend Tak van Poortvliet, Tak van Be
verwijk.
Maar Nus, riep ie, maar Roosje,
staan jullie daar zoo in den regen te wach
ten Dat mag niet 1 Kom mee, kom
steer van ge uk verplaatste, dat bij neg
nooit bad gr koud. Zij is nog scbooner dan
Ellen 1 Onwillekeurig 'bad hij de ,a verg-Iij-
king gemaakt, maar re: ds ergerde het bem.
Hoe kwam bij er nu tos, aan Ellen te den
kon, bij had dm gauschen avond aan haar
gedacht! Zijn betrekkingen tot Giesdorf wareo
immers afgebroken, wat ging hem die hoog
moedige freole dan nog aan! Dat meisje, waar
mede hij nu danste, was waarschijnlijk van
een ander gehalte, lij zon aich bepaald zeer
gestreeld gevoelen, wanneer hij naar baar
gonst dongzij was maar de dochter van
een ondergeschikt ambtenaar en wellicht was
hij in baar oog een geleerd man en zag zij
tót hem als tot een halfgod op.
Hij eon hal'god, de zoon van een rond-
reizenden goochelaar? Maar hoe goed zou
deze Sabine bij hem passen 1 Of wellicht
piste bij ook in het geheel niet bij haar,
misschien gaf ook dit meisje hem een blauw
tje, evenals ze sijn stiefbroer Peter scheen ge
geven te hebben.
Hij keek mismoedig rondom zich toen hjj
weder plaats genomen bad, en een lichte
zucht ontwrong zich aan zijn borst.
„Bent n ottevreden, mijnheer Teil?' vroeg
zijn buurmeisje met beiorgde deelneming.
Hoe veikwikkend klonken deze woorden
hem in het oor; boe week en mollig,* hoe
streelde die stem zijn hart.
Wie is er niet eens ontevreden,
juffrouw Meerbolt? Of rijt gij een Zondsgs-
kind, dat het ernstige gelaat van het leven
ncoit <e zien komt
„O, ook ik weet maar al te goed, dat wc
niet 'enkel voor ons pleger op de wsrdd
siin maar een meisje heeft slechts zwij
gend Ie dulden. Hoe benijd ik u manheer
Teil. Als man kunt ge strijden en kampen
om bet geluk bij den staart te grppeu.
Merkwaardig/ Zoo ie<s dergelijks had
Ellen bi m ook gezegd. Kregen dan de
meisjes door hnn omgang met de mannen
steeo's deielfd» gedsoblen? Bjj welke gele
genheid bad Ellen die voorden gebezigd -
\cb steeds weer die Elleo Waarom droog
die 'herinnering aan baar aich nu steeds tcs-
I schee bem en dit meisje
Met een spoilerd knipoogje herhaalde hy
dadelijk intê, ik z-1 jullie binnen brengen
en voor een goed plaitsj* zorgeD. Zon ik
mijn bsste vriendeD, mijn waardste Thee
kameraden, zoo laten staan Volg me
asjiblielt.
Meneer Staalman heeft ons geïnvi
teerd, zei Roosje.
Laat Staalman je dan zoo in den
regen staan riep Tak, foei, foei I Dat
ia het auti-liberalisme te ver gedreven.
Natuurlijk gingen we graag met ODzen
vriend m< alleen dacht ik aan de twee
gulden, die ik voor onze plaatsen betaald
had en ik keek rond of ik die niet ver-
koopen kon. Maar voor ik er op verdacht
was, waren wij uit de rij gedrongen en de
rij schoof ie éénonze plaatsen waren
spoorloos verdwenen 1 Handig van zoo'n
publiekje
Met Tak als geleider gingen de denren
voor ons open zonder eenige moeite. Links
en rechts werd er tegen Roos en mij ge
bogen en we waren heel gevleid.
