Zondag 5 November 1899. T3ste Jaargang Ho. 3465. Boerenbloed. INGEZONDEN. TWEEDE ItLAI). De Thee-avondjes bij A. 6. $us. FEUILLETON. cIMt. De Schager collecte voor Transvaal. Roosje in de bus. Benauwde tijden. De Boeren sullen V winnen. Fan Jan Nus en Joe Chamberlain. VervalscAte telegrammen. De Beer Poorlugael en Schaepman op visite. Een voorzichtige gene raal. De kikker en de os. De goede schutter Staalman Onnoodig léger en onnoo- digegeneraals. Engel- schenvreters. Een bad in Christeu- bloed.Oedwon- gen wanbe- taalster, Schagen 80 October '99. We zateD gezellig te theeën, ik en Roosje. Ik had haar da telegrammeu van Transvaal voorgelezen, de lijsten van Ne- derlandsche giften voor het Roode Kruis en het manifest van Burgemeester Berman. Roosje had bewatsrde oogen. Eerst dacht ik, d»t het was van de te heete thee, maar toen 'k er op zinspeelde grimlachte Roosje en zi, dat 't de Transvaalgeestdrift was. Vooral het burgemeesterlijk manifest had ha r dat gedaan. „Als de dames van de collecte komen, zei ze, ga 'k ze zeil mijn tientje brengeu. 'k Ben blij, dat Schagen óók aan de algemeene d d mee-doet." Juist toen ze dat betuigde, werd er ge- beid. Daar zal je de collecte al hebben, zii ik en 'k trok mijn portemonnaie. Maar 'k bad me vergist de meid diende meneer Berman aan. Wel da's aardig, vond Roosje en ze schikte een kopje bij, vulde bet, lei een koekje op het schoteltje en wachtte. De begroeiing was van Roosje's zijde allerhartelijkst. Ik ben méé" op leeftijd, ik hou me altijd wat meer bezadigd. Da's een goed stukkie van je, bur g-meester, zei ik, toen de beer Berman eindelijk van Roosje's betuigingen verlost was en rustig zit. 't Zal me niks verwonderen of daar komt een aardige duit op. Burgemeester lachte bescheiden. 'k Hoop het, meneer Nus, 28. Na de nitnoodiging van Peter, om te zeggen wet hjj op hei barl had, deed Jast eenige halen aan rijn sigaar, blies dan rook schijnbaar heel onbevangen nit en zeïde toen .Het zal n wellicht reeds be- k nd zijn, dat Kerel Bitter, alias C.rvalho, gevangen is genomeD, en dat een deel van het in Giesdorf gostolen geld op hem bevonden is F* „Dat interesseert mij in het geheel niet, riep Peter nit. Jost deed, alsof hij deze opmer king niet had gehoord en ging nog steeds op gemoedeljjken tooa voort: „Ofschoon nu Bittor, of Garvalho, zijn helpers nog niet heeft verraden, is uw medeplichtigheid reeds bewezen door den brief, dien men on der het venster te Giesdorf heeft gevonden, en bovendien zyt ge door juffrouw von Brank gezien geworden en ook herkend, (oen ge nw hoed opraapte!. Jusi zweeg en keek met belangstelling, welken indruk «yne woorden hadden gemaakt Wanneer hg nog aan Peters schuld had ge twijfeld, het voorkomen, dat deze nu tei sten gaf, moest eiken twyfel doen verdwijnen. Het voorhoofd in rimpels getrokken,de handen als in onmacht tot vuisten gebald,den adem hoorbaarjen snuivend door de neusgaten inha lend en uitstoatend, zoo «at bg aan de ta fel. Emdelyk echter riohtte hg zioh ener giek op, schudde do verlamming, die zich op zijn leden had gelegd, van riob af en zeide vast besloten: .Welnu dm, mgnheer Timt daar gs reeds zooveel weet, moet ge dan ook maar alles vernemen.'' Eu nu schilderde hg zyn betrekking tot Carvalho, hoe deze hem in «gn netten had gevangen en hem tot medeplioht.gheid had verleid, en det hg reeds van den beginne af Nee, d.,'8 wel zeker, vond Roosje Wie op zoo'a warm stuk niet gaf, had geen hart. Of 't zit er niet kn, zei ik, altijd practisch, waarop burgemeester opmerkte, dat het er niet zoo weinig kon aanzitten, oi men was wel in staat wilt te geven. O zjker, zei ik, o zeker en ik ver moed dat Schagen wel uit 'r slof zsl schie ten. Van onze goede gemeente zal wtl een behoorlijk aandeel in de algemeene verpisegkosten komen. Ik heb er zelfs een oogenblik over gedacht, zei ik, en ik knipoogde burgemeester toe, om Roosje zelf mi le geven asn de dames van de collecte, want zij is een kranige ziekenop passer: s. Ze zal wst zwaar in de bus wezso, lachte bcigemer ster, waarop Roosje beschei den bloosde en me een woedenden trap onder tafel gaf. 