Brieven nit Be Maasstad. Zondag 1 Octoloer 1899. 43ste Jaargang Uo. 3455, Boerenbloed tweede blad. W aarheid. feuilleton. DRAAIT. o-o(o)o-u Zij liep met onrustige schreden en met van opgewondenheid bleeke wangen op en neder. Zij verwachtte haar verloofde. Maar niet de vreugde deed haar hart zoo heftig kloppen; zij was besloten hem i-ts mee te deelen en deze mededeeling viel haar zwaar, ofschoon haar Erich steeds zacht en mild oordeelde. Haar blik vestigde zich op zijn portret en het goedig, glimlachend gelaat deed haar zorg en angst minder worden. Was het dan zoo erg om te zeggen „Toen je verloofde nog een dwaas meisje was, gaf ze reeds een andor haar woord Lang had deze hetinnering aan dien tijd gesla pen, na hadden Erich's kussen haar weer aan dien tijd herinnerd, dat Ulrich Her- mann haar op de lippen gekust had, maar één enkele maal. Zij dacht aan de heerlijke lento, die ze bij haar grootmoeder ia het kleine stadje had doorleefd, steeds in gezelschap van den aardigen, vicolijken student. Zij hadden met elkaar gepraat, gezougen en geschertst. Hij had haar zijn gedichteu voorgedragen en haar daarbij onophoudelijk ia de oogen gezien, en ia het afscheidsuur had hij haargekust en-haar gesmeekt: „Rutb, je wacht op me, je wordt eens mijn vrouw 1* En zij had een schuchter „ja" gezegd. Daar na was hij haar al vreemder en vreemder geworden, hoe had ze gestreden, en ein delijk had ze den moed gevonden, hem te schrijven, dat die belofte in overijling was gegevendaarop was geen antwoord ge komen. En zoo had ze hem vergeten; en eerst op haar twee-en-twiDtigste jaar had ze de echte liefde leeren kennen, toen de jonge dokter Erich Martens haar ontmoette. Sedert acht dagen was ze zijn verloofde, en nn had zij tot zichzalf gezegd „Nu moet hij alles weten Trots haar plechtige voornemens, deinsde ze voor dat uur terug. Daar klonk de hel, een rassche stap naderde de deur en dadelijk daarop lag Ruth in zijn armen. Hoe statig zag hij er nit, 't wis een echte, flinke Germaan, met zijn golvendeD, blonden baard. Zij gingen samen in een gezellig hoekje zitten. „Steeds zijn mijn gedachten bij jon," fluisterde hij teeder, „het is voor mij zoo'n zalig, nieuw gevoel, lief te hebben en bemind te worden." „Kendet gij dat nooit tevoren Wel lieve,mott ik biechten Nu, ik kan het doen met een gerust geweten. Totdat ik naar de universiteit ging, leefde ik bij en met en voor miju moederhet uitslui tend verkeer met baar en mijn vereerende liefde voor haar, maakten me voor geen an dere gevoelens vatbaar. Dan werd de wetenschap mijn vriendin. Ea het was goed zoo. Mijn warmste, mijn teederste gevoelens behooren nu in al ban kracht, in al hun bekoorlijke nieuwheid, aan jouik had het niet gewaagd je t6 naderen, als ik me niet zoo geheel vrij had gevoeld." 19. „Geloof me," zoo ging de markies voort, „het is in 't geheel met zoo onbehaaglijk, als ge den last van uw geweten kunt lichten en op vreemde schouders knnt afladen. Doet een soldaat in den oorlog niet hetzelfde P Is de Jezoleten-orde door deze grondstelling niel een der machtigste col lega's dezer aarde geworden f Ook gij wordt een soldaat van het groote leger van „de mannen van de daad" en onderschrijft hunno krijgsartikelen - is dat nu «oo zwaar f Het geheimzinnige, waarmede dat leger zich omgeeft, dat maakt me juist zoo wan- Het moest n juist met het grootste vertrou