Boerenbloed. Zondag 3 OctoToer 1839, 43ste Jaargang 2To. 3457, tweede blad. De Thee-avondjes bij M. A. 0. Nus. feuilleton. De Haat. DRAAIT. Alteter Staalman ep visite. Staalman schuld bewust. Roosje en ik zijn in de luren gelegd. Iwee appeltjes. Staalman s eigen zondige blad. Een kamerlidmaatschap een „baantje" met 000 trakte ment. Staalman en Ghamberlain. John Suil breekt zijn tanden. Een droom. Extra lijding en Dum-dum. Er werd geklopt. Staalman kwam binnen, Staalman Tan Heidei WieD wij verwacht hadden, Roosje en ik, zeker niet Staalman, die ons, liberale menschjes, met mooie praatjes naar Den Haag gelokt heeft en ons in den regen liet staan, waaruit Tak ons verloste toen we al dood verkouden weren. Ja, 't was Stasiman. Hij kwam ditmaal zelf het kistje sigaren brengen, dat ik, ééns iu de Ié dagen ten zijnent bestel en dat anders met de post mtêkomt. Ik mhg Staalman's sigaren wel. Ik geniet ze liever dan lijn politiek, onder ons gezegd. In zijn sigarennering is wel goeie waar, in zijn politieken winkel is heel wat bocht, dat duf is en een verdacht geurtje geeft. Hij kwam hionen, zéér ootmoedig, schuld bewust. Zachtjes weuschte hij goeien avond en ging zitten op den stoel, dien ik hem met een handgebaar wees. Roosje presenteerde géén thee en deed, of ze Staalman's verlangende blikken naar de koekjestrommel niet opmerkte. Zéé, Staalman, zei ik na lang zwij gen, zéé Staalman I en ik keek hem recht in de oogen, die hij neersloeg vol ootmoed. Ik kwam de sigaren bren gen meneer Nas stotterde hij. Zéé. En anders niet Heb je anders Difct op je geweten dan een kistje sigaren Wij zijn zondige menschen, meneer Nus, stamelde hij. Daar werd ik boos om. Ik verkies niet, dat Staalman mij, M. A. G. Nus, fiére compagnon maakt in zijn zonden. Zeg jij inaar„Ik ben een zondig menscb*, Staalman, dan ben je dichter bij de waarheid. Ja, sla nu maar niet je oogen neer en buig je hoofd maar niet, ik zal je precies zeggen, wat ik van je denk. In 21. Toen Peter reeds bijna op den beganen grond was, ontviel hem het breekijier. «Niets achterlaten!" gebood de voos zichtige Carvalho, die het geroisch had geboord, «zoek het verlorene." Peter bukte siob, tastte met de hand door de bladeren op den grond en voelde eindelijk het koude ijzer van het werktnig. «Ik heb het." «Dan dadelijk naar de boot luidde het commando. Zij stapten haastig op het meer toe en ook Frits, die tot dueverre onbeweeglijk de laatste vensters van het slot had bespieden met zijn scherp gehoor zijn kameraden hoor de heengaan, gaf zijn post op en sloeg dezelfde richting in. Zij hadden alle drie bijna de linde bereikt, waaronder de boot lsg, toen een plotselinge windstoot Peters hoed opnam en in de richting van het slot voortjoeg. «Drommels! Let tooh beter op!" riep Carvalho driftig uit. „Nu kunnen we weer wachten tot je dien ouwen hoed hebt getocht. Vooruit, vooruit, haast je wat I Loop dan toch wat harder, dat visitekaartje kunnen we hier tooh niet achterlaten Peter begreep, dat, als rijn hoed gevonden W6rd, dat een zeer gemakkelijk spoor zou zijn om de daders te vindenhij liep den hoed na, die als een rollend rad los'ig voortdanste. Asc den hoek van het slot bukte bg iich om den vluchteling (e grgpen, maar eer h{j zoo ver was, was de wind bem te ving en voort ging de hoed weer. Hij woei naar een vrije, ronde plaats waar Ellen met do jongere gasten het balspel pleegde te beoefe nen. Om dat pleintje was een doornhaag en in die haag bleef de fcoed eindelijk ziitep, ■codal Peter, wiens oogen aan de duisternis behoorlijke termen, meneer Staalman, want je staat hier nu niet voor je giê-gemeente, die je kunt wijsmaken wat je wilt, en ook niet voor je zoogenaamde landskinderen, die je met stroop