Zondag 5 November 1899.
T3ste Jaargang Ho. 3465.
Boerenbloed.
INGEZONDEN.
TWEEDE ItLAI).
De Thee-avondjes bij
A. 6. $us.
FEUILLETON.
cIMt.
De Schager collecte voor Transvaal. Roosje
in de bus. Benauwde tijden. De Boeren
sullen V winnen. Fan Jan Nus en Joe
Chamberlain. VervalscAte telegrammen.
De Beer Poorlugael en Schaepman
op visite. Een voorzichtige gene
raal. De kikker en de os. De
goede schutter Staalman
Onnoodig léger en onnoo-
digegeneraals. Engel-
schenvreters. Een
bad in Christeu-
bloed.Oedwon-
gen wanbe-
taalster,
Schagen 80 October '99.
We zateD gezellig te theeën, ik en
Roosje. Ik had haar da telegrammeu van
Transvaal voorgelezen, de lijsten van Ne-
derlandsche giften voor het Roode Kruis
en het manifest van Burgemeester Berman.
Roosje had bewatsrde oogen. Eerst dacht
ik, d»t het was van de te heete thee, maar
toen 'k er op zinspeelde grimlachte Roosje
en zi, dat 't de Transvaalgeestdrift was.
Vooral het burgemeesterlijk manifest had
ha r dat gedaan. „Als de dames van de
collecte komen, zei ze, ga 'k ze zeil
mijn tientje brengeu. 'k Ben blij,
dat Schagen óók aan de algemeene d d
mee-doet."
Juist toen ze dat betuigde, werd er ge-
beid.
Daar zal je de collecte al hebben,
zii ik en 'k trok mijn portemonnaie.
Maar 'k bad me vergist de meid
diende meneer Berman aan.
Wel da's aardig, vond Roosje en ze
schikte een kopje bij, vulde bet, lei een
koekje op het schoteltje en wachtte.
De begroeiing was van Roosje's zijde
allerhartelijkst. Ik ben méé" op leeftijd,
ik hou me altijd wat meer bezadigd.
Da's een goed stukkie van je, bur
g-meester, zei ik, toen de beer Berman
eindelijk van Roosje's betuigingen verlost
was en rustig zit. 't Zal me niks
verwonderen of daar komt een aardige
duit op.
Burgemeester lachte bescheiden.
'k Hoop het, meneer Nus,
28.
Na de nitnoodiging van Peter, om te
zeggen wet hjj op hei barl had, deed Jast
eenige halen aan rijn sigaar, blies
dan rook schijnbaar heel onbevangen nit en
zeïde toen .Het zal n wellicht reeds be-
k nd zijn, dat Kerel Bitter, alias C.rvalho,
gevangen is genomeD, en dat een deel
van het in Giesdorf gostolen geld op hem
bevonden is F*
„Dat interesseert mij in het geheel niet,
riep Peter nit.
Jost deed, alsof hij deze opmer
king niet had gehoord en ging nog steeds
op gemoedeljjken tooa voort: „Ofschoon nu
Bittor, of Garvalho, zijn helpers nog niet
heeft verraden, is uw medeplichtigheid
reeds bewezen door den brief, dien men on
der het venster te Giesdorf heeft gevonden,
en bovendien zyt ge door juffrouw von Brank
gezien geworden en ook herkend, (oen ge
nw hoed opraapte!.
Jusi zweeg en keek met belangstelling,
welken indruk «yne woorden hadden gemaakt
Wanneer hg nog aan Peters schuld had ge
twijfeld, het voorkomen, dat deze nu tei sten
gaf, moest eiken twyfel doen verdwijnen.
Het voorhoofd in rimpels getrokken,de handen
als in onmacht tot vuisten gebald,den adem
hoorbaarjen snuivend door de neusgaten inha
lend en uitstoatend, zoo «at bg aan de ta
fel. Emdelyk echter riohtte hg zioh ener
giek op, schudde do verlamming, die zich
op zijn leden had gelegd, van riob af en
zeide vast besloten: .Welnu dm, mgnheer
Timt daar gs reeds zooveel weet, moet ge
dan ook maar alles vernemen.''
