Zondag 24 September 1899. Boerenbloed. 43ste Jaargang 3To. 3453. De Thee-avondjes bij A. G- Nus. IN DEN TUNNEL. tweede blad. Ik en Roosje zwaar verkouden. Staalman ten hartelijk gastheermoeder van ma rine-officieren. Iioe wij uittoogen naar de Kamer-opening. Roosje heeft het snot". Een uur in de rij. Libe ralen in den regen. Roosje en Japan,ik en Engeland.O Yes. Borgesius is niet haat dragend. Algemeene be langstelling. De Ka mer krijgt werk en ik krijg kamil le-thee. Geen thee. Kamillen dronken we. Roosje en ik, dood alleen, Woensdagavond. Wij kuchten om 't hardst en Roosje niesde zoo allerverschrikkelijkst, dat ik na zoo'n niesbui wel eens opstond om te, zien of er geen opstootje onder mijn vensters ontstond. Mijn goede luiden van Schagen zijn san rust iu mijn huis gewoon 1 Méér dan veikouwen waren we. Natuurlijk was dat allereerst een gevolg van het barre herfstweer der laatste dagen, maar in de tweede plaats, en in hoofdzaak, is hr,t een gevolg van mijne belangstelling in 's Laods zaken. Ik en Roosje zijn Dinsdag naar Den Haag geweest om de plechtige opening van de Kamerzitting bij te wonen. Dat reispiau is in mij opgekomen, of eigen lijk is het mij opgedrongen,;in een thsege- sprek met Staalman, in 't begin van de vorige week. We hadden 'c over politiek. Als je ons nou 'ris netjes zien wil, zei Staalman, most je bij de opening van de Kamer komenDan zien wij er wat fijn uit met onze steken en onze ge galonneerde rokken. Krek marine-officie ren. Je mot heusch 'ris komen. Staalman kan zulks dingen zoo hartelijk zeggeu, Yooral iü dai wootd „marine-offi cieren" legde hij een teerheid als een moeder legt in het woord „kindlief." Ik mag Staalman wel en ik geloof dat bij ook op mij nog al gesteld is, schoon hij weet dat ik, al beo ik gesn revolutionnair, heelemaal gien anti-ievolntionnair ben.Op zijn tijd kan hij wel verdraagzaam wezen, d»t moet tot zijn eer worden gezegd. Ia 't eerst had ik er geen zin in, want ik ben nog al hokvast, maar Staalman praatte zóó lang en hij sneed zoo op van MS—iM—I FEUILLETON. 17. Teil soboof een gloei naast dien van Srbine, ging zitten en vroeg verwonderd „Ik dacht, dat ge de verloofde waart van den metse laar Deobner 1" „Dat gelooft iedereen ik heb toch tot een dergelijke gedachte nooit aanleiding gege ven ik ben slechs bevriend met de beide gebroeders Dechner." Teil zag de spreekster na deze koel en oversehillig geuite woorden in de oogen; zij verdroeg zonder aarzeling sijn vorichenden blik. Zonderling dacht bij, wal mtg bier voorgevallen wijn P Hij eou bet on derhond waarschijnlijk geëindigd hebben,als bij niet bad bemerkt, dat Sobine een meisje van groole bekoorlijkheid was, en daar vrou- weljjk schoon op iederen man als een mag neet op staal werkt, schoof bij zijn stoel nog dich'er bij en zeide met gedempte stem „Dan heb ik me degelijk vergist, vergeef me, ju frouw Meerbolt." En na een kleine pauze voer hg voort,Ik zon n wel vragen de cotillon met mij Ie dansen, als ik maar niet znlk een lompe danser wee; wellicht schenkt ge mij de gunst van nw getelEobap, zoodat we in zekeren lin deren d«LS kunnen uitzit ten." Zij antwoordde vroolyk „Een bee! nieuwe manier bet zal me evenwel een genoegen zijn, mjjnbeer de assessor." Zoo bleef hij dan naast baar zitten en verlus tigde zich in de geheimen hsier lieve ver schijning. Toen de cotillon bijna nitgedanit wes, haalde Teil ern bloemruiker'je voor Sebine en vroeg„Willen wij nu ook een keer ronddraaien P" „Wel tweemsal, mijnbeer Teil.' Zij lrchte schelmsch, stond op. en voort gingen zo. Toen bij baar slanke leest oosvet hield, doortintelde hem een bebaoglijk gevoel en bij brguep, dat dit meisje hem in een 't schitter nd schouwspel van eenKamer-ope ",DP> 