besmeertRoosje en ik laten ons door jou niet in de laren leggen. Neen, zeg niets, hoor me eerst aan. Roosje, geef 'ra een kopja thee en een koekje Ik heb twee appeltjes nut je te schillen, Staalman In do eerste plaats maar dat vergeef ik je dat je ons in Dsn Haag in den regen hebt lafen staan, waarbij we een verkoudheid hebben opgeda&o, die ons nég ouder de leden z t. Dat was héél onopgevoed, Staalman. Maar dat laat ik daar, w«nt er is iets anders. Kijk te'is, wat heb ik hier P Staalman hiet het gebogen hoofd op en keek. Dat is zoowaar mijn eigen zoüdige blad, meneer Nus, zeide bij, Extra Tijding I Juist, dit is jouw Extra Tijding. Déérover wil ik het met je hebben. In deze Extia Tijding en iu deze Extra Tijding staan artikeltjes vsn jou tegen de liberale Schager Courant. Heel leelijke artikeltjes, Staalman, heel leelijk. Och meneer Nu?, in haast schrijf ik wel eens kleine foutjes, maar Neen, Staalman, géén kleine foutjes, heel groote en opzettelijke fouten. Fouten, die niet pleiten voor je karakter, baasje. Allereerst zet je bier in je Extra Tijding een serie brokstukken uit een hoofdartikel iu de Schager Courant over het Dreyfus- proces. Je haalt er uit aan, wat io je kraam te pas komt en je haalt niet aan, wat je eigenlijk moest aanhalen; je scharrelt bij mekaar, wat, volgens jou, tegen de Roomschen is, maar je vergeet, opzettelijk, wat er tot verzachting, tot verontschuldiging eo tot verklaring is bij gevoegd. Je citeert valsch, weet je dat Och meneer Nus, wees er niet boos om. Het zijn zulke moeilijke tijden Foai, Staalman, schaam je. Is dat zedeleer En in het tweede artikeltje, dat ik hier véér me heb, geef ji ja opmer kingen, opmerkingen over vervalschte aan- hilingen, en je leest de Schager Courant de les om hir anti-Roomschheid. Dat doe jij, jij, die herhaaldelijk viouige aanvallen op de Katholieken richtte, die katholieke candidaten tegenover de jouwe bestreed zéé, zéé mogelijk, Nu wordt jo in eens een verdedig, r van da RaomscheD, een vriend, maar een vriend waarna: ze niet gefeliciteerd kunnen worden. Io dit zelfde artikeltje toch, beschuldig jij de Roomscht-n van immoreel geknoei met de liberalen, van verkwanselen van zetels, van walgelijke knoei- politiek; hier, in je eigen ar tikeltje staat het. Och, meneer Nus, U vat mijn be schouwing te ernstig op. Zij is geechrevm voor den minderen man en dan mogen de argumenten wel eens gepeperd wezen. Gepeperd? Wat is gepeperd volgens jou? Is dat onwaar zijn Want onwaar ben je geweest en dat is juist te grooter zonde omdat je voor den minderen man schrijft. Dan moet je in de allereerste plaats wéér zijn. Juist omdat dien gemakkelijker zand in de oogen te strooien is, moet je voor» zichtig zijn. Je bent Kamerlid gewoon waren geraakt, bem beel spoedig te pakken had. Toen hij, buiten adem, zich op richtte, hoorde bij gedruis boven zioh en hij wendde het onbedekte hoofd, het gelaat naar boven keerend, om. Op hetaelfde cogau- blik schoot een bliksemstraal langs den hemel en hij herkende bij het schijnsel daarvan Ellen, die in haar wit nachtgewaad aan het vensier stond en het park in keek. Een oogenblik bleef hg ais versteend ■taan, doch plotseling schoot hem door de godaohte, dat, even duidelijk als hij Ellen had kunnen herkennen, ook sij op haar benrt hem kon hebben herkend- Hevig schrikkend set te hij sijn hoed weer op het hoofd en snelde als eea pijl uit den boog naar het meer. Hjj sprong daar in de boot bij de beide anderen, die hem reeds met smart wachtten, en stiet met krach ige hand do boot van land. Zon hij mededeling doen van zijne ont moeting met Ellen P Hjj vond daarvoor nn juist niet den moed. Wanneer hij werkelijk herkend was, dan was het in het belang van den markies, zioh zoo