Eu nu schilderde hg zyn betrekking tot
Carvalho, hoe deze hem in «gn netten had
gevangen en hem tot medeplioht.gheid had
verleid, en det hg reeds van den beginne af
Nee, d.,'8 wel zeker, vond Roosje
Wie op zoo'a warm stuk niet gaf, had
geen hart.
Of 't zit er niet kn, zei ik, altijd
practisch, waarop burgemeester opmerkte,
dat het er niet zoo weinig kon aanzitten,
oi men was wel in staat wilt te geven.
O zjker, zei ik, o zeker en ik ver
moed dat Schagen wel uit 'r slof zsl schie
ten. Van onze goede gemeente zal wtl
een behoorlijk aandeel in de algemeene
verpisegkosten komen. Ik heb er zelfs
een oogenblik over gedacht, zei ik, en ik
knipoogde burgemeester toe, om Roosje
zelf mi le geven asn de dames van de
collecte, want zij is een kranige ziekenop
passer: s.
Ze zal wst zwaar in de bus wezso,
lachte bcigemer ster, waarop Roosje beschei
den bloosde en me een woedenden trap
onder tafel gaf.
't Zijn benauwde tijden, meneer Nus,
zei burgemeester, ernstig.
Zeg dat wel, meneer Berman, zeg dat
wel. Die Boeren-oorlog is,zoo dadelijk na de
vredes3onlerentie, een heel triestig ding,
Maar er is één troost, één groote troost
D# Boeren ziü'en 't winnen. Gelooft u
óók niet P
Burgemeester zei, dat hij 't zeer waar
schijnlijk achtte.
Zeer waarschijnlijk, burgemeester,
neen, zeer stellig. En dat vreezen de En
gelschen ook al wel. Ik heb een neef in
Londen, meneer Berman, Jan Nus, een
broers kind, u kent bem misschien wel,
nou, die is bij Jue Chamberlain als kind
aan huis. Hij is er, of hij moet er komen.
Ik heb hem geschreven, dat hij er vandaan
moest blijven, want dat ik hem anders
onterven zou. Die vriendschap beviel me
niet. Chamberlain is een spacnlant en ik
ben bang van speculanten, M'c goeie geldje
mag niet aan speculaties weggegooid worden.
Maar de jongen antwooidde me, dat hij,
als geboren Schager, genoeg gezond verstand
had om zich niet door Chamberlain in de
luren te laten leggen en dat hij een oog
in 't zeil hield. Hij schreef me gisteren
nog, dat Joe alles behalve gerust is en dat
hij heel wat moeite doet om zich een air
te geven. Hij hteit een msssa aandeelen
in de goudmijnen bij Johaouisburg en om
dat hij die de hoogte in wilde hebben, is
bij den oorlog begonnen. Want hij is van
alles de schuld, schreef Jan me.
Ik zocht in mijn binnenzak en vond er
den brief van den jongen.
Luister maar eens, meneer Berman,
zei ik, hier heb je eon echt stukje Eogel-
sche politiek, waarmee de wereld gelukkig
maar een paar dagen gefopt is. En ik las
een gedeelte uit Jan's briet voor:
.Toevallig zat ik gisteren bij Chamber-
z/lain, toen er van het ministerie een tele-
„gram uit Zuid-Afrika kwam, met verzoek
„om het persklaar te maken. Ik heb onbe-
scheiden in dat telegram geneusd en er
«rzelfs een copietje van kunnen nemen.
„En nu leg ik er voor de aardigheid naast,
„wat Chamberlain ervan gemaakt heeft.
Het echte telegram.
Toestand hachelijk. Boeren rukken van
alle zijden op. Herhaaldelijk aanvallen,
d*t bij
grepen,
had bij
was by
het gebeurde, als het verlies van eijne eer, had
verafschuwd.
