Hicivi-,
Aiiïeriua
Donderdag 28 September' 1899.
ISoerenbloed.
De Troonrede.
43ste Jaargang ïïo. 3454'. x"
Kennisgeving.
Aan onze al/onnes.
Nationale Militie.
geïllustreerd Zondagsblad
GemeenteScha^en.
Bekens dmaklngen,
HERHALINGS-ONDERWIJS.
Aangifte van verhuizing.
18.
„Vlilt go met me sjacheren Ik ben in
'"V
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
A.DVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau: ICHIBBII, Laan, SJ> 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. WIKKEL.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60,
Atzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel moer 5 ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Wy wekken onze lezers op om, zoo zy
nog niet mochten hebben ingeteekend op
het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD,
hetwelk wy by onze Courant verkrijgbaar
stellen, alsnog hun verlangen daartoe aan
ons kenbaar te maken.
Dezer dagen gaat eon nieuw kwartaal in
en in het eerste nummer daarvan wordt het
begin opgenomen van een g r o o t e n
roman, uit talrijke vervolgen bestaande,
ryk geïllustreerd en uitermate boeiend van
inhoud.
Het zal den inteekenaren natuurlijk aan
genaam zyn, het blad van dit nummer af
te ontvangen, om bedoeld verhaal van den
aanvang af te kunnen volgen.
Ook wijzen wij op de toenemende
fraaiheid van deze Illustratie, die een
waar sieraad wordt op de huistafel en een
schat van lectuur bevat, ook op het gebied
van den gezonden humor.
Aan het einde van den jaargang vormt
deze Illustratie een PRACHTWERK van
520 groot folio pagina's.
Men weet, dat dezelve als Nederi. Illustratie
in omslag f5.— per jaar kost.
Doch den abonné's op onze courant leveren-
school aldaar zal aanvangen Maandag 2
October a.s., des avonds te 4ure.
De leerlingen kunnen zich, medebrengende
hun vaccinebewijs, aanmelden aan de ge-
meenieschool op Vrijdag en Zaterdag den
29en en 30sten September a. s.
Het onderwijs zal niet worden gegeven,
wanneer zich daarvoor niet minstens tien
leerlingen aanmelden.
Schagen, 15 September 1899.
Burgemeester Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
LOTING
wij ze tot den spotprijs van 30 cent
per kwartaal of franco per post 37'/j cents
ttin n i.i t f;
Voorwaar voor onze lezers een PREMIE
VAN NIET GERINGE BETEEKENIS.
Den inschrijvers wordt het geregeld elke
week by de courant bezorgd.
Voor hen die zich als abonnó op het
Geillustreerd Zondagsblad aanmelden, stellen
wij G R A T IS beschikbaar een fraai boek
deel, inhoudende een der groote Geïllustreerde
Romans, welke in voorgaande nummers
verschenen. Een boekdeel van niet minder
dan 98 papina's, groot 8o formaat waarin
tal van illustratiën, getiteld:
I i'. IV i c o 1 a.
Onderstaand inteekenbiljet gelieve men
ten allerspoedigste,ingevuld, toe te zenden aan
den Uitgever.
f-3 De ondergeteekende verlangt ge-
regeld by de Courant te ontvangen het
tegen den prys van 30 ets per 3 maanden,
fianco per post 37'/, ets.
WOONPLAATS NAAM
POLITIE.
Ter secretarie dezer gemeente kunnen inlichtingen
worden verkregen omtrent een gevonden gouden
broche.
Burgemeester Wethouders van Schagen
brengen ter kennis van belanghebbenden,
dat het herhalingsonderwys aan de gemeente-
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gein.
SCHAGEN
Brengen, ter voldoening aan het tweede gedeelte
van Art. 28 der Wet op de Nationale Militie van
den 19Jen Augustus 1861 (Staatsblad No. 72), voor
de eerste maal ter kennisse van de belanghebbenden,
dal de loting van de in 1899 voor de Nationale
Militie ingeschrevenen, overeenkomstig de ontvangene
aanschrijving van Zijne Excellentie den Heer Com
missaris dezer Provincie, dato 2 Septb. 1899 No.
8/2438 M/3., zal plaats hebben op den 18 October
a.s., des namiddags ten 1 ure, ten Raadhuize dezer
gemeente, en worden zij, welke daaraan moeten deel
nemen, gelast, om op den bepaalden tijd aldaar, tot
dat einde aanwezig te zijn, of, bij verhindering, zich
aldaar door hun vader, moeder of voogd te doen
vertegenwoordigen.