't Zijn benauwde tijden, meneer Nus, zei burgemeester, ernstig. Zeg dat wel, meneer Berman, zeg dat wel. Die Boeren-oorlog is,zoo dadelijk na de vredes3onlerentie, een heel triestig ding, Maar er is één troost, één groote troost D# Boeren ziü'en 't winnen. Gelooft u óók niet P Burgemeester zei, dat hij 't zeer waar schijnlijk achtte. Zeer waarschijnlijk, burgemeester, neen, zeer stellig. En dat vreezen de En gelschen ook al wel. Ik heb een neef in Londen, meneer Berman, Jan Nus, een broers kind, u kent bem misschien wel, nou, die is bij Jue Chamberlain als kind aan huis. Hij is er, of hij moet er komen. Ik heb hem geschreven, dat hij er vandaan moest blijven, want dat ik hem anders onterven zou. Die vriendschap beviel me niet. Chamberlain is een spacnlant en ik ben bang van speculanten, M'c goeie geldje mag niet aan speculaties weggegooid worden. Maar de jongen antwooidde me, dat hij, als geboren Schager, genoeg gezond verstand had om zich niet door Chamberlain in de luren te laten leggen en dat hij een oog in 't zeil hield. Hij schreef me gisteren nog, dat Joe alles behalve gerust is en dat hij heel wat moeite doet om zich een air te geven. Hij hteit een msssa aandeelen in de goudmijnen bij Johaouisburg en om dat hij die de hoogte in wilde hebben, is bij den oorlog begonnen. Want hij is van alles de schuld, schreef Jan me. Ik zocht in mijn binnenzak en vond er den brief van den jongen. Luister maar eens, meneer Berman, zei ik, hier heb je eon echt stukje Eogel- sche politiek, waarmee de wereld gelukkig maar een paar dagen gefopt is. En ik las een gedeelte uit Jan's briet voor: .Toevallig zat ik gisteren bij Chamber- z/lain, toen er van het ministerie een tele- „gram uit Zuid-Afrika kwam, met verzoek „om het persklaar te maken. Ik heb onbe- scheiden in dat telegram geneusd en er «rzelfs een copietje van kunnen nemen. „En nu leg ik er voor de aardigheid naast, „wat Chamberlain ervan gemaakt heeft. Het echte telegram. Toestand hachelijk. Boeren rukken van alle zijden op. Herhaaldelijk aanvallen, d*t bij grepen, had bij was by het gebeurde, als het verlies van eijne eer, had verafschuwd. Maar Jast moest niet van bem denken, zioh aan dat gestolen geld bad ver voor den drommel neen 1 Daartoe te goede grondbeginselen, daarvoor een te fatsoenlijk msnschtiet Óen penning had hij van het geld gekregen, dat op bavel van den onbekende door het co mité van „de mannen van de daad" in beslag was gesomen, om het doel van bet anar chisme te bevorderen .Of om mijnheer Carvalho een prettig leven'je te bezorgen,® zeide Jus! spottend. „Geloof na loch niet, dat zulk een schurk da kistanjes uit het vuur zal halen voor een ander; dat doet alleen maar een goedgeloovige ziel als jij. Overigens ver heugt hei me, dat ik gelijk heb gehad: ik «eide reeds tegen mijnheer Telitot eau ge- meenen diefstal is Poter D;cbner niet in staat, de zaak moet zioh anders hebben toe gedragen, en mynhaer Teil was dat dadelijk met mjj eens." Teil was dat dadelijk met n eens? Mijn stiefbroer, die mij haat en vreest P Zeg eens, mijnheer Jast, wanneer is hij mijn schuld (e weten gekomen F" „Reede den eersten dag van het ondersoek, toen hij buiten op Giesdorf den brie: vood,s „En hjj heeft zich niet gehaast, om