spoedig mogelijk van hem te ontdoen, opdat Peter niet gevaogan genomen werden zijn medeplichtigen aangeven zon. Carvalto sou, «et zjjne bekende grond stellingen, bepaald niet voor een moord zijn terogg deinsd. Eu Frits P Wat wist Peter eigenljjk ven dien onb.k ndeP Zeker zon hg dan Braziliaan bijstaan en helpen hel meer leende siob uitstekend voor znlk ern misdaad de beide gewetenlooss schurken 2.0ud n hem bepaald over boord werpen om hem voor eeuwig siom Ie maken en zoo hun eigen veiligheid Ie verzekeren. Er moest dus geswegea worden. Maar met a grijzen keek Peter telkens heimelijk naar zijn makkers en vroeg sieh daarbg onophoudelijk af, of hij door Ellen herkend sou zijn gsword m o' Dief. O, hoe verweDsohte hij do het oogenblik, waarop, hij met dien markies had kennis gemaakt. Hoe langrr hoe meer verscheen deze hem in bet ware licht;hij begreep nu maar al te goad,dat hot i en booawichï w*8, die hem, de ijverige wereldver- teraar, mei mooie pbrases in de val had gelokt. „M ar waarom toch soo stil P* vroeg de markies, die het roor bad, terwijl Goddank ja, meneer No?, dat geeft me twee duizend golden per jaar. Tweeduizend gulden die je moeilijk missen kunt. Je politieke richting Ik ben anti—revolationnair—democraat. Van je anti-revolntionnarisme zijn de anti-revolutiounaireo, en van je democratie zijn de democraten niet gediend. Verblinding, meneer Nns, bij beide partijen. Neen, geen verblinding, Staalman. Een bewijs vsn doorzicht. Zij hebben je in den zak, viiecdlitf. De verblinding is bij jou, niet bij hen. Of eigenlijk is hetgeen verblinding, bet is hts anders dat ik inaar niet noemen zal. Ik hou je voor te ver standig, o zeker U vleit me, mijnheer Nus. Neen neen, ik ineen hrt. Versland heb jeje bent een glad politicus. Maar wees séér alles eerlijk. Je weet heel goed, dat een vooruitstrevende niet persé anti- Roomsch is. Ik zelf ben vooruitstrevend en ik heb een massa Roomscbe vrindeD. Nooit wordt er strijd gevoerd door ons tegen het geloof, nooit. Dat weet je ook. De strijd is tegan alle reactionnaire invloe den, vanwaar die cok komen, dus tegen Protestantsche, Roomsche, Joodsche of Mohammedaansche reactie, maar nooit tegen geloof, nooit. De Schager Courant, die mijn lijforgaan is, wil dit éék niet, wil integendeel alle geloof gerespecteerd. Als jij goed lezen wilde, zou je weten en je zou niet, plomp verloren, beschuldigen waar niets te beschuldigen is en totover- imat den uitgever van thans aansprakelijk stellen voor wat- de uitgever van vroeger in zijn courant verklaarde en wat evenmin anti—geloof'sbedoeliagen had. Foei. Meneer Nus, ik bid u.... Ja, ik ben dadelijk klaar. Ik wou je alleen dit maar zeggea. Je voelt je als Kamerlid hoog in het zadel zitten. Pas op, vrind, js kon wel eens een leelijken smak maken. Je vindt je zelf een geweldig strij der, ja ziet alleen vreesachtigen om ja heen; vergis je niet, vrind, er zijn er, die je ook als Kamerlid aandurven en die je boos opz.t zullen aantoouen voor de goedgeloo- vigen, die je uit concurrentiezucht en met het oog op de aanstaande verkiezingen denkt t.e lijmen. We zijn er nog niet.Van ja drie kwaliteiten, sigarenwinkelier, redac teur en Kamerlid, is de eerste je beate kwaliteitje sigaren allpen zijn goed, die kun je me blijven leveren. Als redacteur en als Kamerlid ben je een ridder van de droevige figuur, maar we zullen je ont zien als je maar niet oneerlijk beot.... Ea cu is 't genoeg. Neen, we spreken elksar nader. Ga hesn en zondig niet meer. Met gebogen hoofd, nauwelijks opziend, rees Staalman van zijn stoel. Hij stak mij de hand toe. Och, meneer Nus, wees niet laDger boos op me, smeekte hij. Ik zal zieD, Staalman, ik zal zien. Ik beloof je Diets. Mocht je te eeuiger tijd