Alsmede dat, overeenkomstig Art. 34 van gemelde
Wet, dadelijk na de trekking van het Nummer, de
redenen van vrijstelling, welke de Ingeschrevene mocht
hebben, moeten worden opgegeven.
Indien hij vermeent vrijstelling te kunnen erlangen
wegens Brnederdienst of op grond van te zijn
e e n i g e wettige zoon, zal hij op Vrijdag den
20 October, des voormiddags ten 10 ure, ia het
Gemeentehuis moeten verschijnen, vergezeld van
twee bij den Burgemeester bekende en ter goeder
naam en faam staande meerderjarige ingezetenen,
die de vereischte getuigenis kunuen afleggen en het
aldaar op te maken getuigschrift onderteekenen.
Wanneer hij aanspraak maakt op vrijstelling wegens
Broederdienst, z&J hij mede voorzien moeten
zijn van zijne geboorte-acte en van de geboorte-acte
van al zijne nog in leven zijnde broeders, alsmede
van de zakboekjes of paspoorten van gediend hebbende
broeders.
Bij overlegging van laatstgenoemde stukken zullen
door den Burgemeester bij den Kommandaut van het
korps, waarbij zijn broeders dienen of gediend hebben,
worden aangevraagd de bewijzen van werkelijken
dienst of een uittreksel nit het Stamboek.
Schagen, 22 September 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
AANGIFTE VOOR DE
13e volliingsregisters.
Burgemeester en Wethouders van Schagen
Gelet op het Kon. Besluit van 29 Juli 1887
(Staatsblad No 141), regelende de verplichting tot
het doen van aangifte voor de bevolkingsregisters,
brengen, ter voorkoming van vervolging, onder de
aandacht der ingezetenen, de volgende in genoemd
besluit opgenomen artikelen
FEUILLETON.
Artikel 7.
Elk hoofd van een huisgezin geeft uiterlijk binnen
ééne inaand kennis aan het gemeentebestuur van
ieder lid dat in het huisgezin wordt opgenomen of
daar uitgaat, inwonende diensten werkboden
daaronder begrepen. Omtrent die kennisgeving geldt
art. 3
Dezelfde kennisgeving geschiedt door afzonderlijk
levende personen, wanneer zij andere personen in
hun huisgezin opnemen.
Bestuurders van instellingen, gestichten en inrich
tingen, niet staande onder bestuur of toezicht van het
openbaar gezag, waar personen onder eenig bestuur
samen wonen, geven maandelijks aan het gemeente
bestuur kennis van alle personen, die iu de sameuwoning
zijn opgenomei of daarvan zijn uitgetreden.
De verplichting vervalt, wanneer langs een anderen
weg de vereischte kennisgeving voor het bevolkings
register gedaan is.
Artikel 8.
Onverminderd de bovenstaande voorschriften is een
ieder, door het gemeentebestuur daartoe opgeroepen,
verplicht tot het doen der opgaven, die vereischt
worden om de bevolkingsregisters in te vullen.
Artikel 9.
Overtreding der bepalingen van dit besluit wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen
of geldboete van ten hoogste honderd gulden.
Schagen, 26 September 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders van SCHAGEN
brengen, voor zooveel noodig, met het oog op het
verzuim,betrekkelijk het doen van aangifte ter Secretarie
hij verhuizing binnen de gemeente, aan de ingezetenen
in herinnering het Depaalde bij art. 5 van de Politie
verordening dezer gemeente, luidende als volgt
„Ingeval van verhuizing binnen de gemeente, zal
daarvan binnen acht dagen behooren te worden kennis
gegeven ter Secretarie der gemeente, te weten
fVoor een geheel gezin, inwonende, dienst- en
werkboden daaronder begrepen, door het hootd van
dat gezin".
„Voor afzonderlijk levende personen door henzelf.
Voor de geheele bevulkiug van gestichten of andere
inrichtingen waar personen ouder eonig bestuur te
zamen wonen, door de bestuurders."