tegen mij op te treden F" „Hg wilde dat niet doen, daar hij maar steeds niet gelooven kou, dat ge een dief en en oen inbreker waart." Over Peler's gelaat vloog er n glar a van vreugde: „Dat had ik van^mijnbeer mijn stiefbroeder in 't geheel niet verwacht. Wil by mij dan vorder ook met vrede laten F" Deze vraag bracht Jast tot het eigenlijke doel van zgu komst terugofschoon hg ook zonder medeweten van Teil hierheen was gegaan, hoopte hjj toob, dat hetgeen hg dacht te bereiken, met do stille wen- sohen van Teil overeen zou stemmen. „De tgd van u langer te kunDen ontzien, is jammer genoeg morgen reeds voorbg, daar andoren ook van nw schuld jels weten. Mgnheer Deohner, waoht het hier toch niet af, tot ge gearresteerd zult worden 1 waarbij wij steeds genoodzaakt zijn tevug te trekken. Ta zamen reeds 150 dooden en 1000 gewonden. Stemming van troepen last te wenschen over, er begint vrees te heerschen voor bet welgemikts geweervuur de? Boeren. Weet niet hoe T af moet looptn. Stelling Glencoc-Dundee prijs ge geven. Acht Ladysmith en Mafekiug ver loren. B.in ook bang voor Pietermaritzbarg. Cu ze sterkte 3000 man en 12 kanomen. Tracht uw mijnaandeelen te verkoopen esr het te laat is. Rhodee. Het telegram voor de pers. Toestand schitterend. Boeren zijn totaal ontmoedigd. Pogingen om de onzeo aan te vallen worden steeds met succes afge slagen, Eogel8cheu dwingen Boeren tot aftocht. Boeren verloren 150 dooden en 1000 gewonden. Onze troepm zijn vol geestdrift en overtuigd van de overwinning. Onze aanvoerders hopen spoedig naar Pre toria op te rukken. Voorloopig is stelling Gltncoe—Daudee met esn meesterlijken af tocht verlaten. Lvdysmith en Mafekiog hebben niets te vreezen. Onze sterkte 9000 man en 86 kanonnen. Hoe vindt u 't Is 't niet schande lijk vroeg ik. 't Is Engelich I zsi Roosje. Lui, die zoo liegen moeten, hebben toch niet veel vertrouwen in hun over winning, beweerde ik en dat vond burge meester ook. Op dat oogenblik diende da meid twee heeien aan, die met den avondtreia geko men waren. M'u ouwe vriend generaal De Baer Poortngael en m'n goeie óók ouwe vriend SchaepmaD. Ze waren al gauw in onze theeconver- satie geïnstalleerd, 't Gesprek ging eerst over koetjes en kalfjes, tot burgemeester Berman 't met Schaepmau aaolei over de Ongevallenwet. Nu, we lieten die beide mannen maar wat piaten, en we luisterden. Schaepman had goeien moed. Als de Boe ren zoo zeker winnen als de Ongevallenwet aangenomen wordt, ziet liet er voor de Engelschen slecht uit, zei hij. Het deed me goed dit Schaepman zoo sprak, maar De Beer Poortugae! trok er een leelijk gezicht bij. Da generaal vindt, dat we niet zoo'n praats moesten hebben, zei Roosje scham- pe'. Juist mejuff-r, getuigde De Beer buigend. Wij zijn een kleine natie en ik zie met leede oogen aan, wat al gerucht daarvan uitgaat in deze dagen. Een kikker moet zich niet willen opblazen tot een os. Susst sasst, De Beer, riep Schaepmau. Datzelfde heb je al verteld in de N i e u- e Rotterdammer, maar dat is nn al voldoends weê-legd. Volstrekt niet, riep De Beer, vol ijverig. Dat kan niet weerlegd worden. Want da's de waarheid. Wij maken veel drukte ia deze dagen, maar dat helpt den Transvaler weinig ea 't kan ons in moei lijkheden met Engeland brengen. Dus de inzamelingen voor 't Roode Kruis O nee burgemeester, die niet. Da's heel goed. Maar al die drukte over vrij willigers aanwerven. Want dat mag niet. Vlucht Beis dadelijk van hier Wanneer ge geld voor nw reis noodig hebt, ik zal zorgen dat ge het krggt.