wen vervullen, want het geheimzinnige dient slechts voor de veiligheid van ieder lid van het verbond en dus eveneens tot je eigen cnkarheid Een verrader van onze zaak ïordYiet den dood gestraftgjj zult dat gaan "inden alsof dat zoo behoorde en wan^eer a eens 't is niet te denken, werd gelast, zulk een 'verrader te dooden, dan «ou je zi^l toch zonder schuld bljjvon. want snik een daad was slechts een daad van verweer, heeft men niet bet recht een moor- te schieten, of een mensoh dat zj dend staal tegen ons opheft?' Peter knikte, half overwonnen, en de ander ging nog dringender voort„Ik kan hte! goed je bedenkingen voorstellen. Ik ao indertijd eveneens gehad en het hee t m veel tijd en moeite gekost, die aarzelingen te overwinnen; maar eindelijk kon ik heldoren duidelijk den aangewezen weg «en. ue burgeroverheersching heeft m haar wetboek twee geboden gij zult niet Bleien, en: gil -uit niet doodslaan. Tussohen heden van gelijke krzcht en gelyken stand mag dat opgaan, maar nadat de vmst van den sterkere den zwakkere overweldigd en hem lot syn ne- Dus hadt je ja ook niet met een meisje verloofd, dat reeds eenmaal verloofd ge weest was „Neen, dat zon ik niet gekund hebben; of had ik het toch gedaan, dan zin mij steeds het gevoel hebben gekweld, dat zij mij zou kunnen opgeven, evenals ze dat den eeiste had gedaan. Daarom was ik blij, toen uw vader mij zeide, dat ge tot dusverre Dog elk aanzoek van de hand hadt gewezen. O, Buth, wat ben ik trotscb, je veroverd te hebben." Hij trok haar naar zich tos en onder zija kusseo keerden de rozen op haar wangen terug. Het was haar onmoge lijk, nu haar mededeeling te doen. Beter te zwijgen, dan zijn vertrouwen, zijn lietde te verliezen Nooit zoo hij uit een anderen mond de waarheid kunnen vernemen. Die episode uil haar vroeger leven was reeds lang voorbij en de held daarvan verdwenen! Erich Martens betrad met vroolijk ge laat zijn behaaglijk, huis en begroette zijn jonge vrouw met warme woorden. Als een onafgebroken zomerdag waren de ZfS maanden van hun huwelijk voorbijgesneld. »Nu heb ik eens een verrassing voor je. Je waart immers zoo nieuwsgierig, wie de schrijver van dat nieuwe heerlijke boek was, dat je met zooveel genot hebt gelezeD Dat kan ik je nu eens vertellen. De schrijver is Ulrich Htrmann 1" Ruth wist haar echtgenoot den rng toe te keeren en zoodoende zag hij niet, dat alle kleur uit haar wangen geweken was. O, ze had het wel gevreesd. Het waren zulke bekende beelden, het was, alsof het kleine stadje, waar ze vroeger had gelogeeid, voor haar oog opdook, toen ze het boek had gelezen. „Ja he", riep haar man opgewekt, „wie had dat nu van Ulrich verwacht?' Een nieuwe schrik. „Kent ge hem »Wij studeerden samen in Halle, dat wil zeggen, hij bemoeide zich weinig met zijn eigenlijk werk. Later verloor ik hem uit bet oog, maar ik hoop, dat hij ons nu eer.s zal bezoeken." Ook dat nogRath's knieën knikton. Wat zou er gebeuren, als Ulrich hun gemeenschappelijk geheim veriitd? Erich zou haar verachten, verslooten Zij leefde de volgende dgen in groote spanning. Telkens ve wachtle zij Ulrich bij zich te zien binnentreden. Het was haar een kwelling, overal over ham te hooren prattn, in elke courmt oordeelvellingen over zijn heek ta lezen. Eeaige weken gingen voorbij en Ruth haalde reeds verlicht adem. "Wellicht wist Ulrich reeds, dit ze met Erich g