Boerenbloed.
Zondag 3 OctoToer 1839,
43ste Jaargang 2To. 3457,
tweede blad.
De Thee-avondjes
bij M. A. 0. Nus.
feuilleton.
De Haat.
DRAAIT.
Alteter Staalman ep visite. Staalman schuld
bewust. Roosje en ik zijn in de luren
gelegd. Iwee appeltjes. Staalman s eigen
zondige blad. Een kamerlidmaatschap
een „baantje" met 000 trakte
ment. Staalman en Ghamberlain.
John Suil breekt zijn tanden.
Een droom. Extra lijding
en Dum-dum.
Er werd geklopt. Staalman kwam binnen,
Staalman Tan Heidei
WieD wij verwacht hadden, Roosje en ik,
zeker niet Staalman, die ons, liberale
menschjes, met mooie praatjes naar Den
Haag gelokt heeft en ons in den regen liet
staan, waaruit Tak ons verloste toen we
al dood verkouden weren.
Ja, 't was Stasiman. Hij kwam ditmaal
zelf het kistje sigaren brengen, dat ik, ééns
iu de Ié dagen ten zijnent bestel en dat
anders met de post mtêkomt.
Ik mhg Staalman's sigaren wel. Ik
geniet ze liever dan lijn politiek, onder
ons gezegd. In zijn sigarennering is wel
goeie waar, in zijn politieken winkel is
heel wat bocht, dat duf is en een verdacht
geurtje geeft.
Hij kwam hionen, zéér ootmoedig, schuld
bewust. Zachtjes weuschte hij goeien avond
en ging zitten op den stoel, dien ik hem
met een handgebaar wees.
Roosje presenteerde géén thee en deed,
of ze Staalman's verlangende blikken naar
de koekjestrommel niet opmerkte.
Zéé, Staalman, zei ik na lang zwij
gen, zéé Staalman I en ik keek hem recht
in de oogen, die hij neersloeg vol ootmoed.
Ik kwam de sigaren bren
gen meneer Nas stotterde hij.
Zéé. En anders niet Heb je anders
Difct op je geweten dan een kistje sigaren
Wij zijn zondige menschen, meneer
Nus, stamelde hij.
Daar werd ik boos om. Ik verkies niet,
dat Staalman mij, M. A. G. Nus, fiére
compagnon maakt in zijn zonden.
Zeg jij inaar„Ik ben een zondig
menscb*, Staalman, dan ben je dichter bij
de waarheid. Ja, sla nu maar niet je oogen
neer en buig je hoofd maar niet, ik zal je
precies zeggen, wat ik van je denk. In
21.
Toen Peter reeds bijna op den beganen
grond was, ontviel hem het breekijier.
«Niets achterlaten!" gebood de voos zichtige
Carvalho, die het geroisch had geboord,
«zoek het verlorene."
Peter bukte siob, tastte met de hand
door de bladeren op den grond en voelde
eindelijk het koude ijzer van het werktnig.
«Ik heb het."
«Dan dadelijk naar de boot luidde het
commando.
Zij stapten haastig op het meer toe en
ook Frits, die tot dueverre onbeweeglijk de
laatste vensters van het slot had bespieden
met zijn scherp gehoor zijn kameraden hoor
de heengaan, gaf zijn post op en sloeg dezelfde
richting in.
Zij hadden alle drie bijna de linde bereikt,
waaronder de boot lsg, toen een plotselinge
windstoot Peters hoed opnam en in de richting
van het slot voortjoeg.
«Drommels! Let tooh beter op!" riep
Carvalho driftig uit. „Nu kunnen we weer
wachten tot je dien ouwen hoed hebt getocht.
Vooruit, vooruit, haast je wat I Loop dan
toch wat harder, dat visitekaartje kunnen
we hier tooh niet achterlaten
Peter begreep, dat, als rijn hoed gevonden
W6rd, dat een zeer gemakkelijk spoor zou
zijn om de daders te vindenhij liep den hoed
na, die als een rollend rad los'ig voortdanste.