Maar Jast moest niet van bem denken,
zioh aan dat gestolen geld bad ver
voor den drommel neen 1 Daartoe
te goede grondbeginselen, daarvoor
een te fatsoenlijk msnschtiet Óen
penning had hij van het geld gekregen, dat
op bavel van den onbekende door het co
mité van „de mannen van de daad" in beslag
was gesomen, om het doel van bet anar
chisme te bevorderen
.Of om mijnheer Carvalho een prettig
leven'je te bezorgen,® zeide Jus! spottend.
„Geloof na loch niet, dat zulk een schurk
da kistanjes uit het vuur zal halen
voor een ander; dat doet alleen maar een
goedgeloovige ziel als jij. Overigens ver
heugt hei me, dat ik gelijk heb gehad: ik
«eide reeds tegen mijnheer Telitot eau ge-
meenen diefstal is Poter D;cbner niet in
staat, de zaak moet zioh anders hebben toe
gedragen, en mynhaer Teil was dat dadelijk
met mjj eens."
Teil was dat dadelijk met n eens? Mijn
stiefbroer, die mij haat en vreest P Zeg eens,
mijnheer Jast, wanneer is hij mijn schuld (e
weten gekomen F"
„Reede den eersten dag van het ondersoek,
toen hij buiten op Giesdorf den brie: vood,s
„En hjj heeft zich niet gehaast, om tegen
mij op te treden F"
„Hg wilde dat niet doen, daar hij maar
steeds niet gelooven kou, dat ge een dief en
en oen inbreker waart."
Over Peler's gelaat vloog er n glar a van
vreugde: „Dat had ik van^mijnbeer mijn
stiefbroeder in 't geheel niet verwacht. Wil
by mij dan vorder ook met vrede laten F"
Deze vraag bracht Jast tot het eigenlijke
doel van zgu komst terugofschoon hg ook
zonder medeweten van Teil hierheen was
gegaan, hoopte hjj toob, dat hetgeen hg
dacht te bereiken, met do stille wen-
sohen van Teil overeen zou stemmen.
„De tgd van u langer te kunDen ontzien,
is jammer genoeg morgen reeds voorbg, daar
andoren ook van nw schuld jels weten.
Mgnheer Deohner, waoht het hier toch niet
af, tot ge gearresteerd zult worden 1
waarbij wij steeds genoodzaakt zijn tevug
te trekken. Ta zamen reeds 150 dooden
en 1000 gewonden. Stemming van troepen
last te wenschen over, er begint vrees te
heerschen voor bet welgemikts geweervuur
de? Boeren. Weet niet hoe T af moet
looptn. Stelling Glencoc-Dundee prijs ge
geven. Acht Ladysmith en Mafekiug ver
loren. B.in ook bang voor Pietermaritzbarg.
Cu ze sterkte 3000 man en 12 kanomen.
Tracht uw mijnaandeelen te verkoopen esr
het te laat is. Rhodee.
Het telegram voor de pers.
Toestand schitterend. Boeren zijn totaal
ontmoedigd. Pogingen om de onzeo aan
te vallen worden steeds met succes afge
slagen, Eogel8cheu dwingen Boeren tot
aftocht. Boeren verloren 150 dooden en
1000 gewonden. Onze troepm zijn vol
geestdrift en overtuigd van de overwinning.
Onze aanvoerders hopen spoedig naar Pre
toria op te rukken. Voorloopig is stelling
Gltncoe—Daudee met esn meesterlijken af
tocht verlaten. Lvdysmith en Mafekiog
hebben niets te vreezen. Onze sterkte 9000
man en 86 kanonnen.
Hoe vindt u 't Is 't niet schande
lijk vroeg ik.
't Is Engelich I zsi Roosje.
Lui, die zoo liegen moeten, hebben
toch niet veel vertrouwen in hun over
winning, beweerde ik en dat vond burge
meester ook.