„Overtrediug wordt gestraft met een geldboete van
ten hoogste „Een gulden"
Schagen, den 26 September 1899
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
„Wat zeg jij daarvan, Sabine f vroeg
Peter, na net don blik van eea inquisiteur
het hoogblozend gelaat van het meisje mon-
aterond. „Veroorlooft ge hem, dat hij je zoo
auood vorloochent f"
En daar Bibioe en Adolf verlegen bleven
zwjjgen, ging bij vroolijk voort„Kinderen,
doet tocb niet langer zoo dwaas. Mjj solt ge
toch niet wijsmaken wilien, dat ge elkander
niet hebt weergevonden dat kan een blinde
immers wel sien. Wie andere dan de verlooide
riobt de wooing van haar aanstaanden man
in, met sooveei zorgvuldigheid en liefde f
't Is immers straks bon gezamenlijk nes'je f
En als ge door mijn tegenwoordigheid zoo
koel tegenover elkaar zjjt, dan wil ik wel
gaan en jelai niet langer in den weg syn."
Hij was opgestaan en had Sabine's hand
gegrepen. „Prnil zoo niet, Sabine. Ik ben
waaraohtig niet jaloersob, ik gan je van
barte gaarne ean mijn veel beteren broer.
Dat ik niet voor bet baweljjk deag, dat heb
ik reeds lang ingeaenik ben een maD,
gedoemd om ongetrouwd te blgven, ik kan
een vrouw onmogelijk gelukkig maken. Das,
ga naar Adolf, geei hem een kas, opdat ik
aie, dat ik jelui niet binder,"
Dij sohoof haar naar zyn broeder heen.
Zij streefde legen en stamelde, het hoofd
vol schaamte gebogen „Ik west immers niet,
of bij mij nog nog
„Ik je niet meer liefhebben jaiohte Adolf,
.Sabine! Lieveling 1 Kan het waar zijn f
Mag ik ja weder m i) n klein, zoet meisje
noemen
Zij hief haar gelaat op en knikte hem,
door baar tranen heen, iaohend toe.
Toen trok hg haar stormachtig aan wijn
hart en bedekte haar voorhoofd, wangen en
beele gelaat met kussec, die niet minder
vorig waren, dan eers de kussen van Peter.
De lange scheiding had da gevoelens van
liefde aangewakkerd en Adolf door een harts-
tcoht doen beh erscben, waarvan bij vroeger
nooit had doen blijken.
Peter bad een oogeoblik het geluk der
beide meosohen gadegeslagenbij voelde
steken io zijn hart, berouw had hij ervan,
dat hij bg deze scène nu de toeschouwer
moest zijnhg had een der hoofd
rollen kannen beze ten. Maar snel gingen
deze gevoelens voorbg; hg bad geen tyd
en geen last moer om aan de stille lief
de te denken, nu bij zoovele andere dingen
in bet hoofd had. Eto gevoal van vrede
kwam «jjn hart binnen, nu hg zjjn on
recht hersteld bad, en die twee harten weer
sa&m had gebracht, die hjj eens door zjjn
inblazingen van elkander had vervreemd.
Adolf was steeds een waar en warm vriend
voor hem geweest, zoodat bg zioh bepaald
minder slecht gevoelde, nu hij Adolf de zoo
teer beminda Sabine weer in de armen had
gevoerd.
„Ik zie, dat ik hier nu te veel beo," zei-
de Peter e;ndelijk plaglod, „wanneer ge naar
het stadhuis gaat, zal ik jelui getuige zyo,
maar verlang Diet van me, dat ik dien on
zin van de trouwplechtigheid iu do kerk tal
bijwonen. Eo nietwaar, Sabientje, zoo heel
erg boos ben je na niet meer op je zwager,
wei? Al is hjj geen zoee praatjesmaker,
bg meent het toch goed met zyn vrienden."
Hg stond reeds in den post van de deur,
toen bg nog eenmaal zioh omdraaide en syn
broeder wenkte. Adolf vo'gde op dat toe
ken zyn brooder naar de volg nde kamer.
Daar naderde Peter met zyn lippen
Adolf's oor eo zeide dringend,Ge mo.t
me een dienst bewijzen; hosveel geld kunt
ge op 't oogenblik missao P"
„Missen P Maar ga weet tooh Pe'er, rassen
kan ik nie'S, niemendal. De verhuizing, de
overname van do halve zaak
„Kosten u veel geld, na'uurlyk. Maar
trots dal moet ge me helpen. Kunt ge
me geen driehonderd mark leenen P Ik ben
glad-op, dood-arm."