Asc den hoek van het slot bukte bg iich om
den vluchteling (e grgpen, maar eer h{j zoo
ver was, was de wind bem te ving en
voort ging de hoed weer. Hij woei naar een
vrije, ronde plaats waar Ellen met do jongere
gasten het balspel pleegde te beoefe
nen. Om dat pleintje was een doornhaag
en in die haag bleef de fcoed eindelijk ziitep,
■codal Peter, wiens oogen aan de duisternis
behoorlijke termen, meneer Staalman, want
je staat hier nu niet voor je giê-gemeente,
die je kunt wijsmaken wat je wilt, en ook
niet voor je zoogenaamde landskinderen,
die je met stroop besmeertRoosje en ik
laten ons door jou niet in de laren leggen.
Neen, zeg niets, hoor me eerst aan. Roosje,
geef 'ra een kopja thee en een koekje
Ik heb twee appeltjes nut je te schillen,
Staalman In do eerste plaats maar dat
vergeef ik je dat je ons in Dsn Haag
in den regen hebt lafen staan, waarbij we
een verkoudheid hebben opgeda&o, die ons
nég ouder de leden z t. Dat was héél
onopgevoed, Staalman. Maar dat laat
ik daar, w«nt er is iets anders. Kijk
te'is, wat heb ik hier P
Staalman hiet het gebogen hoofd op en
keek. Dat is zoowaar mijn eigen zoüdige
blad, meneer Nus, zeide bij, Extra Tijding I
Juist, dit is jouw Extra Tijding.
Déérover wil ik het met je hebben. In
deze Extia Tijding en iu deze Extra Tijding
staan artikeltjes vsn jou tegen de liberale
Schager Courant. Heel leelijke artikeltjes,
Staalman, heel leelijk.
Och meneer Nu?, in haast schrijf
ik wel eens kleine foutjes, maar
Neen, Staalman, géén kleine foutjes,
heel groote en opzettelijke fouten. Fouten,
die niet pleiten voor je karakter, baasje.
Allereerst zet je bier in je Extra Tijding
een serie brokstukken uit een hoofdartikel
iu de Schager Courant over het Dreyfus-
proces. Je haalt er uit aan, wat io je
kraam te pas komt en je haalt niet aan,
wat je eigenlijk moest aanhalen; je
scharrelt bij mekaar, wat, volgens jou,
tegen de Roomschen is, maar je vergeet,
opzettelijk, wat er tot verzachting, tot
verontschuldiging eo tot verklaring is bij
gevoegd. Je citeert valsch, weet je dat
Och meneer Nus, wees er niet boos
om. Het zijn zulke moeilijke tijden
Foai, Staalman, schaam je. Is dat
zedeleer En in het tweede artikeltje, dat
ik hier véér me heb, geef ji ja opmer
kingen, opmerkingen over vervalschte aan-
hilingen, en je leest de Schager Courant
de les om hir anti-Roomschheid. Dat doe
jij, jij, die herhaaldelijk viouige aanvallen
op de Katholieken richtte, die katholieke
candidaten tegenover de jouwe bestreed
zéé, zéé mogelijk, Nu wordt jo in eens
een verdedig, r van da RaomscheD, een
vriend, maar een vriend waarna: ze niet
gefeliciteerd kunnen worden. Io dit zelfde
artikeltje toch, beschuldig jij de
Roomscht-n van immoreel geknoei
met de liberalen, van verkwanselen
van zetels, van walgelijke knoei-
politiek; hier, in je eigen ar
tikeltje staat het.
Och, meneer Nus, U vat mijn be
schouwing te ernstig op. Zij is geechrevm
voor den minderen man en dan mogen de
argumenten wel eens gepeperd wezen.
Gepeperd? Wat is gepeperd volgens
jou? Is dat onwaar zijn Want onwaar ben
je geweest en dat is juist te grooter zonde
omdat je voor den minderen man schrijft.