tronwd was en bleef daarom weg. Maar op een mooien avond zit ze san het vea- ster, toen haar man binnentrad met den uitroep: „Lieve, hier bieng ik je eindelijk mijn ouden vriend, den beroemden schrij ver. Maak gauw kenriis met elkaar, ik ben dadelijk weer bij jelui 1" Hij zag het niet, hoe verschrikt Ruth was opgesprongen en met strakke, starende oogen naar Ulrich keek, die als door den bliksem getroffen achteruit week „Ruthjij hiersta melde hij. rigen slaaf gemankt heeft,was het nale-en dier twee geboden klinkklare onein.-we zouden ons «elf sooioende vermoorden, want we zouden worden veroordeeld tot eeuwige dienstbaar heid, en tot lijfeigenen van al die (yrannen en nitznigors. Hier geldt het, in den geest van een modernen denkerwij willen trachten onze vijanden het bezit te ontnemen, wnarmede zij ons knevelden en ten gronde hieldeD; wij zullen hen naar de keel springen of een kogel door den kop jagen, wanneer ze onzen weg kruisen en ons aan de galg dreigen te brengen 1 „Oog om oog, tand om tand,zoo beet het ook reeds in vele spreuken, die dien nitsnigers heilig zijn. Wie anders denkt en aijn gevoel en wil naar de vervalsebte moraal der hui- cheLchtige zedenbedervers richt, die is wel dra g'doemd tot lichamelijke en zedelijke ellende, tot eerloos voortbestaan,tot verlies van elke mensehelijke waardigheid;die zinkt tot het dier at, dat bet reeds goed is, wanneer het in zijn kooi been en weet' schommelt. Nu, mijnheer Dechner,"—en de markies sloeg met de hand krachtig op den schouder van zijn steeds Dadenkender wordenden over buurman „begint ge eindelijk te begrij pen, dat uw zoogenaamde vrees voor een misdaad niets anders is dan de laatste kiem van die vergiftige plant, welke uw een voudige moeder, o? een waanwijze school meester, sluw, als een goede steunpilaar dier beer!ijke dievenanatschappjj, in je hart heeft geplant, in de jaren, dat ge nog niet tot oordeelen in staat waart Begrijpt ge, dat het alleen nog maar het Uatste overblijfsel is van de sprookjes, die dominé oi pastoor n nit den bijbel hebban voorgeleuterd Ik neb mijn moeder nooit gekend," brom de Peter op gedeuipten loon, maar met bijna vijandigen blik naar dsn Braziliaan. Na, dan he«ft je vader bet ja in je kop ge'et 'en je oen geweien gegeven, dat er steeds voor is teruggedeinsd,den doodsvijand als doodvjjand te behandelen.' Ook heb ik mijn vader nooit gekord. Duivels!* riep Catvalko, „dan ben je een indeling en de onbarmhartige maatschvp- pgD beeit^je grcotgcbrtcht, in plaats van, wat Mtknder ware geweest, je reeds als Zijn schrik gaf h»ar heur bedaaidheid terug. „Ik ben het 1 Maar bij het aauden- ken aan dien tijd geen woord er over a»n mijn man 1" Hij lachte zonderling, maar hij boog en zeide„Gij hebt slechts te bevelet), mevrouw." „Ge staat nog steeds sis twee vreemdeu trgenover elkaarriep Erich's blijde stam. „Dat moet gauw anders worden. G* zitten, Ulrich, en jij, Rutb, zorgt voor een goed glas wijn,Miè?" Zij haalde diep adem toen ze de kamer had verlaten, maai spoedig begaf zij zich daar weer heer. Wanneer Ulrich zijo woerd eens niet hieldwanDeer hij Erich nu juist eens zeide Goddank, zij ziten nog rustig bij el kaar te praton en Ulrich vertelde van ziju boek. Zij was dien avond schijnbaar opgewekt, maar haar opgewektheid was gtdwongeD en haar gedrag legde Ulrich de vraag in den mond: „Ib zij gelukkig, of heft ze het