Op dat oogenblik diende da meid twee
heeien aan, die met den avondtreia geko
men waren. M'u ouwe vriend generaal
De Baer Poortngael en m'n goeie óók
ouwe vriend SchaepmaD.
Ze waren al gauw in onze theeconver-
satie geïnstalleerd, 't Gesprek ging eerst
over koetjes en kalfjes, tot burgemeester
Berman 't met Schaepmau aaolei over de
Ongevallenwet. Nu, we lieten die beide
mannen maar wat piaten, en we luisterden.
Schaepman had goeien moed. Als de Boe
ren zoo zeker winnen als de Ongevallenwet
aangenomen wordt, ziet liet er voor de
Engelschen slecht uit, zei hij.
Het deed me goed dit Schaepman zoo
sprak, maar De Beer Poortugae! trok er
een leelijk gezicht bij.
Da generaal vindt, dat we niet zoo'n
praats moesten hebben, zei Roosje scham-
pe'.
Juist mejuff-r, getuigde De Beer
buigend. Wij zijn een kleine natie en ik
zie met leede oogen aan, wat al gerucht
daarvan uitgaat in deze dagen. Een kikker
moet zich niet willen opblazen tot een os.
Susst sasst, De Beer, riep Schaepmau.
Datzelfde heb je al verteld in de N i e u-
e Rotterdammer, maar dat is nn
al voldoends weê-legd.
Volstrekt niet, riep De Beer, vol
ijverig. Dat kan niet weerlegd worden.
Want da's de waarheid. Wij maken veel
drukte ia deze dagen, maar dat helpt den
Transvaler weinig ea 't kan ons in moei
lijkheden met Engeland brengen.
Dus de inzamelingen voor 't Roode
Kruis
O nee burgemeester, die niet. Da's
heel goed. Maar al die drukte over vrij
willigers aanwerven. Want dat mag niet.
Vlucht Beis dadelijk van hier Wanneer
ge geld voor nw reis noodig hebt, ik zal
zorgen dat ge het krggt.®
Hij had reeds zgn notitie-boekje nit zijn
zak gehaald en nam daar bankpapier nit.
„Wie biedt mg dat geld voer de vlucht
aan? Ook mijn stiefbroer F"
„Neem hel aan, dat ie alleen hier hoofdzaak.
Gij behoeft niet te welen, uit welks bron
dit gold vloeit." Dat hg het zelt was, die
in het belang van T.ll dit offer bracht, dat
kon hg toch moeilgk zeggen.
Maar zyn ontwijkend antwoord scheen den
acdar slechts gelijk te gaven. Peter stond
daarom op, maakte esn afwerende hand
beweging en zeide„Sf63k het geld in uw
»ak! Breng mijn broeder William myo har-
telykstan groet sn dank Hy moet ray ver
giffenis schenken, wanneer ik hem verdriet
heb aangedaanik ben er de schold niet
van geweest, maar wel die ongezonde maat
schappij wier offer ik ben, en waarvan bij
eveneens het oftar is, want men behoeft
hem maar aan te zien, om te kannen be
seffen, dat bij niet gelukkig is. Wijvgnallea
ziek, zies tot in bet merg onzer beenderen,
zelfs die sociale wonderdokters konden ons
niet geneien. Wanneer wy leiders ouder
eikaar waren, dan konden wjj zelfs elkaar
niet tonder lachen iu de oogen zieo, want
geen enkele geloo'de aan^het heilzaam van
onze met marktgeschreeuw aangeprezen
middelen wy waren bedriegers, die slechts
speculeerden op de licbtgoloovigheid der me
nigte en we tonden raar hebben staan ky-
ken, wanneer plotseling «1 dis zoo heftig a/ge
dreigde verbeteringen eensk'aps euui waren
gekom.n- Wat hadden wy, aanvoedars, dan
moetin beginnen F we waren broodeloos ge
weest.