Dan moet je in de allereerste plaats wéér
zijn. Juist omdat dien gemakkelijker zand
in de oogen te strooien is, moet je voor»
zichtig zijn. Je bent Kamerlid
gewoon waren geraakt, bem beel spoedig te
pakken had. Toen hij, buiten adem, zich op
richtte, hoorde bij gedruis boven zioh en
hij wendde het onbedekte hoofd, het gelaat
naar boven keerend, om. Op hetaelfde cogau-
blik schoot een bliksemstraal langs den hemel
en hij herkende bij het schijnsel daarvan
Ellen, die in haar wit nachtgewaad aan het
vensier stond en het park in keek.
Een oogenblik bleef hg ais versteend
■taan, doch plotseling schoot hem door de
godaohte, dat, even duidelijk als hij Ellen
had kunnen herkennen, ook sij op haar benrt
hem kon hebben herkend- Hevig schrikkend
set te hij sijn hoed weer op het hoofd en snelde
als eea pijl uit den boog naar het meer.
Hjj sprong daar in de boot bij de beide
anderen, die hem reeds met smart wachtten,
en stiet met krach ige hand do boot van
land.
Zon hij mededeling doen van zijne ont
moeting met Ellen P Hjj vond daarvoor nn
juist niet den moed. Wanneer hij werkelijk
herkend was, dan was het in het belang
van den markies, zioh zoo spoedig mogelijk
van hem te ontdoen, opdat Peter niet gevaogan
genomen werden zijn medeplichtigen aangeven
zon. Carvalto sou, «et zjjne bekende grond
stellingen, bepaald niet voor een moord zijn
terogg deinsd. Eu Frits P Wat wist Peter
eigenljjk ven dien onb.k ndeP Zeker zon
hg dan Braziliaan bijstaan en helpen hel
meer leende siob uitstekend voor znlk ern
misdaad de beide gewetenlooss schurken
2.0ud n hem bepaald over boord werpen om
hem voor eeuwig siom Ie maken en zoo
hun eigen veiligheid Ie verzekeren.
Er moest dus geswegea worden. Maar
met a grijzen keek Peter telkens heimelijk
naar zijn makkers en vroeg sieh daarbg
onophoudelijk af, of hij door Ellen herkend
sou zijn gsword m o' Dief. O, hoe verweDsohte
hij do het oogenblik, waarop, hij met dien
markies had kennis gemaakt. Hoe langrr
hoe meer verscheen deze hem in bet ware
licht;hij begreep nu maar al te goad,dat hot i en
booawichï w*8, die hem, de ijverige wereldver-
teraar, mei mooie pbrases in de val had gelokt.
„M ar waarom toch soo stil P* vroeg
de markies, die het roor bad, terwijl
Goddank ja, meneer No?, dat geeft
me twee duizend golden per jaar.
Tweeduizend gulden die je moeilijk
missen kunt. Je politieke richting
Ik ben anti—revolationnair—democraat.
Van je anti-revolntionnarisme zijn de
anti-revolutiounaireo, en van je democratie
zijn de democraten niet gediend.
Verblinding, meneer Nns, bij beide
partijen.
Neen, geen verblinding, Staalman.
Een bewijs vsn doorzicht. Zij hebben je in
den zak, viiecdlitf. De verblinding is bij
jou, niet bij hen. Of eigenlijk is hetgeen
verblinding, bet is hts anders dat ik inaar
niet noemen zal. Ik hou je voor te ver
standig, o zeker
U vleit me, mijnheer Nus.
Neen neen, ik ineen hrt. Versland
heb jeje bent een glad politicus. Maar
wees séér alles eerlijk. Je weet heel goed,
dat een vooruitstrevende niet persé anti-
Roomsch is. Ik zelf ben vooruitstrevend
en ik heb een massa Roomscbe vrindeD.
Nooit wordt er strijd gevoerd door ons
tegen het geloof, nooit. Dat weet je ook.