Op de gereserveerde tribune kregen we
twee prachtige plaatsen Roosji zat naast
den Japanschen gezanten ik zat naast den
gezant van Engeland. Mooier kaD het
toch niet.
Roosje was al heel ganw, in alle eer
en deugd, met den Japanschen heer op
dreef en ik had het dadelijk allerdrukst
met den E igelschen gezant.
Zau er oorlog met de Transvaal
komen meneer de gezant vroeg ik.
O jes, antwoordde hij.
Zou er geen middel tot verzoening
meer wezen
O yes.
't Is maar te hope», want een
oorlog dadelijk op da vredesconferentie zou
niet erg aardig wezen voor den Czaar van
Rusland.
O jas.
't Was een heel prettig, geanimeerd
gesprek, zooals uit dit fragment blijken
zal. Roosje hesprak met den Japanner de
aanstaande Oost-Aziatische verwikkelingen
door de bezetting van Wei Hai Wei en
meer dingen van hooge politiek,
We waren Tik zielsdankbaar voor zij o
bulp.
Beneden ons b8gon de zul zich ts vul
len. Alle leden hadden hun steek met
degen en g»galouneerden rok aan. Hsldt
alleen was in frak en De Klerk, Nolting
en Ketelaar droegen gekleede jassen met
witte d ssen, ook heel neljos.
Met genoegen zog ik mijn vrienden
de ministers. Borgesius groette met een
vriendelijken handzwaai, wat me plezier
detd omdat ik nog een beetje gelcolda aan
boosheid om uaijn brief over het presen-
tietoesiel.
Pierson knikte heel deftig, maar toen ik
met mijn vingers de beweging van geld
tellen had gemaakt, Lchte hij toch eveD
onze erentfesle miuister van financiën.
We zijn al zoovele jaren vrienden 1
De Beaufort deed heel stijf. We had-
d> n onlangs kwestie gehad om de Drc-yfus-
zaak ik ben een heftig Driyfusard en
Beaufort kiest geen partij. Misschien
verbeeld ik het me, maar het kwam me
voor dat hy, alleen om mij te plagen,
uit zijn vele grootkrniseu juist dat van
Ssbine's Ratste woord „Om het geluk bij
den s aart te pakken I Lieve hemel! Het
laat zich zoo gemakkelijk niet grijpen
wanneer men bepaald gelooft, dai men 't te
pakken beeft, dan is het er nog niet eens
de schaduw van, en men hoodt niets in zijn
handen."
Sibine zweeg. Zij verwonderde er zich in
stilte over, dat Teil, de trots en glorie der
familie Lempert, de hoogaangeschreven
beambte, die met de voorname wereld om
ging eo alleen uit piëteit met zjjne ploeg
ouders deze soiree bezocht, niet geheel
gelukkig en tevreden was. Zij had hem zoo
gaarne moed ingesproken, maar zij vertrouwde
ziob niet; zij, een meisje, kon toch tegenover
een dergelijk geleerd man haar wijsheid niet
uitkramen. Daarom vergenoegde zij zich hem
een warmen en opbeurenden blik toe te wer
pen, daarna sprong ze op en snelde naar
hel midden der zaal, waar Knobleuch met
een doos papieren ridderordes stond en ont
nam hem een zilveren kruis, dat ze Teil
handig op de jas speldde.
De geridderde knikte naar gestreeld toe:
„Ho most ge my nog een daDsje schenken."
Met zichtbaar genoegen voldeed ze aan
zijn verzoek en vljjde zioh in zijn arm.
Tegen drie nor was de cotillon gedaan
en de verschillende moeders drongen op
heengaan aan.
„Maar waarom toch zoo'n geweldige baset?"
vroeg de gastvrouw ontevrtden „nu komt
de koffie nog na moet bet pas eerst
genoegelijk worden."