verleden nog niet vergeten 's Nachts vond Roth geen sliap. Het geheim brandde haar op de ziel nu had ze den moed het Erich toe te fluiste ren, maar hij sltop en de volgende dagen had hij het zoo druk, dat ze hem bijna niet sprak. Zij zag van dat oogenblik Uliich dikwijls en de ontmoetingen met hem in haar gtz lschapskring hadden zulk een zenuw- achtigen iuvloed op haar, dat haar teere gezondheid er onder leed. Zij had geen oogenblik rast. Haar man bemerkte dat met naamloozen angst. Wat had haar zoo veiaoderd? Wat deed haar zoo dikwijls in zijn armen beven F Hij sloeg haar scherp gade en het moest hem opvillen, dit ze zesr dik wijls van kleur veranderde als ze met Ulrich sprak. Ea nu dacht hij na en kwam tot het slot sedert de komst van dat boek boek is ze veranderdeerst maakte dat een machtigen indruk op ha^r en later de schrijver z lf! Groote Goi, ze had hem niet meer lief, maar Ulrich den dich ter Ea deze beantwoordde hij haar lietde, hadden zij ten slotte elkaar wol- licht reeds gevondeu Neen, neen, de ver twijfeling beroofde hem van zijn kalmte; maar zich vau hare schuld bewust, zag Ruth er toch uit.Hij wilde haar verder gadeslaan, tot dat hij zich zekerheid had veischaft. Ruth had geen denkbeeld van den ach terdocht van haar man; hij wist zich goed te öeheerschen. Op een avond; dat hij niet thuis was, liel Ulrich zich aandieneD. Haar eerste gedachte was, hem niet te ontvangen, doch hij was den btdiende reeds op den voet gevolgd. „Voor de eerste maal weer eens met elkander alleen," zoo begon hij bet verleden aan te roeren. „O, last dood zijn wat reeds zoo lang begraven is riep Ruth uit. „Eu wannear nu niet tl les dood is wan neer de vlam in mijn hart nog oansbrandde?" „Dan moet dis met geweld worden ver stikt; ik behoor een ander en ik heb hem liet." „Ik zag dat, Ruth", antwoordde hij plot seling op anderen toon, „en zoodoende kind ta laten sterven was de wereld recht schapen en had ze een waar medelijden,dan gaf ze je nu ook bet brood voor dat opgedrongen leven, en flink werk met een groot inkomen voor je kundigheden en kennis als metselaarmaar men laat je rnstig verhon geren, omdat gij geen vriend eijt van dia kalme,berustende domheid, en men geeft liever bet werk aan diegenen, die voor dat die- venvoik en moordenaarsgebroed in het stof ligg n en kwispelstaarten.1* Bij deze toespelingen op zooveel, dst op zijn eigen leven van toepassing was, sloeg Peter woedend op tafel en schreeuwde: „Herinner mij Diet aan dat alles, anders kon ik wel eens razend worden en iets doen, wat geen mensoh, ook o niet, naar den zin zou zijn." „Zeker, het zou mij bepaald bevallen maar toorn en onnadenkendheid zouden uself schaden, en dat weneeh ik niet. Ik weei iets beters voor uwordt een van de onzen en wij zollen een toestand invoeren, waarbij de tegenwoordige staat der dingen uit zijo voegea barst en de droomers, ook de Knob- lauchs, Harzlacks en Lamperts, onder bet puin btdolveo worden." „Wat weet gij van de Lamperts bromde Peter bijna boone.nd. „Nu, het zijn toch je pleegouders?" Peter knarste grimmig met de tanden en daarbij knikte hij meermalen langtaam met het hoofd. Pan zuchtte hjj diep en seido in dankbare berinnering aan zijn pleegmoeder: „Mevrouw Lvmpert, dat verdoek ik je, laat ja builen spelzij beeft zich moeite geuoeg voor mij getroost, en wanneer bet naar haar sin was gegaan, dan was