weer onwaar en opruiend doen, dan spreken we elkander nader en dan kom js er niet zoo genadig af. Roosje, die goedhartig is, presenteerde Staalman nog een koekje. Hij tam het, Frits op laven en dood de riemen bewoog. „Nu eijn wij geborgen en niets zal het kannen uitbrengen, wie een bezoek aan het slot heeit gebracht ha, ba, ha I" Hg lachte behsgelgk „Jammer, dat men geen sigaar kan aansteken, want die verduivelde wind laat er de gelegenheid niet voor." In plaats van een direct antwoord op de vraag te geveo, reide Peter slechts «Geef mij het roer, het water is onstuimig en wij kantelen nog, wanneer wij de boot niet rechter op de golven honden." Hij had reeds als jongen e'ch vlijtig in het staren en roeien geoefend en zoodoende bracht bij, ondanks bet wosste weer, het ranke vaartnig gelukkig aan den anderen oever. Carvalho en Frits sprongen dadelijk aan land, Poter eohter nam eerst hat roer van het bootje af en legde dat er in; daarnaast legde bij de beide riemen, jnist zoo, looals hij ze daarin had gevonden,- nn eerst stap e bg uit en stiet met een krachtigen duw de boot af. «Zie zoo, de storm mag haar nu verder schommelen, en morgen zal men gelooven, dat de woedende wind haar heeft iosgornktl* «Zijt gij bier bekecdP* vroeg Carwlho. «Zsker, hier is nn Doben, de aanslaande zomor-residentie van dan ouden Lamport, ba, ba! Ean mooie boell* Peter had het woedend gezegd. ,Een Franschmtn beeft eens geaegd dat alle edellieden en gendarmen aan de boomen behoorden te hangen. Ik heb een beteren wenrchdien geldroltcn en kapitalisten moes en hnnne pandbrieven en bankbiljetten in da keel gestopt worden, tot se stikten,- vóór dien tijd is er aan bet gezond worden vsn deze wereld niet te denken." «Laten we ons nn niet opwinden, boste vriend,* «"'de Carvalho, en hij bad moeite de geringschatting ts onderdrukken, die bij tegenover dien eeuwigen zwetser gevoelde. «Laat ons bljj «jjn, dat alles zoo gelukkig is algefoopen. Van hedon af zijt ge één der onzen met huid en haar. Door der.eg msen- scbappeljika daad hebben wij in zekeren zin broederschap gedronken. Morgen kom ik bij je om je de beloofde premie ter hand te stel len; na scbeiden we; het is 't best, dat we stak het in zija mond en keek me met treurige oogen aaD. Ik wou dat ik nooit in de politiek was gagaan, meBeer Nus, zei hij. Dat wou ik voor jou ook. Maar nu je er eenmaal io bent, doe nu je best steeds eerlijk en te goeder trouw te we zen. Adieu. Staalman af, zijn mond vol koek. Roosje en ik ztten elkaar een poosje aan te kijken. Toen begon Roosje te lachen. Je hebt je veel te boos gemaakt, oom, zei ze. Als je Cbamberlain in hoogst eigen persoon véér je hadt gehad, kon je niet ijveriger van wal zijn gestoken, Hij moet het toch eens hooren, be weerde ik. Dat kan hem geeft kwaad. O, als ik Chamberlaia véér me had gehad, zou ik anders te keer zijn gegaan. Ch&m- berlain is een uitgeslapen intrigant, tegen over wien Staalman maar een broekie is. Dit hebben ze met elk ar gemeen, dat ze allebei de Boeren een loer willen draaien, en dat het ze geen van beiden lukken zal. Onze verstandige buitenlieden in Hollands Noorderkwartier laten zich niet zoo ge makkelijk door Staalman iet? wijs maken, zij weten beter. En onze stambroeders in de Transvaal, sapperloot Roosje, ik heb er zoo'u idés van, dat ze de Eugelschen met hun aanvoerder Cbamberlain nog een harde noot te kraken zulleu geven. De noot blijft heel, maar ze zullen er hun tanden op breken lachte Roosje. Zoo hopen we, Roos, zoo hopen we. Maar John Buil heeft geduchte tanden Die slok-op heeft al zooveel verzwolgen. Maar Transvaal krijgt het niet, kan het niet krijgen. Laten we daar op drinken, kind Op het succes en de glorie onzer stamverwan ten in