'Ht Roosje begou te aarzelen, te veron derstellen, ie vermoeden,te bepraten en einde- li)K vaststelde, dat we dat bepaald moesten gaan bekijken. Een Kamer-opening en Staal man in rok met degen en steek, zooiet» moet een mensch eenmaal in zijn laven gezien hebben Goed g als ik ben, gaf ik tenslot'e toe en zoo geschiedde het dit Roosje en ik, Dinsdagmorgen in den eeislen trein via Haailem naar Den Haag reisden om de Kamer te zien opsuen. Ik heb veel genoten, daar niet van, maar vóó allerijselijkst verkouden als ik geworden ben, o dat heeft me veel van den indruk vei- g ld. Roosja had het 'savonds op de terug reis al zoo erg te pakken, dat op het perron in Haarlem, waar we over moesten stappen, een brutale asp van een j ingen aan zijn vader vroeg „of die juffrouw nou het sav.t had." In Dan Haag namen we een rijtuig van het stition naar bel Binneuhof, 't mooie pleintje stoud vol menschen, in een lange rij vóór den ingang v.in de vergader ral. Als we daar achter moeten gian staan, komen we er nooit in, merkte Roosje op, eenigszins bits, alsof jk het helpen kon. Wou je er dan óór gian staan vrosg ik. Probeer 't maar eens, dan zul je eens wat hooren. L'.chttlijk wanhopig liepen we de rij af, maar er was geen inkomen aan. Een oud vrouwtje du ons zosken zag, riep ons. Als we tr een paar gulden voor over haddan, konden we haar plaats ia de rij en die van haar kleinzoon koopen. Nou, daar had ik wel ooren naar. Ze stond vrij wel voorsnn en sis je in Den Haag komt voor een Kamer-opening, wil je toch voor geen paar gulden een Kamer opening miss-n. Ik betaalde het vrouwtje twae pop en Roosje en ik schoven de rij ia. Het mensch had er, naar zij vertelde, al van den vorigen avond gestaan Als die niet doodziek is geworden, weet lk het nietRoosje en ik, wij hebben het dód te pikken gekngan. Een uur hebben we in. de rij gestaan, onbewegelijk, en de regen klaterde neer, de storm sloeg met heftige slagen op ons los, weinig kamerleden zonden zich dat getroosten voor's lands bslang, geloot ik. In dat uur hebben wij de heereD zien komen, ééo voor ééo, in rijtuigen en te voet. Kenrig netjes, krek marine-officiere", zooals Staal man terecht had gemerkt. Roosje was óóa en al bewondering, zs vond het alleen jam mer, en ik dacht er ook zoo over, dat we Staalman niet zagen. Dien hebben we trou wers den gsheelen dag niet gezien en dit is, met de verkoudheid, het eenige vlekje op dezen prettigen uitstap. Een uurtje stonden we zoo, toen plotse ling uit een rijtuig, dat voor den ingang stil hield, een heer in deftige uniform op ons toestipte, regelrecht op ons ann. Ik herkende hem pas toen bij vlak bij ons stond, 't was Tak, mijn gotia onwe vriend Tak van Poortvliet, Tak van Be verwijk. Maar Nus, riep ie, maar Roosje, staan jullie daar zoo in den regen te wach ten Dat mag niet 1 Kom mee, kom steer van ge uk verplaatste, dat bij neg nooit bad gr koud. Zij is nog scbooner dan Ellen 1 Onwillekeurig 'bad hij de ,a verg-Iij- king gemaakt, maar re: ds ergerde het bem. Hoe kwam bij er nu tos, aan Ellen te den kon, bij had dm gauschen avond aan haar gedacht! Zijn betrekkingen tot Giesdorf wareo immers afgebroken, wat ging hem die hoog moedige freole dan nog aan! Dat meisje, waar mede hij nu danste, was waarschijnlijk van een ander gehalte, lij zon aich bepaald zeer gestreeld gevoelen, wanneer hij naar baar gonst dongzij was maar de dochter van een ondergeschikt ambtenaar en wellicht was hij in baar oog een geleerd man en zag zij tót hem als tot een halfgod op. Hij eon hal'god, de zoon van een rond- reizenden goochelaar? Maar hoe goed zou deze Sabine bij hem passen 1 Of wellicht piste bij ook in het geheel niet bij haar, misschien gaf ook dit meisje hem een blauw tje, evenals