ik al reeds lang beroemd en zat ik in een pzleis als een mijt in de kaas. Maar deu goudsmid geef ik je eadeau hij heeft het steeds over naasten liefde en God w et wat,maar in waarheid is het een verharende kneuterige en krenterige vent. Hg heeft mij verboden zijn drempel te overschrijden, omdat ik sociaal-democraat ben, maar - ha-ha-ba-ha 1 ik ken de ware reden er wel van: de smaerdaken is bang, dat ik hem vandaag of morgen den hels aal omdraaien." Hg stooite heftig met zijn kopje op tafel, gelukte het mij spoedig, de onde liefde te dooden. Uw vrede is mij heilig en Erich is mijn vriend. Ea bovendien heb ik een meisje ontmoet, dat mij lief heeft en tot haar zal ik nu gaan eu haar zeg gen „Ik heb jou lief van ganscher harte word de mijne Zij zagen beiden niet, dat op dit oogen blik eea hand de nauwelijks opgetilde portière liet vallen zij hoorden niet, dat iemand zich met wankelende schreden verwijderde. Erich, zooeven thuis gekomeo, had alleen de laatste woorden gehoord en in den waan, dat zij zijne vrouw golden, was hij naar zijn eigen kamer gesneld. Zijn ergste vrees had zich bewaarheid zijn geluk was verwoest. De hartstocht dreef hem aan, den valschen vriend uit te dagen, hem netr te schie ten. Docb mocht hij Ruth die smart aan doen Maar haar vrij-geven aan dien anderen? en dan verder leven Onmogelijk Zoo bleef er maar één ding over. Zonder te aarzelen nam hij uit de schrijftafel een revolver; reeds hief hij het doodende wapen omhoog daar ontkiemde plotseliug een ijskoude hand de zijne, en Ruth riep ontzet„Wat wilt gij doen, Erich Erich Daar bij niet dadelijk een antwoord vond, zonk ze naast hem op de knitën en hief smeekend de banden omhoog „Ge hebt het dus geraden; zijt' het te weten gekomen, d*t ik je heb belogen en daarom daarom wilt ge sterven Haar stem weigerde haar den verderen dienst. »Dus is het waar," begon hij met onnatuurlijke kalmte, „dat ge Uhich lief- hebt Met wild gebaar sloeg zij haar beide handen voor het gelaat. Wie zegt dat, dat ongehoorde? Geen slag van mijn hart behoort hem!" „Maar hij hij begeert u 1 Wil je van mij losmaken „Gij dwialt; daarin zijn we beiden zon der schuld; maar ik zondigde toch tegen je." Ea nu vertelde ze hem met hijgen den adem alles. „Kunt ge mij niet meer liefhebben, niet meer achten", zoo eindigde zij bevend, „dan zil ik bij je vandaan gaan en in de verte botten Doch met zijn storken arm trok hij haar naar zich toe. „Nooit, mijn vrouw, aan mijn hart is steeds je plaats. Vreeselijk hebt ge er reeds voor geboet,dat ge de waatheid niet hebt gezigd. Leer weer gelukkig zijn, en wij zullen het zijn, wan neer wij maar hooghouden de waarheid, lieve Ruth, de zuivere waarheid Rotterdam, 24 September 1899. CXCII. Tim jaren geleden, (iets langer misschien of iet» korter, hebben we in Rot terdam een Falka-oproer gehad, 't Geval heeft nog al éclat gemaakt en is later meermalen aangehaald bij het bepleiten van bu gemeesterlijke bevoegdheden bij het verbieden van openbare vertooningen, die de opeubare orde of de openbare zedelijkheid aanranden-zoude —kunnen. soodat de koffie over de talel spatte eu de diggelen over den grond rolden. Doch bij let e er niet op, sijne gedichten waren bij aodere dingen. Hg draaide sijn stoel een weinig naar rechts, stak aijn be nen languit voor zich heen en steunde met een der ellebogen op de tafel. Ia desa houding bleef