„D iebonderri! D«t is wel wat veel, kont
gij je niet met de helft behelpen P"
De opening van de zittingen der Kamers werd in
den regel niet veel tneer beschouwd dan als een
formaliteit; alleen dan, wanneer een nieuw ministerie
was opgetreden, kon men in de troonrede eenigszins
het programma verwachten van het kabinet, dat was
gevormd. De Koningin, iedereen weet het, spreekt bij
zulk een gelegenheid niet altijd haar eigen overtuiging
uit, maar geeft terug den geest van het kabinet, dat
door de partijverhoudingen in den lande tot regeeren
is geroepen.
En toch, als wij het stnk wij hadden, indien
dit mogelijk ware geweest., gaarne naar de schoone
stem der Koningin geluisterd, toen zij de troonrede
voorlas van meer nabij beschouwen, dan komt het
ons voor, dat ook daarin een deel van haar zelve
is gelegd.
Er trilt iets van de energie der jeugd in, waar zij,
zoowel voor het moederland als voor zijn koloniën,
hoewel erkennende dat er stof voor dankbaarheid is,
aandringt op „krachtige wetgevende maatregelen" en
verklaart te rekenen op den ij ver en de toewijding
der Staten-Generaal, alsof zjj wilde zeggeneen
weinig meer ijver in daden en wat minder ijver in
woorden zou zoo kwaad niet zijn.
Dat de troonrede melding zou maken van de
vredesconferentie, was te verwachten Het getuigt van
een jeugdig optimisme,terwijl dreigende onweerswolken
zich te zamen pakken en het recht van den sterkste
weldra op de brutaalste wijze zal optreden, nog te
spreken van internationale verdragen van gewichtige
strekking.
Wij herinneren er aan, dat de eigenlijke naam der
conferentie was ontwapeningsconferentie,en daaromtrent
is ons alle illusie ontnomen.
De Atjeh-paragraaf in de troonrede neemt daarin
nu reeds jaren lang, ongeveer een kwart eeuw, een
plaats in. Hoewel wij mede hulde brengen aan leger
en vloot voor hetgeen zij verrichten, uiten wij toch
den bartgrondigen weusch, dat het oogenblik spoedig
moge aanbreken, waarop deze paragraaf uit de
troonrede zal zijn verdwenen.
Yan groote beteekenis zijn echter de twee paragrafen,
waarin sprake is van de wetgeving in ons land eia
nu is het niet oneigenaardig om op to merken, dat
de laatste paragraaf van het program van urgentie
der Liberale Unie „regeling der levende strijdkrachten,"
in de troonrede meer speciaal genoemd „regeling van
de samenstelling der landmacht", het eerst op den
voorgrond treedt Wat daarna genoemd wordt, betreft
zoowel op zee- en landmacht. Is dit nu hoffelijkheid
jegens „de levende strijdkrachten", of blijkt daaruit,
dat de belangen van leger en vloot voorgaaD bij die
van hen, van wie Dr. Kuyper in 1891 in zijn gebed
getuigde: „Heere, mijn God, zij kunnen niet wachten
geen dag en geen nacht I"
Dat na den waardevollen arbeid van prof Drucker
het arbeidscontract op de lijst van werkzaamheden
der regeering zou wordei gesteld, was te verwachten
en het zou wel te wenschen zijn, dat met de regeling
daarvan zooveel doenlijk spoed werd gemaakt, omdat
een goed geregeld arbeidscontract eigenlijk de grond
wet moet zijn voor een groot gedeelte der sociale
wetgeving.
De drankwet, de armenwet en het tarief van
invoerrechten zijn oude bekenden, waarvan wij al
meer gehoord hebben en wij dau ook al zeer spoedig
de indiening verwachten.
Dat een overigens voorzichtig staatsstuk als de
troonrede is, zwijgt van de verzekering tegen invali
diteit en ouderdom, waar het wel spreekt van de
pensioneering van officieren en militaire pensioenen,
is zeksr geen verblijdend teekec. Het, komt ons zoo
voor, dat het onze jonge Koningin aan het hart moet
zijn gegaan, toen zij niet bon verzekeren, dat ook
het lot der wrakken van den arbeid weldra geregeld
zou worden.