ze sijn stiefbroer Peter scheen ge geven te hebben. Hij keek mismoedig rondom zich toen hjj weder plaats genomen bad, en een lichte zucht ontwrong zich aan zijn borst. „Bent n ottevreden, mijnheer Teil?' vroeg zijn buurmeisje met beiorgde deelneming. Hoe veikwikkend klonken deze woorden hem in het oor; boe week en mollig,* hoe streelde die stem zijn hart. Wie is er niet eens ontevreden, juffrouw Meerbolt? Of rijt gij een Zondsgs- kind, dat het ernstige gelaat van het leven ncoit <e zien komt „O, ook ik weet maar al te goed, dat wc niet 'enkel voor ons pleger op de wsrdd siin maar een meisje heeft slechts zwij gend Ie dulden. Hoe benijd ik u manheer Teil. Als man kunt ge strijden en kampen om bet geluk bij den staart te grppeu. Merkwaardig/ Zoo ie<s dergelijks had Ellen bi m ook gezegd. Kregen dan de meisjes door hnn omgang met de mannen steeo's deielfd» gedsoblen? Bjj welke gele genheid bad Ellen die voorden gebezigd - \cb steeds weer die Elleo Waarom droog die 'herinnering aan baar aich nu steeds tcs- I schee bem en dit meisje Met een spoilerd knipoogje herhaalde hy dadelijk intê, ik z-1 jullie binnen brengen en voor een goed plaitsj* zorgeD. Zon ik mijn bsste vriendeD, mijn waardste Thee kameraden, zoo laten staan Volg me asjiblielt. Meneer Staalman heeft ons geïnvi teerd, zei Roosje. Laat Staalman je dan zoo in den regen staan riep Tak, foei, foei I Dat ia het auti-liberalisme te ver gedreven. Natuurlijk gingen we graag met ODzen vriend m< alleen dacht ik aan de twee gulden, die ik voor onze plaatsen betaald had en ik keek rond of ik die niet ver- koopen kon. Maar voor ik er op verdacht was, waren wij uit de rij gedrongen en de rij schoof ie éénonze plaatsen waren spoorloos verdwenen 1 Handig van zoo'n publiekje Met Tak als geleider gingen de denren voor ons open zonder eenige moeite. Links en rechts werd er tegen Roos en mij ge bogen en we waren heel gevleid. Op de gereserveerde tribune kregen we twee prachtige plaatsen Roosji zat naast den Japanschen gezanten ik zat naast den gezant van Engeland. Mooier kaD het toch niet. Roosje was al heel ganw, in alle eer en deugd, met den Japanschen heer op dreef en ik had het dadelijk allerdrukst met den E igelschen gezant. Zau er oorlog met de Transvaal komen meneer de gezant vroeg ik. O jes, antwoordde hij. Zou er geen middel tot verzoening meer wezen O yes. 't Is maar te hope», want een oorlog dadelijk op da vredesconferentie zou niet erg aardig wezen voor den Czaar van Rusland. O jas. 't Was een heel prettig, geanimeerd gesprek, zooals uit dit fragment blijken zal. Roosje hesprak met den Japanner de aanstaande Oost-Aziatische verwikkelingen door de bezetting van Wei Hai Wei en meer dingen van hooge politiek, We waren Tik zielsdankbaar voor zij o bulp. Beneden ons b8gon de zul zich ts vul len. Alle leden hadden hun steek met degen en g»galouneerden rok aan. Hsldt alleen was in frak en De Klerk, Nolting en Ketelaar droegen gekleede jassen met witte d ssen, ook heel neljos. Met genoegen zog ik mijn vrienden de ministers. Borgesius groette met een vriendelijken handzwaai, wat me plezier detd omdat ik nog een beetje gelcolda aan boosheid om uaijn brief over het presen- tietoesiel. Pierson knikte heel deftig, maar toen ik met mijn vingers de beweging van geld tellen had gemaakt, Lchte hij toch eveD onze erentfesle miuister van financiën. We zijn al zoovele jaren vrienden 1 De Beaufort deed heel stijf. We had- d> n onlangs kwestie gehad om de Drc-yfus- zaak ik ben een heftig Driyfusard en Beaufort kiest geen partij. Misschien verbeeld ik het me, maar het kwam me voor dat hy, alleen om mij te plagen, uit zijn vele grootkrniseu juist dat van Ssbine's Ratste woord „Om het geluk bij den