De strijd is tegan alle reactionnaire invloe
den, vanwaar die cok komen, dus
tegen Protestantsche, Roomsche, Joodsche
of Mohammedaansche reactie, maar nooit
tegen geloof, nooit. De Schager Courant,
die mijn lijforgaan is, wil dit éék niet, wil
integendeel alle geloof gerespecteerd. Als
jij goed lezen wilde, zou je weten en
je zou niet, plomp verloren, beschuldigen
waar niets te beschuldigen is en totover-
imat den uitgever van thans aansprakelijk
stellen voor wat- de uitgever van vroeger
in zijn courant verklaarde en wat evenmin
anti—geloof'sbedoeliagen had. Foei.
Meneer Nus, ik bid u....
Ja, ik ben dadelijk klaar. Ik wou
je alleen dit maar zeggea. Je voelt je als
Kamerlid hoog in het zadel zitten. Pas op,
vrind, js kon wel eens een leelijken smak
maken. Je vindt je zelf een geweldig strij
der, ja ziet alleen vreesachtigen om ja heen;
vergis je niet, vrind, er zijn er, die je ook
als Kamerlid aandurven en die je boos
opz.t zullen aantoouen voor de goedgeloo-
vigen, die je uit concurrentiezucht en met
het oog op de aanstaande verkiezingen
denkt t.e lijmen. We zijn er nog niet.Van
ja drie kwaliteiten, sigarenwinkelier, redac
teur en Kamerlid, is de eerste je beate
kwaliteitje sigaren allpen zijn goed, die
kun je me blijven leveren. Als redacteur
en als Kamerlid ben je een ridder van de
droevige figuur, maar we zullen je ont
zien als je maar niet oneerlijk beot....
Ea cu is 't genoeg. Neen, we spreken
elksar nader. Ga hesn en zondig niet
meer.
Met gebogen hoofd, nauwelijks opziend,
rees Staalman van zijn stoel. Hij stak mij
de hand toe.
Och, meneer Nus, wees niet laDger
boos op me, smeekte hij.
Ik zal zieD, Staalman, ik zal zien.
Ik beloof je Diets. Mocht je te eeuiger
tijd weer onwaar en opruiend doen, dan
spreken we elkander nader en dan kom js
er niet zoo genadig af.
Roosje, die goedhartig is, presenteerde
Staalman nog een koekje. Hij tam het,
Frits op laven en dood de riemen bewoog.
„Nu eijn wij geborgen en niets zal
het kannen uitbrengen, wie een bezoek aan
het slot heeit gebracht ha, ba, ha I" Hg
lachte behsgelgk „Jammer, dat men geen
sigaar kan aansteken, want die verduivelde
wind laat er de gelegenheid niet voor."
In plaats van een direct antwoord op de
vraag te geveo, reide Peter slechts «Geef
mij het roer, het water is onstuimig en wij
kantelen nog, wanneer wij de boot niet
rechter op de golven honden."
Hij had reeds als jongen e'ch vlijtig in het
staren en roeien geoefend en zoodoende
bracht bij, ondanks bet wosste weer, het
ranke vaartnig gelukkig aan den anderen
oever.
Carvalho en Frits sprongen dadelijk aan
land, Poter eohter nam eerst hat roer van
het bootje af en legde dat er in; daarnaast
legde bij de beide riemen, jnist zoo, looals
hij ze daarin had gevonden,- nn eerst stap e
bg uit en stiet met een krachtigen duw de
boot af.
«Zie zoo, de storm mag haar nu verder
schommelen, en morgen zal men gelooven,
dat de woedende wind haar heeft iosgornktl*
«Zijt gij bier bekecdP* vroeg Carwlho.
«Zsker, hier is nn Doben, de aanslaande
zomor-residentie van dan ouden Lamport, ba,
ba! Ean mooie boell* Peter had het
woedend gezegd. ,Een Franschmtn beeft
eens geaegd dat alle edellieden en gendarmen
aan de boomen behoorden te hangen. Ik heb
een beteren wenrchdien geldroltcn en
kapitalisten moes en hnnne pandbrieven en
bankbiljetten in da keel gestopt worden, tot
se stikten,- vóór dien tijd is er aan bet gezond
worden vsn deze wereld niet te denken."