Wanneer we op het oogenblik ons den dag herin
neren, dat het urgentie-programma der Liberale
Unie werd vastgesteld 14 November 1896 en
ons dan afr.agen-- hoever zijn wij thans met de daarin
verlangde hervormingen gakomen, dan moeten wij tot
onze spijt bekennen, dat in het eerste parlementaire
jaar alleen de eisch van „persoonlijke vervulling van
den dienstplicht" in een wet is belichaamd eu wij
in het tweede alleen kunnen wijzen op de wet tot
afschaffing dar Rijkstolleu als een zwakke poging om
ook den landbouw tegemoet te komen, terwijl ook
het aannemen van een paar wetten betreffende iocaal-
spoorwegen moest dienen om „verkeers- en geraeen-
j schapsmiddilen tusschen afgelegen streken en de
centra van bevolking" te verbeteren.
Zeker, er zijn door dit ministerie wetsvoorstellen
I ingediend, waarvan de meeste in meer ot mindere
mate beantwoorden aan de eischen van het program
van urgentieer zijn er verlelen jaar inde troonrede
nieuwe beloofd en ook nu weer de herziening der
nood
„Wanneer ge in nood 'ijt,—dan -eker.d n
goof ik het laatste dat ik hen." Adolf bad zyn
bankno'entaschje reeds uit den zak gehaald
en er een briefje van driehonderd mark uit
genomen. „Hier, Poter, pak aan, het is
bet laatste dat ik in kas heb, maar ik zal
me dan wel weer zieo te redden."
„Dank je wel hoor, je b8nt een beste
kerel. Wanneer ge me eenmaal noodig hebt,
kont go bepaald op me rakenen."
Weemoedig zag Adolf den heengaande na
Die arme jongen, dacht hg, is steeds in geld
verlegenheid, en tooh had hg zich met zyn be
kwaamheden reeds lang tot iets groots
kanoën opwerken- Maar hg heeft toch eeo
goed hart.Sleahls aan sijn hulp dank ik het,
dat ik Sabine weer terug hebt nooit zal ik
rergeteo, wat hg vandaag voor mg heeft
gedaan."
Peter snelde do Friedriehstraat langs en
bereikte den stadsspoorweg. Hij keek op
syn horloge en bemerkte, dat hg al tien
minu'en over a'n tyd was.
„Go'den dag, mijnheer Dechner 1" groette
hem een hoog opgeschoten, elegant ge
kleed heer,die. hem tegemoet geloopen was eo
na rechtsomkeert maakte, om Peter te verge
zellen. Zicht mompelde hij verwijtend „Ein-
delgk! Ik dacht dat ge u reeds bedacht hadt."
„Ik heb A gezegd," gaf Peter ten ant
woord, „en zal nu ook B en C zeggen, des
noods tot Z. tos."
„Bravo I Daar sollen wy beiden van
proüteeren."
„Waar gaan we heen?"
„Daar, naar dat oa'ó, waar we op dit
oogenblik van den dag bijna niemand zullen
aantreffen, buiten den waard natuurlgk, en
voor hem sta ik in."
Peter knikte,- hij was het met dien voor
slag van zyn metge el eens-
Wie de belde personen naowkcurig had
bekeken, soa ze voor vertegenwoordigers
van twee geheel verschillende standen dir
mza'sehsppg hebben gehouden. De niet al te
groote Peter, met *ijct reedi halfafg-dragen
zwarte jas en verschoten hoed op het onor-
delgke haar, met de krach ig ontwikkelde han
den tonder handtoboeneu en grove schoenen
Drankwet is met het oog op den onvermijdelijken
termijn van 1901 zeer urgent maar, eilacie, ze
zijn niet bekend. Als men het lot nagaat, dat de Ongeval
lenwet ondervond,die men, met het oog op het in de e e r-
ste plaats beloofde arbeidscontract,nu maar voorloopig
moest laten rusten, omdat zij zich later daarbij zou
kuuuen aansluiten, dan zou men bijna aan een parle
mentair obstructionisme gaan gelooven, dat er zich
op toelegt, om aan dit kabinet op het gebied der
sociale wetgeving zooveel doenlijk voetangels en
klemmen in den weg te legden.
Het Utrechiscb Dagblad vreest, dat de door de
Regeeriug ingediende ontwerpen, buiten haar schuld,
meer en meer zullen gaan gelijken „op de pronkge-
rechten, die men voor de ramen der banketbakkers
uitgestald ziet; zij zien er zeer verleidelijk uit, maar
zij zijn van carton."