® Hij had reeds zgn notitie-boekje nit zijn zak gehaald en nam daar bankpapier nit. „Wie biedt mg dat geld voer de vlucht aan? Ook mijn stiefbroer F" „Neem hel aan, dat ie alleen hier hoofdzaak. Gij behoeft niet te welen, uit welks bron dit gold vloeit." Dat hg het zelt was, die in het belang van T.ll dit offer bracht, dat kon hg toch moeilgk zeggen. Maar zyn ontwijkend antwoord scheen den acdar slechts gelijk te gaven. Peter stond daarom op, maakte esn afwerende hand beweging en zeide„Sf63k het geld in uw »ak! Breng mijn broeder William myo har- telykstan groet sn dank Hy moet ray ver giffenis schenken, wanneer ik hem verdriet heb aangedaanik ben er de schold niet van geweest, maar wel die ongezonde maat schappij wier offer ik ben, en waarvan bij eveneens het oftar is, want men behoeft hem maar aan te zien, om te kannen be seffen, dat bij niet gelukkig is. Wijvgnallea ziek, zies tot in bet merg onzer beenderen, zelfs die sociale wonderdokters konden ons niet geneien. Wanneer wy leiders ouder eikaar waren, dan konden wjj zelfs elkaar niet tonder lachen iu de oogen zieo, want geen enkele geloo'de aan^het heilzaam van onze met marktgeschreeuw aangeprezen middelen wy waren bedriegers, die slechts speculeerden op de licbtgoloovigheid der me nigte en we tonden raar hebben staan ky- ken, wanneer plotseling «1 dis zoo heftig a/ge dreigde verbeteringen eensk'aps euui waren gekom.n- Wat hadden wy, aanvoedars, dan moetin beginnen F we waren broodeloos ge weest. „Wat ons moet helpen, weet ik niet, maar zoodra ons dapper, edel Dnitseh volk zich zal hebben losgemaakt van die verderflyke, verslikkende omarming der sociaal-democr*- tie, wanneer men die longen-apostels ver- drjft, dan zal er wel een middel worden ge- vondm, om de toestanden, om het leven W6er gezond te maken. Groet William en ook Adolf, mijn eigen broeder. Hem zal het aan nieta ontbreken, bg is eenvoudig Nu, dit gibeurf toch ook niet, zei ik. Staalmm zou eerst gegaan zijn, maar die is gebleven omdat ie bij de Ongeval lenwet zio noodig was, maar anders is er nog niet ernstig over hulptroepen gedacht. t Is jammer dat Staalman maar Diet gegaan is, zei Schaepman, lachend achter zijn bril. Hij is zoo'n goed schutter Met spek vulde Roosje aan en Schaepman lachte héél vroolijk. Ictneschen had ik De Beer aangeklampt. Jongens generaaltje, wat is me dat stnkkie vart je tegengevallen. Een gene raal, een legeraanvoerder, de man van moed praat zóó. Hoe moeten onze staats lieden dan wel praten O, die praten heel wat minder tam, merkte Schaepman op. Als je maar eau greintje rechtsge voel hebt, moet je dan niet verontwaardigd wezen om de roovertaktiek van Engeland I vroeg ik. Zeker, zeker, zei de generaal, maar je moet die verontwaardiging niet zoo toonen. Wel, je denkt er al heel lakoniek over, amice. Onbegrijpelijk lakoniek. Zoo'n laiaser-aller is mij onbegrijpelijk 1 Als jc ons dan persé onbevoegd vindt om iets te doen Zeker, dat zijn we ook, wij kleine natie Schaf dan ook ons leger af. Als we toch altijd heel koest en timide moetsn zijn, hebben we geen soldaten noadig. En geen generaals, voegde Roosje er schamper bij. Generaal, nog een kopje thee Daar is veel waars iD, zei Schaep man en ook Berman knikte toestemmend. De generaal keek ons eens aan. Jullie zijn Engelschen vreters, zei hij. O, wat mij betreft, ik zou mijn ouwe maag wel willen bederven aan Chamberlain, Rhodes en Jamcson, zei ik en Schaepman verklaarde, dat hij meê wilde eten als 't er op asn kwam. Onze geestdrift deerde den generasl niet. Ik blijf er bij, we moesten niet al te veel drukte maken, anders krijgen we 't met Engeland te kwaad. Maar generaal, de heel» wereld is in dezen het met ons eens. Hier is een plaat van de R i r e, waarin de ouwe koningin Victoria in hnar badknip zit en daarbij het onderschrift: »Hoe heer lijk, dat