«Laten we ons nn niet opwinden, boste
vriend,* «"'de Carvalho, en hij bad moeite
de geringschatting ts onderdrukken, die bij
tegenover dien eeuwigen zwetser gevoelde.
«Laat ons bljj «jjn, dat alles zoo gelukkig
is algefoopen. Van hedon af zijt ge één der
onzen met huid en haar. Door der.eg msen-
scbappeljika daad hebben wij in zekeren zin
broederschap gedronken. Morgen kom ik bij
je om je de beloofde premie ter hand te stel
len; na scbeiden we; het is 't best, dat we
stak het in zija mond en keek me met
treurige oogen aaD.
Ik wou dat ik nooit in de politiek
was gagaan, meBeer Nus, zei hij.
Dat wou ik voor jou ook. Maar nu
je er eenmaal io bent, doe nu je best
steeds eerlijk en te goeder trouw te we
zen. Adieu.
Staalman af, zijn mond vol koek.
Roosje en ik ztten elkaar een poosje
aan te kijken. Toen begon Roosje te
lachen. Je hebt je veel te boos gemaakt,
oom, zei ze. Als je Cbamberlain in hoogst
eigen persoon véér je hadt gehad, kon je
niet ijveriger van wal zijn gestoken,
Hij moet het toch eens hooren, be
weerde ik. Dat kan hem geeft kwaad. O,
als ik Chamberlaia véér me had gehad,
zou ik anders te keer zijn gegaan. Ch&m-
berlain is een uitgeslapen intrigant, tegen
over wien Staalman maar een broekie is.
Dit hebben ze met elk ar gemeen, dat ze
allebei de Boeren een loer willen draaien,
en dat het ze geen van beiden lukken zal.
Onze verstandige buitenlieden in Hollands
Noorderkwartier laten zich niet zoo ge
makkelijk door Staalman iet? wijs maken,
zij weten beter. En onze stambroeders in
de Transvaal, sapperloot Roosje, ik heb er
zoo'u idés van, dat ze de Eugelschen met
hun aanvoerder Cbamberlain nog een
harde noot te kraken zulleu geven.
De noot blijft heel, maar ze zullen
er hun tanden op breken lachte Roosje.
Zoo hopen we, Roos, zoo hopen we.
Maar John Buil heeft geduchte tanden
Die slok-op heeft al zooveel verzwolgen.
Maar Transvaal krijgt het niet, kan
het niet krijgen.
Laten we daar op drinken, kind Op
het succes en de glorie onzer stamverwan
ten in Zuid-Afrik». Trek een onde flesch
open, zoo'n dronk moet gebracht worden
met het beste dat we in huis hebben.
Roosje keek onwillig. Al dat drinken en
adressen-lichten helpt zoo weinig. Als we
nu eens begonneD met daden te doen.
Als we de fLsch eens niet opentrokken
en het geld dit het wijntje kos', eens op
zonden naar Transvaal, Zouden ze daar
niet meer aan hebben dan aan onzen
dronk
Je hebt gelijk, meid, je hebt volko
men gelijk. Het groote evenement van den
dag is da Transvaalsche ruzie, een ruzie
die ons van dichtbij aangaat. We kunnen
niet veel doen, maar wat we tunneo doen,
mogen we niet laten, We kunnen fioau-
tieel steunen, metterdaad helpen
Roosje en ik waren 't spoedig eens.
We legden botje bij botje voor da Trans
vaalsche bloeders. Als je broer in ongele
genheid is, help je hem toch Dezen broer
mogen wij zeker niet in ongelsgenheid
laten.
Vuige dus ieder Roosjes en mijn voor
beeld 1
We zaten nog een uurtje samen over
de Transvaal-zaak te praten, Roos en ik.
Toen gingen we naar onze kamers. Ik had
wat hoofdpijn Staalman had me boos
gemaakt en daar kan ik üiet tegen.