Zuid-Afrik». Trek een onde flesch open, zoo'n dronk moet gebracht worden met het beste dat we in huis hebben. Roosje keek onwillig. Al dat drinken en adressen-lichten helpt zoo weinig. Als we nu eens begonneD met daden te doen. Als we de fLsch eens niet opentrokken en het geld dit het wijntje kos', eens op zonden naar Transvaal, Zouden ze daar niet meer aan hebben dan aan onzen dronk Je hebt gelijk, meid, je hebt volko men gelijk. Het groote evenement van den dag is da Transvaalsche ruzie, een ruzie die ons van dichtbij aangaat. We kunnen niet veel doen, maar wat we tunneo doen, mogen we niet laten, We kunnen fioau- tieel steunen, metterdaad helpen Roosje en ik waren 't spoedig eens. We legden botje bij botje voor da Trans vaalsche bloeders. Als je broer in ongele genheid is, help je hem toch Dezen broer mogen wij zeker niet in ongelsgenheid laten. Vuige dus ieder Roosjes en mijn voor beeld 1 We zaten nog een uurtje samen over de Transvaal-zaak te praten, Roos en ik. Toen gingen we naar onze kamers. Ik had wat hoofdpijn Staalman had me boos gemaakt en daar kan ik üiet tegen. Ik kon den slaap niet vatten. Véér mijn oogen draaiden Dum-dum-kogels en Extrs- niet met zijn drieën naar Berlijn terng beeren. Peter begreep niet, waarom hem niet dadelijk de beloofde duizend thaler werden overhandigd; hij had dadelijke nitbetaiing kannen eisohen, het was zijn beloofde loon. Maar vreemd genoeg wss deze regeling hem gewensoht; zoolang hij dat vervloekte geld niet had aangeraakt, zoolang kon hij zioh naar sijn idéé in zekere mate voor een eerlijk menseh bonden. Zoo zeide bij zijn metgezellen vaarwel. «Ik ga links af en volg dan de straat- Waar gaat gij nn heen «Naar het naaste spoorwegstation, achter Giesdorf, waar man ons nog niet beeft gezien met den eersten trein reisen we naar buis.' «Tot weerziens dan «Tot spoedig weerziens! groette Carvalho terng nadrnk leggende op het woordje spoedig. «Het begint weer te regenen en onze voetsporen suilen das worden aitgewisoht. Adieu!* Ea toen Peter hem d*n rag hed toege draaid en hg met Frits in westelgke richting voortging, fluisterde hij dezen in het oor: «Dat is er ook een, die nooit bruikbaar wordt." Peter had den straatweg bereikt en stapte co haastig op bet station toe, dat bij 't avonds bad verlaten- Het was niet oimogeljjk, dat bij nog vroeg genoeg voor den ochtendtrein kwam. Hij greep in zijn j iszsk, ooi zich te cvertoigen, dat zijn breekijzer nog aan wezig wes. Zeker, dat was er nog, maar mgn hemel,wsar is die brief,vroeg hij zich ver schrikt af. Hjj bad tooh een brief vun een leve rancier, die hem nog eeDsdochlig had gemaand, io den zak ges'oken Of vergiste hij zioh Had hg den maanbrief thuis laten liggen F Nu, dal raadsel zou heel spoedig opgelost kunnen wor den Het verliezen van den brief in het park, of wellicht in de kamer, wss nog lang zoo erg niet, dan wanneer bij berkecd wss gewor den door Ellen aan bet vensterwist juffrouw E len, wie zij gezkn bed, dan was hij bepaald verloren Wellicht was bot mogelijk sijn alibi te bewijzen; in elk geval was het zaak, zioh morgen 't geld te laten uitbetalen, opdat ht) naar bet buitenland ion koDnen vlochten Tijdingen een woesten rondedans. En toan ik eindelijk in slaap viel, droomde ik mij op eeD slagveld io Transvaal. De Boeren schoten en de Eugelschen schoten, maar de Boeren schoten alleen raak. De Engelschen vielen bij boopsn. Hun Dum-dum kogels troffen geen doel. Plotseling ontstaat er onder de dikke witte kruitwolken een verbazende paniek. Ik zag de BoeroD, die lachend de Dum- dum-kogels hadden afgewacht, plotseling verblaeken eD booze gezichten trekken, terwijl zij wezen op de onder hen neer vallende kogels. Ik naderde. Dat is al te ergriep een groota