bij een poos nadenken en liet al de ont goochelingen, die het leven hem al reeds had gebracht, door zijn brein gaan. Een bittere pijn doorwoelde zijn hart. Hij had het gelaat zijner lieve moeder nooit gekend, bij was zich niet bewust aan haar hals gehangen te hebben »n van baar lip pen den zegen harer liefkozingen te hebben gedronken. Ware de zon der moederliefde niet reeds bij zijne geboorte ondergegaan, hij was beps-ild een ander mensoh gewerden; in den glans dier «on hadden zijne sobema- rende plannen der hoop en verwachting kannen gedijen en groeien- Wanneer de lief de van zijn vader hem dat, wat hij san moederliefde miste, maar had vergoed. Maar ook de vader was hem door het noodlot ont roofd gewordensijn vader was verplicht geweest, over het groote water te gaan, om in het land van vrijheid den strijd om bet bestaan met meer vracht te kannen voeren, dan bem dat in het bekrompen en klein geestige Duitschland mogelijk was geweest- O, die hoogmoedige, onzalige, door een ambténaars- en militaire wereid ten onder gang gf doemde natie! Alleen die bekrompen heid en kleinzieligheid had hem den va derlijken zegan ontroofd en ook diezelfde bekrompenheid en ktoinsieiigheid begreep zijn socitlir-ische begeerien niet. Ja, men meed hem als de pest, hem, d< n vijand van de kapitalisten, en wanneer bet mogelijk was, zou men hem langzamerhand den hon gerdood doen sterven. Dood en duivel I Zon hij »ich al dat gsmartol maar kalmpjes laien welgevallen Zou hg werkelijk zich stilhou den, ais de kapitalisten met hnn vuisten op zijn ziel en lichaam rammelden P Hij sprong van zgn stoel op en als sio' van deu bittoren gedachtenslroom, r.eide hij grimmig„Dat hondenleven moet een eind hebben 1 Da dnivel hale alle bedenkingen en aarzelingen, dio mgn weikkracht en ge- Ziedaar trouwens een van de allermoei lijkst te bepalen mogslijkhtdeu. In Falka kwam eea lichtelijk aange schoten monnik ten tooneele, een heerschap dat in alle vertooningen elders, ook in Katholieke landen, veel vroolijkheid had gewekt, omdat het inderdaad een verma kelijk type was, wolks aangeschotenheid niets beleedigends voor eenige geloofs overtuiging had. Maar de Rotterdamsche Katholieken een deel hunner werd er boos om en zij bereidden gezegden monnik bij zijn tweede optreden eeo geweldig kabaal, jouwden in hem de onderneming uit, smeten in hem de on derneming met zacht-gekookte eieren en gaar-gestoofde peren. De buigeineester vaa toen, Vening Mei- nesz, zag geen reden de opvoeringen te verbieden. Hij zette,bij de derde opvoering de stalles, het parket, de paitorre, de loge en de galerijen vol stille en uiet- stille dienders, en liet de verbolgen betoo- gers zonder omslag op den Coolsiugel gooien. De directie van het operetten- gezelschap, met dezen gewapenden steun toch bing voir lijfsaanranding, maakte van den monnik een huzaar. Evenwel betoogden de lui, in de komedie gekomen om te betoogen, tochde dienders smeten alle fluiters eu jouweis de zaal uit, een heel relletje. Toen ging de vierde opvoering maar niet meer door, omdat de vertooners weinig zin hadden om voor de makers van Ealka te worden gestraft met één van de vele mishandelingen, die hen van de zaal uit werden beloofd Maar burgemeester Vening Meinesz ver bood de opvoeringen niet. Wat hem betrof kon er getalcaat worden zooveel men verkoos, hij verleeode daarbij zelfs gewapende