Ik kon den slaap niet vatten. Véér mijn
oogen draaiden Dum-dum-kogels en Extrs-
niet met zijn drieën naar Berlijn terng
beeren.
Peter begreep niet, waarom hem niet
dadelijk de beloofde duizend thaler werden
overhandigd; hij had dadelijke nitbetaiing
kannen eisohen, het was zijn beloofde loon.
Maar vreemd genoeg wss deze regeling
hem gewensoht; zoolang hij dat vervloekte
geld niet had aangeraakt, zoolang kon
hij zioh naar sijn idéé in zekere mate voor
een eerlijk menseh bonden. Zoo zeide
bij zijn metgezellen vaarwel. «Ik ga links
af en volg dan de straat- Waar gaat
gij nn heen
«Naar het naaste spoorwegstation, achter
Giesdorf, waar man ons nog niet beeft gezien
met den eersten trein reisen we naar buis.'
«Tot weerziens dan
«Tot spoedig weerziens! groette Carvalho terng
nadrnk leggende op het woordje spoedig. «Het
begint weer te regenen en onze voetsporen
suilen das worden aitgewisoht. Adieu!*
Ea toen Peter hem d*n rag hed toege
draaid en hg met Frits in westelgke richting
voortging, fluisterde hij dezen in het
oor: «Dat is er ook een, die nooit bruikbaar
wordt."
Peter had den straatweg bereikt en stapte
co haastig op bet station toe, dat bij 't avonds
bad verlaten- Het was niet oimogeljjk, dat
bij nog vroeg genoeg voor den ochtendtrein
kwam. Hij greep in zijn j iszsk, ooi zich
te cvertoigen, dat zijn breekijzer nog aan
wezig wes. Zeker, dat was er nog, maar
mgn hemel,wsar is die brief,vroeg hij zich ver
schrikt af. Hjj bad tooh een brief vun een leve
rancier, die hem nog eeDsdochlig had gemaand,
io den zak ges'oken Of vergiste hij zioh Had
hg den maanbrief thuis laten liggen F Nu, dal
raadsel zou heel spoedig opgelost kunnen wor
den Het verliezen van den brief in het park, of
wellicht in de kamer, wss nog lang zoo
erg niet, dan wanneer bij berkecd wss gewor
den door Ellen aan bet vensterwist
juffrouw E len, wie zij gezkn bed, dan was
hij bepaald verloren
Wellicht was bot mogelijk sijn alibi te
bewijzen; in elk geval was het zaak, zioh
morgen 't geld te laten uitbetalen, opdat ht)
naar bet buitenland ion koDnen vlochten
Tijdingen een woesten rondedans. En toan
ik eindelijk in slaap viel, droomde ik mij
op eeD slagveld io Transvaal.
De Boeren schoten en de Eugelschen
schoten, maar de Boeren schoten alleen
raak. De Engelschen vielen bij boopsn. Hun
Dum-dum kogels troffen geen doel.
Plotseling ontstaat er onder de dikke
witte kruitwolken een verbazende paniek.
Ik zag de BoeroD, die lachend de Dum-
dum-kogels hadden afgewacht, plotseling
verblaeken eD booze gezichten trekken,
terwijl zij wezen op de onder hen neer
vallende kogels.
Ik naderde.
Dat is al te ergriep een groota
zware Boer.
Ik vroeg hem, wat er aan haperde. Hij
wees me op ern kogel, uit het Engelsche
kamp geschoten.
Het is afschuwelijkzeide hij. Om
hun dum-dums lachen wij, déér kunnen
we tegen. Maar als ze déérmee gaan
schieten
Maar waarmee schieten ze dan.
De Boer raapte een kogel op. Het bleek
een prop ineengewrongen papier te zija.
Langzaam vouwde hij het open.
Die smerige Eogelschen schold de
Boer. Hun dum-dums troffen niet en nu
probeeten ze 't hiermee. Dat is geen oor-
logs-gelijk meer. Wij schieten tenminste
met eerlijke patronen, maar op zulke
schoten hebben wij niet gerekend. Die
treffen ons met doodelijke verontwaar
diging. Kijk eens, is dat een eerlijk
strijdmiddel? vroeg hij.