„Wat ons moet helpen, weet ik niet, maar
zoodra ons dapper, edel Dnitseh volk zich
zal hebben losgemaakt van die verderflyke,
verslikkende omarming der sociaal-democr*-
tie, wanneer men die longen-apostels ver-
drjft, dan zal er wel een middel worden ge-
vondm, om de toestanden, om het leven
W6er gezond te maken. Groet William en
ook Adolf, mijn eigen broeder. Hem zal het
aan nieta ontbreken, bg is eenvoudig
Nu, dit gibeurf toch ook niet, zei
ik. Staalmm zou eerst gegaan zijn, maar
die is gebleven omdat ie bij de Ongeval
lenwet zio noodig was, maar anders is er
nog niet ernstig over hulptroepen gedacht.
t Is jammer dat Staalman maar Diet
gegaan is, zei Schaepman, lachend achter
zijn bril. Hij is zoo'n goed schutter
Met spek vulde Roosje aan en
Schaepman lachte héél vroolijk.
Ictneschen had ik De Beer aangeklampt.
Jongens generaaltje, wat is me dat
stnkkie vart je tegengevallen. Een gene
raal, een legeraanvoerder, de man van
moed praat zóó. Hoe moeten onze staats
lieden dan wel praten
O, die praten heel wat minder tam,
merkte Schaepman op.
Als je maar eau greintje rechtsge
voel hebt, moet je dan niet verontwaardigd
wezen om de roovertaktiek van Engeland I
vroeg ik.
Zeker, zeker, zei de generaal, maar
je moet die verontwaardiging niet zoo
toonen.
Wel, je denkt er al heel lakoniek
over, amice. Onbegrijpelijk lakoniek. Zoo'n
laiaser-aller is mij onbegrijpelijk 1 Als jc
ons dan persé onbevoegd vindt om iets te
doen
Zeker, dat zijn we ook, wij kleine
natie
Schaf dan ook ons leger af. Als we
toch altijd heel koest en timide moetsn
zijn, hebben we geen soldaten noadig.
En geen generaals, voegde Roosje er
schamper bij. Generaal, nog een kopje
thee
Daar is veel waars iD, zei Schaep
man en ook Berman knikte toestemmend.
De generaal keek ons eens aan. Jullie
zijn Engelschen vreters, zei hij.
O, wat mij betreft, ik zou mijn
ouwe maag wel willen bederven aan
Chamberlain, Rhodes en Jamcson, zei ik
en Schaepman verklaarde, dat hij meê wilde
eten als 't er op asn kwam.
Onze geestdrift deerde den generasl niet.
Ik blijf er bij, we moesten niet al te
veel drukte maken, anders krijgen we
't met Engeland te kwaad.
Maar generaal, de heel» wereld is
in dezen het met ons eens. Hier is een
plaat van de R i r e, waarin de ouwe
koningin Victoria in hnar badknip zit en
daarbij het onderschrift: »Hoe heer
lijk, dat ik vóór mijn dood nog
eens een bad inChr,istenbloed
kan nemen". Zoo denkt de beele
wereld er over en U, generaal, zon willen,
dat wij een vriendelij k-lacheud gezicht
tegen het perfile Albioa trokken
Daar doe ik niet aan mtê, zei
Schaepman.
En ik óók niet, zei burgemeester.
Nou, dat moeten de hveren weten.
Maar ze brengen 'l land in gevaar.
Dan is U er oii ons te helpen,
generaal, zei Roosje.
De gen'raai zweeg en keek in zijn thee.
Eau oogenblik later brak de visite op,
In de gang nam ik burgemeester even
apart. „Zeg, burgemeester," zei ik, „ik
wilde je daareven niet aanklampen waar
Roosje bij was, want zie je, die is in den
regel zoo scherp en zegt maar zoo ronduit
wat z-) op de tong heeft, msar ji moet
me toch even vcrUlen, hoe ol jelui in
den r .ad het iu 's hemels naam in je hoofd
hebt kunnen krijgen, die juffrouw v. d.
Harst voor e^n inkomen van f 1000.in
den Hootdelijken Omslag aan te shan.