De dikku Müller bobbelde mot verglaasde
oogen met een reuzenblad met tot den rand
toe gevolde kopjes koffie door de zaal. Hy
was na bepaald dronken (als een kanoD,
beweerde Völke>) en bij bemerkle in 't ge
heel niet, dat bij bij zijn zwaaiende bewe-
gingen een deel van den iohond der kopjos
ia de sohotels goot. Da collega, die bem
vergezelde, droeg een schotel koekjes van
de meest grillige vormen.
Met alle achting," spo te sohilder Yölker,
dia'met Tol! s'ond te babbelen, „die Mies-.ke
eet zieb waarachtig ook rog doordien koek-
berg been Na haar duud moat de maag van
dat mensch eens nagekeken wordcn.'t I« kolor-
htt Legioen van Eer had aan
DA is niet aardig. Dat is de natie tarten
in haie momenteele aut:-Pransche ge?
ziudheid.
To; n de heeren ons eenmaal in 't vizier
haddsn, kregen we van alle kanteD groeten
en Eerf kwam ons zelfs in onzs loge
opzoeken om me, over den E igelschen
gezant heei, een hmd te geven.
Het uurtje wachten vóór de komst der
Koninginnen vloog om. Als 't niet plotse
ling heel stil was geworden beneden,
alle hreren zwegen en stonden op, dan
zou ik 't zelfs niet bemerkt hebben.
Mijn cud hart deed het goed oaze
majesteiten weer eens te zien, en ik boog
h el diep toen de blik vm onze jonge
vorstin even gioetend door de zaal giag.
Alleen vond mijn democratisch hart geen
genoegen in de massa generaals en kolo
nels, die als een wacht den troon omring
den. Ik had daar liever burgers gezien,
ministers van staat, oude beproefde raads
lieden van de kroon, practisch onderlegde
economeD, groote geesten op sociaal gebied.
Roosji vond de uniformen prachtig, ze
is er nóg over. uit.
Da troomeie hebben we albn slaande
aangehoord. Bij de verklaring dat onze
betrekking met de buitenlandsche mogend
heden van viiendschappelijken aard zijd,
keek ik den Eogelschen gezant aan en
hij fluisterdeO yss!
De mededeeiiug, dat eerlang alle mo
gendheden we! de veidrsgen van de vredes
conferentie zullen teekenen, kon de
Engelsehman ad notam nemen. De Eogel
schen toch hebben niet ééi contract
geteekend 1
Nieuwe welsontwerpen zullen worden
ingediend; de Kamer, die in de atgdoo-
pen zittingsperiode zaowat niemendal heeft
uitgevoerd, vindt dus nieuw werk bij
het onafgedane onde gevoegd.
Maar ik politiseer nu liever niet, ik
ben te verkouden.
Het was alles heel imposant beneden
ons en toen de Koninginnen groetend de
zaal verlieten en al eenige minuten weg
waren, stonden Roosje en ik nog te kijken,
stirk onder den indruk.
De Japanner gaf Roosje een hand de
Engelsehman boog voor mij en zoo ver
lieten wij, hoogst voldaan, de tribune.
Roosje voelde zich toen al verkouden en ik
hoestte lichtelijk.
Beneden stonden Tak en Ferl ons oo te
wachten en of we wilden of niet, we moesten
meê om te lunchen in bun gezelschap.
We kwamen zoo weinig Schagen ni*, dat,
nu we eeutnaal in 'e-Hage waren, we niet
met den eersten trein wrg mochten.
We hebben een gezellig midd agje ge
had en heelemaal niet ovrr politiek ge
babbeld. Met den laatsten trein ver
trokken wij, Tak bracht ons in een aapje
weg. Hoe jammer dat een kieswet van
zoo'n charmanten kerel niet aangenomen
is
En nu, Roosje, als je nitgeniesd ben,
schenk me dan een kopje kamillen, maar
met veel melk en met veel suiker
wat heb ik het te pakken
saai.»