zware Boer. Ik vroeg hem, wat er aan haperde. Hij wees me op ern kogel, uit het Engelsche kamp geschoten. Het is afschuwelijkzeide hij. Om hun dum-dums lachen wij, déér kunnen we tegen. Maar als ze déérmee gaan schieten Maar waarmee schieten ze dan. De Boer raapte een kogel op. Het bleek een prop ineengewrongen papier te zija. Langzaam vouwde hij het open. Die smerige Eogelschen schold de Boer. Hun dum-dums troffen niet en nu probeeten ze 't hiermee. Dat is geen oor- logs-gelijk meer. Wij schieten tenminste met eerlijke patronen, maar op zulke schoten hebben wij niet gerekend. Die treffen ons met doodelijke verontwaar diging. Kijk eens, is dat een eerlijk strijdmiddel? vroeg hij. Ik keek in het open-gevouwen blad pa pier. Neen, dat is geen eerlijk strijd middel, zei ik Het was een exemplaar van Staalman's Extra lijding I Schets uit het Russische Volksleven. Zoo liep hij voort door de eenzame steppen, zonder op den regeo te letten, dien de storm hem in bet gelaat zweepte. Met zijn geheele kracht blies de ruwe noordenwind hem in 't gezichtin een woest spel kronkelden ziek de grijze haren om het vroeg gebogen hoofd. Msar de de man gaat voort, voort, véér hem het onweer, achter hem, hem voortdrijvend en zweepend de furiën van den haat en de vergelding. Een boomstam kruist zijn weg hij valt en staat weer ophij gevoelt gaen pijn hij gaat voort, voort; voort. Waarheen De ondoordringbare duisternis laat hem nauwelijks toe, twee passen voor zich uit te zienmaar wat vraagt hij daarnaar De wraak, die hem voorwaarts drijft, zal hem den juisten weg wijzen. En woer valt hij, weer staat hij op, bloedend hij hijgt naar adem, zijn polsen slaan als in koorts, en voort gaat hij, altijd voort, daarheen, waar in da verte het doel, dat hij zich voor oogen heeft gesteld, hem schijnt toe te wenken. Het was zeven jaar geleden. Toen hij soldaat werd, zwoer Katinka hem eeuwige lis-fde en trouw. Eu toen hij met cieuw- jiar met verlof naar huis kwam, voDd IN als het noodig bleek. HOOFDSTUK XII- «Het verheugt me, Claire, dai ge de zaak «oo rus'ig opneem!,* zoide de vrijheer von Brank den morgen na ds inbreek tot sijn wederhelft. „Ja, maar Kart, soo kalm ben ik feitelijk niet," antwoordde mevrouw Clara mei sihin getrokken wenkbrauwen, en haar mooie blanwe oogen keken angstig naar bet leege muurkastje; «maar mat klagen en lamenteeren krijgt men er geen cent van terug." «Zoo denk ik er ook over, en ofschoon de geschiedenis een gedacht gai in mijn baars sohiet, bankroet zal ik er niet van gaan." Mavrouw C ara trad op haar man toe zij legda baar zacht, mooi gelaat tegan zijn schouder en keek daarbjj liefdevol tot ham op. «Wanneer ik bedenk, dut ge vannacht in levensgevaar «ijl geweest1 «Ik P Maar hoe dan „Wanneer je gadruis had gehooid, dan waart ge b^piald opgestaan en bier heen gesneld. «Zeker, en ik had een vaar wapen mee genomen, en het levensgevaar was hoogst waarschijnlijk aan den kant van den onge- nooden gast g.awesst." «Wie weet, of er niet meerderen waren Ik dank God, dat wij nieis hebben bemerkt. Maar, man, iels moet je me beloveu." «Wat dan, vrouwtje P" «Je bestelt dadelijk een timmerman om hier te komen, en je laat luiken voor de ramen maken!' «Maar ik vraag je, kind, na, na do vogel gevlogen is, zulten we de kooi dichtdoen P En wanneer het nog helpso kon, fiit, maar geen enkele inbreker heeft zich ooit door luiken laten weerhouden. Ik alleen ben de schuld, want had ik hat geld in de br-.ndkast gedaan, het zoo er nog zijn, maar dat leek me 'e veel moeite en daarom bergde ik bet in 't kleine kastje, waarbij ik alleen den sleuiel maar bad om te draaien. «Ea dm is den spitsboeven hoogst aange naam geweest."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 5