Ea nn hebt jelui dat goeie menscb nog
wel verplicht een brief te schrijven, om
zoodoende vrij te kunnen komen van be
lasting, die ze niet moest betalen, en nu
'de wet een goedgunstigf(P) beschikking niet
toeliet, geeft UEdelachtbare haar den
raad, dat, als ze toch vrij van die niet-te-
behoeven—te—betalen bebsticg wil, zij dan
maar op het lijstje van de wanbetalers moet
ga>n staan. Maar burgemeester, 't ware
b<Aer geWat ik beter oordeelde,
wachtte burgemeester niet af, hij wenschle
me haastig goeien avond en verdween. Ik
keek hem eerst wel wat beteuterd na,
want ik had nog heel wat op mijn lever
en 't wa3 meteen zoo'n mooie gelegenheid
geweest, om 'm eens te polsen over die
nieuwe verordening, die hij, zooals gezegd
wordt, aan den Raad wil voorstellen over
bet kunnen handhaven van geheele Zon
dagsrust voor onze ambtenareD van den bur
gerlijken stand.
(Niet geplaatste ingezonden stukken
worden nimmer teruggegeven
en zonder eenige eiachen en aan hem
zal het woord bewaarheid wordendie niet
eisehcu van het leven, ontvangen soatjjds
veel."
Hij greep in zyn borst'-ak en haalde er
een papier uit: „Brang dit aan Wiliiam, het
is een nauwkeurige i n gestrenge beschryving
van hetgeen er is voorgevallen iu dien on-
zaligen nacht. Ik had er eigenlyk een en
ander wenschen by te voegen, maar ik ge
loof, d«t hei niet noodig is. Alles, wat de
moeite waard wat: om verteld te worden, beb
ik gozegd. Over den derden persoon, die
debet ean den diefstal is geweest, kan ia
niele nauwkeurigs zeggenbij was blijk
baar nog een jong man en werd Frits ge-
no;md, hy heeft op wacht gestaan; bij was
daags ie voren als renend koopman
in het slot gewees*, waar hg zelf den vrfl-
heer heeft gezien. Daar, neem het aan. Én
last me u na ook dankzeggen, dat ge nog
zoo laat in den naebt naar (hier zgt geko
men. Wanneer ge o, doormijn hand te druk
ken, niet bezoedeld acht, dan zou ik da uwe
nog gaarne drukken
„Hier, Dechner, hier ie mgn band. Wie
oprecht berouw heeft, mag men niet ver-
oordeelen. God moge u bijstaan en na veel
storm en schipbreuk ook weder vrede schen
ken en in een veilige haven doen aanlanden.
Wat denkt ge te gaan doen?'
„Ik ga vertrekken, Kyk, dit is een wei
nig geld voor mijn huisheer, het ie de buur
voor de foopende maand. Ik leg het op ign
tafel daar- De oude man hg heet Gebauer
ie een eerlijke kerei, arm als een kerkrot
ik beveel hem in nwe welwillendheid aan,
want op mgn aandringen heeft hg mgn ver
blijf hier niet bij de politie aangegeven."
„Ik zal om dien man denken, mgnheer
Deohner. Waar gaat ge heen F Naar bet bui
tenland F Hebt ge ook papieren noodig FMaar
ik wil me niei opdringen
„Ik heb allee wet ik noodig beo en ik beu
er zeker v»n, dat men mg niet vangen «al."
Hg wierp nog een blik rondom zioh door
de kaoaer en ging dan voort met oen stem,
die hoefde van opgewondenheid„Wan
neer het u hetzellde is, dan zullen we nu
gaan.*
Mijnheer de Redacteur
Naar aanleiding van het ingezonden stuk,
in uw blad van 1.1. Zondag 29 Oct. opgeno
men, zag ik gaarne het volgende door u
geplaatst.
De inzender van genoemd stuk is, buiten
eeiïigen twijfel, een man met karakter, en
gloeit van vaderlandsliefde.