„William 1" kuchte mevrouw Julia, terwijl
ze de band op deD arm van den assessor
legde, „ge moet me het gsnoegen doen en
mejuffrouw Mcerholt en haar moedor naar
hbis brengen een rijtuig zullen ie wel niet
hebben besteld ge begrypt, dat
kost te veel. Het was Pelerg plicht geweeBt,
maar die is nergens te vinden. Ik begrjjp
bepaald niet, wat er toch is voorgevallen
„S il, stil," vermaande de assessor, „daar
over een andermaal. Wat de Meerbolt's
aangaat, wees onbezorgd, ik zal ze onder
mijna bescherming nemen."
„Dank je, Witliam, ge sijt een zeer op
lettend cavalier. Ik zal het mevrouw Meer
bolt dadelijk zeggen,*
Het was reeds vier uur in den morgen,
loen de door mantel en doek goed bescherm
de dames Mecrholt de richting van haar
woning insloegen. Teil ging naast baar en
cnderhield zich beleefdheidshalve met moeder
Meerbolt, die, sooals ee eeide, er voorbeden
genoeg ven bad en daarom m t haastige
schreden naar haar woning dribbelde.
De volle maan scheen van den helderen
hemel;het was steeokoud;in het oosten sche
merde hat reeds. Esn politieagent zeg met
een brutalen blik de beide vrouwen in het
gelaat.
„Ocb, mijnheer de assessor!" zeide me
vrouw Meerbolt met veel nadruk op den ti
tel, „geel mijne dochter een arm 1 Ik onde
vrouw behoef geen steun."
De agent deinsde achteruit en beleefd groe
iend liet bij het drietal passeeren.
Teil dacht in stilte: „Meviouw Meerholt
is een handige dame; zij weet zich te behel
pen." Me genoegen leende bij zich voor
den hem opgedrrgen riddetdienst i bij bood
bet aardige meisje den arm en liet haar
niet eerder vtij vóór man aan de wocing
der dames was aangekomen-
Mevrouw Meerbolt ontsloot de deur,
bedinkte den assesor voor zijn viienddlyk
gezelschap en irad binnen. Ssbine wilde
haar mosder volgen, maar Teil hield haar
terug, met de woorden „Waoht evar,juffrouw
Meerbolt hier «jjo lucifers. Gebruik
die, andets vindt ge de frap niet."
(-F0—O-l—j
De graaf en de gravin Bantheim keerden
van een j acht partij terug.
Zij hadden reeds, door het vergevorderd
seizosn gedwongen, hun paleis iu de
residentie betrokkeu, en ondercainen van
daaruit somwijlen meerdagige uitvluchtjes
naar het slot van het grafelijke landgoed.
De spoorverbinding was uiterst gemak
kelijk, een snelirem voerde heo in minder
dan een uur naar de hoofdstad.
Het schemerde reeds sterk toin ze het
kleine station, dat met het landgoed door
een goed ouderhonden hndweg in verbin-
diug stoud, bereikten. Zij wareo te voet
gekomen, omdat het rijkelijk maal een
fli ke wandeling noodig maakte en boven
dien, omdat het weer niets te wenschen
overliet. Een prachtige herfstavond
breidde zich uit over het verbleekende
landschip, dat door den laatsten schijn der
hsengamde zon tooveraohtig werd be
straald.
Toen ze met hun drieëa hst perron
opstapten want een vriend uit de
residentie, baron von Hohenthal, was reis
genoot en jachtgezel geweest wendden
zij zich onwillekeurig nog eenmaal om,
als 't ware stil afgesprokpn, en gaven een
laatsten blik aan het landschap en namen
het melancholieke n Auurbeeld in zich op.
Nevelachtig grauw verhief zich in de verte
het grafelijke slot, waarachter het donkere
reuzenwoud.
De graaf, een jeugdige slanke man met
frisch gelaat en bruine oogen, wien het
jichtcostuum uitstekend kleedde, begroette
met krachtigen handslag den dikken, bollen
stationschef, die juist bevel had gegeven
het sein op veilig te zetten en natuurlijk
zeer vereerd door zoik een groot heer te
worden aangesproken, heel belangstellend
naar de jscht vroeg.