Het komt ons zoo voor, dat dit blad van
banketbakkers-«talages weinig verstand heeft; iedere
banketbakker zal dit toegeven; zoaden echter de
wetsontwerpen van carton zijn, dan zat er niet» in
en wij gelooven, dat dan de Tweede Kamer zoo slecht
een werk niet zou doen, door ze stil te laten liggen,
daar zelfs de korst onverteerbaar zou blijken te zijn.
Maar dit is het geval niet; er zijn werkstukken
bij wij hekben ze successievelijk in dit blad
bekeken die waarlijk getuigen van groote studie
en van een vruchtbaren arbeid. Die vergelijking gaat
dus mank.
De wijze van werken acht het Utrechtsch orgaan
de schuil te zijn vau de weinige vruchtbaarheid op
parlementair gebied.
„En nauwkeurig is deze wijze vsn werken ook
niet. De betreurenswaardige gewoonte der rolverdeeling
aan „vele", „andere", „sommige" en „er waren ook"
leden, geeft tot groote onzekerheid en dikwijls tot
misvattingen aanleiding. Of men nn den weg op wil
van meer zelfstandige rapporteurs, dan wel, waaraan
wij eer de voorkeur zouden geven, eener vaste com
missie, wij gelooven iu elk geval, dat in de wijze
van werken der Kamer dringeud verbetering behoort
te worden gebracht, en wel hoe eer, hoe liever."
Wij moeten ten volle erkennen, dat van het
bovenstaande veel waar is, dat met het oog op de
massa arbeids, die den leden der Kamer wacht, het
raderwerk der parlementaire werkzaamheden te
ouderwetsch en in zijn deelen versleten is. Zeker, de
Koningin heeft er wat olie op trachten te gieten,
toen zij mededeelde te zullen rekenen „op den ijver
en de toewijding der Staten-Generaal", maar het is
moeilijk werken met versleten gereedschap.
Toch zou het nog wel gaan en er is ook wel een
tijd geweest, dat het wel ging, als men maar in de
Kamor niet zooveel tijd zoek bracht met „getuigen".
Er ziju eenige leden, eu dezen behooren tot dc meest
s;n-aat;zamen, die praten voor de publieke tribune en
die alles wat zij te zeggen hebben, even goed konden
weerleggen in de organen, die zij redigeeren of
waarop zij invloed uitoefenen, dan hun geheele geloofsbe
lijdenis te doen opnemen in de Handelingen.
Bovendien moet voor hun kiezers worden aangetoond
öf dat dit kabinet zeer zwak staat, öf geen verstand
heeft van sociale wetgeving, öf door zijn samenstelling
tot regeeren onbevoegd is ontboezemingen, welke
wij reeds dadelijk bij het optreden dezer regeering
konden vernemen, en welke wij nu weêr bij de
begrootingsdiscussies eindeloos zullen hooren herhalen.
Indien het den leden der Tweede Kamer waarlijk
ernst is,om aan de uitnoodiging der Koningin gehoor
te geven een uitnoodiging, waarvan wij kunnen
veronderstellen, dat door haar vooral met het oog op
de sociale wetgeving en op haar onderdanen, die geen
uacht en geen dag kunnen wachten, met hart en ziel is
gedaan dau dienen zij zich boven alles de vraag te
stellen, niet: wat is op het oogenblik het onmiddellijke
belang van onze partij, maar welwat moeten wij
doen in het belang v»n het lieve vaderland, opdat de
regeeriug onzer Koningin, die tot ons dit zoo juiste
woord sprak, vruchtbaar zij voor geheel het volk?
„Het wil ons voorkomen", schrijft de katholieke
Maasbode, „dat, waar de sociale wetsontwerpen, door de
aan de voeten, met atof bedek* verried r»e«t den
aera'en oogopslag den m»o, die in den tredmo
len van bet dagelyksch laven zijn deel asn don
arbeid leveren most om te blyven eten, eu
zijn ontevreden gelaat loonde, dat hg dit niet
van ganecher harte deed- Da andere daaren
tegen was fyn en elegant gekleed en op ende
op de voorname cavalier, die da proza van het
leven zeker nooit geheel had leeren kennen.