s aart te pakken I Lieve hemel! Het laat zich zoo gemakkelijk niet grijpen wanneer men bepaald gelooft, dai men 't te pakken beeft, dan is het er nog niet eens de schaduw van, en men hoodt niets in zijn handen." Sibine zweeg. Zij verwonderde er zich in stilte over, dat Teil, de trots en glorie der familie Lempert, de hoogaangeschreven beambte, die met de voorname wereld om ging eo alleen uit piëteit met zjjne ploeg ouders deze soiree bezocht, niet geheel gelukkig en tevreden was. Zij had hem zoo gaarne moed ingesproken, maar zij vertrouwde ziob niet; zij, een meisje, kon toch tegenover een dergelijk geleerd man haar wijsheid niet uitkramen. Daarom vergenoegde zij zich hem een warmen en opbeurenden blik toe te wer pen, daarna sprong ze op en snelde naar hel midden der zaal, waar Knobleuch met een doos papieren ridderordes stond en ont nam hem een zilveren kruis, dat ze Teil handig op de jas speldde. De geridderde knikte naar gestreeld toe: „Ho most ge my nog een daDsje schenken." Met zichtbaar genoegen voldeed ze aan zijn verzoek en vljjde zioh in zijn arm. Tegen drie nor was de cotillon gedaan en de verschillende moeders drongen op heengaan aan. „Maar waarom toch zoo'n geweldige baset?" vroeg de gastvrouw ontevrtden „nu komt de koffie nog na moet bet pas eerst genoegelijk worden." De dikku Müller bobbelde mot verglaasde oogen met een reuzenblad met tot den rand toe gevolde kopjes koffie door de zaal. Hy was na bepaald dronken (als een kanoD, beweerde Völke>) en bij bemerkle in 't ge heel niet, dat bij bij zijn zwaaiende bewe- gingen een deel van den iohond der kopjos ia de sohotels goot. Da collega, die bem vergezelde, droeg een schotel koekjes van de meest grillige vormen. Met alle achting," spo te sohilder Yölker, dia'met Tol! s'ond te babbelen, „die Mies-.ke eet zieb waarachtig ook rog doordien koek- berg been Na haar duud moat de maag van dat mensch eens nagekeken wordcn.'t I« kolor- htt Legioen van Eer had aan DA is niet aardig. Dat is de natie tarten in haie momenteele aut:-Pransche ge? ziudheid. To; n de heeren ons eenmaal in 't vizier haddsn, kregen we van alle kanteD groeten en Eerf kwam ons zelfs in onzs loge opzoeken om me, over den E igelschen gezant heei, een hmd te geven. Het uurtje wachten vóór de komst der Koninginnen vloog om. Als 't niet plotse ling heel stil was geworden beneden, alle hreren zwegen en stonden op, dan zou ik 't zelfs niet bemerkt hebben. Mijn cud hart deed het goed oaze majesteiten weer eens te zien, en ik boog h el diep toen de blik vm onze jonge vorstin even gioetend door de zaal giag. Alleen vond mijn democratisch hart geen genoegen in de massa generaals en kolo nels, die als een wacht den troon omring den. Ik had daar liever burgers gezien, ministers van staat, oude beproefde raads lieden van de kroon, practisch onderlegde economeD, groote geesten op sociaal gebied. Roosji vond de uniformen prachtig, ze is er nóg over. uit. Da troomeie hebben we albn slaande aangehoord. Bij de verklaring dat onze betrekking met de buitenlandsche mogend heden van viiendschappelijken aard zijd, keek ik den Eogelschen gezant aan en hij fluisterdeO yss! De mededeeiiug, dat eerlang alle mo gendheden we! de veidrsgen van de vredes conferentie zullen teekenen, kon de Engelsehman ad notam nemen. De Eogel schen toch hebben niet ééi contract geteekend 1 Nieuwe welsontwerpen zullen worden ingediend; de Kamer, die in de atgdoo- pen zittingsperiode zaowat niemendal heeft uitgevoerd, vindt dus nieuw werk bij het onafgedane onde gevoegd. Maar ik politiseer nu liever niet, ik ben te verkouden. Het was alles heel imposant beneden ons en toen de Koninginnen groetend de zaal verlieten en al eenige minuten weg waren, stonden