De baron onderhield zich intusschen
schijnbaar beleefd met de gravin, een
trotsche blondine van meer dan gewone
schoonheid, wier heerlijke vormen door
het nauwsluitende jachtklsed, dat zij
droeg, dubbel tot hun recht kwamen.
Hij zelf was een groote maD, die de
eerste jeugd reeds aehter zich had.
Maar de scherpe, grijze oogen, de zacht
ironische trek om den mond, maakten hem
voor de vrouwen tot een intere»sante
persoonlijkheid, en zijl sterk vooruitste
kende kin met den coquetteo puntbaard gaf
zijn gelaat een energieke uitdrukking.
De sneltrein stoomde het statioD binnen
en hield kuchend stil. Galant opende de
baron een coupé eerste klasse en hielp
de gravin bij het instappen. Dan sprong
hij haar na en riep deD graaf, die nog
prateDd op het perron stoud, een kort,
vermanend „Arthui!" toe.
De graaf snelde toe, toen de trein reeds
in beweging was, maar door de groote
hasst vergiste hij zich met de coupé,
waai van de baron het portier achter zich
had dichtgetrokken en opende dat 't welk
daar naast wa».
Toen hij zijn dwaling bemerkte en zich
plotseling alleen zsg, was het overstappen
jammer genoeg te laat; de trein snelde
Hij gaf haar een doosje lucifers en daar
baar mo d r reeds aebter da boiedenr ver
dwenen was, kuste hij bet meisje haastig
op den mond. Had zy werkelijk den kas be
antwoord? Of was het een poging tot af
wering geweest Zoo ving als een ree was
se verdwenen, de deur klapte achter haar
dicht en Teil hoorde boe de sleutel in het
slot werd omgedraaid.
Esn moment s'ond hij stil; dan aeide hij
in zichzelf: „Bah, dat was slecht ven me,"
Zon hij een msisje, dat reeds met sijn
beide stiefbroeders verloofd was geweest,
ooit tot verloofde begeeren Hij beefde. Een
soort afsobow tegej zichzelf steeg er ia
zijn binnenste op. Die kas scheea hem na
als eeo gehuichelde belofte, als een belofte,
die hij. dat wist hij reeds vooruit, zou bre
ken. Maar zij was zoo mooi, aoo lief ge-
wees', iD de be'oovering barer frissche jeugd,
zoo bedwelmend met die gondblonde baren,
zoo meealeepecd met haar schelmsehe,
fonkelende oogen Wanneer het zonde was,
zulk een paar lippen (e kussen, die er rich
zoo als van zelf toe aanboden, waar was dan
de man, die in gelijke omstandigheden de
verzoeking ion hebben kunnen weerstaan 1
Toen bij eindelijk da Geoihinerstraat bad
bereikt, bemerkte bij lot zijn verwonderiug,
dat een donkere purpergloed in het Oostjn
reeds liohtoasr was; hjj was met »ijn ga-
dachten zoo met SabiDe en sieb zelf bezig ge
weest, dat hy het naderen van den dag niet
had bemerkt.
Tweede Boek.
HOOFDSTUK X.
Esn van die groote, aan de arke Noachs
herionereode meubelwagens rolde zwaar be
laden door de hoofdpoort van eeD tuis,
waaraan een ni:uw uithangbord de firma
aenweesHarzlack en Deohner. Blaasinstru
menten Piano's.
Op het plein bleef de meubelwagen vooreen
lijdeur staan. Het zag er daar nog niet teer
aanlokkend uit, want een nieaw, nog niet
geheel voltooid gebouw s<ak de nok
in de hoogte. Da gedeelte van het
gebouw zou, verbonden met hat onde, tot
werkplaat* «orden ingericht.