Ik keek in het open-gevouwen blad pa
pier. Neen, dat is geen eerlijk strijd
middel, zei ik
Het was een exemplaar van Staalman's
Extra lijding I
Schets uit het Russische Volksleven.
Zoo liep hij voort door de eenzame
steppen, zonder op den regeo te letten,
dien de storm hem in bet gelaat zweepte.
Met zijn geheele kracht blies de ruwe
noordenwind hem in 't gezichtin een
woest spel kronkelden ziek de grijze haren
om het vroeg gebogen hoofd. Msar de
de man gaat voort, voort, véér hem het
onweer, achter hem, hem voortdrijvend en
zweepend de furiën van den haat en de
vergelding. Een boomstam kruist zijn
weg hij valt en staat weer ophij
gevoelt gaen pijn hij gaat voort, voort;
voort. Waarheen De ondoordringbare
duisternis laat hem nauwelijks toe, twee
passen voor zich uit te zienmaar wat
vraagt hij daarnaar De wraak, die hem
voorwaarts drijft, zal hem den juisten weg
wijzen. En woer valt hij, weer staat hij
op, bloedend hij hijgt naar adem, zijn
polsen slaan als in koorts, en voort gaat
hij, altijd voort, daarheen, waar in da
verte het doel, dat hij zich voor oogen
heeft gesteld, hem schijnt toe te wenken.
Het was zeven jaar geleden. Toen hij
soldaat werd, zwoer Katinka hem eeuwige
lis-fde en trouw. Eu toen hij met cieuw-
jiar met verlof naar huis kwam, voDd
IN
als het noodig bleek.
HOOFDSTUK XII-
«Het verheugt me, Claire, dai ge de zaak
«oo rus'ig opneem!,* zoide de vrijheer von
Brank den morgen na ds inbreek tot sijn
wederhelft.
„Ja, maar Kart, soo kalm ben ik feitelijk
niet," antwoordde mevrouw Clara mei sihin
getrokken wenkbrauwen, en haar mooie
blanwe oogen keken angstig naar bet
leege muurkastje; «maar mat klagen en
lamenteeren krijgt men er geen cent van
terug."
«Zoo denk ik er ook over, en ofschoon de
geschiedenis een gedacht gai in mijn baars
sohiet, bankroet zal ik er niet van gaan."
Mavrouw C ara trad op haar man toe
zij legda baar zacht, mooi gelaat tegan zijn
schouder en keek daarbjj liefdevol tot ham
op.
«Wanneer ik bedenk, dut ge vannacht
in levensgevaar «ijl geweest1
«Ik P Maar hoe dan
„Wanneer je gadruis had gehooid, dan
waart ge b^piald opgestaan en bier heen
gesneld.
«Zeker, en ik had een vaar wapen mee
genomen, en het levensgevaar was hoogst
waarschijnlijk aan den kant van den onge-
nooden gast g.awesst."
«Wie weet, of er niet meerderen waren
Ik dank God, dat wij nieis hebben bemerkt.
Maar, man, iels moet je me beloveu."
«Wat dan, vrouwtje P"
«Je bestelt dadelijk een timmerman om hier
te komen, en je laat luiken voor de ramen
maken!'
«Maar ik vraag je, kind, na, na do vogel
gevlogen is, zulten we de kooi dichtdoen P
En wanneer het nog helpso kon, fiit, maar
geen enkele inbreker heeft zich ooit door
luiken laten weerhouden. Ik alleen ben de
schuld, want had ik hat geld in de br-.ndkast
gedaan, het zoo er nog zijn, maar dat leek
me 'e veel moeite en daarom bergde ik bet in
't kleine kastje, waarbij ik alleen den sleuiel
maar bad om te draaien.
«Ea dm is den spitsboeven hoogst aange
naam geweest."