hulp. Het zou misschien niet gepast wezen Vtning Meinesz voor te stellen als den burgemeester, die het best van alle ge meentehoofden zijne ambtelijke plichten kende en kent, maarzeker is hij het type van den hard-bewusten, den gewetensvollen, den strak-onverbiddelijken, in alles wet- telijken gemeentebestuurder. Als een va der, die zijn kinderkeua kent en zijn kin- derkens vertrouwt, liet hij hèn de keuze van hunne genietingen eu zoolang er geen openbare onzedelijkheid bij kwamwaarin de wet hem voorschiften geeftverbood hij géén openbsra veitooningen. Publiek is mondig gonoeg om te weten wi>t het wil. Een burgemeesterlijke con- ttèle heeft het zeker allerminst noodig. Want waar is het einde Als een uit voerder van het openbare gezag aan de contiöle over fooneelvettoocingen begint, kan hij, eenmaal begonnen, wel aan het verbieden blijven. Wij hebben in het vori ge en het *óór-verige tooneelseizoeo enke le uit het Fransch orergehaslie blijspel letjes genoten, zoo ontzaglijk immoreel dat, wie zijn daoies thuis gelaten had, zijn vooizichtig voorgavotlen met uitgela tenheid prees. Begint er ergens een gemeen telijke coiit/óle, dan zou zóó iets in de aller eerste plaats verboden moeten worden. Noodz<kelijk zou dan wezen een raad van censuur, onder presidium van den burge zond verstand verlammen 1 Ge hebt gelgk; niet ik draag de verantwoordelijkheid, maar de anderen, die mij uitgestooten hebben en mij de heerlijkheid van den vrede niet willen doen deelachtig worden. Strijd dsn maar zal het aijn, vechten op leven en dood met allen, die deze ellendige maatschappij in haar voortbestaan steunen Een dikke wolk (rok over de zon en hnlde de kamer plotseling in een duistere schemering. De opgswonden jonge man bemeikte het niette smartelijk had het gesprek hem in het bart gegrepen- Was de markies niet toevallig over Pster's ouders beginnen te spreken, bij had ben» waarschijnlijk niet overgehaald en Foter soa bepaald trouw aan eer en geweien zijn gebleven. En bad Poter geweten, tot welk een lage daad de ander hem onder al die drogredenen overhaalde, hij sou de hand, bem doot dan Braziliaan toeges'oksn, met af schuw van zich hebben gastoden. Na echter liet hg zioh gaarne de band door zijn mvkker drukken en zich diens lof wel gevallen „Bravo, mijn beste vriend; na echter ook eea afkeer van al dat sociale gedoe, dat slechts een anderen staat wil insteileD,waar in ge echter dsn onderdrukt zult worden door slimme beambten, die een heeren-levcn zul len leiden en de dommen bet werk zuüen laten doen. List dh n droom van een socia- listisoben s aat maar varen en zie de dingen onder de oogen vooals zij vjjn. Dit interna tionale sceiaat-democrstie ia de allerplompste bóeren-bedriegerij, die er bestaai; bet is een lapmiddel, om de heerlijke revolutie, dia een maal moet kernen, op een sijpad te letden- en vevooeenigen tijd tegen te benden; bet is een probaat middel om den heeren leider* een zitplaats in deu rijkedag te bezorgen en op kos en van bet stemvee hunne persoonlijke eergierigheid ie bevredigen. Wij, die al dien zwindel doorzien, die al dat gescharrel naar waarde weten te schatteD, wyztggtn: w-g met dat gezwets van die parlementsleden weg met den staat! weg met iedere ins el- lingl Dc anarchie leve! E n vrij en onbe- ttogeld lever, dat is bet ware!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 5