ik vóór mijn dood nog eens een bad inChr,istenbloed kan nemen". Zoo denkt de beele wereld er over en U, generaal, zon willen, dat wij een vriendelij k-lacheud gezicht tegen het perfile Albioa trokken Daar doe ik niet aan mtê, zei Schaepman. En ik óók niet, zei burgemeester. Nou, dat moeten de hveren weten. Maar ze brengen 'l land in gevaar. Dan is U er oii ons te helpen, generaal, zei Roosje. De gen'raai zweeg en keek in zijn thee. Eau oogenblik later brak de visite op, In de gang nam ik burgemeester even apart. „Zeg, burgemeester," zei ik, „ik wilde je daareven niet aanklampen waar Roosje bij was, want zie je, die is in den regel zoo scherp en zegt maar zoo ronduit wat z-) op de tong heeft, msar ji moet me toch even vcrUlen, hoe ol jelui in den r .ad het iu 's hemels naam in je hoofd hebt kunnen krijgen, die juffrouw v. d. Harst voor e^n inkomen van f 1000.in den Hootdelijken Omslag aan te shan. Ea nn hebt jelui dat goeie menscb nog wel verplicht een brief te schrijven, om zoodoende vrij te kunnen komen van be lasting, die ze niet moest betalen, en nu 'de wet een goedgunstigf(P) beschikking niet toeliet, geeft UEdelachtbare haar den raad, dat, als ze toch vrij van die niet-te- behoeven—te—betalen bebsticg wil, zij dan maar op het lijstje van de wanbetalers moet ga>n staan. Maar burgemeester, 't ware b<Aer geWat ik beter oordeelde, wachtte burgemeester niet af, hij wenschle me haastig goeien avond en verdween. Ik keek hem eerst wel wat beteuterd na, want ik had nog heel wat op mijn lever en 't wa3 meteen zoo'n mooie gelegenheid geweest, om 'm eens te polsen over die nieuwe verordening, die hij, zooals gezegd wordt, aan den Raad wil voorstellen over bet kunnen handhaven van geheele Zon dagsrust voor onze ambtenareD van den bur gerlijken stand. (Niet geplaatste ingezonden stukken worden nimmer teruggegeven en zonder eenige eiachen en aan hem zal het woord bewaarheid wordendie niet eisehcu van het leven, ontvangen soatjjds veel." Hij greep in zyn borst'-ak en haalde er een papier uit: „Brang dit aan Wiliiam, het is een nauwkeurige i n gestrenge beschryving van hetgeen er is voorgevallen iu dien on- zaligen nacht. Ik had er eigenlyk een en ander wenschen by te voegen, maar ik ge loof, d«t hei niet noodig is. Alles, wat de moeite waard wat: om verteld te worden, beb ik gozegd. Over den derden persoon, die debet ean den diefstal is geweest, kan ia niele nauwkeurigs zeggenbij was blijk baar nog een jong man en werd Frits ge- no;md, hy heeft op wacht gestaan; bij was daags ie voren als renend koopman in het slot gewees*, waar hg zelf den vrfl- heer heeft gezien. Daar, neem het aan. Én last me u na ook dankzeggen, dat ge nog zoo laat in den naebt naar (hier zgt geko men. Wanneer ge o, doormijn hand te druk ken, niet bezoedeld acht, dan zou ik da uwe nog gaarne drukken „Hier, Dechner, hier ie mgn band. Wie oprecht berouw heeft, mag men niet ver- oordeelen. God moge u bijstaan en na veel storm en schipbreuk ook weder vrede schen ken en in een veilige haven doen aanlanden. Wat denkt ge te gaan doen?' „Ik ga vertrekken, Kyk, dit is een wei nig geld voor mijn huisheer, het ie de buur voor de foopende maand. Ik leg het op ign tafel daar- De oude man hg heet Gebauer ie een eerlijke kerei, arm als een kerkrot ik beveel hem in nwe welwillendheid aan, want op mgn aandringen heeft hg mgn ver blijf hier niet bij de politie aangegeven." „Ik zal om dien man denken, mgnheer Deohner. Waar gaat ge heen F Naar bet bui tenland F Hebt ge ook papieren noodig FMaar ik wil me niei opdringen „Ik heb allee wet ik noodig beo en ik beu er zeker v»n, dat men mg niet vangen «al." Hg wierp nog een blik rondom zioh door de kaoaer en ging dan voort met oen stem, die hoefde van opgewondenheid„Wan neer het u hetzellde is, dan zullen we nu gaan.