Roosje en ik nog te kijken, stirk onder den indruk. De Japanner gaf Roosje een hand de Engelsehman boog voor mij en zoo ver lieten wij, hoogst voldaan, de tribune. Roosje voelde zich toen al verkouden en ik hoestte lichtelijk. Beneden stonden Tak en Ferl ons oo te wachten en of we wilden of niet, we moesten meê om te lunchen in bun gezelschap. We kwamen zoo weinig Schagen ni*, dat, nu we eeutnaal in 'e-Hage waren, we niet met den eersten trein wrg mochten. We hebben een gezellig midd agje ge had en heelemaal niet ovrr politiek ge babbeld. Met den laatsten trein ver trokken wij, Tak bracht ons in een aapje weg. Hoe jammer dat een kieswet van zoo'n charmanten kerel niet aangenomen is En nu, Roosje, als je nitgeniesd ben, schenk me dan een kopje kamillen, maar met veel melk en met veel suiker wat heb ik het te pakken saai.» „William 1" kuchte mevrouw Julia, terwijl ze de band op deD arm van den assessor legde, „ge moet me het gsnoegen doen en mejuffrouw Mcerholt en haar moedor naar hbis brengen een rijtuig zullen ie wel niet hebben besteld ge begrypt, dat kost te veel. Het was Pelerg plicht geweeBt, maar die is nergens te vinden. Ik begrjjp bepaald niet, wat er toch is voorgevallen „S il, stil," vermaande de assessor, „daar over een andermaal. Wat de Meerbolt's aangaat, wees onbezorgd, ik zal ze onder mijna bescherming nemen." „Dank je, Witliam, ge sijt een zeer op lettend cavalier. Ik zal het mevrouw Meer bolt dadelijk zeggen,* Het was reeds vier uur in den morgen, loen de door mantel en doek goed bescherm de dames Mecrholt de richting van haar woning insloegen. Teil ging naast baar en cnderhield zich beleefdheidshalve met moeder Meerbolt, die, sooals ee eeide, er voorbeden genoeg ven bad en daarom m t haastige schreden naar haar woning dribbelde. De volle maan scheen van den helderen hemel;het was steeokoud;in het oosten sche merde hat reeds. Esn politieagent zeg met een brutalen blik de beide vrouwen in het gelaat. „Ocb, mijnheer de assessor!" zeide me vrouw Meerbolt met veel nadruk op den ti tel, „geel mijne dochter een arm 1 Ik onde vrouw behoef geen steun." De agent deinsde achteruit en beleefd groe iend liet bij het drietal passeeren. Teil dacht in stilte: „Meviouw Meerholt is een handige dame; zij weet zich te behel pen." Me genoegen leende bij zich voor den hem opgedrrgen riddetdienst i bij bood bet aardige meisje den arm en liet haar niet eerder vtij vóór man aan de wocing der dames was aangekomen- Mevrouw Meerbolt ontsloot de deur, bedinkte den assesor voor zijn viienddlyk gezelschap en irad binnen. Ssbine wilde haar mosder volgen, maar Teil hield haar terug, met de woorden „Waoht evar,juffrouw Meerbolt hier «jjo lucifers. Gebruik die, andets vindt ge de frap niet." (-F0—O-l—j De graaf en de gravin Bantheim keerden van een j acht partij terug. Zij hadden reeds, door het vergevorderd seizosn gedwongen, hun paleis iu de residentie betrokkeu, en ondercainen van daaruit somwijlen meerdagige uitvluchtjes naar het slot van het grafelijke landgoed. De spoorverbinding was uiterst gemak kelijk, een snelirem voerde heo in minder dan een uur naar de hoofdstad. Het schemerde reeds sterk toin ze het kleine station, dat met het landgoed door een goed ouderhonden hndweg in verbin- diug stoud, bereikten. Zij wareo te voet gekomen, omdat het rijkelijk maal een fli ke wandeling noodig maakte en boven dien, omdat het weer niets te wenschen overliet. Een prachtige herfstavond breidde zich uit over het verbleekende landschip, dat door den laatsten schijn der hsengamde zon tooveraohtig werd be straald. Toen ze met hun drieëa hst perron opstapten want een vriend uit de residentie, baron von Hohenthal, was reis genoot en jachtgezel geweest