„Drommels," spotte Peter, na een poos
van siil'wggeo, terwyl bij ?gn metgezel ber-
haaldelgk van terzyde had gemonsterd, „mat
inlk eeu fgn heer m>g ik mg eigenlijk niet
op straat vertooaen men zou rag voor
den bediende houden."
„Die zoo een livrei dragen," onderrichtte
ds ander hem, „en niet een vale zwarte
jas. Overigens zou het mg naar den zin
zijn, wanneer men mg voor iets bijzon
ders hield en sedert acht dagen ben ik dat
ook," hij boog zioh caar het oor van zyn vriend
en fluisterde: „Ik ben markies Cirvalho."
„Waartoe toch die eeowige vermommingen?"
„Daarvoor heb ik mijn goedo redenen; dit
maal beD ik direct van Rio de Jsneiro aange
komen en houd mij voor eenige dagen hier
op; dan ga ik naar de baden in Bohemen en
keer in den laten herfst naar Brazilië terog.
Doch hier is bet ot'ékom mee. Wy sol
len er een goed kop ko fis drinken."
Zy zaten spoedig in een aan den tuin
grenzende kamer en de waard had voor elk
eeo lekker kop kofSa neergezet.
„Hebt ge reeds bes'oten vroeg de mar
kies aan Peter, toen de waard de kamer
had verlaten.
„Ik heb sltobts éda bedenking,antwoord
de Peter, terwyl hij naar de rechterhand
van den ander keek, waaraan wys- en mid
delvinger ontbraken.
„En die is F*
„Ik wil my tot alles verplichten, wat er
ook gsbeuren moot,als hal kan dienen om den
toestand van da minder-bedeelden te ver
beteren; ik wil mij echter niet willoos in
hmdec geven van een wildvreemde,d e wel ie
dere miadaad van mij tou kunnen verlangen."
Carvalho lachte geriogsehai'end: „Wat is een
misdaidFNeem mij niet kwalqk,»»iendDechner,
maar ge tyt nog een echte Duitsober en boudt
er nog ware b :ker-idé ën op na- Voor nul-
een van oo ei bond bes aau er g *-n mis
daden, omdat wij het zoogenaamde rcoht,
dat da grootste dieven hebben vas'gtsield,
om lat het in hun kraam te pas kwam, Diot
gehoorzamen; dat recht veel meer aanmerken
als dat, wat het aigenlyk iseen gemeena
hnicbolirg, een lompe zwandelarg. Er is voor
mij maar «eo vraag: wilt ge nit dazeellende
worden opgeheven; ait dien pestpoel dezer
staatsinstelling
„Dat wil ik."
„Goed, dan moet ge ook de middelen
willen aangrypen, die n voor verzinken
kunnen b 'hoeden. Dat jou dat gezwets en ge
babbel van die sociaal-democraten niets ge en
□nt, dat het je veel meer schade dost, en je
tenslotte nog broodeloos maakt, dat zult ge,
denk Ik, reeds sedert lang hebban iogezien.
Ea blijft je dan nog wel wat andere ovsr,
dan op mijn voorstellen io te gaan
„Wie is bel echter, die mij deje voorstel
len doet f en wil men my ten laatste niet fot
deelneming aan een misdaad verleiden
Weder gleed er een ongeduldige trek
over bet galaat vau den aoogenaamdeo
Braziliaan; hij gros telde met de vingers
vin zyn linkerband door zyn zwarten baard
eu riep ongeduldig ui;
„Dwiog mij tooh niet, u telkens weder bet-
zalfde te zegden. Gy bobt verder Diets te
doen, dzn ons oentraal-bestoar troaw te
zweren, en als het grafiezwygen over alles
wat tot ocs ve bond behoort. Uwerzijds
krijgt ge van allen den eed van trouw eu
stiizwygen ten opzichte van je eigen per
soon. Zoodra giu tegenover onzen bond met
vracht bebt doeu gelden, roodra ge den bond
ean n hebt verplicht, wordt nw naem bekend
gemar kt aan d.ngene, die raj heelt aange
worven. en zoo gaat het heimelyk verder (ot
bet contraal-burean, dat nw naam in bet hel
den-register schrijft. Beveleo, die n recht
streeks van daar of door turschenkomst
van my worden opg(dragen, die hebt ge
tonder verwijl ten ui voer te brengen de
zedelijke verantwoordelijkheid vcor do de
den, die men van u eisebt, draagt niet gy,
maar bet eentraal-besinar."
WORDT VERVOLGD.