Om niet iets als men kan te wil
len afzonderen en te geven voor die arme
verminkte slachtoffers, die men soldaten
noemt, of voor hunne niet minder getroffen
arme naastbestaanden onverschillig van
welke natie is van een recht geaard mensch,
of iemand zonder kunstkarakter niet denk
baar.
Doch met hand en tand mede te werken,
om die verschrikkelijke middeleeuwsche in
stelling die men oorlog noemt tot het
verledene te verdoemen, is karakter in de
hoogste beteekenis.
Dat vele Nederlanders zonder bijbedoe
ling iets voelen en willen doen voor hunne
zoogenaamde verre stamgenooten pleit voor
natuurlijk karakter, doch dat diezelfde warme
Nederlanders nieta voelen en willen doen
voor het gruwelijke onrecht in hun eigen
vaderland, of de verschrikkelijke moordtoo-
neelen in hunne koloniën is
v r e e m d 1
Dat er in ons vaderland sedert meer dan
driejaren drie onschuldige naar algemeen
wordt beweerd en aangetoond— in den ker
ker smachten naar hunne vrijheid, wordt
door diezelfde warme vaderlanders weinig
of nooit genoemd, en hoe gruwelijk en
moorddadig onze dappere(?) soldaten huishou
den in 't land dat de Atjehers hun vader
land mogen noemen, wensch ik aan te
toonen door het volgende, aan de Javabode
ontleend.
Hoe 't toegaat als de Hollanders, d. w. z.
een beschaafde, christelijke natie, oorlog
voeren.
„De commandant der marechaussées liet
„de genietroepen voorwaarts komen, om
„Doe dan iooh eerst een doek om je
hals. Ge hebt reeds kou gevat, ge moet
voorzichtig zijn."
Een droef lachje speelde er om Peter's
lippen.
„Dank o, Jast, ik heb een doek bepaald
niet noodig. Morgen vroeg ben ik in veilig
heid en dan zal ook mgn verkondheid
wel genezen zijn."
Jast begreep eindelijk, wat Peler bedoelde.
Z|jn hart werd smartelijk getroffen, doch moest
hij betgeen Peter wilde, eigenlgk niet bil-
lgken F In zyn oogen was het doelloos, een
ontoerd leven ook slechts maar een nor te
verlengen.
Peter had da brandende lamp in de hand
genomen en Doodigde den ander door een
hoofdbeweging uit hem te volgen.Zjj traden de
voorkamer binnen, waar Gobauer in
diepe rast lag. Peter gaf de lamp aan Jast,
sloop naar Gebaner's bed en legde op een
tafel daarnaast het geld. „Moge het je goed
gaan, oude, eerlijke ziel." Dat was zyn
eerlijk gemeende afsoheidsgroetNu nam hy de
lamp weer over en verliet met Jnet de kamer.
Ia de keldergang riekte het duf en vuil
uit verscheidene kelders toestroomende,
swesfde hier een verpestenda lacht.
Pe'er spuwde van afsohuw en lachte droef.
„Het ruikt hier bepaald niet tyn:wellichtbrengt
de naaste toekomst het middel, dat ook de
arme arbeider in een goed ingeriohte woning
zyn moe hoofd ter ruste mag leggen."
By de boitendeur zette hij de lamp op den
grond, deed de deur open, blies de lamp
uit en trad met Jast naar buiten- Nadat bij
de deur vau buiten weder had dicht getrok
ken, bood hy Just de hand en zeide/ „Ge
woont immere nog inde Genthinerstraatf.
De ander knikte.
„Dan scheiden hier onze wegen, ik
moet noordwaarts."
„God sg met u, ongelukkige 1' Jast'e stom
beefde.
„Ho, ho, oude vriend," riep Peter met
gedwongen vroolgkheid uit. „Gg zult me toch
geen scène maken F Ik ben geboren
zonder dat men mijne toestemming
heeft gevraagd mij dankt, dat, wanneer ik