* Mijnheer de Redacteur Naar aanleiding van het ingezonden stuk, in uw blad van 1.1. Zondag 29 Oct. opgeno men, zag ik gaarne het volgende door u geplaatst. De inzender van genoemd stuk is, buiten eeiïigen twijfel, een man met karakter, en gloeit van vaderlandsliefde. Om niet iets als men kan te wil len afzonderen en te geven voor die arme verminkte slachtoffers, die men soldaten noemt, of voor hunne niet minder getroffen arme naastbestaanden onverschillig van welke natie is van een recht geaard mensch, of iemand zonder kunstkarakter niet denk baar. Doch met hand en tand mede te werken, om die verschrikkelijke middeleeuwsche in stelling die men oorlog noemt tot het verledene te verdoemen, is karakter in de hoogste beteekenis. Dat vele Nederlanders zonder bijbedoe ling iets voelen en willen doen voor hunne zoogenaamde verre stamgenooten pleit voor natuurlijk karakter, doch dat diezelfde warme Nederlanders nieta voelen en willen doen voor het gruwelijke onrecht in hun eigen vaderland, of de verschrikkelijke moordtoo- neelen in hunne koloniën is v r e e m d 1 Dat er in ons vaderland sedert meer dan driejaren drie onschuldige naar algemeen wordt beweerd en aangetoond— in den ker ker smachten naar hunne vrijheid, wordt door diezelfde warme vaderlanders weinig of nooit genoemd, en hoe gruwelijk en moorddadig onze dappere(?) soldaten huishou den in 't land dat de Atjehers hun vader land mogen noemen, wensch ik aan te toonen door het volgende, aan de Javabode ontleend. Hoe 't toegaat als de Hollanders, d. w. z. een beschaafde, christelijke natie, oorlog voeren. „De commandant der marechaussées liet „de genietroepen voorwaarts komen, om „Doe dan iooh eerst een doek om je hals. Ge hebt reeds kou gevat, ge moet voorzichtig zijn." Een droef lachje speelde er om Peter's lippen. „Dank o, Jast, ik heb een doek bepaald niet noodig. Morgen vroeg ben ik in veilig heid en dan zal ook mgn verkondheid wel genezen zijn." Jast begreep eindelijk, wat Peler bedoelde. Z|jn hart werd smartelijk getroffen, doch moest hij betgeen Peter wilde, eigenlgk niet bil- lgken F In zyn oogen was het doelloos, een ontoerd leven ook slechts maar een nor te verlengen. Peter had da brandende lamp in de hand genomen en Doodigde den ander door een hoofdbeweging uit hem te volgen.Zjj traden de voorkamer binnen, waar Gobauer in diepe rast lag. Peter gaf de lamp aan Jast, sloop naar Gebaner's bed en legde op een tafel daarnaast het geld. „Moge het je goed gaan, oude, eerlijke ziel." Dat was zyn eerlijk gemeende afsoheidsgroetNu nam hy de lamp weer over en verliet met Jnet de kamer. Ia de keldergang riekte het duf en vuil uit verscheidene kelders toestroomende, swesfde hier een verpestenda lacht. Pe'er spuwde van afsohuw en lachte droef. „Het ruikt hier bepaald niet tyn:wellichtbrengt de naaste toekomst het middel, dat ook de arme arbeider in een goed ingeriohte woning zyn moe hoofd ter ruste mag leggen." By de boitendeur zette hij de lamp op den grond, deed de deur open, blies de lamp uit en trad met Jast naar buiten- Nadat bij de deur vau buiten weder had dicht getrok ken, bood hy Just de hand en zeide/ „Ge woont immere nog inde Genthinerstraatf. De ander knikte. „Dan scheiden hier onze wegen, ik moet noordwaarts." „God sg met u, ongelukkige 1' Jast'e stom beefde. „Ho, ho, oude vriend," riep Peter met gedwongen vroolgkheid uit. „Gg zult me toch geen scène maken F Ik ben geboren zonder dat men mijne toestemming heeft gevraagd mij dankt, dat, wanneer ik

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 5