wendden zij zich onwillekeurig nog eenmaal om, als 't ware stil afgesprokpn, en gaven een laatsten blik aan het landschap en namen het melancholieke n Auurbeeld in zich op. Nevelachtig grauw verhief zich in de verte het grafelijke slot, waarachter het donkere reuzenwoud. De graaf, een jeugdige slanke man met frisch gelaat en bruine oogen, wien het jichtcostuum uitstekend kleedde, begroette met krachtigen handslag den dikken, bollen stationschef, die juist bevel had gegeven het sein op veilig te zetten en natuurlijk zeer vereerd door zoik een groot heer te worden aangesproken, heel belangstellend naar de jscht vroeg. De baron onderhield zich intusschen schijnbaar beleefd met de gravin, een trotsche blondine van meer dan gewone schoonheid, wier heerlijke vormen door het nauwsluitende jachtklsed, dat zij droeg, dubbel tot hun recht kwamen. Hij zelf was een groote maD, die de eerste jeugd reeds aehter zich had. Maar de scherpe, grijze oogen, de zacht ironische trek om den mond, maakten hem voor de vrouwen tot een intere»sante persoonlijkheid, en zijl sterk vooruitste kende kin met den coquetteo puntbaard gaf zijn gelaat een energieke uitdrukking. De sneltrein stoomde het statioD binnen en hield kuchend stil. Galant opende de baron een coupé eerste klasse en hielp de gravin bij het instappen. Dan sprong hij haar na en riep deD graaf, die nog prateDd op het perron stoud, een kort, vermanend „Arthui!" toe. De graaf snelde toe, toen de trein reeds in beweging was, maar door de groote hasst vergiste hij zich met de coupé, waai van de baron het portier achter zich had dichtgetrokken en opende dat 't welk daar naast wa». Toen hij zijn dwaling bemerkte en zich plotseling alleen zsg, was het overstappen jammer genoeg te laat; de trein snelde Hij gaf haar een doosje lucifers en daar baar mo d r reeds aebter da boiedenr ver dwenen was, kuste hij bet meisje haastig op den mond. Had zy werkelijk den kas be antwoord? Of was het een poging tot af wering geweest Zoo ving als een ree was se verdwenen, de deur klapte achter haar dicht en Teil hoorde boe de sleutel in het slot werd omgedraaid. Esn moment s'ond hij stil; dan aeide hij in zichzelf: „Bah, dat was slecht ven me," Zon hij een msisje, dat reeds met sijn beide stiefbroeders verloofd was geweest, ooit tot verloofde begeeren Hij beefde. Een soort afsobow tegej zichzelf steeg er ia zijn binnenste op. Die kas scheea hem na als eeo gehuichelde belofte, als een belofte, die hij. dat wist hij reeds vooruit, zou bre ken. Maar zij was zoo mooi, aoo lief ge- wees', iD de be'oovering barer frissche jeugd, zoo bedwelmend met die gondblonde baren, zoo meealeepecd met haar schelmsehe, fonkelende oogen Wanneer het zonde was, zulk een paar lippen (e kussen, die er rich zoo als van zelf toe aanboden, waar was dan de man, die in gelijke omstandigheden de verzoeking ion hebben kunnen weerstaan 1 Toen bij eindelijk da Geoihinerstraat bad bereikt, bemerkte bij lot zijn verwonderiug, dat een donkere purpergloed in het Oostjn reeds liohtoasr was; hjj was met »ijn ga- dachten zoo met SabiDe en sieb zelf bezig ge weest, dat hy het naderen van den dag niet had bemerkt. Tweede Boek. HOOFDSTUK X. Esn van die groote, aan de arke Noachs herionereode meubelwagens rolde zwaar be laden door de hoofdpoort van eeD tuis, waaraan een ni:uw uithangbord de firma aenweesHarzlack en Deohner. Blaasinstru menten Piano's. Op het plein bleef de meubelwagen vooreen lijdeur staan. Het zag er daar nog niet teer aanlokkend uit, want een nieaw, nog niet geheel voltooid gebouw s<ak de nok in de hoogte. Da gedeelte van het gebouw zou, verbonden met hat onde, tot werkplaat* «orden ingericht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 5